• No results found

Raad van Bestuur van de NMa de heer ir. G.J.L. Zijl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Raad van Bestuur van de NMa de heer ir. G.J.L. Zijl "

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vereniging van Energienetbeheerders in Nederland

Utrechtseweg 310 6812 AR Arnhem Postbus 1156 6801 BD Arnhem Telefoon 026-356 95 00 Fax 026-442 83 20

secretariaat@netbeheernederland.nl www.netbeheernederland.nl

Raad van Bestuur van de NMa de heer ir. G.J.L. Zijl

Postbus 16326 2500 BH DEN HAAG

Ons kenmerk N 2008-151

Behandeld door Johan Janssen

Telefoon 026 - 356 94 73

E-mail jjanssen@netbeheernederland.nl

Datum 23 juli 2008

Onderwerp Codewijzigingsvoorstel inzake het capaciteitstarief voor kleinverbruikers elektriciteit en gas, de wijziging van de grens klein/grootverbruik gas en de termijn voor de overschrijdingsvergoeding gas

Geachte heer Zijl,

Hierbij ontvangt u namens de gezamenlijke netbeheerders een voorstel tot wijziging van de voorwaar- den ex artikel 27, lid 1 van de Elektriciteitswet 1998 (Tarievencode Elektriciteit) en artikel 12b van de Gaswet (Tarievencode Gas). De voorgestelde wijzigingen betreffen de invoering van het capaciteitsta- rief voor kleinverbruikers, de wijzigingen ten gevolge van de aanpassing van de grens tussen klein- en grootverbruikers in de Gaswet alsmede de wijziging van de termijn voor de overschrijdingsvergoeding.

Ons eerdere codewijzigingsvoorstel voor de invoering van het capaciteitstarief (met kenmerk 2006- 3218 d.d. 6 december 2006) wordt hierbij ingetrokken. In het onderhavige voorstel is ook het reeds eerder bij u ingediende codewijzigingsvoorstel met betrekking tot de overschrijdingsvergoeding (met kenmerk N 2008-4 d.d. 6 maart 2008) integraal opgenomen om het aantal wijzigingsprocedures te beperken.

Aanleiding tot dit codewijzigingsvoorstel

Op 3 maart 2008 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter ver- betering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Kamerstukken 31374) ingediend. Dit wets- voorstel beoogt de administratieve processen van levering van elektriciteit en gas in een geliberali- seerde energiemarkt te vereenvoudigen, waardoor de dienstverlening aan deze afnemers kan verbe- teren.

Een van de maatregelen is de invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief voor kleinver- bruikers. Dit capaciteitstarief maakt de administratieve processen (zoals de facturatie) eenvoudiger.

De leverancier kan de verbruiksgegevens zelf vaststellen, het is dan niet langer nodig de meetgege-

vens voor de facturatie via de netbeheerder te laten lopen. Dit beperkt het berich-

(2)

tenverkeer tussen netbeheerder en leverancier en vermindert de onderlinge afhankelijkheid. Alleen de leverancier hoeft nog over de meetgegevens te beschikken voor de facturering aan eindgebruikers.

Wettelijk kader

De grondslag voor de tariefstructuur van de nettarieven bevindt zich voor elektriciteit in de artikelen 26b tot en met 30a van de Elektriciteitswet 1998. De Tarievencode Elektriciteit omvat de in artikel 27 van de Elektriciteitswet 1998 bedoelde tariefstructuren. De Regeling tariefstructuren en voorwaarden Elektriciteit die de minister van EZ op grond van art. 26b van de Elektriciteitswet 1998 heeft gepubli- ceerd, omvat in aanvulling op de genoemde wetsartikelen nadere randvoorwaarden voor de tarief- structuren. Artikel 36 bevat de toetsingscriteria die de Raad van Bestuur van de NMa hanteert bij het vaststellen van de door de gezamenlijke netbeheerders voorgestelde (wijzigingen van) de tariefstruc- turen.

Voor gas geldt een vergelijkbare systematiek. De Regeling tariefstructuren en voorwaarden Gas, waarin onder meer de randvoorwaarden voor de tariefstructuur zijn vastgelegd, is gebaseerd op artikel 12 van de Gaswet. De Tarievencode Gas bevat de in artikel 12a bedoelde tariefstructuren en de toet- singscriteria zijn opgenomen in artikel 12f.

Om het capaciteitstarief voor elektriciteit mogelijk te maken, was een aanpassing nodig van de Rege- ling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999 houdende vaststelling tariefdragers tarie- ven transport en levering elektriciteit en van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden Elektriciteit.

Deze wijzigingen zijn op 8 april jl. door de Minister van EZ aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer voor een hernieuwde voorhang (Kamerstuk 28982, nr. 63). De Tweede Kamer heeft de behan- deling van deze wijzigingen gestuit totdat het eerder genoemde wetsvoorstel m.b.t. het nieuwe markt- model in de Tweede Kamer is afgehandeld. Inmiddels is de ministeriële regeling tot wijziging van bei- de regelingen op 4 juli jl. in de Staatscourant gepubliceerd.

Om het mogelijk te maken dat het capaciteitstarief wordt ingevoerd op de beoogde en ook door de minister van EZ bij de Tweede Kamer aangekondigde datum van 1 januari 2009 (Kamerstuk 28982, nr. 63, pag. 1), kon niet gewacht worden met het indienen van een codewijzigingsvoorstel terzake tot na publicatie van de gewijzigde bovengenoemde ministeriële regelingen. Dit vanwege de vereiste doorlooptijd voor de vaststelling van codewijzigingen. Vandaar dat het onderhavige codewijzigings- voorstel is opgesteld op basis van de op 8 april aan de Kamers aangeboden versie van de wijzigingen van de genoemde regelingen, en alvast in procedure is gebracht, onder het voorbehoud dat de wijzi- gingen van de genoemde regelingen zullen worden vastgesteld zoals beoogd. De bedoelde ministe- riële regelingen blijken inderdaad te zijn vastgesteld zoals beoogd.

Bij gas was een aanpassing van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden Gas niet nodig voor de introductie van het capaciteitstarief. Bij gas kennen we momenteel reeds een gedeeltelijk capaciteits- tarief. De Regeling tariefstructuren en voorwaarden Gas schrijft wel expliciet voor dat onderscheid gemaakt wordt tussen volume- en capaciteitsafhankelijke tariefcomponenten. Dat betekent dat het volume-afhankelijke TAVT wel blijft bestaan, maar op 0 wordt gesteld.

De regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999, houdende vaststelling tariefdra-

gers tarieven transport en levering elektriciteit is gewijzigd. Met deze wijziging wordt de tariefdrager

(3)

“kW” voor afnemers die een aansluiting hebben met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80A en die elektriciteit afnemen uit het laagspanningsnet (artikel 1, onderdeel e van de desbetreffende regeling).

Daarnaast is de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit gewijzigd. De aanpas- singen daarin betreffen:

• wijzigingen in art. 3 van de regeling, waardoor het transporttarief niet meer gebaseerd hoeft te zijn op het gemeten of berekende verbruik (lid c (oud) en lid f (oud),

• een toevoeging aan art. 3 van de regeling waarbij bepaald wordt dat in de tariefstructuur onder- scheid gemaakt kan worden naar energierichting (nieuw lid 2),

• een toevoeging aan art. 4 die bepaalt dat voor aangeslotenen tot en met 3x80A het systeemdien- stentarief wordt berekend op basis van het gemiddelde verbruik per categorie (nieuw lid 2).

De wijzigingen met betrekking tot de wijziging van de grens tussen klein- en grootverbruik gas zijn di- rect gerelateerd aan de wijziging van deze grens in de Gaswet ten gevolge van het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektrici- teits- en gasmarkt (Kamerstukken 31374). Ook hiervoor geldt dat wijziging van de lagere regelgeving, in case de Tarievencode Gas, zo mogelijk gelijktijdig met deze wetswijziging in werking dient te tre- den. Volgens de thans bekende planning is dat op 1 januari 2009.

Inhoud van het codewijzigingsvoorstel

De voorgestelde codewijzigingen zijn voor elektriciteit opgenomen in bijlage 1 bij deze brief en voor gas in bijlage 2. In deze bijlagen is steeds, voor zover van toepassing, per artikel een toelichting op de wijziging opgenomen en daaronder in de linkerkolom de bestaande codetekst en in de rechterkolom de nieuwe codetekst. Bij artikelen met brede tabellen in de codetekst zijn de oude en de nieuwe tekst onder elkaar weergegeven.

In de codeteksten in de bijlagen is geen rekening gehouden met tekstwijzigingen ten gevolge van reeds eerder ingediende, doch nog niet vastgestelde codewijzigingen. Dat betreft een aantal wijzigin- gen in de Tarievencode Elektriciteit voortvloeiend uit dossier 102466: “Diverse verbeterpunten in de Meetcode Elektriciteit en daarmee samenhangende wijzigingen in de andere codes elektriciteit”.

