Katholiek Staatkundig Maandschrift
REDACTIE: MEJUFFR. MR J. F. M. BOSCH, MAG. OR S. STOKMAN O.F.M., DRS J. M. AARDEN, OR L. A. H. ALBERING, OR K. J. HAHN, DRS A. W. H. J. QUAEDVLIEG, W. M. PERQUIN.
JAARGANG 13 JULI NUMMER 5
Over P.v.d.A.
en V.V.D
DOOR Dr. L. A. H. ALBERING
I neen artikel in dit maandschrift over de uitslag van de verkiezingen van 12 maart jl. heb ik de aandacht gevestigd op het aantal zetels, dat de P.v.d.A en de V.V.D. tezamen hadden behaald, nl. 67 van de 150 zetels.
In 1956 waren dat nog 62 zetels of 45 in de Kamer van 100 leden. Het ge- zamenlijke zeteltal bedroeg in 1952 en 1948 resp. 39 en 35. Sedert het jaar 1948 is het zeteltal der beide vrijzinnige partijen dus voortdurend toege- nomen.
En terwijl de katholieke partij vrijwel konstant bleef in die jaren, zelfs een beperkte groei demonstreerde tot 33 zetels in 1956 en 49 in de uitgebreide Kamer van 1956 en 1959, demonstreerden de beide grote protestantse partijen sedert 1948 een vrij regelmatige achteruitgang. AR. en C.H.U. bezetten in 1948 tezamen 22 zetels, in 1952 waren het er 21, in 1956 nog 18 en 28 in de uitgebreide Kamer; nu zijn het er maar 26.
Hier is dus, zo schreef ik, sprake van een duidelijk ontwikkeling ten on- gunste van de protestantse partijen, als gevolg waarvan de gezamenlijke christelijke partijen niet meer over een meerderheid in de Tweede Kamer beschikken, omdat men de Staatkundig Gereformeerden bezwaarlijk als het sluitstuk van zulk een christelijke meerderheid kan beschouwen.
Dit houdt dus in een ontwikkeling ten gunste van V.V.D. en P.v.d.A, beide vrijzinnige partijen, waarvan de eerste zich nadrukkelijk als zodanig bekent en de andere bij voortduring bezwaar maakt tegen de aanduiding vrijzinnig.
Het is ongetwijfeld van belang om na te gaan, waaruit de aanhang van
beide partijen bestaat, vooral na de merkwaardige verkiezingsuitslagen van
1958 en 1959 en welke mogelijkheden daarin voor de toekomst gelegen
kunnen zijn. Op het karakter der partijen zal dan ook de aandacht vallen, zomede op haar ontwikkeling.
DE AANHANG De ontkenning in ons land heeft bepaaldelijk een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de verschillende partijen, met name in de periode van de laatste 40 à 50 jaren. De S.D.A.P. verkreeg haar groeiende aanhang vooral uit de grote massa der arbeiders, die van huize uit Cal- vinistisch, de binding met de Kerk verloren hadden, op zijn minst onver- schillig waren geworden ten opzichte van de Kerkelijke Gemeenschap. Dat onder deze arbeidersgroeperingen ook een - zij het veel beperkter - deel van katholieke huize was, aanvankelijk met name in de steden, is evenmin aan twijfel onderhevig. Op de gelovige arbeider heeft de S.D.A.P. nimmer vat gekregen, het socialisme was lange tijd anti-godsdienstig. Een verdere uitbreiding van de socialistische partij onder de arbeiders en onder andere groeperingen der bevolking kon slechts mogelijk worden indien zij een ander klimaat en een ander gezicht zou verkrijgen. AI vóór de oorlog was er bij vooruitstrevende socialisten de gedachte, dat de partij tot een werkelijke volkspartij diende uit te groeien, de gedachte die later de maatschappelijke doorbraak genoemd zou worden. In de praktijk kwam daarvan nog heel weinig terecht. Haar socialisme had in de latere jaren echter een gematigd karakteri zo kon zij wel onderdak verlenen - toen haar typisch anti-gods- dienstige instelling verflauwde - qan een aantal vrijzinnigen, die voor- standers waren van een religieus socialisme. Zo kon zij ook andere vooruit- strevende protestanten tot zich trekken, die bezwaren hadden tegen de antithese en het protestantse konservatisme. De meesten van hen sloten zich echter aan bij de C.D.U., ontstaan uit protestantse splinterpartijtjes, die na de oorlog opging in de P.v.d.A. Hetgeen niet bevreemdend was.
Toch was de leiding van de S.D.A.P. vlak na de oorlog zeker geen voor- standster van een doorbraakpartiji haar houding met betrekking tot het karakter van de naoorlogse socialistische partij was aarzelend. Natuurlijk was er wel duidelijk begrip voor, dat er een belangrijke vernieuwing moest plaats vinden, die een einde zou moeten maken aan de verstarring, die de S.D.A.P. in de laatste jaren voor de oorlog kenmerkte. Het geestelijke kli- maat met name was een ernstige belemmering voor een uitgroei van de partij. Het is dominee Banning geweest, de voorvechter van de Nederlandse Volksbeweging, als religieus socialist in de S.D.A.P. een man van gezag, die de leiding der naoorlogse S.D.A.P. voor de doorbraak wist te winnen. Hij wist haar ervan te overtuigen, dat zonder doorbraak er geen perspektief van betekenis voor de socialistische partij zou zijn. En zo aanvaardde de S.D.A.P. het personalistische socialisme, waarvan de naam al verschillende jaren uit het beginselprogram der P.v.d.A. is verdwenen, wijl het werd ver- vangen door democratische socialisme. Ein Weg zurück.
