• No results found

Na de Amerikaanse verkiezingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Na de Amerikaanse verkiezingen "

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

G. van Benthem van den Bergh

Na de Amerikaanse verkiezingen

Nu de verpletterende nederlaag van Goldwater, die vanaf het begin van de verkiezingscampagne werd voorspeld, een feit is, moeten we ons afvragen waarom wij toch tot het laatste toe bang zijn ge- weest, dat hij het nog zou halen of althans maar net op het nipper- tje zou worden verslagen. Ik geloof, dat ik niet alleen voor mezelf spreek, als ik zeg, dat ik weinig vertrouwen in het oordelingsver- mogen van het Amerikaanse electoraat had. Misschien heeft dat iets te maken met een overblijfsel van anti-Amerikanisme

à

la Huizinga of Ter Braaks 'Waarom ik Amerika afwijs', misschien is het een ver- kapte uiting van Europees superioriteitsgevoel (waarmee veel Euro- peanen zich verdedigen tegen het besef van hun achterstand op wetenschappelijk en organisatorisch gebied). Maar wat ook de verklaring van onze angst en scepsis moge zijn, zeker is, dat zij niet door de feiten te rechtvaardigen zijn. De Amerikaanse kiezer is ons vertrouwen waard.

Om die stelling te funderen moeten we ons terdege realiseren, wat er nodig was om Johnson meer dan 61% van de stemmen te doen krijgen. Kennedy haalde in 1960 slechts 49,7%. Dat betekent, dat Johnson nu ruim 7 miljoen stemmen meer dan Kennedy heeft ge- kregen. Maar dat is nog niet alles. Goldwater heeft in de 5 staten in het Zuiden, die hij heeft gewonnen dank zij de stemmen van de 'arme blanken' op het platteland (dat Johnson hem in de steden de baas was is een bemoedigend teken en een bewijs van de ook poli- tiek gunstige gevolgen van de toenemende industrialisatie van het Zuiden) ruim een miljoen stemmen meer dan Nixon in 1960 be- haalde.1 >Daar staat dan tegenover, dat Goldwater in de staat New York meer dan 1 miljoen stemmen minder kreeg dan Nixon. Deze vergelijkingen zijn legitiem, omdat het totaal aantal uitgebrachte stemmen ongeveer gelijkgebleven is. Dat is een van de voorspel-

1 Als alle negers in die staten hadden kunnen stemmen had Gold- water alleen in zijn eigen staat gewonnen, en dat nog met een uiterst krappe meerderheid.

809

(2)

ili 'I,

11

r

~I ~

I

'

1 ,''

I

t

I

I

~.

li

l d

lingen, die niet is uitgekomen; men verwachtte 3 miljoen stemmen meer.

Het zijn geen Goldwateraanhangers, die zijn weggebleven on- danks het fraaie weer. Johnson heeft in de traditioneel republi- keinse staten als Vermont (dat nog nooit een democraat had ver- kozen), Maine en New Hampshire in Nieuw Engeland en Kansas ('de meest republikeinse staat in de unie'), Wyoming, Nebraska, Noord en Zuid Dakota in het Westen een ruime meerderheid ge- haald.

In een aantal van die staten, waarvan de resultaten reeds vol- ledig bekend zijn, blijkt het totaal aantal uitgebrachte stemmen in 1964 lager dan in 1960 (Idaho, Kansas, Indiana, Nebraska, New Hampshire en Vermont) en het laat zich aanzien, dat dit in de overige ook het geval zal zijn. We mogen aannemen, dat de weg- blijvers niet op Goldwater wilden stemmen, maar het vanwege de voorspelde grote meerderheid van Johnson ook niet nodig vonden om hun trouw aan de republikeinse partij volledig te verloochenen en op een democraat te stemmen. We kunnen zelfs nog verder gaan en stellen, dat Goldwater een groot aantal stemmen te dan- ken heeft aan de voor hem ongunstige voorspellingen, d.w.z. dat veel republikeinen, daarin voorgegaan door Eisenhower en de grootmeester van het opportunisme Nixon, op hem hebben gestemd in de overtuiging, dat het toch geen kwaad kon en dat er dan ten- minste nog iets van de republikeinen

'ZOU

overblijven.

Het is dus niet alleen het percentage, maar ook de opbouw ervan en de nevenverschijnselen, die de overwinning van J ohnson tot een ,'overtuigend bewijs van het gezond verstand van de Amerikaanse kiezers maken. Ik leg hier zo de nadruk op, omdat het verleidelijk is het tegendeel te beweren en te wijzen op de ruim 26 miljoen stem- men, die Goldwater dan toch maar gehaald heeft. Zelf doet hij dat ook door te stellen, dat al die kiezers achter de 'conservative cause' staan. Dat is natuurlijk onzin.

Het is van groot belang, dat wij in de Amerikaanse kiezers ver-

trouwen kunnen stellen. Bij de argumenten, die worden gebruikt

om de wenselijkheid van een Europese atoommacht aan te tonen,

behoort, dat het zowel ondemocratisch als gevaarlijk is om de ver-

kiezing van de man, die in het Atlantisch verbond verantwoordelijk

is voor de beslissing al of niet atoomwapens in te zetten, aan het

Amerikaanse electoraat over te laten. Het komt mij voor, dat dit

argument nu afdoende weerlegd is, tenzij men het democratisch

beginsel zwaarder laat wegen dan de zekerheid, dat de beslissings-

bevoegdheid in goede handen

is.

(Hij zal dan nog moeten

af-

(3)

wachten hoe democratisch het met een Europese atoommacht zal toegaan.)

Dat de Amerikaanse President ook de 'vertrouwensman' van de Westerse wereld is, wordt ook hier terdege beseft. De enige reden, waarom de 'internationalist intellectuals' zich zo voor Johnson heb- ben ingespannen, zo zei me een collega, was dat er bij verkiezing van Goldwater onherstelbare schade aan juist die functie van de President zou zijn toegebracht.

Het is nog niet mogelijk de verkiezingsuitslagen te analyseren, omdat alleen de totale cijfers per staat bekend zijn en men dus nog weinig weet over de verdeling in grote en kleine steden, tussen stad en platteland, tussen ethnische groepen enz. Dank zij de voortref- felijke verzorging van 'election night' door de drie grote televisie- maatschappijen, die een gezamenlijke organisatie voor het ver- zamelen van de cijfers hadden opgezet, maar aparte computer- installaties en verkiezingsspecialisten er op na hielden, die voor- spellingen deden (NBC voorspelde om kwart voor zeven, dat John- son met een meerderheid van 60

à

70% zou winnen en CBS ver- klaarde om negen uur, dat Johnson in voldoende staten als winnaar beschouwd werd om het benodigde minimum van 270 stemmen van kiesmannen verkregen te hebben) en de cijfers interpreteerden, beschik ik toch over een aantal interessante gegevens.

De republikeinen hebben in 1964 alle stemmen gekregen, die in 1948 door de dixiecraten onder leiding van Stram Thurmond, de democratische senator, die als gevolg van de candidatuur van Goldwater republikein is geworden, werden behaald. Hoewel het aantal negers, dat dankzij de registratieacties2) in de Zuidelijke staten heeft kunnen s(emmen, sterk is toegenomen, was het niet voldoende om de toeneming van het aantal blanke kiezers te com- penseren. Vrijwel alle negers, zowel in het Zuiden als in het Noor- den hebben op Johnson gestemd, maar in Massachusetts werd attorney-generaal Brooke, een republikeinse neger, met een com- fortabele meerderheid verkozen, terwijl Johnson daar toch meer dan 80% van de stemmen kreeg.

2 In de zuidelijke staten moet een neger, die zich wil laten inschrij- ven een soort examen afleggen, dat er op gemaakt is hem dat niet te laten halen. De afgelopen zomer hebben studenten en 'civil rights workers' uit het noorden acties ondernomen om de negers zich te laten inschrijven. Zij hadden hun hoofdkwartier meestal in negerkerken. Dat zijn de kerken, die van de zomer zijn opgeblazen of in brand gestoken.

811

(4)

' ,, ,, I,

I , ' I

Jl

I

Men had verwacht, dat hier tegenover zou staan, dat Johnson in het Noorden stemmen zou verliezen als gevolg van het rassenvraag- stuk, omdat veel blanke arbeiders bang waren als gevolg van de wet op de burgerrechten hun baan te verliezen en niet in dezelfde straat met negers willen wonen. Er waren indicaties voor dit ver- schijnsel in de onverwachte successen, die de segregationistische Goeverneur Wallace in het midden-westen had behaald. Maar van deze zgn. 'white backlash' is gelukkig vrijwel niets gebleken, ook niet in de plaatsen waar Wallace zo succesvol was. Alleen bij Poolse arbeiders in de staalindustrie in Baltirnare kreeg Goldwater 13X meer stemmen dan Nixon in 1960. Dit betekent niet, dat de racisti- sche gevoelens er niet zijn, het betekent alleen dat deze niet van invloed waren op het kiezersgedrag. Maar ook deze bewering moet nog worden gekwalificeerd. In Californië, waar Johnson een meer- derheid kreeg van 1.200.000 stemmen, werd Pierre Salinger, de voormalige perschef van Kennedy, verslagen door de gewezen filmacteur George Murphy, die bovendien een aanhanger van Goldwater is. De enige verklaring, die daarvoor kan worden ge- geven is, dat Salinger zich in krachtige bewoordingen had uitge- sproken tegen 'proposition 14', die als de kiezers zich er voor zouden uitspreken de uitvoering van een wet, die discriminatie bij verkoop en verhuur van huizen verbiedt, onmogelijk maakt. 'Proposition 14' werd met 2 tegenstemmen aangenomen. Men zou hieruit kunnen opmaken, dat Johnson door een groot aantal kiezers gekozen is omdat zij Goldwater op buitenlands politiek gebied niet vertrouw- den. Maar tegen deze argumentatie pleit weer dat Goldwater in een aantal andere staten juist zijn aanhangers en niet de gematigde, 'liberal' republikeinen in zijn val heeft meegesleept.