Voor wat betreft toe te voegen onderdelen in de codes hebben wij dezelfde lijn aangehouden als tot nog toe ook door de NMa steeds is gehanteerd, namelijk dat artikelen of paragrafen die in een doorlo- pende nummerreeks worden toegevoegd, een “a”, “b”, etc. achter het voorgaande paragraaf- of arti- kelnummer krijgen. Hernummeren van paragrafen of artikelen wordt als ongewenst ervaren omdat er op vele plaatsen in andere documenten naar de codes wordt verwezen. Bij hernummering zouden ook al die documenten gereviseerd moeten worden.

Algemene toelichting

Tot nog toe werd het transportafhankelijk deel van de transportkosten voor kleinverbruikers (deels)

verrekend op basis van een tarief per afgenomen kWh en m 3 . Het capaciteitstarief is een periodiek

tarief dat kleinverbruikers betalen voor het transport van elektriciteit en gas. Kleinverbruikers betalen

dan periodiek een vast bedrag voor het transport van elektriciteit en gas dat is gebaseerd op de door-

laatwaarde of capaciteit van de aansluiting.

(4)

De doorlaatwaarde of capaciteit van een aansluiting is gerelateerd aan de maximaal beschikbare transportcapaciteit die voor de desbetreffende afnemer op zijn aansluiting beschikbaar is. Voor elektri- citeit wordt de doorlaatwaarde uitgedrukt in het aantal beschikbaar gestelde fasen maal het aantal Ampère (A) per fase. De reeks doorlaatwaarden komt overeen met de gestandaardiseerde reeks ze- keringwaarden die als hoofdbeveiliging bij elektriciteitsaansluitingen worden toegepast.

Voor gas is de capaciteit van de aansluiting gekoppeld aan de grootte van de meetinrichting op de aansluiting. Ook hier is gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde reeks van metergroottes, de zogenaamde G-reeks.

N.B. het getal achter de G komt niet overeen met de capaciteit van de meetinrichting. Zo heeft een G6 meetinrichting een maximale capaciteit van 10 m 3 /uur en een G25 meetinrichting heeft een maximale capaciteit van 40 m 3 /uur.

Verder is er bij de aanduiding van de capaciteit van de aansluiting sprake van normaal kubieke meters (m 3 (n)) en niet van normaal kubieke meters Groningen-kwaliteit (m 3 (n;35,17)). Het betreft hier immers de fysieke capaciteit van de aansluiting die alleen wordt gecorrigeerd voor het drukniveau van het net waarop de aansluiting is aangesloten en die onafhankelijk is van de calorische waarde van het gas dat gemeten wordt. Voor de goede orde zijn hieronder de verschillende bij gas gebruikte grootheden en hun eenheden op een rij gezet:

• volumes worden gecorrigeerd voor druk en calorische waarde en worden uitgedrukt in normaal- kubieke meters groningengas [eenheid: m 3 (n;35,17)].

• fysieke (aansluit)capaciteiten (van de aansluiting of van de meetinrichting) worden gecorrigeerd voor de ontwerpdruk van het net waarop is aangesloten en worden uitgedrukt in normaalkubieke meters per uur [eenheid: m 3 (n)/uur].

• gemeten, berekende en fictieve (transport)capaciteiten (zoals de gemeten capaciteit, de gecon- tracteerde capaciteit, of de rekencapaciteit) worden uitgedrukt in normaalkubieke meters gronin- gengas per uur [eenheid: m 3 (n;35,17)/uur].

In lijn met de tekst van de tekst van de ministeriële regeling (art. 4, lid 2) is het woord “afnemersgroep”

steeds vervangen door “afnemerscategorie”.

Bij elektriciteit is de rekencapaciteit afgeleid van de bovengrens van de categorie en bij gas juist van de ondergrens van de desbetreffende categorie. De achtergrond daarvan is dat de zekeringwaarde bij elektriciteit geen harde grens is, maar een dusdanige technische marge kent dat deze ruim kan wor- den overschreden voordat de beveiliging aanspreekt. Bij gas is de maximale capaciteit van de meetin- richting een fysieke harde bovengrens.

Gevolgen voor afnemers (elektriciteit)

Zoals hierboven reeds is geschetst, vormen de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 de basis en de randvoorwaarden voor (wijzigingen in) de tariefstructuren elektriciteit en derhalve ook voor de onderhavige wijzigingsvoorstellen, voor zover het elektriciteit betreft. Hieronder worden de wijzigingen en de gevolgen daarvan in de praktisch herken- bare context geplaatst.

Algemeen uitgangspunt bij de tariefstructuren – en dus ook bij dit voorstel voor het capaciteitstarief - is

het kostenveroorzakingsbeginsel. Daarnaast is bij de invoering van een capaciteitsafhankelijk trans-

(5)

porttarief voor kleinverbruikers als randvoorwaarde gesteld dat afnemers, elektriciteitsbedrijven en de overheid (voor de belastingen) er in totaliteit niet op achteruit gaan. De nota-effecten worden daarom gecompenseerd door een tariefaanpassing van de regulerende energiebelasting (EB). De heffingskor- ting wordt verhoogd met ongeveer € 125,00 (van € 197,00 naar € 322,00). De 1e staffel (0 – 10.000 kWh) wordt verhoogd met ongeveer € 0,0356 per kWh (van € 0,0705 naar € 0,1061) en de 2e staffel (10 – 50.000 kWh) wordt verlaagd met ongeveer € 0,0100 per kWh (van € 0,0343 naar € 0,0243). Dit zijn indicatieve bedragen die nog kunnen wijzigen.

In de tariefklasse t/m 3x25A met verblijfsfunctie kan door deze aanpassing van de EB het negatieve nota-effect gecompenseerd worden. Dit betreft 94% van alle kleinverbruikers. Het verder opsplitsen van de categorie t/m 3x25A is niet wenselijk. Weliswaar zijn en worden er binnen deze categorie ver- schillende fysieke doorlaatwaarden toegepast, maar deze worden volstrekt willekeurig, althans vanuit het oogpunt van categorisering van afnemers, door elkaar heen gebruikt. De afnemers met deze tech- nische verschillende aansluitingen doen in gelijke mate beroep op de transportcapaciteit in het net.

Het onderverdelen van deze categorie zou derhalve leiden tot een kunstmatig onderscheid van afne- mers die eigenlijk helemaal niet te onderscheiden zijn. Als hun aansluiting op een ander tijdstip of op een andere plaats of door een andere monteur zou zijn gerealiseerd, hadden ze mogelijk een andere hoofdzekering gehad zonder dat er verder iets anders zou zijn. Daarmee strijdt het verder onderschei- den van de categorie t/m 3x25A met het non-discriminatie beginsel.

Voor de overige categorieën, meestal zakelijke kleinverbruikers met een grotere doorlaatwaarde (>

3x25A), is het nota-effect afhankelijk van het verbruik. Zakelijke afnemers met een hoger verbruik dan het gemiddelde verbruik van hun aansluitcategorie gaan er op vooruit. Zakelijke afnemers die minder dan dit gemiddelde verbruiken gaan er op achteruit. Het is mogelijk dat deze aansluitingen een te ho- ge zekeringswaarde hebben. Nota-effecten voor deze aansluitingen kunnen dan positief worden door de aansluiting aan te passen. Hiervoor geldt bovendien een coulanceregeling: deze categorie afne- mers krijgt de gelegenheid om goedkoop te switchen van aansluitcategorie.

Deze coulanceregeling ziet er als volgt uit:

• De afnemer krijgt 3 maanden de tijd om na verschijnen van zijn eerste nota een aanvraag in te dienen voor het verkleinen van de zekeringwaarde. De afnemer wordt door middel van een infor- matieblad bij de nota op de hoogte gebracht van de coulanceregeling. Op deze manier wordt eventuele werkdruk bij het verwisselen van zekeringen zoveel mogelijk verspreid over het hele jaar.

• De afnemer krijgt na fysieke aanpassing met terugwerkende kracht tot 1-1-2009 het lagere tarief in rekening gebracht behorende bij de capaciteit waartoe de aansluiting fysiek werd verlaagd. Op deze manier wordt iedere afnemer op dezelfde manier behandeld. Dit betekent wel dat er altijd een correctienota verzonden zal moeten worden. Anderzijds is er geen druk op het snel aanpas- sen van de zekeringwaarde. Voor de nota van de afnemer maakt het immers niet uit.

• De zekeringwaarde wordt altijd fysiek aangepast zodat de afnemer ook daadwerkelijk alleen de lagere capaciteit kan benutten. Bovendien maakt niet iedere netbeheerder in zijn administratieve systeem onderscheid tussen de administratieve en de fysieke capaciteit en het is niet wenselijk om alleen voor een coulanceregeling het systeem hiervoor te moeten aanpassen.

• Het verlagen van de zekeringwaarde gebeurt tegen een landelijk gereduceerd tarief. Het voorstel

daarbij is € 50,= exclusief BTW (de normale tarieven liggen in de orde van € 70,= tot € 120,=).

(6)

Met dit gereduceerde tarief kunnen de voorrijkosten worden gedekt. Er wordt een gereduceerd bedrag gehanteerd om de drempel te verlagen. Wel moet de klant wel een bewuste keuze ma- ken. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke of kleinzakelijke afnemers. Dit maakt de regeling eenvoudig.

