• No results found

Testament rhetoricael

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Testament rhetoricael"

Copied!
801
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eduard de Dene

editie W. Waterschoot en D. Coigneau

bron

Eduard de Dene, Testament rhetoricael, 3 delen (ed. W. Waterschoot, D. Coigneau et al.). In:

Jaarboek ‘De Fonteine’ XXVI, XXVIII en XXX 1976-1980.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dene001test01_01/colofon.htm

© 2003 dbnl / W. Waterschoot en D. Coigneau

(2)

Verantwoording

Het Testament Rhetoricael van Eduard de Dene (Gent, Universiteitsbibliotheek, hs.

3330) wordt hierna door ons diplomatisch uitgegeven. Weliswaar betekenen sommige eigenaardigheden in de schrijfwijze van het Nederlands na het midden van de zestiende eeuw een grote belasting voor de moderne lezer, zodat wij er ons terdege van bewust zijn dat de aangeboden transcriptie enige eisen stelt aan het

uithoudingsvermogen van eventuele belangstellenden. Het Testament Rhetoricael is literair en cultuurhistorisch van groot belang voor onze zestiende-eeuwse geschiedenis in het algemeen en voor de Brugse situatie in het bijzonder, zodat de uitgave van dit handschrift - een trouwens reeds lang gekoesterde wens van de Nederlandse filologie - ook een ruimer, historisch geïnteresseerd publiek zou kunnen aanspreken. Toch hebben wij de voorkeur gegeven aan de diplomatische

uitgave-techniek, en wel om de volgende redenen:

Vooreerst vereist de studie van het Testament Rhetoricael reeds een zekere

vertrouwdheid met rederijkersteksten bij de lezer: De Dene is een moeilijk auteur, die vooral in zijn epitafen zulke staaltjes van ‘constighe’ stijl ten toon spreidt, vooral inzake woordvorming en syntaxis, dat hij zich zelf als het ware reserveert voor ervaren lezers, die de strikte eerbiediging van de authentieke tekstvorm wel op de koop toe zullen willen nemen.

De tweede - en voornaamste - reden is dat wij hier staan voor de autograaf van een

ervaren klerk. Het eerste element van dit argument zou reeds voldoende moeten zijn

om bezwaren tegen de strikt diplomatische methode van de hand te wijzen: onze

Nederlandse letterkunde is zo schaars gezegend met dergelijke exemplaren uit de

pen van de auteur zelf, dat, bij eventuele uitgave, het respect voor de schrijver de

voorrang verdient boven het gemak van moderne leesgewoonten. Daarbij komt nog

in dit

(3)

concrete geval dat De Dene zich bij het schrijven van zijn Testament Rhetoricael een waarachtig en onderlegd klerk ter vierschaar toont: de omvangrijke codex, die binnen een periode van acht maand voltooid werd, is een fraai voorbeeld van zestiende-eeuwse kopiistenarbeid: doorheen de 465 folio's heerst hetzelfde

regelmatige, brede geschrift, zonder merkbare verschillen bij begin en einde van de schrijfarbeid. De Denes bedrevenheid uit zich het duidelijkst in de behandeling van schachten en staarten, niet enkel in de begin- en eindregel van een pagina, maar ook midden in de tekst, waar hun opneming in een vorige of volgende regel dikwijls zeer talentvol geschied is. Deze virtuositeit van de auteur als schrijver heeft ons mede genoopt om deze codex strikt diplomatisch uit te geven als specimen van

zestiende-eeuwse schrijfkunst.

Concreet betekent dit dat het schriftbeeld zo nauwkeurig mogelijk gereproduceerd wordt. Het gebruik van hoofd- en kleine letters, het aan- en vaneenschrijven van woorden is getrouw overgenomen. Vooral het behoud van de hoofdletters na een prefix midden in een samenstelling kan storend werken voor de moderne lezer. Toch is deze schrijfwijze vrij systematisch door De Dene gehandhaafd, en dus door ons gerespecteerd. Voor de interpretatie van I/J en i/j hebben wij de hoofdletter met bovenschacht, schuine dakstreep en tong als I weergegeven, en alle andere vormen als i. De spellingen u voor [v] en v voor [y] werden uiteraard gehandhaafd. Ook de interpunctie werd onveranderd overgenomen. Afkortingen zijn opgelost in cursief en letters in humanistisch schrift werden gespatieerd. In voetnoot staan paleografische en codicologische opmerkingen (aard van de correctie, toestand van het handschrift).

Ook de oorspronkelijke bladspiegel is in de mate van het mogelijke gerespecteerd:

elke nieuwe bladzijde is als lees-eenheid beschouwd, en de tekstregels zijn dan ook

telkens opnieuw genummerd. Aangezien het notenapparaat hierbij onmiddellijk moet

aansluiten, treft de lezer dit soms midden de huidige bladzijde aan. De eerbied voor

de autograaf stoort ook hier alweer het gemak van de huidige leesgewoonten, maar

wij hebben gemeend tot dit procédé te mogen overgaan om de reeds hiervoor

uiteengezette redenen.

(4)

Als eerste inleiding bij deze tekstuitgave verwijzen wij naar ‘Eduard de Dene en zijn Testament Rhetoricael (1561)’ in Jaarboek De Fonteine 1969-1970, tevens verschenen als Rederijkers-studiën VII in de reeks Uit het Seminarie voor Nederlandse

Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent, nr. XVII. Thans bieden wij de tekst van fol. x 1 tot fol. 150. In twee volgende boekdelen nemen wij ons voor de resterende tekst te publiceren, waarna wij hopen als laatste aflevering de onontbeerlijke aantekeningen te laten verschijnen.

Gent, september 1976.

(5)

+[x 1 r]

++

// M y n Te s t a m e n t . //

in Rhetorycken //

Die zieckzondich stene //

// yeghelick omtrent //

5 Laettet blycken //

// Elck hem zeluen wene //

Die Rusten vpde eerdsche lene //

muegher in speghelen //

// hem daer naer Reghelen //

10 Eer / den gheest verdwene. //

Zonde stynct / als van tloock de kene //

// Dat duechdelick smaect //

Wilt niet Afvvycken. //

ick die ter doodwaerts tcarreken Mene //

15 // dicwils ghewaect //

in tsconst practycken //

Met Recht en Rene //

// Kiest der huut tbeste //

Laet vaeren de Reste //

20 dat hinderlick schene //

// Van hier totten hend //

Binnen tsweerelts dycken //

By my ghemaect //

// R a s c h . V p . E n d //:

25 . 1 5 6 1 . // H e n e . //

[M e t u e t s p e ]

M e t u e t s p e

o c c u l t a p r o b a n t u r

+ Alle regels zijn onderstreept.