In zijn eigen staat Arizona, waar hij zelf won, werd zijn eigen- handig uitgezochte kandidaat voor het goeverneurschap verslagen door een vooruitstrevende democraat. Goldwater heeft over het algemeen ook niet bij de ene sociale of ethnische groepering meer stemmen gekregen dan bij de andere. Johnson bleek het bij alle inkomensklassen en bij alle ethnische groeperingen beter dan Ken- nedy te hebben gedaan; alleen bij de katholieken bleef hij wel eens wat achter. Deze laatste gegevens zijn echter nog maar in- cidenteel. Het is heel goed mogelijk, dat er nog opvallende feiten aan het licht komen als de volledige cijfers door de bestudeerders van kiezersgedrag zijn geanalyseerd.

Er kan wel met een redelijke mate van zekerheid wat worden ge- zegd over de kansen van J ohnson om zijn programma van wetgeving

812

(5)

door Senaat en Huis van Afgevaardigden te krijgen. De democra- ten hebben hun meerderheid in de Senaat nog met een zetel ver- groot, maar de meeste moeilijkheden werden niet daar maar in het Huis van Afgevaardigden gemaakt. De democraten hebben in het Huis nu niet alleen een nettowinst van 39 zetels behaald (de ver- deling is nu: democraten 296 tegen republikeinen 139 zetels), maar bovendien de coalitie van republikeinen en conservatieve democra- ten uit het Zuiden gebroken. In het Noorden zijn een flink aantal conservatieve republikeinen gewipt, terwijl een paradoxaal gevolg van het succes van Goldwater in het Zuiden de verkiezing van 7 republikeinse afgevaardigden in Georgia, Alabama en Mississipi was. De democraten, die zij hebben verslagen, bekleedden vanwege hun senioriteit sleutelposten in belangrijke commissies van het Huis, die de conservatieve coalitie nu dus ook kwijt is. Het is vrijwel zeker, dat Johnson de wetgeving betreffende gratis medische ver- zo~ging voor ouden van dagen, het hulpverleningsprogramma voor Appalachia, de armste streek van Amerika, en het algemene regio- nale hulpverleningsprogramma, die het vorige Huis niet heeft willen aannemen of waarvan de behandeling door het Huis door een van de commissies, waar de conservatieven het voor het zeggen hadden, werd verhinderd, nu aangenomen zal weten te krijgen.

Over de verdere plannen van de Johnson-administratie is nog weinig te zeggen. Johnson heeft zijn droom van de 'great society' alleen in de meest algemene termen uitgewerkt en over de middelen om er te komen helemaal niets gezegd. Er zijn wel voor alle onder- werpen van federale zorg 'task forces', commissies van experts, in- gesteld, die plannen en voorstellen aan Johnson moeten voorleggen, maar de inhoud daarvan is nog niet bekend.

Een interessant onderwerp van speculatie is nog wat er zich nu binnen de republikeinse partij zal gaan afspelen. De strijd om de leiding is de dag na de verkiezingen al begonnen. Goldwater ver- klaarde in zijn tot het laatst mogelijke moment uitgestelde toe- spraak, waarin hij zoals dat in Amerika gebmikelijk is zijn verlies moest erkennen, dat hij niet van plan was de leiding uit handen te geven. Helaas zijn ook de gematigde republikeinse leiders wei- nig eensgezind. Er is een duidelijke animositeit tussen degenen, die zich uiteindelijk toch onder de banier van Goldwater hebben geschaard, en zij, die zich zijn blijven verzetten. Nixon deed in een persconferentie een woedende uitval naar Rockefeller, en verklaar- de tevens dat de leiding aan de eerste categorie toekwam.

De moeilijkheid is, dat een Amerikaanse partij nauwelijks na- 813

(6)

tionaal georganiseerd

is.

Een centrale leiding ontbreekt. De partij- apparaten zijn per staat of stad georganiseerd en het geheel is een coalitie van vaak uiterst heterogene elementen. Een daarvan is nu de lelieblanke, volstrekt racistische republikeinse partij in het Zui- den. Wat moeten mensen als Rockefeller, Cahot Lodge en Rom- ney, de als mogelijke kandidaat voor 1968 genoemde goeverneur van Michigan, daarmee aan? \Vat zullen de conservatieven en rechts radicalen doen als de gematigde republikeinen weer het heft

in

handen kunnen nemen? Van het antwoord op die vragen hangt de toekomst van het twee partij-stelsel in Amerika af.

Maar hoe onzeker ook de toekomst is, de aard van de overwin- ning van Johnson rechtvaardigt enig optimisme. Al zijn de proble- men, waar Johnson en zijn regering mee zullen worden geconfron- teerd, reusachtig, er is nu tenminste enige kans, dat er een paar van zullen worden opgelost.

814

(7)

M. van der Stoel

De crisis in de NAVO

Het paradoxale feit doet zich voor, dat nu juist de MLF, door haar ontwerpers gezien als middel om het probleem van de nucleaire zeggenschap binnen de NAVO tot althans het begin van een op- lossing te brengen en de cohesie van de alliantie te versterken, het bondgenootschap in de ernstigste crisis stort die het sinds zijn op- richting heeft meegemaakt. Men dient daarbij echter wel te be- denken, dat het oplevende nationalisme in Europa, met De Gaulle als inspirator en aanvoerder, deze crisis waarschijnlijk hoe dan ook had doen ontstaan.

De MLF zal eerder als aanleiding tot, dan als oorzaak van de crisis moeten worden gezien.

Wij staan voor een uiterst verwarde situatie. De Gaulle, die zich aanvankelijk vrij indifferent toonde - wellicht omdat hij niet ge- loofde in de totstandkoming van een dergelijk project in enigerlei vorm - heeft thans het torpederen van de MLF -plannen tot hoofd- doel van de Franse diplomatie verklaard. Hij laat zijn ministers ver- tellen dat de MLF in strijd is met het Frans"Duitse vriendschaps- verdrag en tegen Frankrijk is gericht. Hij probeert zelfs de indruk te wekken- en het lijkt meer dan louter een dreigement-, dat hij, zo het tot een MLF zou komen, niet zal aarzelen om iedere vorm van actieve deelneming in het NAVO-bondgenootschap te be- eindigen.

In Duitsland woedt een grote slag tussen de 'Atlantici' - met Schröder wellicht als meest resolute exponent - en hen die tot gaullistische concepties neigen, zoals Strauss, von Guttenberg en de nog steeds een actieve rol spelende Adenauer.

De

afloop is onzeker, ten dele omdat men moet vrezen voor een emstig gebrek aan besluitvaardigheid bij de Bondskanselier, maar vooral omdat het vermijden van een keus tussen Washington en Parijs ook door vele niet-gaullisten wordt gewenst.

In Engeland heeft de Labour-regering onmiddellijk na haar op- treden duidelijk weten te maken (het bezoek van Gordon Walker aan Washington) dat de socialistische afwijzing van de bestaande MLF-plannen niet voortkwam uit een anti-Atlantische gezindheid,

815

(8)

I.:

maar juist uit de vrees, dat deze plannen de wezenlijke problemen van de NAVO-samenwerking onopgelost dreigden te laten. Voor hen die de uitspraken van de Labour-leiders in de afgelopen jaren geregeld hebben gevolgd, was dit geen nieuws, maar voor menig- een in Washington was het blijkbaar een welkome verrassing.

In Italië zou het doordrijven van het MLF -project in zijn thans nog bestaande vorm er vermoedelijk toe leiden dat de Nenni-partij uit de regering zou treden en dat een uiterst moeilijk oplosbare kabinetscrisis zou ontstaan.

En wat onze zuiderburen betreft, heeft niemand minder dan Spaak verklaard, dat op het ogenblik in het Belgische parlement geen meerderheid voor de MLF te vinden is.

Griekenland en Turkije zijn zozeer geabsorbeerd door hun con- flict om CyPrus, dat ze in de discussie rond de MLF nauwelijks een mi spelen.

In Canada en de Scandinavische landen overheerst een afwijzen- de en sterk kritische houding ten aanzien van de plannen voor een multilaterale atoomvloot.

