• No results found

Vraag nr. 74 van 10 februari 2004 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 74 van 10 februari 2004 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 74

van 10 februari 2004

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN B a bysterfte bij laaggeschoolden en migranten – Preventie

Onlangs verschenen de resultaten van een onder-zoek over het verband tussen zwangerschap en s c h o l i n g s g r a a d . Het blijkt dat moeders die slechts een lagere school afmaakten vier keer meer kans hebben op een overlijden van de baby kort na de geboorte dan hogergeschoolde moeders. Het gaat wel om een tamelijk klein aantal sterfgevallen, maar toch blijven ze belangrijk wegens het mense-lijk leed en de demografische financiële impact. Dit sluit aan bij de resultaten van andere onder-z o e k e n . Laattijdige consultatie van de huisarts of g y n a e c o l o o g, onevenwichtige voeding, zware fysie-ke arbeid, . . . komen volgens verschillende onder-zoeken meer voor bij lagergeschoolden.

In het verleden werden door de minister bevoegd voor Welzijn studieopdrachten gegeven aan het In-stituut voor Tropische Geneeskunde wat onder-zoek naar kindersterfte bij migrantenvrouwen be-treft.

Of de problematiek van de laaggeschoolde vrou-wen specifiek onderzocht en aangepakt is, is niet zo d u i d e l i j k , alhoewel Kind en Gezin vrij actief rond deze thema's bezig is.

1. Welk wetenschappelijk onderzoek gebeurde reeds over deze problematiek ?

2. Welke acties ter preventie van babysterfte in ge-zinnen van laaggeschoolden werden opgezet ?

Antwoord

1. In Vlaanderen richtte het wetenschappelijk on-derzoek zich eind jaren '90 vooral tot onderzoe-ken bij zwangere vrouwen van allochtone origi-ne.

In 1996 werd een onderzoek gedaan door A i m é De Muynck, Hilde Straetemans, Chris Ti m m e r-man over perinatale mortaliteit en morbiditeit bij Turkse migranten in Vlaanderen en Brussel en dit in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, met name in opdracht van de toenmalige minister van Fi n a n c i ë n , B e-groting en Gezondheidsbeleid. In 1998 deden Chris Ti m m e r m a n , Hilde Straetemans, B é a t r i c e

N d i h o k u b w a y o, Hilâl Canol onder leiding van Aimé De Muynck onderzoek naar de zwanger-schapsbegeleiding bij Turkse migrantenvrou-w e n , en dit eveneens in opdracht van het Minis-terie van de Vlaamse Gemeenschap, met name in opdracht van de toenmalige minister van Fi-n a Fi-n c i ë Fi-n , BegrotiFi-ng eFi-n GezoFi-ndheidsbeleid. I Fi-n 1999 volgde een onderzoek uitgevoerd door Sultan Balli, Béatrice Ndihokubwayo, H i l d e Straetemans en Chris Timmerman over perina-tale gezondheid van Marokkanen in V l a a n d e-r e n , en dit in opde-racht van de toenmalige minis-ter van Fi n a n c i ë n , Begroting en Gezondheids-beleid.

Het Studiecentrum voor Perinatale Epidemio-logie (SPE) heeft in Vlaanderen de opdracht om perinatale gegevens te registreren en te ver-w e r k e n . Het betreft hier gegevens over alle ge-boorten in de 74 Vlaamse kraamklinieken en ook over de meeste thuisbevallingen in V l a a n-d e r e n . Deze gegevens worn-den ter beschikking gesteld van de administratie Gezondheidszorg van het Ministerie van de Vlaamse Gemeen-schap en via dat kanaal ook aan andere instel-lingen zoals het Nationaal Instituut voor de Sta-tistiek.

Sinds 1998 heeft het SPE enkele onderzoeken gedaan rond socio-economische verschillen bij zwangeren en zwangerschapsuitkomst. Sinds die periode kan er een link gelegd worden op cliëntniveau tussen de zwangerschaps- en neo-natale gegevens van het SPE en socio-demogra-fische factoren verkregen via de officiële ge-boorteaangifteformulieren (Model 1 – Strook D "Statistisch formulier van geboorte van een le-vend kind" en "Overlijden van een kind jonger dan één jaar of doodgeboorte"). Ve r s c h i l l e n d e parameters over geboorte in Vlaanderen in 1 9 9 9 , 2000 en 2001 werden gelinkt aan een keuze uit sociale gegevens zoals ze in strook D te vinden waren.