(6)

+[x 1 v]

+

[E e rlicke hu Regiert]

E erlicke hu Regiert

D ies men hu gheest / Bewaert V roylick duecht hanthiert A nders goedynghen niet bezwaert 5 R yplick toecommende dynghen anziet

D e bedrieghlicheden vreesende zyt V leeschlicke begheerten vliedt S uverlicke Leeft altydt

// D E s hu beuolen bewaeren es / Weder gheeft 10 D och der neersticheyt volght met staeden

E nde in Dronckenschap gheenssins Leeft N yemandt zo ne wilt versmaeden

E lck die hem verheft zal dalen tot schaeden

[R i s u s N i m i u s C a u e n d u s ]

// R i s u s N i m i u s C a u e n d u s 15 A g e q u e I u s t a s u n t

S a l u t a L i b e n t e r C o g n o s c e t e I p s u m .

H u m a n a r u m R e r u m V i c i s s i t u d o // V i o l e n t i a m o d e r i s

20 P a c e m D i l i g e

// E x e r c i t a t i o o p t i m u s M a g i s t e r N e q u i d n i m i s

// D o n u m q u o d c u m q u e p r o b a t o . E x p e r i m e n t o n i h i l c e r t i u s 25 N i m i a p a r c i t a s V i t a n d a

// E r u d i t i o r e s e f f i c i m u r o m n e s D a m n o /

(7)

+[x 2 r]

++

I n d e C a p i t a l e L e t t r e n D a e r t h u v v e r I n s t r u e r i n g h e

V y n d t I u i s t e t I a e r

+Anno .1557.

D e i s b o u c x e e r s t e c o m p o n e r i n g h e

+

5 M o r t a l i a c o g i t a //

C o g n a t o s C o l e //

C o n c o r d i a m s e c t a r e //

// C o n t e m p t i o o m n i s s t u l t a //

C a l u m n i a m o d e r i s //

10 C o n s i l i u m p o s t f a c t a I n u t i l e //

L i n g u a m T e m p e r a //

V u l g i I u d i c i u m s t u l t u m . //

I u s t i c i a m C o l i t o //

I n d u s t r i a m A d i u u a t d e u s //

[S e n e c a I n l i b r o ]

15 S e n e c a I n l i b r o D e 4 .o r V i r t u t i b u s

S i p r u d e n s e s / A n i m u s t u u s T r i b u s t e m p o r i b u s D i s p e n s e t u r

. 1 . P r e s e n t i a o r d i n a //

20 . 2 . F u t u r a p r o u i d e . e t //

. 3 . P r e t e r i t a R e c o r d a r e //

D o l e o ! /

Q u i d d e m e / p o s t f a t a / D i c e n t H o m i n e s R e s p o n d e o

25 I n t e m p e s t i u a s o l l i c i t u d o . / hoc a Iuuentute prouisum esse debuit / Qualis fere Vita hominum /

Talis est Fama / //

+ Alle regels van fol. x 1 v en fol. x 2 zijn onderstreept, behalve r. 18 van deze laatste bladzijde.

(8)

+[x 2 v]

++

[P o n e d o m i n e C u s t o d i a m o r i m e o ]

// P o n e d o m i n e C u s t o d i a m o r i m e o heere / Een bewarynghe mynen monde // stelt honor et gloria Soli deo //

// Alleene tot god / Lof tallen stonde // helt 5 als prinche der victoryen / die ons zonde // velt

Medechynich gheneser / eer ons doodwonde // quelt // die tsmensschens / ghepeynsen oock totten gronde // telt Rechtueerdich Rechter / end om gheen Ronde // ghelt maer als hy wil wat Leift

10 // Tvreest / Beift

Ende / voor zyn woords / Faconde // smelt

To t t e n L e c t e u r

B i e d s a l u u t d e n A u c t e u r

// W a t C o m p o n i s t e // yet speculeirt //

15 ymaidgineirt //

maect dicteirt // ofte fantazeirt

preponeirt // sustineirt // Argueirt // solueirt concludeirt //

Tsamen gheRammelt int vulbrynghen!

20 // metter D o o d / Wordet al ghepasseirt gheconsummeirt // Gheadnihileirt ghevilipendeirt // Ghesuppediteirt

// Want zou es inne des weerelts omRynghen Dontbyndeghe / ende thende van allen dynghen 25 .1561.

[G o t der almechtig hat mich erledigt]

G o t der almechtig hat mich erledigt Vser den gewalt meiner veindt /

+ Fol. x 2 v, r. 1, 3, 12-16, 19, 23-27 onderstreept.

(9)

+[x 3 r]

++

Ta f e l o f R e g y s t r e //

D i e t g h e t a l D u e r z o u c k e //

T i n h o u d b y b e w y s t r e //

G h e e l Va n D e s e n b o u c k e //

. A . 5

folio.

256.

A.B.C. Vanden nieu ghehuwede A.B.C. Gheestelick / om Victorken

135.

myn Ioncxste zuene

A r g ument van Socrates Ieghens eennen 10

Ionckman / huwen ofte niet huwen

285.

A donis ionckman van vrau Venus bemindt

216 ende 218.

A fgodisten Afgodrie / ende vanden beilden

219.

A nghaende den Beildemaeckers

181.

A enigma ofte Raetsele / Tweederhande 15

200.

A d uocaten ende Rechters

287.

Amoureuse Minnaers

296.

Amoureuse discrete liefde Amoureuse Meyelynghen

*

300

306.

Alle amoureuse dierkens 20

311.

Amoureuse solutie

312 Amoureux testament

340 Alle Eerdsche slampampers

323.

Alle Crychslieden ende Capiteynen

Argumentich proces tusschen soberheyt ende 25

351 Den Dronckaert

319.

Aristoteles Leert Ieghens Gramschap

f

o

179 Achte clausulen intricaet Vanden ghecleede beesten

+[x 3 v]

+

.211.

Achtien metren goede Leerynghe

287.

Achtien poincten teender schoone vrauwe dienende

383.

Aerbeydt ende Ledicheyt / twee contrarien

.243.

Aucteur verhaelt wercken des vleeschs 5

252 Ande ghehuwede vraukens / Exempel van Penelope

372.

Aucteur / Noteirt ghulseghe ouerdaet

379 Aucteur / noteirt Vriendschap metter tonghe

381.

Aucteur Pryst de Romeynen ieghens ledicheyt

381.

Aucteur / noteirt Paulus Besicheyt te Corinthen 10

Aucteur / Discribeirt Ledichede

+ Fol. x 3 r, r. 1-4 onderstreept.

* Oorspronkelijk ‘Meyerlynghen’; ‘r’ doorgehaald.

(10)

382.

Aucteur noteirt Didimus neerstichede

Aucteur vermaent te werckene schriftuerlick

383. ende 84.

ende figuerlick

385.