Wat uit dit spel van krachten en tegenkrachten, van druk en tegen-

druk

ten slotte zal voortkomen, kan niemand voorspellen. Maar wel is het mogelijk een schets te geven van de oorzaken van de huidige moeilijkheden en van de verschillende keuzemogelijk- heden waarvoor de NAVO- en dus ook Nederland- zal komen te staan.

In het onderstaande zal daartoe een poging worden gedaan.

Het is alleen mogelijk de achtergronden van de huidige crisis te begrijpen, wanneer men de verschillen in het oog houdt, die be- staan tussen de situatie ten tijde van de oprichting van de NAVO in 1949 en thans.

In 1949 kon West-Europa het naoorlogse herstel alleen nog maar voortzetten dank zij grootscheepse Amerikaanse hulpverle- :ning. Er bestond dus een vrijwel volledige economische afhanke- lijkheid van de Amerikaanse bondgenoot. Het Amerikaanse atoom- monopolie was nog vrijwel onaangetast; Rusland was pas in de allereerste fase van de opbouw van zijn atoommacht. Tegelijker- tijd hadden echter de communistische putsch in Praag en Stalins

•blokkade van Berlijn de westelijke mogendheden tot een grotere mate van eenheid gebracht dan ooit tevoren.

In 1964 doet zich een totaal andere situatie voor. Europa is wel-

varender dan 15 jaar geleden kon worden gedroomd. Van een

(9)

economische afhankelijkheid van Amerika is geen sprake meer.

Maar terzelfder tijd heeft de nucleaire situatie zich fundamenteel gewijzigd.

Weliswaar bezitten de Amerikanen nog een ruime voorsprong, maar niettemin weten zij dat in een eventueel nucleair conflict nu ook Amerikaanse stedelijke centra vernietigd kunnen worden. En dit heeft op zijn beurt in Europa aanleiding gegeven tot de vrees, dat Amerika de in het kader van de NAVO gegeven garanties aan Europa niet zal nakomen. Gerechtvaardigd lijkt die vrees niet, want het Amerikaanse eigenbelang staat niet toe, dat West-Europa in communistische handen zou vallen. Maar niettemin hebben we rekening te houden met het feit dat tal van leidende politici en militairen in Europa deze vrees wel koesteren.

Alleen al deze ontwikkelingen zouden al voldoende zijn geweest om de nodige moeilijkheden in de verhouding tussen de VS en de Europese landen te veroorzaken. Wellicht zou echter een voort- zetting van de communistische druk op West-Europa, zoals wij die

in

1949 kenden, ertoe hebben geleid, dat men, noodgedwongen, eerder een formule tot oplossing daarvan zou hebben gevonden.

Nu echter door de desintegratieverschijnselen in het Oostblok de communistische dreiging, althans tijdelijk, verminderd lijkt, krijgen ook de centrifugale krachten in het NAVO-bondgenootschap een veel grotere kans. De Gaulle kan zijn nationalistische spel alleen spelen, omdat de internationale situatie hem dat veroorlooft.

Het is tegen deze achtergrond, dat wij de verschillende keuze- mogelijkheden waarvoor het NAVO-bondgenootschap zich thans gesteld ziet, zullen moeten beoordelen. In theorie kan men een viertal alternatieven onderscheiden:

1. aanvaarding van het MLF-plan in zijn huidige vorm;

2. omvorming, na enige tijd, van de MLF in een Europese atoommacht, niet langer onderworpen aan een Amerikaans veto;

3. ontwerpen van een Atlantische beheersformule voor ten minste de bestaande atoomwapens in Europa en in de wateren rond Europa;

4. de zaken op zijn beloop laten.

Ik herhaal, dat men althans in theorie deze mogelijkheden kan onderscheiden. In de praktijk zullen we waarschijnlijk niet voor een zo duidelijke keuze worden gesteld. Er zijn immers allerlei mengvormen tussen deze vier oplossingen denkbaar. Maar voor een verantwoorde analyse van het problem waarvoor we ons gesteld zien, heeft het maken van deze indeling een zekere betekenis.

817

(10)

i I I

DeMLF

In de eerste plaats dan de MLF. In de discussie over dit vraagstuk ontstaat vaak verwarring, omdat menigmaal niet alleen het be- staande plan tot vorming van een multilaterale vloot van 25 opper- vlakteschepen bewapend met Polarisraketten met de term MLF wordt aangeduid, maar ook allerlei alternatieve multilaterale con- structies. Ik spreek in dit verband alleen over het oorspronkelijke MLF -plan, zoals dit door de Amerikanen is voorgesteld. En ter wille van de systematiek laat ik hier buiten beschouwing de be- faamde ·Europeaniserings-clausule', die thans in de Parijse studie- groep ter voorbereiding van het MLF-verdrag mede onderwerp van bespreking vormt. Weinig onderwerpen zijn in de partij zozeer van alle kanten geanalyseerd en bestudeerd als dit.

Bij deze studie hebben de buitenland-specialisten van de Twee- de-Kamerfractie ook het voorrecht gehad uitvoerige voorlichting te ontvangen van twee bij uitstek deskundige voorstanders van het MLF-project, namelijk de Amerikaan Bowie, die wel als de gees- telijke vader van de MLF mag worden beschouwd en Jean Monnet, die meer dan wie ook zich moeite heeft gegeven om de MLF in Europa aanvaard te krijgen.

Na de vele discussies die reeds hebben plaatsgevonden, kan ik op dit punt betrekkelijk summier zijn.

In de eerste plaats een opmerking over de militaire aspecten van het MLF-project. Voorstanders van de MLF hebben hun vreugde uitgesproken over het feit, dat een studiecommissie zou hebben uitgemaakt dat het project militair gesproken aanvaardbaar zou

·zijn. Met name zou het probleem van de grotere kwetsbaarheid van oppervlakteschepen kunnen worden opgelost, wanneer deze zich maar voldoende spreidden. Onbeantwoord is echter gebleven de vraag, waarom de Amerikanen, ondanks MacNamara's grote voor- liefde voor 'cost-efficiency' en ondanks het feit dat oppervlakte- schepen aanzienlijk goedkoper zijn dan duikboten, voor hun Po- laris-vloot duikboten blijven prefereren.

Onbeantwoord blijft ook de vraag waarom vooraanstaande mili- tairen in Washington een onderscheid maken tussen de 'feasibility' {de technische uitvoerbaarheid) van het MLF-project en de 'de-

sirability' (de wenselijkheid daarvan). Op 13 november jl. berichtte de New York Times uit Washington: 'There appears to begeneral :agreement that the military value of the mixed-manned fleet is questionable. Even American officers who endorsed the project stressed that this has been clone solely in answer to the question whether it was feasible.'

818

(11)

Bij de beoordeling van de wenselijkheid van het project zullen wij overigens ook terdege dienen te bedenken, dat nagenoeg on- vermijdelijk de uitgaven hiervoor ten koste zullen gaan van de uit- gaven voor conventionele bewapening.

In de discussie over de MLF wordt vaak de vraag gesteld: 'Maar erkent u dan niet dat op de dreiging van een groot aantal Sowjet middelbare afstandsraketten, op West-Europa gericht, een ant- woord moet worden gevonden? En beseft u ook niet, dat het beter is, om de NAVO-raketten die deze dreiging moeten neub·aliseren, op schepen te plaatsen dan op het overbevolkte Europese conti- nent?' Ik ben bereid op beide vragen met ja te antwoorden. Maar ik meen dat eerst een prealabele vraag moet worden gesteld, na- melijk deze of de bestaande nucleaire macht van de NAVO al niet voldoende is om deze dreiging te neutraliseren. Ik kan mij daarbij op niemand minder dan MacNamara beroepen, die onlangs in een artikel in de Saturday Evening Post1) heeft geschreven, dat tegen- over 1100 Amerikaanse lange-afstandsbommenwerpers 250 Rus- sische staan en dat de Russen tegenover ruim 800 intercontinentale raketten minder dan een kwart van dit aantal kunnen stellen.

Het lijkt waarschijnlijk, dat de Sowjet-Unie in de komende jaren deze achterstand zullen weten te verkleinen, maar zeker niet ge- heel zullen kunnen inlopen. Maar ook wanneer men ervan uitgaat, dat naar een verdere uitbreiding van het nucleaire potentieel van de NAVO moet worden gestreefd, staat nog allerminst vast, dat de oppervlaktevloot die nu wordt voorgesteld, dan de enige mogelijk- heid daartoe is. Van Amerikaanse zijde is herhaaldelijk betoogd, dat de MLF-oppervlaktevloot in de plaats zou treden van een deel van het Amerikaanse nucleaire programma, dat dan niet ten uitvoer zou worden gebracht.

Dit alles bevestigt de indruk, dat het MLF -project niet zozeer uit militaire overwegingen, als wel op politieke gronden naar voren is gebracht. T.a.v. de politieke aspecten wil ik, hoewel bepaald tegen- stander van het huidige MLF-project, graag erkennen, dat demo- tieven achter het MLF-voorstel ongetwijfeld waardering verdienen.