• Er vinden geen verdere controles plaats of het verzoek van afnemer gerechtvaardigd is. Het is de verantwoordelijkheid van de afnemer zelf dat hij geen te lage zekeringwaarde aanvraagt. Eventu- ele herstel acties vallen niet onder de coulanceregeling.

• De coulance regeling loopt van 01-01-2009 t/m 01-06-2010 (nota-ontvangst 01-03-2010), waarbij de einddatum niet al te rigide zal worden gehanteerd omdat het voor afnemers die in de eerste maanden hun nota krijgen lastig is om direct in te schatten wat effect is.

Bedrijven die slechts incidenteel gebruik maken van een hoog piekvermogen zullen er wel op achteruit gaan, maar gelet op het kostenveroorzakingsbeginsel kan deze verhoging van het tarief gerechtvaar- digd worden.

Bij aansluitingen zonder verblijfsfunctie is geen sprake van compensatie via de EB. Deze aansluitin- gen zijn vooral te vinden bij gemeenten en zijn voor het merendeel OV-aansluitingen. Voor wat betreft OV-aansluitingen valt een voordeel te verwachten als gevolg van toepassing van de strengenbepa- ling. Een streng heeft, door zijn relatief hoog verbruik (dat wel 10.000 kWh kan zijn bij een streng van 50 lichtmasten met een gemiddeld verbruik van 200 kWh), het specifieke volumevoordeel bij invoering van het capaciteitstarief. Dit voordeel van OV-aansluitingen zal voor gemeenten ruimschoots opwegen tegen het nadeel van hun overige aansluitingen die geen verblijfsfunctie hebben.

Kostenveroorzakingsprincipe

De kosten van het transport zijn hoofdzakelijk vaste kosten die niet worden beïnvloed door het aantal kWh dat wordt getransporteerd. De kosten voor een transportnet worden namelijk maar in beperkte mate veroorzaakt door het feitelijke gebruik van het net. Een net slijt niet, maar veroudert, waarbij het tempo van veroudering bepaald wordt door de gebruikte materialen en de mate van (over-)belasting.

De kosten van het net worden met name bepaald door de kosten voor de aanleg en het onderhoud van het net. Of een afnemer elektriciteit verbruikt of niet, maakt voor de kosten van de aanleg en het onderhoud van het net niet uit. De dimensionering van het transportnet wordt bepaald door de belas- ting van het net, niet door het energieverbruik of de duur van de belasting. De (gelijktijdige) piekbelas- ting bepaalt de grootte van de aansluiting en de omvang van het net. Een economisch gebruik van het net, in de zin van een gebruik dat rekening houdt met de kosten van het net, houdt daarom rekening met de belasting van het net, niet met het verbruik van elektriciteit. Dit betekent dat een capaciteitsta- rief voor het gebruik van het net beter aansluit bij het kostenveroorzakingsbeginsel dan een volume- afhankelijk tarief.

Omdat het onderhavige codewijzigingsvoorstel deel uitmaakt van de maatregelen in het kader van de

verbetering van het marktmodel voor kleinverbruikers, zijn in dit codewijzigingsvoorstel geen voorstel-

len opgenomen met betrekking tot de tariefstructuren voor elektriciteitsgrootverbruikers. Bijvoorbeeld

om ook voor die categorie over te gaan naar volledig op capaciteit gebaseerde nettarieven. Het thans

buiten beschouwing laten van de elektriciteitsgrootverbruikers is ons inziens verantwoord en doet niets

af van het kostenveroorzakingsbeginsel, omdat de tariefstructuur voor de elektriciteitsgrootverbruikers

al een belangrijke capaciteits- en belastingafhankelijke component kent (zowel kW als kWmax). Voor

(7)

elektriciteitsgrootverbruikers werd altijd al voor een belangrijk deel voldaan aan de criteria uit artikel 36, lid 1 onder c en d. Voor kleinverbruikers draagt de introductie van het capaciteitstarief, in combina- tie met de overige maatregelen uit het wetsvoorstel m.b.t. het nieuwe marktmodel voor kleinverbrui- kers, bij aan een belangrijke verbetering van de mate waarin aan deze criteria wordt voldaan. Voor een nadere onderbouwing van en toelichting op de verbeteringen voor het doelmatig en efficiënt func- tioneren van de kleinverbruikersmarkt die door de introductie van het capaciteitstarief in combinatie met met name het leveranciersmodel kan worden gerealiseerd, verwijzen wij u graag naar de diverse Kamerstukken van dossier 31374 alsmede naar de bijlagen bij Kamerstuk 28982, nr. 63, met name paragraaf 2.3.3 van de toelichting op de wijzigingen in de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit.

Besparingsprikkel

Leidend criterium voor het invoeren van het capaciteitsafhankelijke transporttarief is wel geweest dat invoering niet mag leiden tot een negatief effect op de besparing van energie. De voorgestelde oplos- sing voor de inkomenseffecten door correctie via de EB-tarieven heeft als voordeel dat ook mogelijke negatieve effecten voor de besparing van elektriciteit worden weggenomen. Dit geldt ook voor de kleinschalige duurzame invoeding. Dit komt omdat door de compensatie via de EB de verbruiksafhan- kelijke (variabele) component voor de totale nota gelijk blijft.

Het capaciteitstarief wordt ingevoerd zonder uitzonderingssituaties voor specifieke gevallen. Uitzonde- ringen leiden tot extra operationele complexiteit en doen daarmee alle voordelen in de vereenvoudi- ging van de processen teniet.

Gevolgen voor afnemers gas

In het kleinverbruiksegment worden de aansluitingen ingedeeld in afnemerscategorieën gebaseerd op de capaciteit van de aansluiting. Bij enkelvoudige aansluitingen komt dat overeen met de capaciteit van de meter, eventueel gecorrigeerd voor de druk in het net. Deze indeling is gegeven in onder- staande tabel.

Groep Definitie percentage afnemers

1 SJV < 500 m3 8,7%

2 500 < SJV < 7500 m3 88,1%

3

<G10

SJV > 7500 m3 0,9%

4 G10 10-16 m(n)3/uur 0,4%

5 G16 16-25 m(n)3/uur 1,1%

6 G25 25-40 m(n)3/uur 0,4%

7 G40 40-65 m(n)3/uur 0,1%

8 G65 65-100 m(n)3/uur 0,2%

9 G100 100-160 m(n)3/uur 0,1%

10 G160 160 m(n)3/uur 0,0%

11 G250 >250 m(n)3/uur 0,0%

Het grootste deel van alle aansluitingen valt in de onderste capaciteitscategorie (<G10), namelijk

97,7% van alle aansluitingen. Daarom wordt voor deze capaciteitscategorie een aanvullende onder-

verdeling op basis van het standaardjaarverbruik (SJV) gebruikt. Het standaardjaarverbruik is een be-

langrijk element uit de profielenmethodiek waarmee de energieverbruiken van de kleinverbruikers

worden gealloceerd. De spelregels daarvoor zijn vastgelegd in de Allocatievoorwaarden Gas, een van

de documenten die deel uitmaken van de voorwaarden als bedoeld in art. 12b van de Gaswet. Uit-

gaande van de nieuwe definitie voor het onderscheid tussen klein- en grootverbruik voor gas op basis

(8)

van capaciteit (kleiner dan of gelijk aan 40 m 3 (n)/uur) verschuift een deel van de aansluitingen (0,4%) naar het grootverbruiksegment. Voor de berekeningen van het nota-effect zijn we uitgegaan van de nieuwe grens.

De aansluitingen die verschuiven naar het grootverbruiksegment (G40-G250) gaan budgetneutraal over. Hiermee wordt bedoeld dat er geen kostenverschuiving plaats vindt ten gevolge van de over- gang van kleinverbruik naar grootverbruik. De overgang naar 100% capaciteitstarief zal voor een indi- viduele klant niet budget neutraal zijn. Deze groep klanten is echter zeer divers en daarom is het be- rekenen van "gemiddelde" nota-effecten hier niet zinvol. Eerder misleidend. Naar verwachting zullen met name de klanten met een relatief laag, incidenteel, verbruik er het meest op achteruit gaan. Ech- ter ten gevolge van de overgang van klein- naar grootverbruik, heeft deze klant de mogelijkheid om te kiezen voor een telemetriemeter met daarbij behorende tariefstructuur. De klant kan dan een relatief lage contractwaarde afspreken en voor de enkele keer dat hij meer capaciteit nodig heeft een additio- neel dagcontract nemen.

Om inzicht te krijgen in de nota-effecten van de uitfasering van het transportafhankelijke tarief voor volume (het zogenaamde TAVTv) en het aantal klanten waarop die nota-effecten betrekking hebben, is het noodzakelijk om voor de klanten met een meter <G10 een nadere onderverdeling te maken van het aantal klanten per verbruiksinterval. In onderstaande grafiek is deze nadere onderverdeling ge- maakt op basis van de som van de aansluitregisters van de drie grote netbeheerders (als percentage van het totaal).