De bewuste klimaatwijziging en het nieuwe gezicht van de socialistische partij pasten bij de fusie van de Vrijzinnig Demokratische Bond, de rose afstammeling der liberale partij en van de C.D.U. met de S.D.A.P. Pasten ook bij de aansluiting van een groep "jongeren" van katholieken en van pro-
214
testanten huize bij de personalistisch socialistische partij. Maar sedertdien is er heel wat veranderd in de P.v.d.A. Met name ook wat haar aanhang be- treft. Allereerst is deze bij elke verkiezing opnieuw aangevuld met vroegere kommunistische stemmen, zodat zij daardoor aanmerkelijk naar links ge- trokken werd. Ter oriëntatie diene de achteruitgang van de CP.N. van 10 zetels in '46 naar 4 zetels in '56, terwijl nadien een in verhouding nog sterker verlies zich openbaarde. Van de andere kant verminderde de aan- hang uit de doorbraakhoek, uit de niet-arbeidersgroepering. Het eerste duidelijke verlies demonstreerde zich in 1948 toen de P.v.d.A. van haar 29 zetels er 2 verloor, terwijl ook de CP.N. 2 zetels achteruitging, een verlies van de socialisten van 4 zetels van haar aanhang van '46. Heel wat vroegere vrijzinnig demokraten waren Oud gevolgd naar de liberale partij, die dan ook twee zetels won. Andere stemmen kwamen terug bij de christelijke partijen.
VERKIEZINGEN '58 EN '59 Een even scherp verlies komt tot uiting bij de verkiezingen van '58 en '59, wanneer het grootste deel van de middengroepen, dat de P.v.d.A. nog trouw gebleven was, overloopt naar de V.V.D. Uit mijn berekeningen is ge- bleken, dat de socialisten in '59 vergeleken bij '56 een stemmental ter waarde van drie à vier maal de lijstkiesdeler aan de liberalen zijn kwijtgeraakt.
Tenslotte dient nog vermeld, dat de P.v.d.A. in de loop der jaren tijdelijk winst heeft geboekt op de K.V.P. maar die winst voor het overgrote deel ook weer verloren heeft en dat anderzijds winst is geboekt op de pro- testantse partijen, met name op de A.R., waar christelijke kiezers tot vrij- zinnige kiezers werden, hier dus socialistische kiezers.
Het duidelijkste valt dus op, wat de aanhang van de P.v.d.A. betreft, een voortdurende belangrijke winst van linkse kiezers en een belangrijk verlies aan stemmen van niet-arbeiders, wat deze laatste betreft, vooral in '48 en '59.
Waardoor een eenzijdige aanhang, met name van arbeiders is ontstaan, als gevolg waarvan de partij naar links is getrokken. Daarvan vertoont het beleid van de P.v.d.A. vooral de laatste tijd duidelijk de weerslag. De maat- schappelijke doorbraak blijkt op dit ogenblik mislukt en het personalistisch socialisme is voor zéér velen historie geworden, des te gemakkelijker omdat het bij hen nooit heeft geleefd. Het socialisme van de S.D.A.P. heeft aan kracht gewonnen, zij het aangepast aan deze tijd.
In een uitvoerig artikel in Socialisme en Democratie heeft Dr. A. van Braam naar aanleiding van de Statenverkiezingen bijzondere aandacht geschonken aan het misnoegen der middengroepen ten opzichte van de P.v.d.A. Hij komt tot een soortgelijke konklusie, voor wat de Statenverkiezingen in 's-Graven-
hage betreft, als ik hierboven landelijk heb geponeerd en wel op grond van een gedetailleerd onderzoek: lITerwijl de CP.N.-stemmen naar de P.v.d.A.
overswitchten, verloor deze partij aan de andere kant een belangrijk deel van haar aanhang onder de zelfstandige en loontrekkende middengroepen.
Het arbeiderselement onder de P.v.d.A.-kiezers werd verhoudingsgewijs dus niet alleen versterkt door de voormalige CP.N.-stemmers, doch tevens door de afvloeiïng van stemmen uit de middengroepen".
215
MIDDENGROEPEN Schrijver is dan ook van oordeel, dat de politieke verschuivingen van de laatste jaren voor een belangrijk deel door de middengroepen werden ver- oorzaakt, waarbij hij m.i. even nadrukkelijk had moeten vermelden de ver- schuiving van C.P.N.-stemmen naar de P.v.d.A Wat nu de middengroepen aangaat, die vooral de P.v.d.A maar ook de AR. in de laatste tijd verlies brachten, haar gewijzigde politieke keuze - nu de V.V.D. - heeft volgens Dr. van Braam m.i. terecht als oorzaak: wrevel, teleurstelling, ontevredenheid.