Men heeft geprobeerd een formule te vinden om het probleem van de nucleaire zeggenschap tot oplossing te brengen. Maar mijn kri- tiek is nu juist, dat men bij de uitwerking van deze op zich zelf zo gezonde gedachte zozeer heeft gefaald.

Een van de voornaamste bezwaren tegen de MLF is, dat zij in wezen niets oplost. Want de zeggenschap die het plan Amerika's

1) Saturday Evening Post, 7 november Ig64.

819

(12)

't

., I

~,I

Europese bondgenoten geeft t.a.v. de centrale vraagstukken van de nucleaire politiek, is miniem. Het voornaamste doel van het MLF-project was ongetwijfeld om de 'Atlantici' in Europa - en vooral die in Duitsland - de helpende hand te bieden bij hun po- gingen om zich staande te houden tegen de opkomende nationalis- tische en gaullistische stromingen, die eisen dat Europa zich be- vrijdt van de 'Amerikaanse hegemonie'. Maar dan moet men iets zinvollers bedenken dan een MLF, die uitsluitend een zekere mate van zeggenschap geeft t.a.v. hooguit 5 pct. van het nucleaire ver- mogen van de NAVO. Waar het in wezen om gaat, is dat de Euro- pese NATO-landen een belangrijke invloed wordt verzekerd op de totstandkoming van vitale beslissingen inzake hun veiligheid zonder dat er meer vingers aan de nucleaire trekker komen. Dat is het kernprobleem.

De MLF schept bovendien weer nieuwe problemen. Het is uiterst ongelukkig, dat de MLF (nogmaals: ik spreek dus over de huidige plannen) een overwegend Amerikaans-Duitse zaak is en dat de overige deelnemers te zamen minder dan een derde van het pro- ject voor hun rekening nemen. Dat betekent, dat ook de toekomstige ontwikkeling van de MLF in de eerste plaats een zaak van Was- hington en Bonn zal zijn.

Amerika geeft te kennen dat de MLF een extra waarborg zal zijn tegen eventuele Duitse plannen voor een zelfstandige atoombewa- pening. Maar is dat zo? De Amerikanen zijn in hun politiek tegen- over zich ontwikkelende nationale kernmachten weinig consequent geweest. Zij hebben gewaarschuwd tegen de force de frappe, maar hebben niettemin besloten aan Frankrijk de tankervliegtuigen te leveren die voor de verwezenlijking van de Franse plannen onmis- baar waren. Is dan wel een resolute houding te verwachten t.a.v.

mogelijke toekomstige Duitse verlangens naar grote zelfstandig- heid? Het lenkt op zijn minst genomen veiliger om Duitsland een aandeel in de nucleaire zeggenschap in te ruimen in een kader waarin behalve Amerika ook de Engelsen een behoorlijke stem in het kapittel hebben.

De MLF kan ook nog niet los worden gezien van haar repercus- sies op de onhvikkelingen in het Oostblok. De Europese satelliet- staten beginnen zich uit Moskous greep los te maken in een tempo dat iedereen verrast. Moeten we nu uitgerekend op dit moment komen met een plan dat ongetwijfeld nieuw voedsel geeft aan de toch reeds zo grote angst voor Duitsland en dat deze landen weer terugdrijft in de armen van Moskou?

Tot dusver heb ik uitsluitend geschreven over de MLF, in de

(13)

r

veronderstelling dat het Amerikaanse veto zou worden gehand- haafd. Maar de aanwijzingen stapelen zich op, dat zowel in Europa als in Amerika een stroming bestaat, die van dit Amerikaanse veto afwil, althans op termijn. Zo dit zou gebeuren, dan zou men na- tuurlijk moeilijk meer kunnen volhouden dat een dergelijke oplos- sing van het zeggenschapsprobleem niet in strijd zou zijn met de gedachte van het tegengaan van de gmei van het aantal atoom- machten (de non-proliferatie-gedachte). Maar een dergelijke opzet zou bovendien nog vele andere ernstige consequenties kunnen heb- ben, die wij in het onderstaande zullen bespreken.

Een Europese atoommacht?

Het is reeds geruime tijd bekend, dat bij de voorbereiding van het MLF-verdrag mede ter sprake staat een clausule die herziening van de conventie mogelijk moet maken, wanneer Europa een gro- tere politieke eenheid heeft bereikt. Er is steeds een sterke neiging geweest, zowel bij Amerikaanse als bij Europese voorstanders van de MLF, om dit te bagatelliseren. Die clausule wordt pas actueel, wanneer de lange weg naar Europese eenheid geheel is afgelegd, zo gaf men te verstaan. En velen hebben ook de verklaring van het Comité Mennet van juli jl., die -met Vondeling als enige tegen- stemmer - het pleit voerde voor een transformatie van de MLF in een Europese atoommacht, in dit licht bezien.

Maar inmiddels is de situatie veranderd. De Gaulle loopt nu storm tegen de MLF en men gaat naar middelen zoeken om hem toch nog in de NAVO-boot te houden. Eén ding staat daarbij vast:

de generaal wil een grotere zelfstandigheid van Europa t.a.v. Ame- rika. Plotseling gaan nu aan alle kanten gedachten leven inzake een 'Europeanisering' van de MLF, die bepaald dan wel niet zou wor- den uitgesteld tot het moment dat een president van de Verenigde Staten van Europa zou worden gekozen. Is het erg gewaagd om te veronderstellen dat de 'spontane en geïmproviseerde' mijme- ringen van onze minister van Landbouw op het AR-partijconvent over een uitbouw van de militaire clausules van een verdrag inzake een Europese politieke unie op zodanige wijze, dat ook Frankrijk mee zou willen doen, ook iets met deze denkbeelden te maken hadden?

Als typerend voorbeeld voor deze verschuivingen in het denken noem ik de speech die de voorzitter van de Duitse Bondsdag, dr.

Gerstenmaier, op 22 oktober jl. in Parijs heeft gehouden voor het Centre d'études de politique etrangère. Ik citeer: 'Die NATO wiir- de sich demgemäsz in der Zukunft, im Bild gesprochen, nicht mehr

821

(14)

als ein Kreis mit dem einen Mittelpunkt (härter gesagt mit der einen Befehlszentrale) Washington darstellen, sondern als eine Ellipse mit zwei Brennpunkten. Der eine Brennpunkt würde sicher Washing- ton bleiben, der andere aber müszte in Europa liegen. Er würde mit groszer Wahrscheinlichkeit Paris sein. Auf jeden Fall müszte er der Ort sein, an dem sich das europäische NATO-potential am ehesten zusammenfassen und auch politisch zur Darstellung brin- gen läszt.' Twee 'Befehlszentralen' dus: in Washington en in Pa- rijs. Volkomen parallel daaraan loopt een uitspraak van Gutten- berg. In de Neue Ziircher Zeitung van 12 juni jl. kwam het vol- gende bericht voor: 'In einem Interview mit dem Bayerischen Rundfunk erklärte Guttenberg, Europa dürfe in den nächsten Jahren in der Sicherheidspolitik nicht von den Vereinigten Staaten abhängig bleiben. Da Deutschland den Kern einer europäischen Atomstreitmacht nicht bilden könne und wolle, bleibe nur Frank- reich übrig. Die geplante multilaterale Atomstreitmacht könne die Abhängigkeit von Amerika nicht beseitigen, sondern nur ein "ge- wisses Mehr" an Mitspraeberecht bringen.'

Ik vestig vooral de aandacht op de woorden 'in den nächsten Jahren.' Het is niet zo maar een nevelig toekomstperspectief. Het is onmiskenbaar, dat er een stroming in Europa is die op korte termijn van het Amerikaanse veto over een te vormen MLF af wil. Men ziet de constructie al voor zich. De MLF moet, na het uittreden van de Amerikanen, onder een te vormen Europese politieke unie wor- den ondergebracht. Op deze wijze zou dan tegelijkertijd De Gaulle kunnen worden geapaiseerd; aan zijn wensen tot doorbreking van de Amerikaanse 'hegemonie' over West-Europa zou dan in belang- rijke mate zijn tegemoetgekomen.

Of dit alles strookt met de Amerikaanse bedoelingen, valt nog te bezien. Maar wel is onmiskenbaar, dat door het spelen met de ge- dachte van een 'Europeanisering' van de MLF, zij het dan waar- schijnlijk gedacht in een veel verder liggende toekomst, de Ameri- kanen de deur hebben opengezet voor pressie uit Europa, gericht op een opgeven van het Amerikaanse veto over een te vormen MLF.

Deze gedachte heeft van den beginne af een rol gespeeld. Zo is het typerend, dat de man die de MLF uitdacht, Robert Bowie, in zijn kort geleden verschenen boek 'Shaping the future; foreign policy in an age of transition', schrijft: 'In my view therefore, as Europe moves toward unity, the United States should he willing to concede toa European or NATO-force ultimate autonomy with- out a veto.'

