Eindexamen vwo wiskunde B 2012 - II
© havovwo.nl
- www.havovwo.nl - www.examen-cd.nl
8 Vier punten op een cirkel
16. Merk eerst op dat ∠ABP0 = 90◦ aangezien k een raaklijn aan de cirkel is. Nu heb je ∠AP0B = 180◦− 90◦− ∠BAP = 90◦− ∠BAP vanwege de hoekensom van een driehoek. Nu geldt vanwege de stelling van Thales dat ∠AP B = 90◦. Nu kun je weer de hoekensom toepassen en dan vind je ∠ABP = 180◦− 90◦− ∠BAP = 90◦− ∠BAP . Als je dit combineert met ∠AP0B = 90◦− ∠BAP vind je ∠ABP = ∠AP0B.
17. Eerst gebruik je de stelling van de gestrekte hoek om ∠P QQ0 = 180◦−
∠AQP , en vervolgens kun je met de stelling van de constante hoek zeggen dat ∠AQP = ∠ABP . Als je dit combineert met de eerdere formule krijg je ∠P QQ0 = 180◦ − ∠ABP . Je weet ook uit de opgave dat ∠ABP =
∠AP0B, en als je dit invult krijg je ∠P QQ0 = 180◦ − AP0B, oftewel
∠P QQ0+ ∠P P0Q = 180◦. Dit betekent dat P QQ0P0een koordenvierhoek is, en dus liggen P , Q, Q0 en P0 op ´e´en cirkel.