Aucteur vermaent den slapaert Epimenides 15

396 Aucteur vermaent tsmensschens verghanclick leuen

436 Aucteur / Bidt god almachtich Refreynwys

425.

Aucteurs zekere goede vermaenynghe

387 Aucteur verhaelt van heliogabalus cnaepen

409 Aucteur Totten euangelyssche broeders

20

440 Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer

. B .

438 B a l a d e van thuuterste Oordeel

312.

Balade Amoureux testament

296 Balade van twee amoureuse ghespeilneden

25

331 Balade / de stadt sint quintins ghewonnen

334 Balade / Slach te greuelynghe

274.

Balade / Argumentueux

277 Balade / vanden hertoghe van bruunswyck

.280.

Tzelfde in Walssche 30

179 Balade intricaet Vanden ghecleede beesten

+[x 4 r]

+

118.

Balade van tcakenbeen in tschotters hof handboghe

336.

Balade vanden dronckaerts

344 Balade vanden Wyne

367.

Balade Vanden Landskermessen 5

440.

Balade / daer by den aucteur adieu neimt

401 Bethanyen / Bekeerde zondaressen

423.

Bedynghe Refereynwys

418.

Bedynghe / Vpden witte donderdach

160 Bedynghe / De profundis clamaui in Walssche

10

238.

Bedynghe Ieghens ghiericheyt

130 Bedynghe tot god almachtich / om sterck ghelooue

Eerste blad Bedynghwys / Prologue vanden Boucke

52 ende 81 Boghaerdsche schoolkyndren knechtkens ende

meyskens

59.

Beghijnkens Ten Wynghaerde 15

56.

Benedicite ende gratie in Vlaemssche

286 ende 241.

Baert Draeghers ende Baetzouckers

188.

Beneficianten Permuteirders

219 Beildemaeckers ofte Beildesnyders

222.

Betrauwers vp Mensschen 20

203.

Boorghe Voor yemandt blyfuen

(11)

C

28. ende 162.

C a p e l l e Vanden helighen gheeste ende de xiij

e

38 Capelle sint iooris steghere Vpde marct

40 Capelle vanden helsenaers Tsint saluators

25

41.

Capelle Sint amandts Capelle Vanden Schilders Capelle vanden Pypers Capelle Sint Loyshius

43.

Capelle Sint eeuwouds buten 30

43 Capelle Vanden drie zanttinnen

+[x 4 v]

++

45 Capelle Sinter niclaeus

49 Capelle vanden Backers / ende clerck aldaer

Capelle ter Derder oordene

89 Capelle vanden maeckeliers ten vlamyncdamme

5

106.

Capelle Vanden Schiplieden

Capelle Vp den stuuenbergh gheseyt hemelRycke

109 Capelle ter Calomme

112 Capelleken van sinte maertins inde vulderstraete

115 Capelle van iherusalem

10

125 ende 27 Capelle vanden clercken ende clercken vander Burch

116.

Capelleken van sint Erasmus Vp tproossche

117

+Gheeraerd Drael

Carnation Conyngh vanden ouden boghe

+

117

+Pe. Dassonneville

Carnation Conyngh vanden ionghe boghe

+

121

+glaude vander mandere /

Carnation Conyngh Vanden Ardchieren

+

124

+Me. pauwels de graet

Carnation Conyngh vanden Coluevryniers

+

208 Carnation doe ick ghevanghen was

324 Carnation Bourgoensch Crucewys

325 Carnation / Een herte inde middele

326 Carnation van Cleuen ende gheldersche

20

327

*

Carnation groot / Van Buenen

Carnation vanden Paeys / Oock een int zotte

330 Carnations diueerssche van terwanen ende andere steden

333 Carnation van Conyngh philippus Victorie

451.

Carnation als dit Rhetoricael testament vuldaen was 25

389 Capiteynen vanden zevene doodzonden

422 Christus / Waeromme eerst voor ons verResen

395.

Cleenmoedeghe in tribulatien

262 Clappaerts Tusschen man ende wyf

+ Nota in margine onderstreept.

* Oorspronkelijk ‘326’; ‘6’ verbeterd in ‘7’.

(12)

225.

Corte beschryfuynghe vanden verwaende mensschen 172 Cornelis breydel Refereyn

187

Conyngh Philippus

(13)

134 Credo in Deum in Vlaemssche

204 Cypier ofte Steenwaerdere

35

Colfdraeghers Dienaers

15.

Cloosters en kercken Graeu broerkens

+[x 5 r]

+

Ende Predicaren

17 Clooster Augustynen broeders

27 Clooster Caermers Broeders

48.

Cloostere Vanden Eechoutte 5

49 Cloostere staelysers / Willemynen / Colletten

56 Cellebroeders cloostere

73.

Costere van sint iacobs kercke

397.

Clusenaers

451 Conclusie van desen boucke

10

D

401 D a u i d s z e u e n e psalmen

323 Dauid strydBaer

296 Dialogue vanden twee amoureuse ghespeilneden

283 Descriptie Van vrau Venus

15

204 Dienaers Colfdraeghers

186.

Dertien dach Refereyn

283 Descriptie Vanden vleesschelicke Minnaers

310 Duvelssche dochteren by onRechtueerdicheyt

320.

Doodslaeghers 20

342 Dronckaerts Logende

349 Dialogue van Soberheyt ende dronckaert

E

151 E p i t a p h i u m ende Clynckynghe . I . de scheereren

153 Epita / Donaes van wambeke

25

154 Epithaphium ende clyncken Andries de wilde

Epi / ende clyncken M.

e

steuin vanden gheenste 155

158.

Epithaphium ian De stercke

158 Epitaphium Cornelis Eueraert

+[x 5 v]

+

Epita / Dheer claeys Colue

159.

Epitaph / Pieter panne Ende

van ian lyebaert

(14)

160 Epitaphium Landslood Blondeel

5

447.

Epitaphium Groot ende cleene Vanden aucteur

353 Epygramma ofte . 4 . metren

226.

Euangelion Vanden vyf gheerste broeykens

413 ende 415 Euangelion vpden kerstdach

Euangelion Vpden kerstnacht 10

Euangelion 4.

den

zondach naer xiij dach 376

416.

Euangelion Vpden dertien dach

417.

Euangelion Van tvrauken van Cananee Euangelion .18.

en

zondach naer Trinitatis 318.

422 Euangelion zondachs daer naer

15

419.

Euangelion vpden paeschdach

Euangelion Den tweeden Derden ende 4.

den

410.11.12.

zondach inden aduent

389.

Eerdsche vvandelaers

234 ende 241.

Eerghiereghe ende Eeghin baet zouckers 20

346.

Exempel vanden Ryckman tsnuchtens inbytende

387.

Exempel Totten ledighen mensschen F

386.