Maar deze gedachte blijft niet tot de planners en de theoretici in

(15)

r

Amerika beperkt, zoals men misschien zou kunnen denken. Weinige dagen voordat hij zo plotseling president werd, zei Johnson in een rede te Brussel

(10

november

1963):

'Evolution of this missile fleet toward European control, as Europe marches toward Unity, is by no means excluded.'

En op 8 mei jl. zei George Bali in een rede in Washington: 'If Europe were sufficiently far advanced toward politica! unity that it could by itself manage and control an atomie deterrent, we could hopefully look foreward to an effective and integrated Atlantic de- fence founded on true nuclear partnership.'

Wat zou er gebeuren als de Amerikanen hun veto over een MLF zouden opgeven? Een voorstander van deze gedachte als Bowie ziet in een dergelijke ontwikkeling kennelijk geen gevaar. 'To do so would merely extend to such an integrated force what was conceded to the British force in the Nassau agreement,' schrijft hij laconiek in zijn nieuwe boek. Maar gaat deze vergelijking wel op? In Nassau werd een afspraak met een land gemaakt dat een zo hecht mogelijke band met Amerika tot grondslag van zijn buitenlandse beleid heeft gemaakt. Maar als de MLF zich tot een Europese atoomstrijd- macht zou omvormen, dan zou dit in feite een concessie zijn aan de centrifugale krachten van het nationalisme in Europa, die niet langer bereid zijn de leidende rol van Amerika in de alliantie te aanvaarden en die een zelfstandige Europese defensiepolitiek na- streven. De deal met Engeland in Nassau was een bevestiging van deAnglo-Amerikaansesamenwerking(cle felle reactie van de Gaulle levert de duidelijkste bevestiging van deze stelling). Een opgeven van het Amerikaanse veto in de MLF en de vorming van een Euro- pese atoommacht zou ongetwijfeld een tweedeling, en vermoedelijk uiteindelijk een breuk, in het bondgenootschap teweegbrengen.

We zullen bovendien ons moeten realiseren, dat de opvatting van Bowie geenszins representatief is voor het gehele Amerikaanse den- ken. In dit verband vestig ik de aandacht op de waarschuwing van Senator Fulbright, de voorzitter van de Amerikaanse senaats- commissie voor buitenlandse zaken, in zijn boekje 'Prospects for the West'

(1963).

Fulbright schrijft: 'Our commitment to the de- fence of Europe is absolute and irrevocable, solong as the principal 'decisions that lead to war or peace are not removed beyoud our in-

fluence and responsability.'

Tegen deze achtergrond moet men de situatie overwegen die zou ontstaan wanneer een Europese atoommacht tot stand zou komen in het kader van een Europese politieke unie, met Parijs als 'Be-

823

(16)

fehlszentrale'. Kan men zich werkelijk voorstellen, dat Washington in een dergelijke situatie er voldoende vertrouwen in wu hebben dat de beslissingen inzake deze atoomstrijdmacht zouden worden getroffen op een wijze die de instemming van Amerika zou kunnen hebben? Lijkt het niet veeleer waarschijnlijk, dat de Ame- rikanen dan vroeger of later zouden beginnen om zich van hun defensieverplichtingen jegens de Europeanen, die zozeer een zelf- standige defensie wensten, los te maken en hun troepen uit Europa zouden terugtrekken?

Men kan betogen dat een Europese atoommacht wellicht een meer aanvaardbare constructie zou zijn, wanneer ook Engeland mee zou doen. De Engelsen zouden dan als het ware als schakel kunnen optreden tussen het Europese continent en de Verenigde Staten.

Maar - daargelaten of dit werkelijk het geval zou zijn - het lijkt nauwelijks denkbaar dat een dergelijke constructie te verwezenlij- ken zou zijn. Conservatieven en socialisten hebben steeds een af- wijzende houding aangenomen tegenover de gedachte van een

!Zelfstandige Europese atoommacht, met een eigen 'Befehlszentra- le'. Beide partijen hebben steeds een Atlantische oplossing voor de nucleaire problematiek in de NAVO als uitgangspunt voor hun (overigens sterk-uiteenlopende) defensiepolHek gekozen. Een Euro- pese atoommacht zou dus vermoedelijk een atoommacht van de zes EEG-landen zijn.

Beseft men bovendien wel, dat de vorming van een Europese atoommacht in het kleinere Europese verband precies dezelfde pro- blemen oproept als die welke nu in Atlantisch verband om oplos- sing vragen? De grote moeilijkheid bij het oplossen van het vraag- stuk van de nucleaire zeggenschap is steeds, dat uiteindelijk één man, of liever gezegd het hoofd van één regering, de beslissing moet nemen over de inzet van atoomwapens. Men kan wel voor-

!lien in allerlei commissoriaal overleg, maar de eindbeslissing kan niet door een commissie worden genomen. En wie moet die be- slissing nemen? Als men zegt: Parijs, dan betekent dat tevens dat Frankrijk de onbetwiste leider zal zijn van continentaal Europa.

De 'hegemonie van 'Washington', waartegen de nationalisten in Europa zo groot bezwaar hebben, zal dan worden vervangen door de hegemonie van de Gaulle.

Wenst men dan niet, maar wil men toch vasthouden aan een of

i 1 andere Europese nucleaire formule, dan rest alleen nog maar de

1 1

: mogelijkheid van een of ander vaag samenwerkingsverband tussen

i 1: verschillende nationale nucleaire strijdmachten in het raam van een

I politieke unie. Van welke landen? Niet van Luxemburg, België of

(17)

r

Nederland. Maar dat in een dergelijk kader ook Duitsland over een nucleaire strijdmacht zou beschikken, zou dan wel onontkoom- baar zijn. Ook in Italië zouden dan waarschijnlijk stemmen ten gunste van een eigen nucleaire rol opgaan. De onaanvaardbaarheid van een dergelijke 'oplossing' is wel zonder meer duidelijk.

Beseft men bovendien, dat een dergelijke Europese atoommacht, zelfs al zouden de Amerikanen hulp verlenen bij haar geboorte, een essentieel vereiste mist, dat aan een deterrent die deze naam verdient, moet worden gesteld, namelijk haar geloofwaardigheid?

Amerika geeft jaarlijks 15 miljard dollar uit voor zijn nucleaire de- fensie, ongeveer evenveel als alle Europese bondgenoten te zamen voor hun conventionele defensie. Kan men tegen de achtergrond van deze cijfers, zelfs wanneer men uitgaat van aanzienlijk ver- hoogde financiële offers voor de defensie, werkelijk menen dat een dergelijke Europese atoommacht de veiligheid zou kunnen bieden die de Amerikaanse atoommacht biedt?

Een Europese zelfstandige atoommacht zou ongetwijfeld nood- lottige consequenties hebben voor de Atlantische samenwerking en dus ook voor West-Europa, dat voor zijn veiligheid zozeer op hechte samenwerking met de Amerikanen is aangewezen. Een dergelijke sombere conclusie zou niet behoeven te worden getrok- ken, wanneer men niet zou denken aan Europese nucleaire zelf- standigheid, maar wanneer b.v. de Europese landen niet

indivi- dueel,

maar

als collectiviteit

een aandeel zouden gaan leveren in de Amerikaanse kernmacht, onder handhaving van het Amerikaanse veto. Maar het lijkt nagenoeg uitgesloten, dat de Gaulle voor een dergelijke oplossing te vinden zou zijn.

De plannen van Labour

Inmiddels is Labour in Engeland aan de macht gekomen. Daarmee komt de MLF -problematiek in een geheel nieuwe fase. Enerzijds

is

bekend, dat de Labour-leiders grote bezwaren hebben tegen het plan van een atoomvloot bestaande uit 25 oppervlakteschepen.

Anderzijds is nu wel gebleken, dat de Labour-regering werkelijk wil gaan doen wat vele waarnemers vóór de verkiezingen weiger- den te geloven dat

zij

zou doen: zij is bereid de zelfstandige be- schikkingsmacht over de Engelse kernmacht op te geven

in

het kader van een voor haar aanvaardbare nucleaire reorganisatie van de NAVO. Deze principiële beslissing is van historisch belang.

Sinds het atoomtijdperk in 1945 begon, is het aantal atoommachten van 1 tot 5 gegroeid. Maar het is nog niet voorgekomen, dat een land zich uit de atoomclub wilde terugtrekken. Labour doet op

825

(18)

1' I,

! 11, 'I

nucleair gebied wat het op het terrein van de economische politiek nog weigert te aanvaarden: men is bereid terwille van een supra- nationale oplossing een stuk nationale soevereiniteit op te geven.

Met één slag verandert dit de nucleaire problematiek van de NAVO. De grote vrees was tot dusver dat West-Duitsland - stre- vend naar een aan Engeland en Frankrijk gelijkwaardige plaats - op den duur niet van atoombewapening zou willen afzien, wanneer Engeland en Frankrijk deze wél bezaten. Wanneer echter het gaullistische Frankrijk als enige Europese NAVO-land zou probe- ren de ongelijke wedloop met de atoomreuzen vol te houden - en dat dan nog met ondanks grote financiële offers uiterst geringe resultaten - zou het de Duitsers veel gemakkelijker vallen blijvend van een eigen nucleaire rol af te zien.