Zich beperkend tot degenen die van de P.v.d.A naar de V.V.D. overgingen- en dat is verreweg de grootste groep - noemt hij als algemene reden dat zij ontevreden waren over het beleid der partij in menigerlei opzicht, een partij waarin zij overfgens geen tehuis hebben gevonden. Men heeft hen nl. te veel benaderd met marxistische recepten en een houding van ze-hebben- het-toch-zo-slecht-niet. Het' P.v.d.A-samenlevingsbeeld is een konstruktie in proletarisch perspektief. Het is gedacht vanuit de omstandigheden en voor- waarden van de arbeidersklasse. Men weet in de P.v.d.A geen weg met de middengroepen. Wil de P.v.d.A ooit een blijvende greep op deze groep krijgen, dan zullen deze met inachtneming van hun specifieke belangen, idealen en gevoeligheden, organisch in het socialistische maatschappijbeeld moeten worden "ingebouwd".
Dit alles liegt er niet om. Maar bovendien wijst dr. Van Braam ook nog op een aantal aspekten van het psychologisch klimaat in de P.v.d.A die irriterend zijn voor de mensen uit de middengroepen. Ik noem daarvan: de verschijnselen van het "arbeiderisme", bijvoorbeeld het nadrukkelijk met een aksent spreken, de bewuste betweterigheid van "gevormde" partijgenoten, de in zwart-wit gedrenkte politieke praatjes en kommentaren en de bureau- kratische en oligarchische struktuur van het partijapparaat, die alleen be- paalde typen partijgenoten de kans biedt hun invloed te doen gelden.
Het behoeft niet te verwonderen, dat dr. Van Braam, gelet ook op de groei en de toenemende politieke betekenis van de middengroepen, het een levensbelang van de P.v.d.A acht zich met de sociologische en ekonomische problematiek dezer groepen intensief bezig te houden en niet vanuit sociolo- gisch verouderde denkschema's van een klassenmaatschappij.
Het bovenstaande is wel een duidelijke illustratie van de grote moeilijk- heden, die er blijkbaar voor de niet-handarbeiders bestaan om de P.v.d.A trouw te blijven. Zij zijn dan ook - in '58 en '59 - te groot gebleken. In zeer omvangrijken getale verlieten deze vrijzinnige kiezers de P.v.d.A en kozen de liberale partij, wier propaganda onder de bestaande omstandig- heden - met name ook na de statenverkiezingen - op hen wel grote in- vloed moest hebben.
Naar aanleiding van het artikel van dr. Van Braam is er een interessante diskussie met name in "Parool" ontstaan. Zal dus het verlangen van de schrijver voor wat de toekomstige "bemoeiing" met de middengroepen betreft gerealiseerd worden? Gelet op de huidige koers van de P.v.d.A en haar aanhang, gelet ook op haar positie als oppositiepartij, lijkt de kans daarop niet heel groot. Haar "linker" beleid zal vermoedelijk eerder ver- sterkt dan verzwakt worden, haar positie als voornamelijk arbeiderspartij
216
zal bovendien duidelijker dan vroeger gaan blijken. Hetgeen niet wegneemt, dat de partijleiding zich zal verzetten tegen te ver gaande minderheids- strevingen, zeker wanneer zij zich als uitingen van een georganiseerde groep
binnen de partij demonstreren. Vandaar haar "onaanvaardbaar" tegenover de werkzaamheid van het marxistische sociaal demokratisch centrum, dat zij niet als werkgemeenschap in de partij wenst te erkennen. En terecht niet.
Reeds hierom, wijl de werkgemeenschappen in de P.v.d.A gebaseerd zijn op verschillende levensbeschouwing en niet op verschillend politiek inzicht.
Dat niet alleen het bedoelde centrum maar ook andere links-socialisten de houding van het partijbestuur niet waarderen, blijkt uit de opmerking in
"De Groene": "Merkwaardig I Als principieel pacifistische sociaal-demokraten een eigen partij stichten, dan roept men hen toe: vecht toch binnen de P.v.d.A voor het beginsel. Maar als principieel-marxistische sociaal-demo- kraten dat doen, dan dreigt men: ge vliegt er uit als ge niet ophoudt."
DE V.V.D.
De V.V.D. was de grote winnares bij de Statenverkiezingen (en de Ge- meenteraadsverkiezingen) in 1958 en bij de Kamerverkiezingen van 1959.
Zij overvleugelde de beide grotere protestantse partijen en werd daardoor de derde partij des land.
Eenmaal was de liberale partij de machtigste politieke groepering in ons land, maar als gevolg van de zich wijzigende politieke konstellatie ver- minderde haar invloed en betekenis, vooral na de invoering van het alge- meen kiesrecht. En zij bereikte haar dieptepunt in 1937, toen zij slechts vier zetels in de Tweede Kamer veroverde. De van haar afgescheiden groepering, de Vrijzinnig Demokratische Bond, was haar toen zelfs voorbij gestreefd:
zij behaalde zes zetels. Het was het jaar, waarin zoveel liberalen Colijn steunden. De liberale partij was van weinig betekenis geworden tegenover de R.K. Staatspartij met 31 zetels, de S.D.AP. met 23 zetels en de AR. met 17, een ongewoon groot aantal, zoals gezegd een gevolg van de aantrek- kingskracht van lijst-aanvoerder Colijn.