Ver delin g aant al k lant en per v er br u ik sin t er v al ( segm en t < G1 0 )

5 ,2 % 3 , 5 %

1 0 ,9 %

1 9 , 4 % 2 2 , 0 % 1 5 ,2 %

8 ,7 % 7 , 6 % 2 , 7 %

1 , 9 % 0 , 9 %

0, 0% 5, 0% 10, 0% 15, 0% 20, 0% 25, 0%

0- 250 250- 500 500- 1000 1000- 1500 1500- 2000 2000- 2500 2500- 3000 3000- 4000 4000- 5000 5000- 7500 7500 >

jaarverbruik (m3)

Om de nota-effecten te beperken, is gekozen voor een aanpassing aan de indeling in afnamecatego-

rieën en de bijbehorende rekencapaciteiten. De grens van 7500 m 3 is verlaagd naar 4000 m 3 en de

rekencapaciteiten zijn daarvoor per segment bijgesteld.

(9)

In de bovenstaande grafieken zijn de nota-effecten in kaart gebracht voor de verschillende segmenten (op basis van gemiddeld verbruik per segment). Uit deze analyse volgt dat het nota-effect voor alle

<G10 segmenten tot 4000 m 3 (92% van de afnemers) er op vooruit gaan of een tientje per jaar er op achteruit gaan. De <G10 segmenten met meer dan 4000 m 3 of de segmenten met een grotere capaci- teit (G10-G25) gaan er over het algemeen in absolute zin iets meer op achteruit (9-47 euro per jaar), maar als percentage van de totale nota blijft deze impact maximaal 2%. Hierboven is reeds toegelicht waarom de categorieën G40 – G250 niet aan bovenstaande grafiek zijn toegevoegd.

Kostenveroorzakingsprincipe

Ook voor het gastransport geldt dat de kosten van het transport hoofdzakelijk vaste kosten zijn die niet worden beïnvloed door de hoeveelheid gas dat wordt getransporteerd. De kosten voor een transport- net worden namelijk maar in beperkte mate veroorzaakt door het feitelijke gebruik van het net. De kos- ten van het net worden met name bepaald door de kosten voor de aanleg en het onderhoud van het netwerk.

Besparingsprikkel

De voorgestelde oplossing voor de inkomenseffecten door correctie via de EB-tarieven is voor de gasnota niet van toepassing omdat de heffingskorting wordt verrekend met de elektriciteitsnota. Door- dat het tarief voor gastransport voor het grootste deel al bestaat uit een capaciteitstarief zijn de nota- effecten kleiner dan bij elektriciteit, en daarmee de wens om deze te compenseren. De geringe daling in de besparingsprikkel zal hierdoor ook niet gecompenseerd worden.

Overige wijzigingen

De gezamenlijke netbeheerders hebben eerder dit jaar een voorstel ingediend waarin een overschrij- ding van de gecontracteerde capaciteit niet over een contractjaar maar over een kalenderjaar bere- kend wordt, tenzij het contract op een later tijdstip in het jaar ingaat. Om het aantal wijzigingsprocedu- res te beperkten stellen wij voor dat voorstel te integreren met de onderhavige wijziging en willen het voorstel met nummer N 2008-4 d.d. 6 maart 2008 bij deze intrekken. De tekst van het toenmalige

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 170 180 190 200 210 220

0-250 250-500

500-1000 1000- 1500

1500- 2000 2000- 2500

2500- 3000 3000- 4000

4000- 5000 5000- 7500

7500 >

Transportkosten (euro/jaar)

TAVTv TAVTc TOVT CT

0 5 0 10 0 15 0 20 0 25 0 30 0 35 0 40 0 45 0 50 0 55 0 60 0 65 0 70 0 75 0

G10 G16 G25

(10)

voorstel is als bijlage 3 opgenomen in deze brief, inclusief de desbetreffende passage uit het verslag van het Gebruikersplatform elektriciteits- en gasnetten. Het te wijzigen artikel is toegevoegd aan bijla- ge 2, waarin ook alle andere te wijzigen artikelen in de Tarievencode Gas zijn opgenomen.

Gevolgde procedure

Op 6 december 2006 hebben de gezamenlijke netbeheerders bij de NMa een eerste wijzigingsvoor- stel ingediend (brief 2006-3218 van EnergieNed, Sectie Netbeheerders). Dit voorstel liep vooruit op de wijzigingsregeling die de Regeling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit en de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit wijzigen zal. De wijzi- gingsregeling is op 8 februari 2007 bij de Kamer voorgehangen (Kamerstukken 28982, nr. 60). Op 30 mei 2007 is besloten dat de wijzigingsregeling opnieuw zou worden voorgehangen, wanneer de Ka- mer kennis heeft kunnen nemen van het wetsvoorstel ter verbetering van de werking van de elektrici- teits- en gasmarkt en daarmee het totale pakket aan maatregelen, waaronder het leveranciersmodel en de slimme meter. Het codewijzigingsvoorstel van de netbeheerders uit december 2006 is om die reden niet verder in behandeling genomen.

Het onderhavige voorstel is, voor wat betreft het capaciteitstarief, op hoofdlijnen identiek aan het voor- stel uit 2006. Het nieuwe voorstel is op enkele punten aangepast aan de concept wijzigingsregeling die op 1 april 2008 opnieuw is voorgehangen (Kamerstukken 28982, nr. 63). Alleen indien deze wijzi- gingsregeling per 1 januari 2009 van kracht is, kunnen de in het onderhavige voorstel opgenomen wij- zigingen van de Tarievencode Elektriciteit in werking treden. Het was echter noodzakelijk dit voorstel eerder in procedure te nemen omdat de ingangsdatum van 1 januari 2009 anders niet gehaald kan worden. De wijzigingen met betrekking tot de Tarievencode Gas kunnen zonder wijziging van de wet of ministeriele regelingen worden geïmplementeerd. Wij beschouwen het voorstel echter als één inte- graal voorstel, dat met het eerder genoemde wetsvoorstel verbetering marktmodel één totaal pakket aan maatregelen vormt.

Daarnaast is het onderhavige voorstel uitgebreid ten opzichte van het voorstel uit december 2006 met wijzigingen die te maken hebben met de verandering van de grens tussen klein- en grootverbruik gas.

Deze grenswijziging is onderdeel van het vaker genoemde wetsvoorstel verbetering marktmodel. Dit onderdeel van het wetsvoorstel heeft echter bij invoering ook consequenties voor de Tarievencode Gas die samenhangen met de wijzigingen ten behoeve van de invoering van het capaciteitstarief.

Derhalve is het ook voor deze wijzigingen noodzakelijk om tegelijk op 1 januari 2009 in werking te tre- den. Vandaar dat deze wijzigingen thans aan dit voorstel zijn toegevoegd.

De wijzigingen met betrekking tot het capaciteitstarief hebben slechts op één punt een direct raakvlak met de technische voorwaarden elektriciteit. Te weten in artikel 3.7.14 van de Tarievencode Elektrici- teit, waar naar verwezen wordt in de definiëring van de profielcategorieën. De gewijzigde tekst zorgt voor de daarvoor benodigde continuïteit.

De wetswijziging met betrekking tot de aanpassing van de grens tussen klein- en grootverbruik gas

heeft ook consequenties voor diverse onderdelen van de technische voorwaarden gas, met name

voor de Allocatievoorwaarden Gas. Daarvoor bereiden de gezamenlijke netbeheerders een separaat

wijzigingsvoorstel voor dat op de gebruikelijke wijze bij de Raad zal worden ingediend. De huidige

planning is dat dat codewijzigingsvoorstel op 5 september 2008 zal worden besproken met de repre-

sentatieve organisaties van marktpartijen in het Gebruikersplatform elektriciteits- en gasnetten. Die

(11)

“technische” wijzigingen hangen niet direct samen met de beoogde invoering van het capaciteitstarief per 1 januari 2009.

Het voorstel is in de vergadering van de Ledenraad van de vereniging van energienetbeheerders in Nederland (destijds Enbin) vastgesteld als voorstel van de gezamenlijke netbeheerders aan de Raad van Bestuur van de NMa. Het overleg met de representatieve organisaties van partijen op de elektrici- teits- en gasmarkt zoals bedoeld in artikel 33 van de Elektriciteitswet 1998 respectievelijk 12d van de Gaswet heeft, voor wat betreft het capaciteitstarief c.a. plaatsgevonden in vergaderingen van het Ge- bruikersplatform elektriciteits- en gasnetten (GEN) op 20 oktober 2006, 15 november 2006, en 27 mei 2008. De relevante passage uit de verslagen van deze vergaderingen treft u aan als bijlage 4 van de- ze brief. Voor wat betreft de periode overschrijdingsvergoeding heeft dat overleg plaatsgehad op 13 september 2007. De relevante passage uit dat overleg is onderdeel van bijlage 3.