Aan het prijsgeven van de zelfstandige beschikkingsmacht over de Engelse kernmacht is voor Labour verbonden de noodzaak van een meer bevredigende oplossing van het probleem van de verdeling van de zeggenschap over het nucleaire potentieel van de NAVO tussen Amerika en de Europese bondgenoten. Het opgeven van een eigen nucleaire rol door Engeland betekent aanvaarding van de uiteindelijke beslissingsmacht over de inzet van de nucleaire wapens van de NAVO van één man: de Amerikaanse president.

Maar als Amerikaanse tegenprestatie moet daar tegenover staan het toekennen van een belangrijke invloed aan de Europese bond- genoten op de totstandkoming van de Amerikaanse beslissingen t.a.v. de nucleaire planning en strategie.

In het kader van Labours plannen voor een collectivisatie van de beschikkingsmacht over atoomwapens in Atlantisch verband speelt nog een andere gedachte een belangrijke rol. Al enige maanden voordat Labour aan de macht kwam lanceerde de huidige minister voor NAVO-zaken, Mulley, de gedachte om een multilaterale oplossing te hanteren voor de tactische nucleaire wapens op het Europese continent, waarvoor nu bilaterale voorzieningen bestaan volgens het zgn. double-key systeem (opslag in Europa ten behoeve van de strijdkrachten van een van de NAVO-landen, maar geen gebruik zonder toestemming van de Amerikanen). 'It would seen practicabie and desirable,' zo schreef Mulley dit voorjaar reeds in het Amerikaanse tijdschrift 'Orbis', 'to devise machinery within the NATO Council to provide for consultation and proper control over the use of tactical weapons . . . The principle of "mixed- manning" could also he extended in the AT AF (geallieerde tacti-

(19)

r

I

I

sohe luchtstrijdkrachten) and applied to the atomie artillery units.' Vele tekenen wijzen erop, dat Labour op zoek is naar een Atlan- tische beheersformule voor alle zich in Europa of in de wateren rond Europa bevindende nucleaire strijdkrachten. Gedacht wordt daarbij behalve aan de tactische nucleaire wapens op het Europese continent ook aan de Engelse V-bombers-force en eventueel later aan de thans in aanbouw zijnde Engelse Polaris-duikboten. Ver- moedelijk ook aan de Amerikaanse nucleaire duikboten in Europese wateren en wellicht ook aan de Franse force de frappe, al zal men weinig illusies hebben dat de Gaulle akkoord zal willen gaan met het prijsgeven van zijn nucleaire zelfstandigheid.

Er ligt nog een nevel over de Labour-plannen inzake de beheers- formule voor een dergelijke Atlantische strijdmacht. Minister Luns heeft zich reeds zorgen gemaakt, dat de kleinere Europese landen van deelneming in de beheersraad zouden zijn uitgesloten. Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat Labour dergelijke plannen heeft.

Wellijkt een of ander systeem van gewogen stemmen, zoals we dat in de EEG kennen, tot de mogelijkheden te behoren.

Onduidelijk is ook nog of Labour voornemens is om in dit veel ambitieuzere kader althans een deel van het oude MLF-plan te in- corporeren. Het is denkbaar, dat men, om de kansen op overeen- stemming met Duitsers en Amerikanen te vergroten, bereid zou zijn om een tot de helft gereduceerde oppervlaktevloot te accepteren.

Zolang de definitieve Labour-plannen nog niet op tafel liggen, is het geven van een weloverwogen eindoordeel uiteraard onmogelijk.

Maar zo de gedachte van een Atlantische beheersformule voor het geheel van de bestaande nucleaire bewapening op het Europese continent en in de Europese wateren inderdaad de centrale ge- dachte zou blijken te zijn, dan zou dit de volgende voordelen t.a.v.

de huidige MLF-plannen kunnen hebben:

1. Aangezien een veel grotere verscheidenheid van nucleaire wa- pens wordt bestreken, zou het op grondslag van dit plan veel ge- makkelijker zijn een reële invloed op de Amerikaanse nucleaire planning en strategie te verwerven.

2. de Engelse deelneming aan dit plan zou het gevaar van een ontwikkeling naar een zelfstandige Europese atoommacht praktisch doen verdwijnen en het vasthouden aan een hechte Atlantische band verzekeren.

3. Duitsland zal in een dergelijke constructie, althans relatief ge- sproken, een veel geringer aandeel hebben, waardoor de toekom- stige ontwikkeling van een dergelijke strijdmacht in minder sterke

827

(20)

I' 'I

mate door Duitsland zal kunnen worden beïnvloed. Tegelijkertijd zal echter bij een aan Engeland gelijkwaardige plaats in de beheers- raad de Bondsrepubliek niet kunnen klagen dat tegen Duitsland wordt gediscrimineerd.

4. Het zou in een dergelijk kader waarschijnlijk beter gelukken om effectieve voorzieningen te treffen tegen een onverantwoord gebruik van tactische nucleaire wapens dan thans mogelijk is.

Eén mogelijkheid werd nog niet besproken: nl. de zaken op zijn beloop laten. Men moet echter beseffen dat de verwarring in de NAVO dan steeds groter zal worden en dat geleidelijke desintegra- tie van het bondgenootschap dan onontkoombaar zal worden.

Alleen al om deze reden moet deze oplossing worden afgewezen.

Uiteraard moet worden geprobeerd aan redelijke Franse ver- langens tegemoet te komen. Maar zo de Gaulle voor zijn mede- werking aan de NAVO de prijs vraagt van de vorming van een zelfstandige Europese kernmacht, dan zullen we een duidelijk neen moeten laten horen. Want dat zou ontbinding van de NAVO op termijn betekenen. We zullen moeten streven naar het scheppen van nieuwe hechte samenwerkingsvormen tussen de landen waar de 'Atlantici' het heft in handen hebben (en laat ons hopen dat daartoe ook Duitsland zal blijven behoren) en de Verenigde Staten.

Het huidige MLF -plan is als nieuwe samenwerkingsvorm on-

geschikt. Het is steeds als bindmiddel voor het bondgenootschap

voorgesteld. Mijn kritiek is vooral, dat het te zwak van constructie

is om in de huidige hachelijke situatie als effectief bindmiddel te

kunnen fungeren. We zullen al het mogelijke moeten doen om een

steviger bindmiddel dan met de MLF wordt voorgesteld tot stand

te brengen. In de eerste plaats is nu nodig het bereiken van over-

eenstemming over de beginselen van een nieuwe samenwerkings-

formule tussen Washington, Londen en Bonn. Dat is niet een-

voudig, en daarom zou het goed zijn, wat minder haast te betrach-

ten dan tot dusver door Washington werd gewenst. Er moet, zowel

van Amerikaanse als van Duitse zijde, de bereidheid zijn om aan de

kritiek op het oude MLF -plan tegemoet te komen, terwijl de door

Engelands bereidheid tot het opgeven van een zelfstandige nucle-

aire rol geschapen nieuwe mogelijkheden tot het uiterste moeten

worden benut.

(21)

E. H. van der Beugel

Europese politieke unie en Atlantische samenwerking

1

Het probleem van de verhouding van een Europese politieke een- heid tot de Atlantische samenwerking heeft een nieuwe actualiteit gekregen door de verschillende plannen en initiatieven van de laatste jaren op het punt van de politieke eenwording van Europa;

het probleem van die verhouding bestaat echter in wezen reeds veel langer. Wel is daaraan merkwaardig genoeg in de jaren na de Tweede Wereldoorlog weinig aandacht besteed.

Sinds 1947 treedt de VS op als de grote promotor van Europese eenheid en tevens als leider van de westelijke samenwerking, welke haar meest uitgesproken vorm heeft gekregen in de Noord-Atlan- tische Verdragsorganisatie; terwijl in de jaren '45 tot '50 zowel de economische en militaire potentie als de initiatieven ten aanzien van grotere eenheid in Europa vrijwel uitsluitend lagen aan de an- dere ·zijde van de Oceaan, wordt het Europees eenheidsstreven na het initiatief van Schuman in mei 1950 evenzeer een taak van Europese aandacht en Europese politiek.

Steeds blijft de Amerikaanse buitenlandse politiek zich identifi- ceren met dit eenheidssh·even en vooral na het overgaan van de Truman- op de Eisenhower-administratie verandert de Amerikaan- se steun aan het Europese eenheidsstreven van een algemene steun naar een specifieke steun aan het supra-nationale Europa van de Zes. Het is een hoogst merkwaardig verschijnsel, dat behalve zeer recentelijk noch in Amerika noch in Europa de vraag is gerezen of Europese eenheid en met name Europese politieke eenheid persé en vanzelfsprekend een bijdrage zou vormen tot een verster- king van de Atlantische samenwerking.

Slechts in de laatste jaren komt de vraag naar voren of deze steeds als vanzelfsprekend aangenomen veronderstelling - nl. dat Europese eenheid persé een bijdrage vormt tot versterking van de Atlantische samenwerking - juist is. ·Een reeks van gebeurtenissen ' heeft die twijfel doen rijzen en diegenen, die op dit moment prak-

1 Samenvatting van een rede, gehouden ter gelegenheid van de 18e Universiteitsdag te Amsterdam.

829

(22)

I!