F i g u e r e vanden getrauwen dienaere G

25

117 G h i l d e oude Cruusboghe

117 Ghilde ionghe Cruusboghe

Ghilde Vanden ardchieren / aldaer

123 Ghilde Vanden Coluevryniers

+[x 6 r]

+

124 Ghilde Vanden hallebardiers

Ghilde vanden Bollaerts

Ghilde clercken vanden voornoomden ghezelschepen 42.

G o d s h u u s Sinte iulyens 5

42 Godshuus Ten Magdaleenen

Lazarus ziecken aldaer

48 Godshuus Sint ianshuus

Godshuus Sint iacobs sinte katherine p.

ro

49

81 Godshuus Sint ioob inde ezelstrate

10

73.

Ghasthuus Ten blende lyeden

225.

G h i e r i c h e y t s Regiment

228 Ghiericheyt contrarierende / Leerynghen

229 Ghiereghe zoorgfuldeghe

228.

Ghierich eerdsbusschop Te mens 15

230.

Ghierich Conynck Achab

231.

Ghiereghe Gheltgaerders

(15)

234 Ghiereghe Eerghiereghe

241 Ghiericheyt / straft paulus

140 Gheestlicke Leerynghen

20

182.

Gheestlicke hueverheyt

244 Gheestelicke Liefde

247.

Gheestlicke amoureuse dhelighe scriftuere

251 Ghehuwede

256.

Ghehuwede tyelick 25

204 Ghevanghenen

386.

Ghetrauwe dienaere hoedaenich zyn moet

215.

Gods ghebod verachters

317.

G r a m s c h a p s Regiment

320 Gramschap wraeckghierich

30

320.

Gramschaps Medechyne

321 Gramme Roerzouckers

335.

G h u l s i c h e y t Regiment

340 Ghulsich groot slockere

+[x 6 v]

+

340 Ghulseghen afgod Bel

340 Groot dronckaert martialis

373 Ghulsicheyts conclusie

H 5

247 H e l i g h e s c r i f t u e r e / gheestelick Lief

387 Heliogabalus beual zyn knechten besicheyt

280 Historie in walssche van Bruunswyck

17.

Historie dauids ten Augustynen

56.

Historie vanden verloren zuene Ten cellebroeders 10

251 Historie van thobias int Corte

250 Huwelicken staet

253.

Huusman ofte Vader des huusghezinde

209 H o u e e r d i c h e y t s Regiment

209 Houerdicheyts descriptie / met huer . 7 . dochteren 15

211.

Houeerdicheyt / contrarie vyf metren in walssche I.

415 I n P r i n c i p i o erat verbum in Vlaemssche

140 ionghe kynders leerynghe

289 ionghe Minnaers

20

261 Ionghers ende Mannen

259 Ionghe Mannen

262 Ionghe Dansserkens

266

Ionghe ghehuwede Vraukens

(16)

256 ionghe Weduwen

25

175.

ionghe Rhetoricienen K

+[x 7 r]

+

K e r c k e Sint donaes / Sint saluators Onser vrauwen ende Sint gillis voor vermaen midsgaders clocludere ende waswyf aldaer / Sint baselis

5

tscepenhuus voor tvrye / ende nietken de naeysterghe Al tsaemen f

o

37.

38 Kercke Sint saluators

44 Kercke Onser vrauwen

47.

Kercke Onser vrauwen Organiste 10

73.

Kercke Sint iacobs ende Costere

86.

Kercke Sint Wouburghen

87.

Kercke Sint gillis

106.

Kercke Sinte Cruus

109.

Kercke Sinte Cruus costere 15

112.

Kercke Sint Anna

38.

Kercke sinte pieters / sint ians ende sinte kerst L

140 L e e r y n g h e omme ionghe kynders

377.

Leerynghe ieghens haet ende nydt 20

336 Leerynghe Ieghens ghulsicheyt

382 L e d i c h e y t moeder van allen quaede

342.

Legende vanden dronckaerts

367.

Landskermessen Regiment

375.

Liefde Bescryfuynghe 25

f

o

.2.

L i e d e k e n pater noster naer de lettre

133.

Liedeken Pater noster huutgheleydt

3.

Liedeken Salue Rex

4.

Liedeken Salue Regina

3.

Liedeken Aue Maria 30

L i e d e k e n s

+[x 7 v]

+

f

o

4.

L o f z a n g h tot god almachtich

9.

in te domine speraui

26 Dominus illuminatio mea

79 verba mea auribus percipe

5

77

Cantate domino canticum nouum

(17)
(18)

84 Domine in virtute tua letabitur Rex

90 Exultate iusti in Domino

95.

in te domine speraui dauids 70 Psalme 10

96 Cum inuocarem te deus justicie mee

100 Diligam te Domine

103 Laudate pueri dominum

104 Ad dominum cuum tribularer / Clamaui

128 Deus laudem meam ne tacueris

15

401 Dauids zeuene penitentiale Psalmen

34 Liedeken van tsweerelts temptacien

54 van thelich bloedt in walsche ende vlaemssche

55.

Een andere liedeken van theligh Bloedt

75.

vanden helighen Sacramente 20

59 ende 65.

Liedekens Leyssewys

67 ende 69 Liedekens drie

80. 85 89. 91. 94.

Andere Liedekens

105 Liedeken gheestelick

109.

vanden helighen Cruce 25

120 Liedeken vanden edelen handBoghe

110. ende Cxi.

Drie gheestlicke Liedekens

149.

Liedeken gheestelick

142 vander Benauthe / Boerdelick Liedeken

208 Liedeken vanden ghevanghenen

30

232 vanden zeeman

266.

Liedeken van Vecy Iehan

Liedeken huut dauids Lxxxi.

e

psalme 202

+[x 8 r]

+

192 Ander Liedeken gheestelick

266 Liedeken vanden hannekens

tot 270 Liedeken Alf walsch alf vlaemsch

Liedeken van een ghehuwede 5

Liedeken vanden Knispaert

420 Liedeken Vander verRysenesse

328 vanden Paeys

271 Amoureux Liedeken

272 vanden vreckaerts

10

300 Gheestlick Meyliedeken

302 Amoureux Meyliedeken

Ander Meyliedeken

303 Dansliedeken Vanden Mey

304 Een ander Meyliedeken

15

306 Liedeken Vpde nachtloopers

351 Ander liedeken

352 Dronckaerts zangh

354

Liedeken vpden stoorm van Munster

(19)

366.

Een ander Liedeken 20

371 VastenAvendt Liedeken

342 L o f vander taerwe

343.

Lof vanden wyne M

6 M y n testaments beghin metter prologhe

25

12.

Myn begrauynghe en de vanden ouerleden wouckeraere

Myn iaer ghetyde Beset / Crune lettre /

13 pardoenbriefuen ende prochiepape tsamen

131 Myn Weduwe ende alle andere weduwen

30

131 tot 142.