Naar aanleiding van de behandeling in het GEN van 27 mei 2008 is het voorstel op verschillende pun- ten aangevuld en aangepast. Dit betreft in de toelichtende teksten onder meer:

• Waar relevant verwijzingen naar de wet en de ministeriële regelingen toevoegen,

• Een toelichting op de relatie met de veronderstelde gelijktijdige inwerkingtreding met de EB- compensatie,

• Een toelichting op de samenhang tussen de wijzigingen voor elektriciteit en gas vanwege de af- hankelijkheid van de wijzigingen voor elektriciteit van de wijziging van de ministeriële regelingen terzake,

• Op relevante plaatsen verwijzen naar of citeren uit TK-stukken m.b.t. capaciteitstarief. Met name waar het gaat om het kostenveroorzakeingsprincipe en om bijv. de categorie-indelingen

• De betekenis van de technische standaardreeksen G25, G40, etc. en 3x25A, 3x35A, etc toelich- ten,

• Toelichten waarom de categorie <3x25A niet verder opgesplitst kan worden.

• Toelichting toevoegen terzake de aansluitingen zonder verblijfsfunctie

• De verwijzing naar de coulanceregeling concreter maken.

• Toelichten waarom bij de categorie > 3x80A geen volledig captar wordt voorgesteld.

• Toelichting op schakelregiem i.r.t. profielensystematiek

In de codeteksten betreft dit onder meer de volgende aanpassingen:

• De in procedure zijnde wijziging m.b.t. de calorische waarde verwerken (NMa dossier 102879)

• TcE 3.7.14: overleg met vergunninghouders toevoegen.

• Wijziging TcE 4.3.1 achterwege laten. Deze wijziging lijkt in strijd met E-wet 30.2 en is niet nodig voor toepassing van forfaitaire gemiddelde verbruiken per categorie voor verrekening van het sys- teemdienstentarief.

• TcE 4.4.4: forfaitair verbruik toevoegen in tabel.

• TcE 4.5.3: tekst simpeler maken door bijv. verwijzing naar 4.5.2.

• TcG 2.3.2.5: In het voorstel dat in het GEN is besproken was een wijziging in dit artikel opgeno- men. Naar aanleiding van een ingebracht commentaarpunt is geconstateerd dat het artikel beter ongewijzigd kan blijven.

• TcG 2.3.6.1: tabel 2 aanpassen overeenkomstig tabel 1: 7500 à 4000

• TcG 2.3.7.1 en 2.3a.6.1: kunnen vervallen.

• TcG par. 2.4 afkortingen GXX en GGV vervangen door verwijzingen of omschrijvingen

(12)

• TcG 2.4.3.9 zodanig aanpassen dat duidelijk is dat niet voor een overschrijding moet worden be- taald als die viel voor de start van het contract. N.B. dit punt is een afwijking van wat in het GEN verslag hieromtrent is opgenomen. Tijdens de GEN-vergadering is door de woordvoerder van de gezamenlijke netbeheerders ten onrechte de indruk gewekt dat voor de realisatie van dit verbe- terpunt de artikelen TcE 1.3.1 en TcG 1.2.4 zouden moeten worden aangepast. Het betreft echter alleen artikel TcG 2.4.3.9.

Voor een toelichting op deze wijzigingen zij verwezen naar het laatste deel van bijlage 4, waarin het relevante deel van het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen.

Implementatie van het codewijzigingsvoorstel

In verband met de gewenste invoering van het capaciteitstarief per 1 januari 2009, verzoeken wij u het onderhavige wijzigingsvoorstel zo spoedig mogelijk vast te stellen en in werking te laten treden per 1 januari 2009. Uiteraard indien de beoogde wijzigingen in de EB op dezelfde datum in werking treden.

De voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de wijziging van de grens kleinverbruik / grootverbruik gas zijn afhankelijk van de wetswijziging terzake. Hiervoor geldt dat indien de wetswijziging terzake onverhoopt niet doorgaat, ook het codewijzigingsvoorstel terzake vervalt.

Desgewenst zijn wij graag bereid dit codewijzigingsvoorstel nader toe te lichten. U kunt daarvoor con- tact opnemen met de heer Johan Janssen van ons bureau (gegevens zie briefhoofd).

Met vriendelijke groet,

ir.drs. J.J. Damsté

namens de Netbeheer Nederland

Bijlage 1: Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit inclusief artikelsgewijze toelichting Bijlage 2: Wijzigingen Tarievencode Gas inclusief artikelsgewijze toelichting

Bijlage 3: Tekst van wijzigingsvoorstel N 2008-4 d.d. 6 maart 2008 inzake de overschrijdingsvergoe- ding, inclusief relevante passage uit GEN-verslag d.d. 13-09-2007

Bijlage 4: Relevante passages uit GEN-verslagen m.b.t. het capaciteitstarief c.a. d.d. 20 oktober

2006, 15 november 2006 en 27 mei 2008.

(13)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

I Wijzigingen met betrekking tot het capaciteitstarief

Artikel 1.3.1:

Dit artikel is bedoeld om de huidige praktijk vast te leggen. Daarnaast zorgt dit artikel er voor dat bij invoering van het leveranciersmodel de leveranciers terzake op dezelfde manier zullen handelen als thans praktijk is bij de netbeheerders. Met de toevoeging van dit artikel wordt invulling gegeven aan een tweetal criteria uit artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998:

• het belang van het doelmatig functioneren van de elektriciteitsvoorziening (lid 1, onderdeel b), namelijk het handelen van netbeheerders en na de introductie van het leveranciersmodel ook de leveranciers;

• het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van de netbeheerders (lid 1, onderdeel e).

Bestaande tekst:

n.v.t.

Nieuwe tekst:

1.3 Tussentijdse wijziging aansluit- en transport- overeenkomst

1.3.1 Indien een aansluit- en transportovereenkomst in de loop van de maand wordt aangegaan, gewijzigd of beëindigd worden de maandelijks verschuldigde vergoedingen voor die maand op dagbasis bepaald en in rekening gebracht.

Artikel 3.1.3:

In de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit wordt het artikel met betrekking tot het tweemaal in rekening brengen van het transporttarief in geval van verbruik en teruglevering op één aansluiting aangepast van een verplichting tot een kan-bepaling. Daarbij wordt overigens uit de toe- lichting op de wijziging duidelijk dat met de nieuwe kan-bepaling primair de mogelijkheid wordt open gehouden om in de toekomst het transporttarief voor producenten te herintroduceren.

Artikel 3.1.3 schrijft thans dwingend voor dat het transporttarief in geval van verbruik èn teruglevering tweemaal in rekening gebracht moet worden. Mede naar aanleiding van artikel 31c van de Elektrici- teitswet 1998 heeft NMa in eerdere instantie de netbeheerders verzocht om in geval van teruglevering bij kleinverbruikers van deze dwingende bepaling af te wijken en in die gevallen slechts eenmaal per aansluiting het TOVT in rekening te brengen, dan wel het TOVT voor teruglevering op 0 te stellen.

Met de introductie van het capaciteitstarief wordt voorgesteld dat kleinverbruikers in geval van afname en teruglevering altijd maar één keer het TOVT betalen. Bij kleinverbruikers zal de teruglevering vrij- wel altijd een of andere vorm van duurzame elektriciteit zijn. Bij kleinverbruikers is de hoeveelheid op het net ingevoede elektriciteit vrijwel nooit groter dan de hoeveelheid afgenomen elektriciteit. Dus het feitelijke capaciteitsbeslag op het net verandert niet ten gevolgde van de teruglevering.

Met de aanpassing van dit artikel wordt invulling gegeven aan de volgende criteria uit artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998: het belang van het duurzaam functioneren van de elektriciteitsvoorziening (lid 1, onderdeel b) en het belang van het doelmatig handelen van afnemers (lid 1, onderdeel d), immers er wordt een drempel weggenomen bij kleinschalige teruglevering. Tevens sluit het gewijzigde artikel beter aan bij het eveneens gewijzigde artikel 3 lid 2 van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit.

Bestaande tekst:

3.1.3 Voor het leveren van de transportdienst wordt aan

Nieuwe tekst:

3.1.3 Voor het leveren van de transportdienst wordt het

(14)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

iedere aangeslotene per aansluiting en per energie- richting in het overdrachtspunt van die aansluiting het transporttarief in rekening gebracht. Voor aan- sluitingen met meerdere verbindingen geldt dat deze verbindingen voor het transporttarief als één aanslui- ting beschouwd worden voor zover de verbindingen in één en dezelfde tariefcategorie vallen en de ne- taansluitpunten van deze verbindingen liggen in de- len van het net van de netbeheerder die in de nor- male bedrijfstoestand galvanisch met elkaar verbon- den zijn. Indien door deze sommatie het transport- vermogen uitgaat boven de grenzen van de betref- fende tariefcategorie volgens artikel 3.7.2 van de Ta- rievencode, dan blijft toch de tariefcategorie, waarin de afzonderlijke verbindingen vallen, gelden.

transporttarief in rekening gebracht:

a. Per aansluiting voor aangeslotenen in de tarief- categorieën genoemd in 3.7.1 onder f en g met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*80A.

b. Voor alle overige aangeslotenen per aansluiting en per energierichting in het overdrachtspunt van die aansluiting.

c. Voor aansluitingen bestaande uit meer verbin- dingen geldt dat deze verbindingen voor het transporttarief als één aansluiting beschouwd worden voor zover de verbindingen in één en dezelfde tariefcategorie vallen en de netaan- sluitpunten van deze verbindingen liggen in de- len van het net van de netbeheerder die in de normale bedrijfstoestand galvanisch met elkaar verbonden zijn. Indien door deze sommatie het transportvermogen uitgaat boven de grenzen van de betreffende tariefcategorie volgens 3.7.2, dan blijft toch de tariefcategorie, waarin de af- zonderlijke verbindingen vallen, gelden.