I[ICI

I

i,l

I

!

I

tische buitenlandse politiek moeten voeren, kunnen er niet aan ont- komen deze vraag in grote ernst te stellen. Hoewel de vraag scher- per naar voren is gekomen door de buitenlandse politiek van de Franse regering zou het onjuist zijn het opkomen van problemen uitsluitend daaraan te wijden.

Ook de conceptie van wijlen president Kennedy, nl. de conceptie dat een Atlantische samenwerking slechts vruchtbaar kan zijn wan- neer zij gestoeld is op de samenwerking tussen twee gelijke part- ners, nl. de VS en een met één stem sprekende Europese bond- genoot, doet hoe aantrekkelijk en constructief zij ook moge klinken, wezenlijke vragen oproepen, die gedurende lange tijd

of

niet door- dacht zijn of te goedkoop zijn beantwoord.

Wanneer men deze vragen stelt en wanneer wij antwoord daarop willen geven hangt veel af van het uitgangspunt dat men daarbij kiest; nl. of men het primaat legt bij de absolute noodzaak voor een zo hecht mogelijke Atlantisohe samenwerking of het primaat legt bij een zo snel mogelijk te verwezenlijken Europese eenheid. Met andere woorden of men de Europese eenheid als een einddoel stelt in zich zelf of dat men die Europese eenheid slechts nastreeft als instrument ter versterking van de Atlantische samenwerking en iedere beslissing ten aanzien van de Europese eenheid toetst aan de vraag of daarmee het doel van een hechtere Atlantische samen- werking wordt bevorderd.

Wanneer wij over Atlantische samenwerking praten dan be- doelen wij in wezen de verhouding met de VS. De Atlantische samenleving heeft tal van andere aspecten, maar steeds komt men bij het bes·tuderen van de problemen terecht op de kernvraag: de verhouding met het machtigste economisch en militaire land in de westelijke samenleving.

ne discussie is vooraJ van belang tussen diegenen, die te goeder trouw geloven, dat het bevorderen van vrijwel iedere vorm van Europese eenheid automatisch leidt tot een versterking van de At- lantische wereld en diegenen, die daaraan twijfelen. Zij is van veel minder belang met diegenen, die in wezen de Atlantische samen- werking lagere prioriteit geven, hetzij uit afkeer tegen de pre- dominante rol van de Angelsaksische wereld en duidelijk een on- afhankelijke militaire, economische en buitenlandse politieke rol van Europa nastreven en met diegenen, die, ingevolge de naar hun mening principieel gewijzigde verhouding tussen Amerika en de Sowjet-Unie .(bij voorbeeld het Chinees~Russisch conflict) de

830

(23)

r

r I

'

Noord-Atlantische samenwerking beschouwen als een verouderde conceptie.

Het is

goed in dit verband te analyseren wat de voornaamste motieven zijn voor een spoedig tot stand komen van een Europese politieke eenheid. Het is een noodzakelijke vereenvoudiging daarbij niet in te gaan op die eenheidsmotieven waarover vrijwel ieder redelijk denkend mens het eens zal zijn. Het is ook niet de plaats om uitvoerig te analyseren wat de motieven zijn geweest en nog zijn voor een economische samenwerking en integratie.

Wel is het op zijn plaats te onderzoeken of één van de belang- rijkste motieven tot politiek eenheidsstreven juist is, nl. de stelling, dat hetgeen op het punt van Europese integratie op economisch gebied is bereikt in gevaar zou worden gebracht wanneer deze economische integratie niet spoedig gevolgd zou worden door een- heidsvorming op politiek gebied.

Even vanzelfsprekend als werd aangenomen dat Europese een- heid per se versterking van de Atlantische samenwerking zou be- tekenen, even vanzelfsprekend is lange tijd de assumptie geweest, dat economische integratie ondenkbaar was zonder follow-up op politiek en militair~politiek gebied.

Reeds in de Schuman-declaratie van mei 1950 wordt het samen- voegen van de twee belangrijke economische sectoren als voorloper gezien van een Europese politieke federatie. Sterker was dit nog bij de langjarige en mislukte besprekingen over het vormen van de Europese Defensie Gemeenschap, terwijl ook de Gemeenschap- pelijke Markt werd en wordt gezien als voorloper van politieke eenheid in Europa.

Het is goed om in dit verband het woord 'politiek' iets nader te definiëren.

Iedere beslissing in de Gemeenschappelijke Markt, ook wanneer het tuinbonen betreft, is een politieke beslissing. Waar het echter om gaat is of thans moet worden gestreefd naar politieke eenheid in de zin van een gemeenschappelijk voeren van buitenlands èn buitenlands-militair beleid. Wij ontkennen niet, dat een zo hechte economische samenwerking en integratie als thans in Europa groeiende is,

op

de lange duur de tendens heeft te leiden tot uit- breiding van die samenwerking op buitenlands politiek en militair terrein.

Wij ontkennen echter wel, dat de Gemeenschappelijke Markt en de ontwikkeling daarvan nu in gevaar zouden worden gebracht

831

(24)

door een handhaven van een langdurige periode waarin de relaties tussen de zes landen onderling op buitenlands politiek en buiten- lands militair terrein zich niet onderscheiden van de verhouding van die individuele landen tot hun andere partners in de Noord- Atlantische Verdragsorganisatie.

De verstrengeling van de economie, de anticipatie van het bedrijfsleven en tal van andere factoren in de Gemeenschappelijke Markt zijn er garant voor, dat dit proces zal voortgaan ook wanneer de Zes geen gemeenschappelijke buitenlandse politiek of militair beleid volgen. In de afgelopen jaren heeft het economisch inte- gratie-proces zich in snel tempo voltrokken, terwijl over vragen van buitenlandse politiek tussen de Zes fundamenteeJ verschillend werd gedacht.

Toen na de conferentie in Messina het verdrag tot de Gemeen- schappelijke Markt tot stand kwam, bestonden er grote verschillen van mening op tal van belangrijke gebieden. Er was echter over- eenstemming over de fundamentele betekenis van het creëren van een grote markt in Europa. Dat is het wezenlijke verschil met het probleem van politieke eenheid nu.

Men moet geen verdrag aangaan, men moet zelfs geen verdrag- loze nieuwe structuur kiezen op een gebied waarop op vrij·wel alle wezenlijke punten tussen de eventueJe partners de meest funda- mentele tegenstellingen bestaan. Geen politieke eenheid zonder een begin van eenheid van politiek!

Laat men niet de illusie koesteren, dat de vijf landen, die de poli- tieke conceptie van Frankrijk verwerpen, ook maar de geringste kans maken Frankrijk te winnen voor hun Atlantisch standpunt.

Integendeel, wanneer zes regeringsleiders bijeen komen om over buitenlandse politiek of militaire politiek te spreken, dan zal het gevaar bestaan, dat het standpunt van de Vijf erodeert. Geen en- kele regering, behalve waarschijnlijk de Franse regering, vindt het aangenaam een bespreking te eindigen met een communiqué waar- in fundamentele tegenstellingen worden geëxponeerd. Maar zelfs wanneer politieke eenheid de dynamiek van de Gemeenschappe- lijke Markt zou vergroten, dan nog zal men zich de vraag moeten stellen hoe hoog de prijs moet zijn. De prijs van een mogelijk breek- ijzer in de Atlantische samenwerking is zeer bepaald te hoog. Men vernielt dan de essentiële verworvenheden van de na-oorlogse periode.

In het streven naar politieke eenheid in Europa heeft zowel van

(25)

r

!

I r

'

Amerikaanse als van Europese zijde het Duitse probleem centraal gestaan. De binding van Duitsland aan het Westen, het verhinderen van een Duits oplevend nationalisme en een daaruit voortvloeiende mogelijkheid van een Rapollo-politiek, het openen van een Euro- pees perspectief voor de na-oorlogse Duitse generatie, het opheffen van de Frans~Duitse tegenstellingen en in de laatste tijd de poging om de Duitsers te weerhouden van het kopiëren van de verwer- pelijke Franse en Engelse politiek van nucléaire onafhankelijk- heid, zijn evenzo veJe belangrijke en overtuigende motieven tot Europese integratie.

Het probleem, dat nu echter aan de orde is, bestaat in de vraag of dit inkapselen van Duitsland het beste bereikt zou worden door een streven thans naar het uitbreiden van de Gemeenschap- pelijke Markt op politiek en politiek-militair gebied. Die vraag dient ontkennend te worden beantwoord. In de moderne wereld is een oorlog tussen grote Europese landen ondenkbaar. De enige machtsfactor in de wereld welke in het onwaarschijnlijke geval van een uitbreken van een gevaarlijk Duits nationalisme, Duitsland in de westelijke samenwerking kan houden is de VS van Noord- Amerika. De Zes zijn te zwak en wat de grotere landen betreft te instabiel om een eventuele Duitse explosie te kunnen beheersen.