Myn kynderen zuenen

+[x 8 v]

+

143.

Myn drie Dochteren

.143 ende 144 Myn Rhetoricale Componerynghe

Bouxken Briefuen / Chaerters schilderyen inctpot / Pennen / Scriftooris / Comptoir 5

inden burch ende anderssins

144 Myn ghebuerschip

145.

Myn Bril ende Rapiere

289 Myn boelken Eens was

440 Mynen Langhen Adieu

10

147 Myn Somme totale Van myn staet

146 Myn ghereede ghelt Cleederen habyten /

147 Barnynghe ende andere zaecken

146 De Clynckynghe mynder venditie

447 Myn Testamentarissen

15

227 Machteghe van goede

249 Maegdelicke staet

261 Mannen ende Vrauwen

345.

Maertsbier Drynckers

385.

Morael Totten ledeghen mensschen 20

354 Morte Paeyen

222.

Mensschen Betrauwers

232 Milde zeeman

280 Meersmannekens

305.

Meyplantynghe Gheestelick 25

370 Missiue an VastenAvendts discipelen

354.

Missiue An Poyknechten te hutrecht N.

N y d i c h e y t s Regiment ende diueerssche

375.

Leerynghen daer ieghens

30

(20)

179

*

Nieumaer Vraeghers

+[x 9 r]

+

223 Nieuloopteghe Voyaidgiers

306 Nachtloopers

376 Nydeghe Grammoedeghe

375 Nydicheyts Bescryfuynghe

5

380 Nydeghe Tonghen

O

242 O n c u u s c h e y t s Regiment

273 Ouerspeelders

445.

Obstinaete zondaeren 10

214 Ongheoorsaemeghe

255.

Onderdaeneghe Mans

47 Organiste Tonser vrauwen

256 Oude vrauwen

Oude weduwen 15

O o r l o g h e om diueerssche zaecken te

323 mueghen doene

322 Oorloogshlieden

P

420 P a e s c h l i e d e k e n

20

319 Paeys descriptie

324 Paeyslick Rondeel

397 Penitenten Clusenaers

326 ende 327 Processie generale

333.

Processie generale 25

347.

Poyknechten

383.

Poetich exemple ieghens Ledichede

171 Pieter de zanghere Conynghfeeste Refereyn

201.

Policye Meesters

190 Predicanten

30

203.

Procesvolghers

208 Potdraeghers Vanden steene

+[x 9 v]

+

238 Platte Buersen

208 Prologhe vanden zevene Doodzonden

188.

Permuteirders van Benefitien

* Oorspronkelijk ‘212’; geschrapt en ‘179’ erboven geschreven.

(21)

Q 5

14.

Q u e t s t hu met gheen ghiericheyt heerders der scapen 174.

Quictancie Refreynwys die van damme R e f e r e y n e n

A

8 A d p a t r e s n o s t r o s Zyn dese vooren

10

28 Alleene zy god Eere ende glorie

236 Al dat zotten zien / dat es huerlieder gherief

291 Ach lief hoe zoud ick hu cunnen alsoo vergheten

364 Al datte en dynct my gheen Abelheyt wesen

390 Afkeerende vanden schoonhemelsschen weghe

15

426 Al doode my god / Noch zalick hopen

B

132.

B e m i n t g o d bouen al / huwen naesten der naer

242 Bemint hem die hu bemint ghy zulles gheloont zyn

244 Bedect my schoon Lief / inde gaeten huwer wonden

20

C

30 C h r i s t u s es tonser Rechtueerdicheyt verResen

86 Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt An

115 Comt al tsheeren tafel met hu bruloft cleed An

+[x 10 r]

+

393 Comt al tsamen huuten houcke der duusterheden

397 Clouck en lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht

421 Christus / es ons paesschen gheoffert verResen

D 5

f

o

primo

+In principio erat verbum

D e d u u s t e r h e d e n hebbent begrepen Niet

+

70 Die beloften Lief zalick nemmermeer vergheten

72 Die niet ghewasschen es / en heeft gheen deel met my

187 Dat hy paeyslick Regieren mach alle zyn landt

188 De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht

10

190 De waerheyt des euangelys Laet by hu blyfuen

212 Daghelicx verghanck schoonghenoughelick niet

213 De daghelicxsche weerelt gheel int zotte speilt

219

De Beildemaeckers zyn Al te gadre niet

(22)

233 Daer en es gheen bermherticheyt Vpder eerden

15

238 Dat waere wat vreimds / end zoo ghebuerde

239 Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen

255 Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten

259 De vreese des heeren / Es tbeghin der wysheyt

288 Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen

20

295 Dies zalicker wel mede myn zinnen behouden

305 Den boom van tcruce christi in therte plant

309 DuerRyd vry den trypzack maer therte doch wacht

347 Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt es

*

353.

Droncke man droncke dynck etc

a

25

362 Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet

360 Dan gruut my ieghens thuusewaert ghaen

Dan zullen wy vanden slaep des doods etc

a

435.

E

74 E m a n u e l iesus christus onsen heere

198 Een clappaert can quaelick zyn tonghe bedwynghen

+[x 10 v]

+

264 En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf

294 En waere duer liefde wie zoud verdraeghen

321 Een vreidzame tonghe es een boom des Leuens

341 Eylaes / vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken

5

356 Een lecker beitien es vullicx gheten

357 Een vrauwe / meest nood es / den dienst van een vuldere

416 Een kynd es ons gheboren end onslieden ghegheuen

F

361 F r a e y e bachus disciplen drynct een vroylicken dronck 10

445.

Felle pyne / zullen de quae ghezeyde Lyden G

G h y z y t petrus / en vp desen steen

39 zalick myn kercke funderen

42 Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect 15

97 Ghij hebt my ghetraut lief wie zal my scheeden

115.

Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt

148 Gheen ander dan ghy Can my niet ghenesen

177 Ghy alle die blaemte van Rhetorica spreken

201 Godsvruchtich Regiment eendrachtich telcker stede

20

* Oorspronkelijk ‘335’; laatste twee cijfers geschrapt en vervangen door ‘53’.

(23)

222.

Gheenssins / want dier vp betrauwen / zyn vermalendyd 231 Gheeft mildelick zo word hu oock milde ghegheuen

240 Ghaet in hu buerse / en gheeft datie wilt

252 Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen

261 Ghy ionghe Mannen ghehuwet ofte onghehuwt

25

H.