De eerste verkiezingen na de oorlog in 1946 brachten een uitslag, die voor de liberalen in feite nauwelijks gunstiger te noemen was. De V.D.B.
was opgegaan in de nieuwe socialistische partij, de AR.-lijst miste de bijzondere aantrekkingskracht, die haar in '37 kenmerkte en desondanks kreeg de liberale partij niet meer dan zes zetels. Maar in 1948 verloor de P.v.d.A een belangrijk deel van haar maatschappelijke doorbraakstemmen uit vrijzinnige kringen: de liberale partij kon toen groeien tot acht zetels.
En dat aantal van 8 werd tot 9 in '52 en '56 als gevolg van wellicht nog enige winst uit het doorbraakkamp en winst uit christelijke kring, nl. van kiezers die hun bezwaren tegen de P.v.d.A en de P.v.d.A-invloed meenden tot uit- drukking te moeten brengen door op de V.V.D. te stemmen.
Toen kwam 1958, het jaar waarin de V.V.D. het grootste deel van de
middengroepen, dat de P.v.d.A nog trouw gebleven was, tot zich wist te
trekken. En in '59 bleek zij in staat deze kiezers te kunnen vasthouden,
waarbij zelfs jongere arbeiders, die tot dusverre op de socialistische partij
hadden gestemd. Zij tonen een trek naar het midden, naar de levensstijl
der middengroepen en zijn meer ingesteld op de eigen toekomstmogelijk- heden dan op kollektieve lotsverbetering. (Ik citeerde hier dr. Couwenberg uit zijn artikel in het juninummer van dit maandschrift.)
In het materiaal van dr. Van Braam, gepubliceerd in Socialisme en De- mocratie, zijn bewijzen van deze overgang van arbeidersstemmen aanwezig.
Maar bovendien won de V.V.D. nog stemmen uit het protestantse en katho- lieke volksdeel, waardoor haar zeteltal in de Tweede Kamer steeg van 13 tot 19. Een situatie, die bij sommigen aanleiding heeft gegeven tot de ge- dachte, dat haar huidige positie nog grote mogelijkheden voor de toekomst inhoudt. Mogelijkheden voor de partij als zodanig en niet in samenwerking met anderen als een derde macht, zoals destijds door Prof. Oud werd ge- propageerd. Mogelijkheden die wellicht kunnen voeren naar een nieuwe partijen-konstellatie in Nederland, waarin praktisch twee grote partijen, de socialistische en de liberale de macht in handen zouden hebben.
DOORBRAAK De V.V.D. kan immers evenals de P.v.d.A. een doorbraakpartij genoemd worden. Bewust tracht zij kiezers uit het protestantse en katholieke kamp tot zich te trekken. En dit jaar is haar dit in bepaalde mate gelukt door haar appèl op de anti-socialistische sfeer in Nederland. De werfkracht van de P.v.d.A. kreeg een ernstige klap. De V.v.D. won op de P.v.d.A. en op de christelijke partijen. De propaganda, die vooral de laatste jaren de vrijheid ten troon verhief, is onder de bestaande omstandigheden niet zonder sukses gebleven. Een waarschuwingssein, voor wat de deugdelijkheid van de groei der liberale partij betreft is echter gelegen in het feit, dat weliswaar haar stemmenpercentage in '59 over geheel het land nog hoger was dan in '58, maar dat deze merkwaardige groei zich niet overal heeft doorgezet: in Friesland, Drente en Overijssel was er zelfs een achteruitgang bij de Staten- verkiezingen.
Het doorbraakkarakter van de V.V.D. demonstreert zich de laatste tijd bijzonder duidelijk ten opzichte van de katholieke bevolkingsgroep. In Lim- burg heeft de V.V.D. thans haar organisatie gevestigd; een katholiek is op- genomen in het bestuur der partij; in Roermond deed de V.V.D. dit jaar voor het eerst mee aan de gemefilnteraadsverkiezingen, die als gevolg van de samenvoeging van de gemeenten Roermond en Maasniel werden gehouden.
Deze voorbeelden geven ongetwijfeld duidelijk aan, dat de V.V.D. in de komende periode met name in katholieke kring zieltjes zal trachten te win- nen. En op een doortastender wijze, dan tot dusverre het geval was.
Wordt deze verwachting bewaarheid, dan krijgt de V.V.D. onder de huidige politieke situatie, nu ministers van katholieken, christelijken en libe- ralen huize deel uitmaken van het Kabinet, een soortgelijke positie als de P.v.d.A., toen het Kabinet gevormd werd door ministers uit de katholieke en protestantse partijen en uit die van de socialistische doorbraakpartij.
Dan zal er opnieuw de merkwaardige situatie ontstaan, dat christelijke en
"andere" ministers in het Kabinet samenwerken, terwijl de christelijke par- tijen bij voortduring bedreigd worden door de "andere" partij. Een niet gezonde situatie.
218
In de Volkskrant heeft Prof. Romme de aandacht gevestigd op uitlatingen van het katholieke bestuurslid van de V.V.D. Uitlatingen, die toch een andere mentaliteit verraden dan die van de vooraanstaande katholieke doorbraak- socialisten. Hij citeerde een zin voor de radio uitgesproken, waarin het
katholieke V.V.D.-bestuurslid verklaarde, dat "geen weldenkend wezen kan menen, dat het stemmen op de V.V.D. een betere voorwaarde zou betekenen voor de verdieping der christelijke zeden dan het stemmen op een der chris- telijke partijen." Prof. Romme adviseerde te stellen, dat geen weldenkend mens kan menen, dat de V.V.D. evenzeer van betekenis is voor de verdieping der christelijke zeden als een konfessionele partij. Als het vooraanstaande katholieke lid van de V.V.D. deze logische stelling zou aanvaarden, dan is hij, zoals Prof. Romme dat uitdrukte, weer over de rand van het liberale partijschaakbord verdreven. Het schaakbord waarop hij als een interessante pion door de liberale partij is geplaatst geworden.