Artikel 3.7.12:

De tariefdrager voor aangeslotenen op LS met een aansluiting tot en met 3x80A wordt gewijzigd op grond van de wijziging van artikel 1, onderdelen e en f van de Regeling van de Minister van Economi- sche Zaken van 1 juli 1999, nr. E/EE/AE/99043158, houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit (Kamerstukken 28982, nr. 63). In plaats van kWh voor hoog en laaguren wordt de tariefdrager de rekencapaciteit (kW). Deze rekencapaciteit is gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting (de waarde van de hoofdzekering).

Het capaciteitstarief is alleen van toepassing op afnemers met een aansluiting met een doorlaatwaar- de kleiner dan of gelijk aan 3x80A die vallen in de tariefcategorieën LS en LS geschakeld (categorieën f en g van artikel 3.7.1). Afnemers die niet zijn ingedeeld in tariefcategorieën LS of LS geschakeld of die een doorlaatwaarde hebben groter dan 3x80A vallen niet onder het capaciteitstarief. Voor deze afnemers wordt de Tarievencode Elektriciteit (tariefstructuur en de kostentoerekening) niet gewijzigd.

Voor de motivatie van deze wijziging zij verwezen naar de algemene toelichting in de begeleidende brief bij dit voorstel alsmede naar de toelichting op de wijzigingen in de bovengenoemde ministeriële regeling (Kamerstukken 28982, nr. 63).

Bestaande tekst:

3.7.12 De tariefdragers voor het TAVT voor verbruikers in de tariefcategorie, genoemd in 3.7.1, onder f en g, zijn:

a. kWgecontracteerd voor gecontracteerd trans- portvermogen ter dekking van 16% van de kos- ten die met toepassing van 3.6.3 worden toege- rekend aan het in die tariefcategorie genoemde netvlak.

- voor verbruikers met een doorlaatwaarde gro- ter dan 3*80 A geldt de feitelijk gecontracteer- de waarde voor transportvermogen;

- voor verbruikers met een doorlaatwaarde gro- ter dan 3*25 A doch kleiner of gelijk aan 3*80 A geldt de doorlaatwaarde uitgedrukt in kW;

- voor verbruikers met een doorlaat waarde t/m 3*25 A geldt 4 kW (forfaitair) voor de bepaling

Nieuwe tekst:

3.7.12 De tariefdragers voor het TAVT, die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan verbruikers in de tariefcategorieën, genoemd in 3.7.1 onder f en g zijn:

a. voor verbruikers met een aansluiting met een doorlaatwaarde groter dan 3*80A:

- kWgecontracteerd voor gecontracteerd trans- portvermogen, ter dekking van 16% van de kosten.

- kWh voor laaguren en een kWh voor normaal- uren, ter dekking van 84% van de kosten.

b. voor verbruikers met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*80A:

- rekencapaciteit (kW) gebaseerd op de door-

laatwaarde van de aansluiting, ter dekking van

100% van de kosten.

(15)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

van het tarief voor gecontracteerd transport- vermogen. Voor deze verbruikers worden de aldus toegedeelde kosten vertaald in een kWh-tarief voor laaguren en een kWh-tarief voor normaaluren in dezelfde verhouding als in 3.7.13 onder a aangegeven;

- voor verbruikers met een doorlaatwaarde t/m 1*6A op geschakeld net geldt 50 W (forfaitair) voor de bepaling van het tarief voor gecontrac- teerd transportvermogen.

Voor deze verbruikers worden de aldus toege- deelde kosten vertaald in een kWhtarief voor laaguren en een kWh-tarief voor normaal-uren in dezelfde verhouding als in 3.7.13 onder a aan- gegeven.

b. een kWh-tarief voor laaguren en een kWh-tarief voor normaal-uren ter dekking van 84% van de kosten die met toepassing van 3.6.3 worden toegerekend aan het in die tariefcategorie ge- noemde netvlak.

Artikel 3.7.13:

De wijziging in dit artikel is geen inhoudelijke wijziging, maar het directe gevolg van de aanpassing van artikel 3.7.12, waar de inhoud van het oude onderdeel b is verwerkt in het nieuwe onderdeel a.

Bestaande tekst:

3.7.13 Met betrekking tot de tariefdrager, genoemd in 3.7.12, onder b, geldt dat:

a. dubbeltariefverbruikers een op die tariefdrager gebaseerd gedifferentieerd tarief betalen al naar gelang sprake is van verbruik gedurende laaguren of verbruik gedurende normaaluren. De relatieve verhouding tussen de tarieven voor normaal uren en laaguren is door de netbeheer- der te bepalen.

b. enkeltariefverbruikers een op die tariefdrager gebaseerd tarief betalen waarbij de netbeheer- der de verhouding van het enkeltarief ten opzich- te van het normaaltarief kan bepalen.

Nieuwe tekst:

3.7.13 Met betrekking tot de tariefdrager, genoemd in 3.7.12, onder a, geldt dat:

a. dubbeltariefverbruikers een op die tariefdrager gebaseerd gedifferentieerd tarief betalen al naar gelang sprake is van verbruik gedurende laaguren of verbruik gedurende normaaluren. De relatieve verhouding tussen de tarieven voor normaal uren en laaguren is door de netbeheer- der te bepalen.

b. enkeltariefverbruikers een op die tariefdrager gebaseerd tarief betalen waarbij de netbeheer- der de verhouding van het enkeltarief ten opzich- te van het normaaltarief kan bepalen.

Artikel 3.7.13.A:

In het nieuwe artikel 3.7.13.A wordt bepaald hoe de kosten worden toegerekend aan de kostendra- gers.

§ Voor de categorie-indeling van het capaciteitstarief zijn geen nieuwe categorieën bedacht, maar is aangesloten bij de bestaande categorie-indeling zoals die thans reeds in de Tarievencode Elektri- citeit is vastgelegd in artikel 2.3.3.C met betrekking tot de aansluittarieven. Daarmee draagt deze aanpak bij aan het efficiënt en doelmatig handelen van netbeheerders en – straks bij het leveran- ciermodel – ook van leveranciers. Daarmee voldoet deze wijziging aan de criteria uit art. 36, lid 1, onderdeel b van de Elektriciteitswet 1998. De categorie-indeling is geen theoretische, maar een praktische die aansluit bij de in werkelijkheid voorkomende zekeringwaarden.

§ Dat een aangeslotene met een grotere aansluiting (dus een grotere doorlaatwaarde) meer kosten

veroorzaakt dan een kleinere is in de algemene toelichting reeds aangegeven, evenals de onwen-

selijkheid van het verder opsplitsen van de categorie kleiner dan of gelijk aan 3x25A.

(16)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

§ Wat nieuw is, is dat de bestaande categorie-indeling telkens voorzien is van een zogeheten re- kencapaciteit. De rekencapaciteit is de kW-waarde die representatief is voor de desbetreffende ca- tegorie aansluitingen, oftewel die een afspiegeling is van het gemiddelde capaciteitsbeslag in de desbetreffende categorie. Voor de categorie 1x6A geschakeld is dat een waarde die overeenkomt met het vermogen van een gemiddelde lichtmast en niet de kW-waarde die bij een zekering van 6A behoort. Voor de categorie t/m 3x25A kan evenmin gekeken worden naar de bij de zekering- waarde behorende kW-waarde. Dat zou nl. tot rekencapaciteiten leiden van tussen de ca. 7 en 16 kW. Daarom is voor deze categorie een kW waarde genomen die zo goed mogelijk aansluit bij het capaciteitsbeslag dat de desbetreffende aansluitingen op het net veroorzaken. De gekozen waar- de van 4 kW komt overeen met de waarde die netontwerpers voor deze categorie aansluitingen hanteren bij het dimensioneren van nieuwe netten. Deze waarde komt overigens overeen met de tot op heden in art. 3.7.12 voor deze categorie genoemde forfaitaire waarde. Voor de overige ca- tegorieën is de meest voorkomende doorlaatwaarde van de categorie wel een goede maat voor het gemiddelde capaciteitsbeslag van de aansluitingen in de desbetreffende categorie. Vandaar dat voor de overige categorieën de rekencapaciteit is afgeleid van de meest voorkomende door- laatwaarde in de desbetreffende categorie. Doorgaans is dat de als bovengrens genoemde waar- de. Zo is 3x35A de meest voorkomende fysieke zekeringwaarde in de categorie > 3x25A en ≤ 3x35A. De bij deze doorlaatwaarde behorende kW-waarde is vervolgens naar beneden afgerond op een mooi getal. Daarmee is de rekencapaciteit representatief voor het capaciteitsbeslag van de desbetreffende categorie aangeslotenen en dus voor de mate waarin deze bijdragen aan de ver- oorzaking van transportkosten. In onderstaand tabelletje is ter illustratie per categorie de meest voorkomende zekeringwaarde weergegeven met de daarbijbehorende berekende kW-waarde en de rekencapaciteit

categorie meest voorkomende zekeringwaarde(n) bijbehorende kW-waarde [kW]

(bij cos phi = 0,93)

rekencapaciteit [kW]

t/m 1x6A (geschakeld net) 1x6A 1,28 0,05

t/m 3x25A + alle 1-fase

1x35A 1x40A 3x25A

7,49 8,56 16,04

4

> 3x25A t/m 3x35A 3x35A 22,46 20

> 3x35A t/m 3x50A 3x50A 32,09 30

> 3x50A t/m 3x63A 3x63A 40,43 40

> 3x63A t/m 3x80A 3x80A 51,34 50

§ Voor aansluitingen van 1x6A op het geschakelde net is de rekencapaciteit, met een waarde van 50 Watt, ongewijzigd. De oorsprong van deze waarde is terug te voeren tot de tijd dat artikel 29 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 (de strengenbepaling) nog niet bestond en was van toepassing op individuele objecten. Enerzijds is als uitgangspunt gekozen dat het 1x6A tarief op het geschakelde net alleen van toepassing blijft voor individuele objecten, want anders zou dit tarief substantieel herzien moeten worden. Anderzijds is met betrekking tot strengen van lichtmasten in artikel 30 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat voor de toepassing van het transporttarief een streng van lichtmasten geacht wordt te beschikken over één aansluiting.