36 Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen

52 Helpt neerstich desen boghaerd der ionghe scholieren

+[x 11 r]

++

58 heere / ghy zult hu gheplantte wynghaerd bewaeren

289 Hoe lief / eist mueghelick ghy ander beminnen mueght

291 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen

318 Huwen god huwen heere end hu naesten bemindt

5

378 Huwen naesten wilt / als hu zeluen Beminnen

heere wilt niet wasschen myn voeten alleene etc

a

418

425 Het moet eens zyn / dat wy al steruen

433 Heere god beschermt ons van die eeuweghe doodt

I 10

Refereynwys int eerste blad I n p r i n c i p i o e r a t Ve r b u m

113.

I e s u s name / es ter weerelt veel eeren weerd

209 Ick wilde wel de weerelt alleene Regieren

247 Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden

254 in een eerbaer wyse stercke vrauwe goet

15

265.

Ick liet noch al goet zyn behild ick tmyne

308 In myn kethel comt ghildekens cuusch ick net

358 Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden

413 In een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden

411 iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer

20

448 In huwen handen heere beveel ick mynen gheest

K

216 K e e r t hu zinnen van alle Afgoderie

299.

Kir zie eir Liefken / ten mach niet al gheseyt zyn L

25

27 L o f m a r i a ghezuvert naer moyses wet

16 Lof moeder maria vul gratien vloeyende

daer of dhooftlettren van tRefereyn spellen

+ Fol. x 11 r, r. 17-18 onderstreept.

(24)

het Aue maria in Latyne /

f

o

245.

*

Lief heb ick hu / in my niet ghegreffyt gheint

30

31 Lof heligh gheest Alder wonderlicxst Werckende

+[x 11 v]

++

33

+Noteirt

Lof van Dhelighe D r i e v u l d i c h e y t

+

44 ende 71.

Lof Vanden helighen Sacramente

93.

Lof wonderlick wonder noyndt wonder zoo groot

98 lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen

5

106.

lof Crucen boom draeghende zalichste vrucht

123 Lof Barbara blynckende peerle vul duechden

125.

L o f Va n d e r E d e l e P e n n e

186 Lof onverwonnen Conyngh der Cuenynghen

342 Lof dan Reyn edel taerwe ghezact

10

344 Lof dan wynghaerd / daer men zo goede wyn huutclaert

215 Lief doet ghy myn beuel / ick zal hu beminnen

262 Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn

307 Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen

M 15

47 M a g d a l e n a lydsaemich duer tshelichs gheest wercken

205.

Men zietter al duer brillen van yseren traelien

290 Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen

359 Met inde middelmaete wel thuus te brynghene

395 Machmen wel doen en vroylick gherustelick leuen

20

399 Myn liefste vriendinne heb ick hu niet ghenesen

N

194 N e m m e r m e e r zal de waerheyt verwonnen blyfuen

292 Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief

O 25

214 O n g h e h o o r zaemheyt / doet god meest de weerelt

plaghen

227 Onder hu / en laet gheen bedelaers wesen

* Deze regel is later in grijzere inkt bijgevoegd.

+ Fol. x 11 v, r. 8 ‘Vander... Penne’ onderstreept.

(25)

247 Och lief tes schande datmen hu die oneere doet

+[x 12 r]

+

255.

Och zoud wel doen / hond zaegh ick myn wyf niet

415.

Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen

423.

O hemelsch vadre verlost ons / van allen quaede P

5

210 P e y n s t doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy zyt

Q

14 Q u e t s t hu / met gheen ghiericheyt heerders der schapen R

184 Rechtueerdicheyt bemint ghy die de eerde Iugiert

10

286 Reyn vrauwelick gheselschip verchiert een feeste

370 Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt

S

11.

S p e s m e a d o m i n e /A Iuuentute mea

182 Stelt hu leuen voor de schaepen ghy die heerders zyt

15

311.

Steruen in Liefden dats tslot van Minnen

88 Schict hu al tsheeren tafel in liefde verzaemt

T

235 Ty t e l doch van zaelicheden myn ziele verleent

275.

Twyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach 20

387 Traeghelick keert hu te godewaerts niet

V

284 V r a u Ve n u s / der vleeschlicker liefden goddinne

Gheel de weerelt Bedrieght

354 vroylick inde harde Bolle continueirt

+[x 12 v]

+

360 van een vul vat zo had ick Liefuere

365 Van zulck een cabouterken was noyndt ghehoort

436

vonnest my naer hu ghenaede / niet naer myn zonden

(26)

W 5

203 W i e boorghe blyft // zoorghe styft // ende vriendt word vyand

196 vvant also menich hooft Also menich zin

223 vvilt inden ghecruusten god gheloouende wesen

226 Want wat philippus doen zou / wist hy de weten

292 vvie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden

10

357 vvel eens zo ghafseme vander taerte

376 Want liefde des naesten en werct gheen quaet

392 Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut Z

82 Z y n bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse 15

Zalich zyn die ten avendmale des Lams

107 gheRoupen zyn

160 Zaelich zyn de dooden die inden heere steruen

191 Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren

197 Zulck zeght de waerheyt / tware beter gheloghen

20

215 Zy hebben god Lief die zyn gheboden houden

220 ende 221 Zyn zy niet zot die hem daer up betrauwen

229 Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een cant heeft

410 Zien commen in een Wolcke als god almachtich

25

411 Zaelich die word niet gheschandaliseert in my

R o n d e e l e n

223 R o n d e e l Vp gheen mensschen verlaeten

+[x 13 r]

+

237 Rondeel Der zotten ghetal

285 Rondeelen viere ghekethent

310 Rondeel Andre zin

348 Rondeel by Equiuoque

5

351 Rondeel AueRecht

449.

R a s c h . V p . E n . D e n e Refreynwys

177 R h e t o r i c a Wat zy

Rhetorica Beminders

*

177

175.

Rhetoricienen Poetich testament 10

175.

Rhetoricienen ionghers

176 Rhetoricale intricate .4. Metren

176 Rhetoricienen personnaidgen

200.

R e c h t e r s ende Aduocaten

245 Refereyn gheestlick

15

286.

Reyne eerbaere Vrauwen

* ‘Beminders’: oorspronkelijk ‘l’; ‘B’ erover geschreven.

(27)
(28)

S

136 S a l o m o n s diueerssche prouerbien

212 Saudeniere vander weerelt

20

191 Sermoen volghers

250 Sceppers huus

394 Scrupuleuse gheesten

249 ende 250 Schriftlicke Leerynghen

240 Splytemytbuersen

25

204 Steenwaerdere ofte Cypier

Soorte van volcke ghecoordt ghaende

218 Socrates noteirt vanden Afgoden

349 Socrates ander Leerynghe

Supplicatie ionghe practizientiens ter

+[x 13 v]

+

127 burch omme vp Rosbayart te zittene

346 Soberlick leuen verhaelt Boetius

322.

Socrates Leerynghe ieghens clappaerts

322.