De katholieke partij heeft zich op de duur krachtig kunnen handhaven tegenover de socialistische doorbraakpartij, zij zal dat ook kunnen tegen- over de liberale doorbraakpartij. Uiteraard eist dat bij degenen, die aan- gelokt worden door deze partij een goed inzicht in het levensbeschouwelijke karakter der eigen organisatie, de partij die ook geen belangenpartij mag zijn, maar dienares van het algemeen welzijn. Een inzicht dat door efficiënte voorlichting in katholieke kring moet worden verdiept. Terwijl tevens inzicht in het karakter van de liberale partij nodig is.
BELANGENPARTIJ De V.V.D. is immers naast doorbraakpartij ook belangenpartij en zij is primair een vrijzinnige partij.
Zij is praktisch een belangengroepering als gevolg van haar struktuur, waar- over Mr. Van Riel zich in de Eerste Kamer nadrukkelijk heeft geuit. Haar leden en in het algemeen ook haar kiezersaanhang komen voort uit bepaalde maatschappelijke groeperingen, terwijl andere grote groeperingen zich dui- delijk van de liberale partij afzijdig hebben gehouden. De partij heeft deze in haar propaganda dan ook nooit betrokken, behalve in de laatste jaren en niet al te nadrukkelijk. Overigens staat wel vast, dat door de vlucht van velen uit de P.v.d.A. de basis van de aanhang der V.V.D. is verbreed. De struktuur van de partij als zodanig heeft daardoor echter geen wijziging ondergaan. En het is twijfelachtig of haar aard van belangenpartij-in-de- praktijk door de maatschappelijke uitbreiding van haar aanhang wèl wijzi- ging zal ondergaan. Vast staat immers, dat velen in de V.V.D. geen wijziging in haar struktuur wensen. Zij zien de mogelijkheid van een versterking der partij dus uitsluitend in het aantrekken van bepaalde maatschappelijke
groepen uit de katholieke en protestantse partijen.
Wezenlijk is de V.V.D. een vrijzinnige partij; zij steekt dat niet onder stoelen of banken. Het is nog niet zo lang geleden, dat in de jongerenkring der V.V.D. bijzondere aandacht voor dat vrijzinnige karakter werd gevraagd, waarbij de vrees werd uitgesproken, dat de werving van een "christelijke"
aanhang dit karakter zou kunnen schaden.
In het debat over de regeringsverklaring van het nieuwe Kabinet is dit
karakter nog eens belicht door Prof. Oud, toen hij zich over het beleid
der regering uitte en nadien reageerde op de woorden van Dr. 8ruins Slot over dat christelijk-sociale beleid. Prof. Oud betoogde met nadruk, dat hij christelijk sociaal in een andere zin wil verstaan dan de christelijke partijen dat doen. Hij wenst voor de liberale partij niet uit te gaan van wat positief christelijk geloof genoemd wordt. Enerzijds stelde hij de uitdrukking christe- lijk-sociaal slechts te kunnen aanvaarden, als daardoor een beleid wordt geëist, dat op de grondslag van het gebod van de naastenliefde is geba- seerd. Anderzijds aanvaardde hij voor zijn partij niet "het christelijk geloof", wel een zedekundig christendom, zoals Thorbecke dat al deed. Hij aan- vaardde dus de verworvenheden van het christendom in de maatschappij.
En niet meer. De V.V.D., die christenen en niet-christenen onder haar aan- hang telt, kán immers ook niet meer aanvaarden. Kan niet meer dan voort- vegeteren op deze verworvenheden. De heer 8ruins Slot stelde duidelijk aan het licht, dat Thorbecke èn Oud met haar zedekundig christendom onafhan- kelijk zijn geworden van de religieuze betekenis van het christendom, die in de Kerk naar voren komt. Thorbecke zegt: er is een licht, dat daarboven is, en dat is het zede kundig christendom. Thorbecke en ook Oud zien het licht van het christendom niet in datgene, wat het hart van het christendom is. Dr. 8ruins Slot konstateerde, dat zoals Oud op Thorbecke's standpunt is blijven staan, hij op dat van Groen van Prinsterer staat. En Alexandre Vinet citerende besloot hij zijn getuigenis, dat de gehele problematiek van recht en barmhartigheid - en dat is de problematiek van de christelijk-sociale
beweging - de problematiek van het Kruis is.
Met hem zou ik wil/en besluiten, dat wij christenen in de politiek het begrip christelijk-sociaal niet los kunnen maken van dat Kruis, zoals liberalen en socialisten dat in hun partijverband, gelet op haar karakter en aanhang, moeten doen. Praktisch betekent dit ook, dat noch voor de arbeiders, noch voor de middengroepen, noch voor welke groepering ook, ooit van een
"aards paradijs" sprake kan zijn. Er moet echter positief worden gearbeid aan het welzijn van all e n, in het besef dat het samenlevingsverband ener- zijds aan eenieder offers zal blijven vragen, doch anderzijds - naar de mate van het menselijk kunnen en vermogen - voor heel het volk zo gunstig mogelijk moet worden gemaakt.