Dit resulteerde in volgende publicaties over het verband tussen laag opleidingsniveau en kans op perinatale verwikkelingen :

– Bekaert A . en G. M a r t e n s. Invloed van socia-le factoren op zwangerschap, bevalling en ge-b o o r t e. In : Perinatale activiteiten in V l a a n-deren 2000.

Studiecentrum voor Perinatale Epidemiolo-gie. Brussel, blz. 90-103.

(2)

moe-der en de uitkomst van de zwangerschap. In : Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2000. Studiecentrum voor Perinatale Epidemiolo-gie. Brussel, blz. 104-115.

– Cammu H., Martens G. en Bekaert A . O p-volging van de zwangerschap. De zwangere vrouw met geringe opleiding loopt meer risi-co's.

Bijdrage SPE in Gezondheidsindicatoren 2 0 0 0 . B r u s s e l , Ministerie van de V l a a m s e Gemeenschap, blz. 46-49.

– Swimberghe S. L . , Cammu H., Verstraelen H., Martens G. , D. B e k a e r t . De opleiding van de moeder staat in verband met de afloop van haar zwangerschap.

Tijdschrift voor Geneeskunde, s e p t e m b e r 2003, volume 59, nr. 16-17, blz. 978-982. 2. Kind en Gezin geeft specifieke aandacht aan de

gezondheid van kwetsbare zwangere vrouwen en hun ongeboren kind. Via de prenatale con-sultatiebureaus richten zij zich vooral, maar niet u i t s l u i t e n d , tot kansarme gezinnen. Een gezin is kansarm indien minimaal drie criteria vast te stellen zijn in verband met maandinkomen, o p-l e i d i n g, o n t w i k k e p-l i n g, a r b e i d s s i t u a t i e, h u i s v e s-ting en gezondheid. De acties van Kind en Gezin zijn veeleer gericht op een degelijke z w a n g e r s c h a p s b e g e l e i d i n g. Hierdoor wordt voor deze doelgroep de totale outcome positief beïnvloed met minder morbiditeit, b a b y s t e r f t e, prematuriteit.

Momenteel zijn er door Kind en Gezin acht prenatale consultatiebureaus erkend, v o o r n a-melijk in grootsteden : d r i e in A n t w e r p e n , t w e e in Brussel, twee in Gent en één in Mechelen. I n deze prenatale consultatiebureaus kunnen kans-arme zwangeren terecht voor prenatale medi-sche en sociale begeleiding en gezondheidsvoor-lichting en -opvoeding. Uit de voorlopige cijfers blijkt dat Kind en Gezin in 2003 zo meer dan 4.000 vrouwen bereikte.

In december 2003 keurde de raad van bestuur van Kind en Gezin een nieuw concept voor pre-natale dienstverlening aan kwetsbare aanstaan-de ouaanstaan-ders goed. Dit concept maakt het mogelijk de dienstverlening aan te bieden aan alle kwets-bare zwangeren in het Vlaamse en Brusselse hoofdstedelijke gewest. Drie uitgangspunten lig-gen aan de basis van dit concept :

– ondersteunen van de zelfredzaamheid van kwetsbare aanstaande ouders (veeleer dan

ouders afhankelijk te maken van de dienst-verlening) ;

– toeleiden naar de reguliere sector voor medi-sche prenatale begeleiding ;

– investeren in netwerken.

De doelgroep die hierbij beoogd wordt, z i j n kwetsbare aanstaande ouders die zich niet of laattijdig medisch prenataal laten begeleiden. De drempel naar de reguliere gezondheidszorg is voor hen vaak te hoog. Kind en Gezin zal deze cliënten opvangen en zo actief mogelijk toeleiden naar de reguliere medische zorg. Enkel in grootsteden voorziet Kind en Gezin dan nog in eigen medische consulten in "prena-tale steunpunten". Zwangere vrouwen en hun partner kunnen hier terecht tot toeleiding naar de bestaande reguliere sector mogelijk wordt. De doelgroep van kwetsbare zwangeren komt niet overal in gelijke mate voor. Om een seg-mentering mogelijk te maken, wordt aangeslo-ten bij het concept van het Stedenfonds. D e concrete organisatie van de dienstverlening zal daarom op drie niveaus worden uitgebouwd : – grootsteden : Brussel, Antwerpen, Gent ; – centrumsteden : A a l s t , B r u g g e, H a s s e l t ,

G e n k , Ko r t r i j k , L e u v e n , M e c h e l e n ,O o s t e n-de, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout ; – andere gebieden.