De waarde van 50 Watt is (thans) representatief voor de gemiddelde lichtmast en draagt daarmee bij aan het kostenveroorzakingsbeginsel. Dat is o.a. bevestigd door vertegenwoordigers van VNG.

Mocht in de toekomst, bijvoorbeeld als gevolg van energiebesparende maatregelen als de groot- schalige toepassing van energiezuinige armaturen, het gemiddelde vermogen van een lichtmast substantieel dalen, dan is een heroverweging van deze waarde nodig.

Vastgesteld is dat van een omzetneutrale invoering sprake zou zijn bij een waarde van ca. 140

(17)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

Watt, maar daarmee worden volume-effecten verzilverd en wordt geen recht gedaan aan een rechtvaardiger systeem van kostentoerekening op basis van vermogen.

§ Voor de tariefbepaling is een verdere onderverdeling niet wenselijk omdat dit zou leiden tot onge- wenste nota-effecten. Deze indeling is namelijk afgestemd op de compensatie via de energiebe- lasting en de uitdrukkelijke wens van de Minister van Economische Zaken om de nota-effecten voor de categorie consumenten zover mogelijk te vermijden. Gegeven de structuur van de ener- giebelasting met een niet gedifferentieerde heffingskorting is gekozen voor een enkele ongediffe- rentieerde categorie waarin bijna alle consumenten zullen vallen.

§ 1-fase aansluitingen zijn tot op heden niet expliciet in de Tarievencode Elektriciteit genoemd. Im- pliciet is altijd aangenomen dat alle 1-fase aansluitingen (in elk geval t/m 1x80A) deel uitmaken van de categorie t/m 3x25A. Om elk misverstand daarover in de toekomst te voorkomen, worden de 1-fase aansluitingen in het voorstel expliciet toegevoegd aan de categorie t/m 3x25A. Daarmee komen de eigenschappen van de aansluitingen en de aangeslotenen het meest overeen en ver- oorzaken dus evenveel kosten als aansluitingen in de categorie t/m 3x25A.

Het aantal 1 fase aansluitingen groter dan 1x80A (bijv. 1x100A), waarvan betoogd zou kunnen worden dat die toegevoegd zou moeten worden aan de categorie >3x25A en ≤ 3x35A, is verwaar- loosbaar klein en bovendien een “uitstervend ras”. Uit oogpunt van efficiency is daarom gekozen om alle 1-fase aansluitingen (m.u.v. 1x6A geschakeld) te scharen onder de categorie t/m 3x25A.

De onderhavige wijziging is het meest directe gevolg van de wijziging van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999 houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en le- vering elektriciteit. Bovendien leidt deze wijziging tot een aanzienlijke verbetering van het doelmatig functioneren van de elektriciteitsvoorziening (art. 36, lid 1, onderdeel b van de Elektriciteitswet 1998).

Bestaande tekst:

n.v.t.

Nieuwe tekst:

3.7.13.A Het TAVT voor verbruikers met een aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*80A wordt bere- kend door de totale toegerekende transportafhankelijke kosten te delen door de som van het aantal aansluitingen per afnemerscategorie vermenigvuldigd met de rekencapaciteit van deze afnemerscategorie (zie tabel). De rekencapaci- teit wordt gebruikt om de capaciteitsafhankelijke tarieven voor de onderscheiden afnemerscategorieën te bepalen.

Tabel: rekencapaciteit

Afnemerscategorie Doorlaatwaarde van de aansluiting Rekencapaciteit [kW]

1 t/m 1*6A op het geschakeld net 0,05

2 t/m 3*25A + alle 1-fase aansluitingen1 4

3 > 3*25A t/m 3*35A 20

4 > 3*35A t/m 3*50A 30

5 > 3*50A t/m 3*63A 40

6 > 3*63A t/m 3*80A 50

1

Met uitzondering van de 1x6A aansluitingen op het geschakeld net.

Artikel 3.7.14:

De bestaande tekst van artikel 3.7.14 is niet meer van toepassing, sinds de volledige liberalisering is

er geen plaatselijke vergunninghouder waarmee dit overleg gevoerd kan worden. Bovendien is het

artikel waarnaar verwezen wordt gewijzigd. Wel is het vooralsnog nodig dat de normaal- en laaguren

eenduidig worden vastgesteld. Onder andere omdat die de basis vormen voor de bestaande profie-

lensystematiek. Voor de netbeheerder is er door de introductie van het capaciteitstarief geen nood-

zaak meer om te schakelen tussen normaal- en laaguren. De meeste leveranciers maken dit onder-

(18)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

scheid nog wel in hun tariefstructuur en dus blijft het schakelen vooralsnog noodzakelijk. Omwille van de continuïteit wordt verwezen naar het schakelregime tot nog toe. Er is geen aanleiding om de scha- kelmomenten bij de introductie van het capaciteitstarief opeens te wijzigen. Als er al een wens tot wij- ziging van de schakelmoment zou zijn, dient altijd eerst afstemming met de in het desbetreffende ge- bied actieve vergunninghoudende leveranciers plaats te vinden. Simpel gezegd: de wijziging van dit artikel zorgt er voor dat er op het gebied van het schakelregime in de praktijk niets wijzigt. Daarmee draagt deze wijziging bij aan de bevordering van het handelsverkeer, het doelmatig handelen van af- nemers en het doelmatig functioneren van de elektriciteitsvoorziening (diverse onderdelen van art. 36 van de Elektriciteitswet 1998).

Bestaande tekst:

3.7.14 Voor zover het de beschermde afnemer, bedoeld in art. 1, onder d, 2°, van de Wet betreft, stelt een net- beheerder de laaguren en de normaaluren vast in overleg met de plaatselijke Vergunninghouder(s).

Nieuwe tekst:

3.7.14 De netbeheerder stelt, na overleg met de in zijn gebied actieve vergunninghouders, de laaguren en de normaaluren vast en gaat daarbij uit van de in het verleden gehanteerde schakeltijden.

Artikel 3.10.1:

Artikel 3.10.1 bepaalt dat de waarden van de tariefdragers worden gebaseerd op gemeten waarden.

Voor het capaciteitstarief geldt echter de rekencapaciteit. De voorgestelde wijziging maakt deze ver- bijzondering. Dit is geen op zichzelf staande wijziging, maar gevolg van wijzigingen in paragraaf 3.7.

Bestaande tekst:

3.10.1 De kostentoerekening en de vaststelling van de waarden van de tariefdragers vinden plaats op basis van gemeten waarden, waarbij de eisen die in de MeetCode zijn neergelegd in acht worden genomen.

Nieuwe tekst:

3.10.1 De kostentoerekening en de vaststelling van de waarden van de tariefdragers vinden plaats op basis van gemeten waarden, waarbij de eisen die in de MeetCode zijn neergelegd in acht worden genomen.

Uitgezonderd worden de waarden van de tariefdra- ger voor afnemers in de tariefcategorieën genoemd in 3.7.1 onder f met een aansluiting met een door- laatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*80A en g. De- ze waarden worden bepaald volgens 3.7.13.A.

Artikel 3.10.2:

Voor het capaciteitstarief is de aansluitcapaciteit bepalend voor het tarief. Onbemeten aansluitingen vallen allemaal binnen deze categorie (zie artikel 2.1.3.5 e.v. van de Netcode Elektriciteit). Voor de transporttarieven is het dus niet meer van belang of het verbruik gemeten wordt. Er verandert verder niets voor onbemeten aansluitingen. Ook dit is geen op zichzelf staande wijziging, maar gevolg van de wijzigingen in paragraaf 3.7.

Bestaande tekst:

3.10.2 Voor de ongemeten verbruikercategorieën, zoals openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, tele- fooncellen, enzovoorts, worden kosten toegerekend op basis van een berekening van het aandeel in de kostenverdeelsleutel genoemd in artikel 3.6.3. Deze kosten worden in rekening gebracht aan genoemde categorieën op basis van een periodieke bijdrage, dus aan de eigenaren van de openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, telefoonnetten, enzovoorts.