220
Idee en practijk der bezitsvorming in België
DOOR Drs. L. C. TINDEMANS, Nationaal Sekretaris
flan deChridelijke Volkllpartij, België.
I n tegenstelling tot sommige naburige landen is de literatuur betreffende de bezitsspreiding, in de zin van particuliere bezitsvorming, in België eerder schaars. De idee zelf werd in de naoorlogse periode bij ons weten enkel ietwat systematisch behandeld door twee leuvense hoogleraren, Prof.
Dr. J. leclercq en Prof. Dr. C. van Gestel O.P.
De ook in het buitenland goed bekende Prof. leclercq heeft in zijn cursus van natuurrecht 1) het vraagstuk van het eigendomsrecht uitvoerig onderzocht en daarbij de bezitsvorming - hetgeen hij noemt l'accès à la propriété - sterk verdedigd. Een fundamenteel argument ten voordele van het eigen- domsrecht in deze tijd ziet hij in de waarborg die bezit of eigendom biedt voor de menselijke waardigheid. Opdat de mens zich op menswaardige wijze zou kunnen ontplooien, heeft hij een bepaalde graad van vrijheid nodig evenals een bepaalde zekerheid. Beide worden hem door eigendom verschaft. Aldus gezien is het instituut van de eigendom van fundamentele betekenis voor de mens en een grondslag van de sociale orde. De mens bevrijden betekent bezitsvorming mogelijk maken, niet louter theoretisch, door het eigendomsrecht te proclameren, en conservatief door het bestaande bezit te beschermen, maar door instellingen te creëren die bezitsvorming voor alle burgers mogelijk maken. Zulks is een vereiste van een gezonde sociale orde. De maatschappij is inderdaad ongezond zolang de massa der bevolking geen eigenaar is want wie niets bezit, blijft eigenlijk een slaaf voor wie de juridische vrijheid van geen betekenis is.
Bij die fundamentele reden komt nog een andere, nl. het vrijwaren van het
gezin. De enkeling heeft zekerheid nodig; het. gezin eveneens. Gezond ge-
zinsleven bloeit slechts waar een minimum aan zekerheid (huisvesting, op-
voedingsvoorwaarden) aanwezig is.
1'1
1
"
!Ii i
Wij geven er ons echter rekenschap van dat bezitsvorming in grote mate afhangt van de organisatie van de maatschappij. In een gezonde maatschappij moeten de instellingen het verwerven van eigendom vergemakkelijken terwijl zij het voortbestaan van eigenaars die hun taak verkeerd begrijpen, dienen te bemoeilijken. De liberale maatschappij, zegt Prof. leclercq, doet onge- veer het tegenovergestelde, terwijl de socialistische het particuliere bezit beperkt ten einde de eigendom en het beheer van alle goederen over te dragen aan de Staat.
De sociale encyclieken zetten dan ook aan tot overweging en uitdieping van de opgeworpen vraagstukken. Zij geven het skelet van een doctrine en duiden het doel aan dat moet worden bereikt. De meeste werken der z.g.
katholieke sociale school lijken eerder ontgoochelend omdat zij nooit verder gaan dan wat reeds in de encyclieken stond. In feite herhalen zij met veel woorden wat kernachtig en sterk door de pausen werd gezegd.
Prof. leclercq drukt zijn spijt uit over deze geschriften van katholieken, die in sociale werken of verenigingen opgericht ter beoefening van de naastenliefde zoveel edelmoedigheid aan de dag leggen, maar er niet toe komen een krachtige leer uit te werken die hun moet toelaten de maat- schappij naar hun inzichten te hervormen (blz. 350): " ... nous devons, de nou- veau, constater que les catholiques sociaux n'ont jamais eu une politique d'ensemble, suivie et méthodique, organisant I'accès à la propriétéi qu'ils n'ont jamais étudié la question de façon approfondie; et ceci est une mani- festation de plus de leur faiblesse doctrina Ie."
Ten slotte vermeldt hij de bezitsvorming als een der drie essentiële punten van een christelijk-sociaal programma.
Ongeveer één jaar na de bevrijding van het Belgisch grondgebied, orga- *
niseerde de Vlaamse vleugel van de katholieke arbeidersbeweging in België haar eerste naoorlogse "sociale week", de XXVII in de rij der bijeenkomsten van deze aard.
VORMEN VAN PARTIKUlIER BEZIT Bij die gelegenheid bleek dat ook in België grote hoop gekoesterd werd ten aanzien van de vernieuwingsmogelijkheden welke in de periode onmil- dellijk volgend op de vrede, zouden te baat worden genomen. Als thema voor deze sociale week, in een eindelijk tot bedaren gekomen wereld, was gekozen: "Het uur der beslissende hervormingen" 2). Het eerste referaat werd gehouden door Z.E.P. Dr. C. van Gestel O.P., hoogleraar aan de katho- lieke universiteit van leuven, onder de titel: "De bereikbaarheid van privaat- eigendom door allen, een eisch van sociale rechtvaardigheid".