Stryd inwendich 5

T

T r a e c h e y t s Regiment ende leerynghen

380 daer Ieghens

329 Terwane ghewonnen ende hueren oorspronck

262 Twistmaeckers tusschen man ende wyf

10

256 Tpruetelwyf Preuetelt

238 Twee vier Regulen

438 Twaelf clausulen van het Oordeel

427.

Testament Vander Doodt

399.

Troostynghe der zondaeren 15

V

253.

Va e d e r des huusghezin

234 vlaendren verandert

195.

Vier zaecken contrarie der waerheyt

139 vyf dieren den mensche in vyf zaecken te bouen

ghaende 20

219 victorie Leeu van iuda

334 Victorie te greuelynghe

328 Vlaemssche Franssoysen

225 verwaende mensschen corte beschryfuynghe

339 Verdoolde Mensschen

25

283.

V r a u Ve n u s bescryfuynghe

(29)

283 Vleesschelicke minne

274 Venus Legisten

264 Vier duechdelicke ymaidgen

+[x 14 r]

+

265 vier metren Rhetoricale

273 Vier metren walsch ende vlaemsch

274 vier metren van venus werck

273 Ve t u s t i n a Een leelicke vrauwe

5

311.

vraeghe wat tslot van Minnen es

369 vastenAvends disciplen

380 Vier zonderlynghe quaetheden van Nero

W

195.

Wa e r h e y t heeft zonderlynghe vier partyen 10

222 vvaeromme Christus eerst voor ons verresen

348 vvat een weerd weerdt es

274 vvie meest mindt man ofte twyf

212 Weerelt Watse zy

211.

Walssche vyf metren ieghens hoveerdicheyt 15

199 vvethouders Testament

351 Weerdinneken ontsteict ons een vul vat

343 Wyn Refereyn

W i t d o n d e r d a c h R e f e r e y n e n . Eerst

20

162 Tot Jan van oost

164 Tot Mattheeus de Queestere

166 Tot Andries de wilde

167 Tot Gillis de Cuussche

169 Tot Ghysbrecht buuck

25

243 We r c k e n des gheests

244 vvercken des vleeschs

184 Weerlicke Regenten

220 Wanckelbaere dwaesen

230 vveerelts Abuusen

30

Z

+[x 14 v]

++

401 Z e u e n e dauids psalmen

391 Zeuene doodtzonden conclusie

198 Zeuene Reglen die zulck clappaert zeght

400 Zesse dynghen doen godlicken troost vercryghen

5

392 Zondaers ende Zondaressen

+ Fol. x 14 v, r. 23, 24, 26-27 onderstreept; r. 26 ‘p’ in ‘O’ geschreven.

(30)

399 Zondaeren Troostynghe

121 Zot Vander handboghe Testament

122.

Zotte boucken inde filosofollie

221 Zotte Betrauwers

10

236 Zotghiereghe Zotten

229 Zoorgfuldeghe Ghiereghe

41 Z u s t e r k e n s van tshelichs gheesthuus

58 Zusterkens of baghynkens ten wynghaerde

67 Zusterkens ten Castaengneboome

15

73.

Zusterkens inden ouden zack

82 Zusterkens buten der Ezelpoorte

89 Zusterkens Carmelytessen ten vlamyncdamme

92 Zusterkens tsinte claeren

98 Zusterkens ter potterye

20

110.

Zusterkens Tsint obrechts

T // S // R // a l . I .

e e u v v i c h i n d e n . A l . h e m e l / / S . //I

25 // M //

p

I n d e r W e e r e l t . z y n W y . 1 5 6 1 .

+[x 15 r]

++

[Rhetorica. heeft thuerer adsistentie]

[ingeplakt: middenstuk van de uitslaande plaat, behorende bij de Spelen van

sinne... Ghespeelt... binnen der stadt van Andtwerpen... int Iaer ons Heeren M.D.LXI, Antwerpen, 1562. Afgebeeld is Rhetorica op een pedestal tussen Prudentia en Inventio.]

Rhetorica. heeft thuerer adsistentie gheestighe vvysheyd ende inuentie

Liefde Redene

[Hieronder is een ingeplakt stuk verdwenen, en wel het resterende linker stuk van de voormelde plaat, voorstellende Pax, Caritas en Ratio.]

+ Fol. x 15 r, r. 2 onderstreept.

(31)

+[x 15 v]

++

A u c t e u r

I n R e c o m p e n s e v e e l y d e l h e d e n I n w u l p s c h e s n e d e n

Vo o r t y d s b y m y g h e d i c t e i r t 5 I n v l e e s c h l i c k e h u u t z i c h t y n g h e

H e b I c k o m d e n g h e e s t s t e l l e n t e V r e d e n met neersteghe zeden

D i t t e s t a m e n t g h e o r d o n n e i r t T o t b e t e r e s t i c h t y n g h e

[E x e r c e p r o b i t a t e m ]

10 E x e r c e p r o b i t a t e m D a t u m s e r u a V t e r e v i r t u t e A l i e n i s a b s t i n e R e s p i c e f u t u r u m D o l u m t i m e Vo l u p t a t e m t e m p e r a S o b r i u s e s t o

D E p o s i t u m R e d d e

15 D i l i g e n t i a m a d h i b e E b r i e t a t e m f u g e N E m i n e m v i t u p e r a

V n d e . e s . R e d d e . v a d e . In dese vier woorden lettre meer noch Min Es Iuist E d u a r d u s d e d e e n e Der in

20 . 1561 .

+ Fol. x 15 v, r. 1-9, 19 onderstreept.

(32)

+1 r

+

15 + 61 Psal. 63.

E x a u D i . D E u s o r a t i o N E m . m e a m .

D e h o o g h s t e gheintroneirde Magnificentie 5 drievuldeghe Preheminentie

Eenvoudighe prouidentie

God vader / god zuene / god helich gheest / almachtich als ouer al hebbende superintendentie

Wien buugsaem vvesen moet / eerdsche prudentie 10 Ornate / elegante / Ciceroneghe inuentie

der athenen eloquentie

der Legisperiten Reminiscentie

al wat zy firmamentelic // Thuwer Reuerentie oock knyebuuglick zyn / hoe Edel wyscrachtich 15 // O tdien f[i]ne* int hooghe // myn ooghe // Warachtich

bem thuwaerts eendrachtich

oetmoedich vpheffende / Thuwer ghenaede I e h o u a h z e b a o t h // zyt myns ghedachtich T r a h e m e / / P o s t t e .