In de dienstverlening worden vier basisfuncties uitgebouwd.

E e n onthaal- en oriënteringsfuntie voorziet in een laagdrempelige loketfunctie waar kwetsba-re zwangekwetsba-ren met al hun vragen tekwetsba-recht kun-n e kun-n . Ikun-n de grootstedekun-n ekun-n cekun-ntrumstedekun-n zal dit onthaal structureel georganiseerd worden, in de andere gebieden wordt hierin veeleer ad hoc v o o r z i e n . Waar er een Inloopteam (integraal laagdrempelig opvoedingsondersteuningspunt) actief is, zal deze functie aan het Inloopteam worden toevertrouwd. Zij hebben hierin reeds enige expertise. In de andere gevallen wordt de onthaalfunctie door de regioteamleden van Kind en Gezin zelf uitgebouwd.

(3)

zwan-geren zullen naar deze hulpverleners worden toegeleid voor de medische prenatale begelei-d i n g. Enkel in grootstebegelei-den zullen er prenatale steunpunten kunnen functioneren.

Ten derde zal de sociale begeleiding sterker wor-den uitgebouwd. Dit heeft te maken met admi-nistratieve begeleiding, verwijzing naar andere h u l p v e r l e n e r s, het uitbouwen van een onder-steunend netwerk, aandacht geven aan precaire behoeften en gezondheidsvoorlichting en -op-voeding met betrekking tot zwangerschap. D e z e functie zal worden opgenomen door de regio-teamleden van Kind en Gezin en dit op alle ni-veaus.

Ten slotte zullen ook op de drie niveaus ruimere (regionale) n e t w e r k e n met hulp-, welzijns- en gezondheidsorganisaties worden opgezet. Is er een Inloopteam in de buurt ? Dan wordt deze functie aan het Inloopteam toevertrouwd. In de andere gevallen zal dit gebeuren door de regio-teamleden.

In de verdere aanpak zal Kind en Gezin in 2004 het concept verder verfijnen en de implementa-tie voorbereiden. De raad van bestuur van Kind en Gezin gaf tevens opdracht om de situatie in de centrumstad Mechelen te evalueren. H i e r functioneert momenteel wel nog een prenataal consultatiebureau.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN "Titel van beroepsbekwaamheid" – Terminologie In het voorontwerp van decreet inzake de titel van beroepsbekwaamheid wordt dit

Het satellietkantoor in Tongeren kan daarenbo- ven ook worden gebruikt door ambtenaren die hun standplaats buiten Tongeren hebben en voor het werk occasioneel in Tongeren of

Dit werd door alle betrokken partners – De Lijn, N M B S, stadsbestuur en zelfs de betrokken minister – reeds vroeger gezamenlijk in de media aangekon- digd1. De minister bevestigde

Vanuit integrale jeugdhulp zal bij de afbakening van netwerken (vanaf 2005) pragmatisch en op- lossingsgericht gewerkt worden, waarbij een maximale afstemming nagestreefd wordt op

De CGVB's en CBO's (niet de ATB's) kunnen binnen de huidige V I PA-regelgeving aanspraak maken op investeringstoelagen voor onroeren- de infrastructuur.. De CGVB's kunnen eveneens

Wat is het aantal trajecten dat met middelen van de begroting 2003 in elk onthaalbureau voor de strikt afgelijnde doelgroep nieuwko- mers/voor

Aantal niet-EER gehuwd met een Belgi- sche partner per provincie in het Vlaamse gewest (2003) Provincie Aantal Provincie Antwerpen 486 Provincie Limburg 466 Provincie O-Vlaanderen

De leden van de raad van bestuur van het V l a a m s Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap worden voor een periode van zes jaar benoemd door de