Na herinnerd te hebben aan de Kerstboodschap-1942 van Pi us XII, waarin o.m. gewezen werd op de noodzaak een betere maatschappelijke orde te vestigen, zei Prof. Van Gestel (blz. 12): "Meer sociale rechtvaardigheid, bevrijding van den mensch uit ellende, uit onzekerheid, uit angst: dat be- teekent en vereischt dan ook een billijker verdeeling der aardsche goederen, een betere regeling der eigendomsverhoudingen. En wel in dien zin, dat privaat-eigendom niet het aandeel blijve van een klein aantal bevoorrechten,
222
maar de normale toestand worde van allen. Privaateigendom in het bereik van eenieder: dit is een eisch van sociale rechtvaardigheid".
Vervolgens wees Prof. Van Gestel op het belang van het eigendomsvraag- stuk, verklaarde de algemene bestemming der aardse goederen, citeerde argumenten ten voordele van particuliere eigendom en concludeerde eruit dat de aangehaalde bewijsgronden voor iedereen gelden, hetgeen inhoudt datvooralle mensen particulier bezit normaal bereikbaar moet zijn. "Daarom,"
zegt Pius XII, "aarzelt de Kerk niet te eischen, naast een rechtvaardig loon, ook het behoud en de vervolmaking van de sociale orde, die een zeker, zij het ook beperkt, privaatbezit mogelijk maakt, voor alle volkslagen (Kerstboodschap 1942)".
Om te besluiten stelt Prof. Van Gestel ook enkele wenselijke vormen van particulier bezit voor (blz. 26):
"Zonder op de besluiten dezer lessen vooruit te loopen, wijzen wij toch even naar enkele mogelijke vormen, waarin dit veralgemeend privaat-bezit kan uitgewerkt, volgens de directieven der Kerk:
1. Vooreerst: onder vorm van familie-eigendom: eigen haard en grond.
2. 't Kleinbedrijf, op gebied van landbouw, ambacht en nijverheid, moet zooveel mogelijk worden bevorderd en gesteund. Door coöperatie moe- ten zij onderling zich steunen en zich de voordeelen van het grootbedrijf verzekeren (Pius XII: Toespraak 1 September 1944).
3. Daar waar het grootbedrijf productiever en dus economisch onvervang- baar is moet men de mogelijkheid scheppen om de arbeiders geleidelijk ook te betrekken in het bezit der onderneming en dus, volgens Q.A., het arbeidscontract aanvullen door een contract van vennootschap.
Men bewere niet, dat dit voorstel romantisch is en ons doet terugkeren naar de middeleeuwen".
In 1951 publiceerde Prof. Van Gestel
3)zijn boek "Sociale leer van de Kerk" waarin het vijfde hoofdstuk gewijd is aan het "Eigendomsrecht en Eigendomsverplichtingen". Over bezitsspreiding schrijft hij o.m. (blz. 126):
"Het begrip behoeft wel geen nadere uitleg: door spreiding van het bezit beoogt men een verbreiding of veralgemening van eigendom, zodat het verschijnsel der bezitloosheid en de klasse der bezitlozen zouden ver- dwijnen".
Naast de drie vorenstaande vormen van wat hij noemt "veralgemeend
bezit" vermeldt de leuvense hoogleraar eveneens (blz. 133)': "Maar nog an-
dere en meer moderne vormen van bezit kunnen veralgemeend worden
en geraken ook meer en meer verspreid: wij denken aan de aandelen in
coöperatieven, aan de voordelen geboden door de sociale verzekeringen en
sociale zekerheid en die, in ruime mate, opwegen tegen de voordelen van
persoonlijk bezit. De arbeider, die verzekerd is tegen werkloosheid, ziekte
en ongevallen, tegen ouderdom en vroegtijdige dood, die bovendien recht
heeft op gezinstoelagen en betaald verlof, heeft daardoor een beschikkings-
recht over inkomsten, die te vergelijken zijn met de opbrengst van een
belangrijk kapitaalbezit. Zo ontwikkelen zich thans nieuwe vormen van ge-
I , i
I!'
"
imeenschappelijk bezit, die aan de leden dezer gemeenschappen ruime voor- delen en veiligheid verzekeren en tevens ook de spreiding van bezit in de hand werken".
*
C. V.P.-PROGRAMMA In december 1945 werd ook het Z.g. Kerstprogramma van een nieuwe poli- tieke formatie, de Christelijke Volkspartij, bekend gemaakt 4). In een hoofd- stuk getiteld "De Mensch", wordt gehandeld over "Principes: De Vrijheden"
ihierin affirmeert de partij (blz. 16): "Een derde vrijheid ligt besloten in het eigendomsrecht. Eigendom is den mensch onontbeerlijk, om hem het gevoel van veiligheid en het genot van zijn vrijheid te verzekeren, en hem toe te laten een gezin te stichten".
Enkele paragrafen verder (blz. 45) wordt gepleit voor "Familie-eigendom":
"De C.V.P. eischt dat er een einde zou gemaakt worden aan de erbarmelijke toestanden in zake huisvesting, die zoo hinderend zijn voor de verbonden- heid van het gezin en de gemoedelijkheid van het familieleven".