Nieuwe tekst:

3.10.2 [vervallen]

(19)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 5.2:

Deze paragraaf, die oorspronkelijk afwijkingsbepalingen bevatte, is sinds 5 februari 2004 leeg t.g.v.

besluit 101629_1/11. Wij stellen voor om de coulance regeling in deze paragraaf een plaats te geven.

De coulanceregeling is feitelijk een afwijkingsbepaling van artikel 2.4.3. Met deze afwijkingsbepaling wordt invulling gegeven aan de wens van de Minister van Economische Zaken (zie par. 2.3.4.1 van de toelichting op de vaker genoemde Wijzigingsregeling, Staatscourant 4 juli 2008, nr. 127, pag. 10.) om verbruikers met een onnodig grote aansluiting de mogelijkheid te bieden deze ter gelegenheid van de invoering van het capaciteitstarief tegen gereduceerd tarief te laten verkleinen. Voor een verdere toe- lichting op de coulanceregeling zie pag. 5.

Bestaande tekst:

5.2 Afwijkingen

5.2.1 Vervallen bij besluit nummer 101629_1/11 van 5 februari 2004.

Nieuwe tekst:

5.2 Overgangsbepalingen

5.2.1 In afwijking van 2.4.3 kan een verbruiker in de tarief- categorie genoemd in 3.7.1 onder f met een aanslui- ting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*80A tot uiterlijk drie maanden na de ontvangst van de eerste jaar- of eindafrekening na 1 januari 2009, doch uiterlijk tot 1 juni 2010, een verzoek indienen bij de netbeheerder tot verkleining van de doorlaat- waarde van zijn aansluiting tegen een gereduceerd tarief van € 50,- exclusief BTW per aansluiting.

5.2.2 De netbeheerder realiseert de in 5.2.1 bedoelde verkleining van de doorlaatwaarde binnen zes maan- den na de aanvraag.

5.2.3 Indien een verbruiker in de tariefcategorie genoemd in 3.7.1 onder f met een aansluiting met een door- laatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3*80A op grond van 5.2.1 een verzoek heeft gedaan om de door- laatwaarde van zijn aansluiting te laten verkleinen, wordt deze verbruiker over de periode van 1 januari 2009 tot en met het moment van verkleining van de doorlaatwaarde van zijn aansluiting transportkosten in rekening gebracht op basis van de verkleinde doorlaatwaarde van de aansluiting en worden even- tueel reeds in rekening gebrachte kosten verrekend bij de volgende jaar- of eindafrekening.

II Wijzigingen met betrekking tot het systeemdienstentarief

Artikel 4.4.1:

Artikel 4.4.1. wordt beperkt tot de tariefcategorieën in 3.7.1 onderdeel a t/m e en afnemers in tariefca- tegorie 3.7.1 onderdeel f voor zover het aansluitingen betreft met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A. Voor deze afnemers verandert het systeemdienstentarief niet. Het nieuwe artikel 4.4.4 geldt voor de overige afnemers. Deze wijziging is het gevolg van de wijziging van artikel 4 van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit.

Bestaande tekst:

4.4.1 Het volume waarvoor het systeemdienstentarief geldt:

E

sys

= E

in

+ E

gen

- E

tbv

- E

uit

, waarbij:

Nieuwe tekst:

4.4.1 Het volume waarvoor het systeemdienstentarief

geldt wordt, voor verbruikers in de tariefcategorieën

genoemd in 3.7.1 onder a t/m e en f voor zover het

(20)

Bijlage 1 – Wijzigingen Tarievencode Elektriciteit met artikelsgewijze toelichting

E

sys

staat voor de omvang van de tariefdrager in kWh;

E

in

staat voor de comptabel vastgestelde afname van elektrische energie van het net in kWh;

E

gen

staat voor de comptabel vastgestelde opgewekte elektrische energie aan de klemmen van de ge- nerator(en) in kWh;

E

tbv

staat voor de comptabel vastgestelde omvang van het toelaatbaar bedrijfsverbruik elektriciteits- productiemiddel in kWh;

E

uit

staat voor de comptabel vastgestelde invoeding op het net in kWh.

aansluitingen betreft met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A, als volgt bepaald:

E

sys

= E

in

+ E

gen

- E

tbv

- E

uit

, waarbij:

E

sys

staat voor de omvang van de tariefdrager in kWh;

E

in

staat voor de comptabel vastgestelde afname van elektrische energie van het net in kWh;

E

gen

staat voor de comptabel vastgestelde opgewekte elektrische energie aan de klemmen van de ge- nerator(en) in kWh;

E

tbv

staat voor de comptabel vastgestelde omvang van het toelaatbaar bedrijfsverbruik elektriciteits- productiemiddel in kWh;

E

uit

staat voor de comptabel vastgestelde invoeding op het net in kWh.

Artikel 4.4.2:

De passage over aansluitingen kleiner dan 3x80A is verwijderd uit dit artikel omdat deze niet van toe- passing is op het capaciteitstarief. Het systeemdienstentarief wordt in deze categorie niet meer geba- seerd op het daadwerkelijke verbruik, er kan daarom niet gesaldeerd worden met ingevoede elektrici- teit. Deze wijziging is geen op zichzelf staande wijziging, maar het gevolg van de wijziging van artikel 4.4.1 en 4.4.4 die weer het gevolg zijn van de wijziging van artikel 4 van de Regeling tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit.

Bestaande tekst:

4.4.2 Bij of krachtens de aansluitovereenkomst tussen een netbeheerder en de aangeslotene wordt bepaald op welke wijze E

sys

comptabel wordt vastgesteld. Daar- bij kan worden overeengekomen dat de onder artikel 4.4.1 genoemde elementen niet alle afzonderlijk be- hoeven te worden gemeten, uitgezonderd E

gen

bij ne- taansluitingen groter dan 3*80 A, deze dient altijd comptabel te worden vastgesteld. In afwijking van 4.4.1 geldt voor netaansluitingen kleiner dan of gelijk aan 3*80 A: E

sys

= Ein. Voor afnemers met netaan- sluitingen kleiner dan of gelijk aan 3*80 A, die per jaar minder dan 3.000 kWh duurzame elektriciteit in- voeden op het net, wordt Ein bepaald door binnen een factuurperiode de aan het net onttrokken hoe- veelheid elektriciteit te verminderen met de binnen dezelfde factuurperiode op het net ingevoede hoe- veelheid elektriciteit.

Nieuwe tekst:

4.4.2 Bij of krachtens de aansluitovereenkomst tussen een netbeheerder en de aangeslotene wordt bepaald op welke wijze E

sys

comptabel wordt vastgesteld. Daar- bij kan worden overeengekomen dat de onder 4.4.1 genoemde elementen niet alle afzonderlijk behoeven te worden gemeten, uitgezonderd E

gen

bij netaanslui- tingen groter dan 3*80 A, deze dient altijd comptabel te worden vastgesteld.

Artikel 4.4.4:

Artikel 30 van de Elektriciteitswet bepaalt dat het systeemdienstentarief wordt uitgedrukt in een bedrag

per hoeveelheid verbruikte elektriciteit in kWh. Het nieuwe artikel 4 van de Regeling inzake tariefstruc-

turen en voorwaarden elektriciteit (Kamerstuk 28982, nr. 63) bepaalt dat voor afnemers met een aan-

sluiting met een maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80A een forfaitair verbruik geldt. Dit for-

faitaire verbruik voor deze afnemers wordt vastgesteld op het gemiddelde verbruik per categorie van

afnemers in 2006 met dezelfde maximale doorlaatwaarde. In plaats van een individuele berekening

voor kleinverbruikers wordt dus uitgegaan afnemerscategorieën met eenzelfde doorlaatwaarde. Hierbij

wordt aangesloten bij de categorieën die worden gehanteerd voor de berekening van het capaciteits-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze cijfers zijn enkele getallen veranderd om het effect van de uiteindelijke output duidelijker te laten

101600/ 17 01- 03- 2004 4.5.3 De net beheer der geeft per net aansluit ing m et een gecont r act eer d t ranspor t ver m ogen aansluit capacit eit gr ot er dan of gelij k

2.6.3 De allocatiegegevens die verstrekt zijn volgens het bepaalde in artikel 2.6.1 of 2.6.2 worden beschouwd als correcties op de definitieve allocatie, die de basis vormen voor

4.3.4.2 Indien gedurende de periode tussen het verstrijken van de vierde veertiende werkdag van de maand na volgend op de maand waarin de gasdag valt waarop de gegevens

4.3.4.2 Indien gedurende de periode tussen het verstrijken van de vierde veertiende werkdag van de maand na volgend op de maand waarin de gasdag valt waarop de gegevens

Derhalve is de Raad van mening dat de huidige beschrijving in artikel 3.5.2.3 niet in lijn is met het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers,

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

„dat, een en ander in aanmerking genomen, belanghebbendes uit­ g a v e n voor zijn accountantsstudie in 1950 geen kosten zijn, welke „belanghebbende noodwendig moet