Integendeel, een politieke unie van de Zes, die in de eerste jaren het gevaar zou lopen in Frans vaarwater terecht te komen zou bij een werkelijk gevaarlijk Duits nationalisme daarvan eerder een instrument zijn dan een beheersende factor.

Het is daarom een onjuiste gedachte om huidige interne politieke moeilijkheden van de ·Duitse bondskanselier als motief te gebruiken voor nieuwe stappen op het punt van politieke en militair-politieke eenheid van Europa.

Een derde motief tot politieke eenheid bestaat daarin, dat zowel van Amerikaanse als van Europese kant, sterk gestimuleerd door de snelle groei van de economische kracht van Europa, de behoefte bestaat om de Atlantische samenwerking te vereenvoudigen en te verinnigen door het creëren van een minder groot aantal gespreks- partners, het betere verdelen van de verantwoordelijkheden, en het verminderen van de preponderante positie van de VS in het bond- genootschap, waarbij men onder meer denkt aan het militair ter- rein. In extrema komt dit tot uitdrukking in de zogenaamde halter- theorie, waarbij de westelijke wereld zou bestaan uit twee gelijk- waardige partners: Europa en Amerika. Intellectueel gezien is de stelling dat een partnerschap alleen mogelijk is tussen twee gelijk-

833

(26)

I ld

1·: . '

I,

I

f i

waardigen op z'n zàchtst gezegd onbewezen en op z'n stèrkst gezegd onhoudbaar.

In de politieke geschiedenis is er geen voorbeeld van te vinden;

wél van het tegendeel.

En terwijl men in de Amerikaanse conceptie welke uitging van het deelnemen van Engeland aan het Europese deel van het part- nerschap, nooit een oplossing heeft gevonden voor landen als Cana- da, is deze conceptie door het uitstoten van Engeland uit de Euro- pese Gemeenschap in januari 1963 nog onwerkelijker geworden.

Bovendien is deze Amerikaanse conceptie in strijd met een andere en naar mijn mening juiste doelstelling van de Amerikaanse buiten- landse politiek, nl. het zoveel mogelijk trachten te handhaven van de Amerikaanse uiteindelijke controle op de nucléaire wapens.

Een werkelijk gelijkwaardig partnerschap tussen Europa en Ame- rika is illusoir, omdat er in wezen (wellicht met uitzondering van het economisch gebied) in een toekomst welke relevant is voor politieke beslissingen, geen werkelijke gelijkwaardigheid bestaat.

Een Europa, dat zelfstandig en onafhankelijk zou handelen op buitenlandse politiek en buitenlands militair terrein, zal de kracht van het Westen verzwakken en zal ondanks de wens van interde- pendentie en Atlantische aanhankelijkheid, die vanzelfsprekend in de Amerikaanse conceptie aanwezig is, een gevaar opleveren voor de Atlantische veiligheid voor de Europese veiligheid en voor de Amerikaanse veiligheid.

Dat Europa zal vrijwel automatisch haar identiteit willen be- wijzen door een van Amerika afwijkende politiek, zonder daartoe de machtsmiddelen te bezitten.

Wanneer er ook ooit een stelling is, die zou kunnen leiden tot een rampspoedige omzwaai in de verbondenheid van Amerika met Europa, dan is het de sluimerende gedachte, dat Europa door een geringe nucléaire macht de Amerikanen zou kunnen dwingen tot de inzet van hun eigen en in verband met de machtsverhoudingen in de wereld enige relevante nucléaire potentie.

In de discussie tussen degenen, die bepaald behoren tot de grote groep, welke Europese eenheid en Atlantische samenwerking van- zelfsprekend als niet tegengesteld beschouwen, speelt ook sterk de vraag van het verschil tussen het supra-nationale en het slechts samenwerkende Europa. Naar mijn mening is een supra-nationale politieke eenheid in Europa, hoewel op dit moment volmaakt

il-

lusoir, te verkiezen boven het politieke Europa van de vaderlanden.

Maar het verschil tussen beiden is niet relevant voor de wezenlijke

(27)

r

vraag waar het er om gaat. De wezenlijke vraag is of Europa in de volste zin van het woord open zal zijn naar de Atlantische wereld toe.

De geschiedenis van het supra-nationalisme van het Europa van de Zes geeft geen enkel bewijs, dat supra-nationaliteit een garantie biedt voor openheid.

Uitzelfde geldt ook voor een sterkere democratisering van de Europese instellingen. Op zich zelf noodzakelijk en gewenst; in geen enkel opzicht echter een garantie voor een Atlantische oriën- tering van de Europese eenheid.

Daarbij moet ook worden vermeld, dat niemand zich de illusie zal maken, dat werkelijk fundamentele problemen van buitenlandse politiek in een te voorziene toekomst op supra-nationale wijze kun- nen worden opgelost.

Denkt men werkelijk dat Frankrijk op aanbeveling van drie wijze mannen en met een eventuele meerderheidsbeslissing in een raad van ministers, communistisch China niet zou erkennen?

Het Frans•Duitse verdrag, dat als enig reële clausule de nood- zaak tot politieke consultatie kent, heeft op geen enkel punt geleid tot gelijkgerichte beslissingen op punten van buitenlands en buiten- lands militair terrein. Er is niet eens geconsulteerd

Wij zullen moeten accepteren, dat op dit moment de westelijke samenwerking wellicht het beste gediend is met stilstand in het proces van politieke eenwording van Europa, althans in het Europa van de Zes. Voortgang van de Gemeenschappelijke Markt, voort- gang van monetaire samenwerking tussen de daarvoor in aanmer- king komende westelijke landen en vooral het aanvaarden van de multilaterale kernmacht (de MLF) zijn nastrevenswaardige, hoewel wellicht minder spectaculaire instrumenten van versterking van de westelijke wereld en het juiste antwoord op de ongetwijfeld moeilijke situatie in het Atlantisch bondgenootschap.

Wanneer onverhoopt de Nederlandse regering zich niet kan of wil onttrekken aan buitenlandse en binnenlandse pressie om ge- deeltelijk haar zo volkomen juist verzet tegen nieuwe initiatieven op politiek en militair-politiek terrein in het Europa van de Zes te verzachten, dan is het van het grootste belang, dat zij zich tege- lijket-tijd vastlegt op het meedoen aan de multilaterale kernmacht, omdat zij zich dan op een wezenlijk gebied afschermt tegen de gevaren van het kleine politieke Europa.

Ten slotte mag niet onvermeld blijven de rol van Engeland. Het is 835

(28)

! . !

I I

(

daarbij van belang om uitspraken daarover te ontdoen van sym- pathie of antipathie tegenover bepaalde landen. Dergelijke cate- gorieën behoren geen plaats te hebben in het volgen van buiten- lands beleid en hebben dat stellig ook niet in de Nederlandse bui- tenlandse politiek.

Het is onmiskenbaar, dat de intrede van Engeland in het Europa van de Zes een wezenlijke verandering van de probleemstelling zou bewerkstelligen. De garantie van nauwe verbondenheid met de VS zou daardoor niet volkomen, maar groter worden.

Het gevaar van buiten Atlantische avonturen van Europa zou worden verkleind en met het intreden van Engeland zou voor een belangrijk deel de klemmend en onopgeloste vraag van de open- heid van klein Europa worden opgelost. Engeland ook zou als land met een grotere en hechtere democratische traditie dan in de grote continentale landen bestaat, een uiterst belangrijke bijdrage leveren tot een gezonde Europese ontwikkeling.

De economische situatie in Engeland, de gang van zaken in het Atlantisch bondgenootschap en het welzijn van de westelijke wereld zou in hoge mate zijn gediend bij een constructieve en duidelijke politiek van de nieuwe Engelse regering.

Zij zouden ernstig worden geschaad door een weifelende en equivoke houding.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

In de geest van die stichters si- tueren de Belgische bisschop- pen ‘onze’ Herman Van Rompuy, wanneer ze hem feliciteren bij zijn aanstelling als eerste perma-

field als doelstelling moet de EU met name de EERLIJKE INTERNATIONALE CONCURRENTIE garanderen en blijven ijveren voor meer

Bij een plexus coeliacus blokkade wordt door het inspuiten van verdoving en alcohol het zenuwnetwerk in de bovenbuik (tijdelijk) uitgeschakeld.. De behandeling kan worden toegepast

haben die Väter der Integration gemeint, als sie sagten, die Zeit der Kleinstaaten sei vorbei, das haben die Völker gemeint, als sie die Schlagbäume an den Grenzen niederlegten,

Veel onderwerpen die Nederlandse kiezers belangrijk vinden, zoals de economie, klimaat of migratie, stoppen niet bij de grens, maar toch komt het debat over wat we als Nederland

Maar het duurde uiteindelijk dagen totdat Biden tot winnaar uitgeroepen kon worden, want zijn overwinning was allerminst een landslide; er was een groter dan verwacht

Elke keer dat ik een predikant hoor zeggen: "we moeten erop vertrouwen dat de functionarissen, die we in een openbaar ambt verkiezen, het juiste doen (dat wil zeggen, hun