Waar er ten slotte sprake is van de sociale politiek, zegt het programma (blz. 69):
"De C.V.P. verdedigt den privaateigendom. Privaatbezit is onontbeerlijk om aan den mensch het gevoel van veiligheid en onafhankelijkheid te be- zorgen. Het staat in dienst van het gezin: de mensch moet immers aan de toekomst denken, aan zijn kinderen, en daartoe bezit hij het natuurlijk recht hun zijn erfgoed over te maken. Maar de eigendom, die noodzakelijk is voor den enkeling, heeft ook een sociaal uitzicht: het gebruik van eigendom wordt door noodwendigheden van het gemenebest beperkt".
*
Ongeveer twaalf jaar later werd door het Studie- en Documentatiecentrum van de C.V.P. een speciaal nummer uitgegeven van het Tijdschrift voor Poli- tiek 5) onder de titel "Christelijk-sociale perspectieven". Het ogenblik was aangebroken om nieuwe perspectieven te schetsen, langs welke lijnen de C.V.P. haar toekomstige politiek zou ontwikkelen. In het hoofdstuk "Naar nieuwe sociale vooruitgang" wordt de spreiding van de eigendom afzon- derlijk besproken. Wij citeren (blz. 521-522):
"Diegenen welke in mindere of meerdere maten de invloed der marxisti- sche theorieën hebben ondergaan, staan doorgaans, hetzij bewust, hetzij eerder op sentimentele wijze, vijandig tegenover het streven om de arbeiders
in staat te stellen particuliere eigendom te verwerven.
Zij spreken in dat geval tamelijk smalend over "kleinkapitalisme" of "klein- burgerlijkheid" en zien daar een gevaar in omdat het de arbeiders ver- vreemdt van de socialistische gedachte, de klassenstrijd en het uiteindelijke doel: de revolutie en het vestigen van de socialistische staat.
In christelijk-sociaal perspectief gezien komt de mens slechts tot volledige ontplooiing indien hij uit de staat van bezitloosheid wordt opgetrokken tot een bevrijding, d.w.z. dat hij zijn doel slechts kan bereiken indien hij" beschikt over eigendom. Ook al bestaat er soms in het economisch leven een be-
224
paalde spanning tussen diverse groepen, dan kan deze spanning bijdragen tot een algehele verhoging van produktie en produktiviteit waarvan de uit- eindelijke baten aan de hele gemeenschap ten goede komen. Meer en meer ziet men in dat het lot en de welvaart van deze wereld afhangen van de wijze, waarop de scheppende en produktieve krachten zullen samenwerken om rijkdommen voort te brengen. Als corrolarium hoort hier bij een recht- vaardige verdeling van deze rijkdommen, een oordeelkundige spreiding van
het bezit. Zulks betekent dat alle pogingen dienen in het werk gesteld om deze spreiding te bevorderen opdat zoveel mogelijk mensen de ruimste welstand zouden genieten, en aldus ook de grootste vrijheid ten aanzien van alle economische en etatistische dwang".
*
Vóór de verkiezingen van 1 juni 1958 verspreidde een lid van de Senaat, behorende tot de C.V.P.-groep, baron Zurstrassen, een brochure getiteld "Un programme social chrétien" 6) welke echter in de middens der christelijke arbeidersbeweging nogal op kritiek onthaald werd. Baron Zurstrassen ver- klaarde zich vooral te richten tot het deel van het liberale publiek dat met de politiek der regering Van Acker-liebaert niet tevreden was. Daarbij stelde hij zich de vraag (blz. 8) "Comment conquérir cette bourgeoisie inquiète, déçue et méfiante vis-à-vis des promesses électorales?". Behalve enkele algemene maatregelen, zoals een hervorming van de fiscale wetgeving, stelt baron Zurstrassen voor dat de bijdragen voor de maatschappelijke zekerheid met 20% zouden verlaagd worden (door alleen nog aanzienlijke risico's te dekken). Op deze wijze meent hij jaarlijks ongeveer 6.000 F. méér te kunnen uitbetalen aan de loon- en weddetrekkenden. Hiervan zou echter 1.000 F.
worden gereserveerd voor beleggingen; vermits 1.800.000 Belgen bijdragen betalen aan de Rijksmaatschappelijke Zekerheid, zouden op te richten arbei- derscoöperatieven jaarlijks over één miljard achthonderd miljoen frank be- schikken om in aandelen om te zetten en aldus een "volks actionariaat" te lanceren. Iedere vennoot zou één effect per jaar bekomen, zodat na veertig jaar iedere arbeider en iedere bediende over veertig aandelen van de in- vesteringscoöperatief zou beschikken. Eventueel zou een doeltreffende wet de coöperatieven voor volksactionariaat behoren te beschermen.
,~
"MAATSCHAPPELIJKE ZEKERHEID"
Ten slotte dient nog vermeld dat op de 2de Vlaamse Sociale Studiedagen die door de diverse katholieke sociale organisaties (arbeiders, middenstand, boeren en patroons) op 6, 7 en 8 april jJ. te Oostende werden gehouden, over het thema "maatschappelijke zekerheid" ook een referaat voorkwam over "Bezitsspreiding en maatschappelijke zekerheid". Hierbij werden de ethische, sociaal-psychologische en economische argumenten onderzocht die pleiten in het voordeel van particuliere bezitsvorming. Onder de concrete voorstellen ter bevordering van zulke politiek voor België werd o.m. ge- vraagd dat iedere sociale beweging een commissie "Bezitsspreiding" zou
225
I' I
!