20 ick die Wandel duusternachtich

vergheeft / Wordter yet meszeyt van blaede te blaede F i a t / hopende / Tmynder supplicatie verwachtich al Com ick spaede

heere zult my verlossen vanden quaede

[V p t b e t r a u v v e n van dien zo wilick beghinnen]

25 V p t b e t r a u v v e n van dien zo wilick beghinnen mids tshelichs gheest gratie / en drie zantinnen Bede / Catherina / Barbara / Magdaleene

Wiens ghildebroeder / huut een godsvruchtich beminnen ick zy onweerdich onReene

+1 v

++ als simpel Archadiste Ruud plomp van zinnen / Myn Rhetoricael testamentken cleene

Zynde oock Memoriael Bouck eene

M a e r eer ick my vvilde pooghen te begrypene yet 5 voor een eerste beghin / ick eerdschCrupende woorme

vvilde ter eeren gods (zonder wien / vermueghen Niet) Stellen naer de lettre / het Euangelion ziet

I n p r i n c i p i o e r a t v e r b u m

* Gaatje in het papier (roest) op de plaats van de ‘i’.

+ Fol. 1 v, r. 8 onderstreept.

(33)

Dies myn ooren sloughen storme*

10 Begrypende gods eeuwicheyt / en zyn mensschelicke forme

R e f e r e y n .

I n d e n b e g h i n n e Was twoord warachtich Ende twoord was by god** ghebenedydt ende god was dat woord Almachtich 15 dit was In tbeghinsel / By god altydt

Alle dynghen / zyn duer hem ghemaect bevrydt en zonder hem esser niet ghemaect beseuen Een god in drie persoonen / diet al verblydt

datter ghemaect es / in hem was tleuen 20 ende tleuen was tlicht der mensschen ghebleuen

ende tlicht schynt inne die duusterheyt ziet maer hoe claerlichtende / dit licht was ghegheuen

de duusterheden / hebbent begrepen niet D a e r was een man ghezonden / van god Certeyn 25 Wiens name Iohannes was zonder blame

dees es ghecommen in een ghetughenesse Reyn om ghetughenesse gheuen / van tlicht Eersame

+2 r

++ vp dat zy alle zouden / duer hem gheloouen bequame iohannes / die en was tlicht niet / maer

om dat hy zoude / Tonslieder vrame

ghetughenesse gheuen / vanden lichte claer 5 het was / een warachtich licht voorwaer

Twelck alle mensschen verlichten biedt die daer inder vveerelt comt / nochtans / daer

de duusterheden / hebbent begrepen niet

T v v a s inde Weerelt / en de weerelt / es duer hem ghemaect 10 En die Weerelt en heeft hem niet ghekendt

hy es in zyn eeghin gheCommen naect

en de zyne hebben hem niet ontfanghen omtrent Ende alle zo vele alsser hem Excellent

hebben ontfanghen / dien ghegheuen heeft hy 15 Macht omme gods kynderen te wordene gent

desen / die in zyn name gheloouen vry dewelcke die niet huuten bloede zy

noch hute den wille des vleeschs* gheschiet noch hute den wille des mans der by

20 de duusterheden hebbent begrepen niet

* Oorspronkelijk ‘stoorme’; tweede ‘o’ is doorgehaald.

** Na ‘god’ is ‘altydt’ doorgehaald.

+ Fol. 2 r, r. 24 onderstreept.

* Oorspronkelijk ‘mans’; doorgehaald en ‘vleeschs’ erboven geschreven.

(34)

P r i n c h e

M a e r die huut god huer gheboorte begorden dien zal ghebueren / machtichste zede

E n d e T w o o r d e s v l e e s c h g h e v v o r d e n 25 en ghewuendt in onslieden in deerdsche stede

En wy hebben ghezien zyn glorie mede een glorie / als boetende / al ons verdriet van een eenighen gheboren / des vaders vrede

vul gratien ende Warachtichede

30 De duusterheden / hebbent begrepen Niet /

[N o c h wierd ick bet voorts inden gheest verwect]

+2 v

++N o c h wierd ick bet voorts inden gheest verwect de crachten mynder zielen poogder toe tdwynghene eer ick van myn voornemen yet hebbe ontdect Eerst god almachtich P a t e r n o s t e r te zynghene

V p d e n Vo y s

het zat een sneewit vueghelken Al vp zyn eerste plume

O n s v a d e r die in dhemelen zyt ghehelicht zy huwe name

10 hu Rycke toecom ons ghebenedydt dat bidden vvy heer god Eersame H u v v i l l e moet gheschieden daer heer god / als hooghst van weerden zoo inden hemel / Als oock der naer 15 tsghelycx beneden inder Eerden

E n d heere god die in ons noodt zyt ons vervvinder Coene

gheeft ons doch hedent ons daeghlicx brood Alsoo ghy dat wel weit te doene /

20 Ve r g h e e f t / wat wy hebben mesdaen hoe groot / hoe menichfuldich

zoo wy vergheuen / ghewillich zaen de ghuene die ons oock zyn schuldich I n g h e e n becuerynghen brynght ons niet 25 Tot onser zielen schaede

+ Fol. 2 v, r. 4 ‘Pater noster’ onderstreept.

(35)

maer heere die blusschen muecht ons verdriet verlost ons doch vanden Quaede

+3 r

++W a n t hu alleene toebehoort die Cracht end heerlichede

die hemel end eerde / met hu Woord ghemaect hebt / naer hu wetenthede

[D h e e r e iesu Christe huwe liefue zuene]

5 D h e e r e iesu Christe huwe liefue zuene als victorieuste Cuenyngh der Cuenynghen hy duer zyn bitter dood / zynde de ghuene die ons (Bermhertich ghewuene)

Erfghenamen* ghemaect heeft / ter hemelsscher wuenynghen 10 D i e w i l d I c k oock omme verIubileren

hy die metten mensschen/ heeft willen verkeeren een S a l u e R e x / ghaen Componeren

En zangh / zoo hier naervolght / tzynder eeren

V p d e n Vo y s

het daeghet huuten oosten het Lichtet ouer al

G h e g r o e t zyt heere der heeren iesu christe Een Cuenyngh goet bermhertich wilt tonsevvaerts keeren 20 Ons Leuen / ons zoeticheyt zoet

G h e g r o e t zyt zonder hende Ons hope / ons troost zeer groot tot hu / Roupen wy vul ellende als kyndren van Eua ter noodt 25 T o t h u Roupen wy / En zuchten

wy caermen hier ouer al

wy weenen zeer / ende wy duchten hier inne der traenen dal

+ Fol. 3 r, r. 12 ‘Salue Rex’, 14-16 onderstreept.

* ‘Erfghenamen’: ‘f’ over andere letter.

(36)

+3 v

+E y a daer om alleene Ons voorspraeck end aduocaet hu ooghen Bermhertich ghemeene Tonsevvaerts nederslaet /

5 E n d e wyst ons daer bouen dyns hemels vaders aenschyn ghebenedyden / ende Louen zullen vvyt / eeuwich zyn O h e e r e goedertiere 10 O zoete christe die /

bermhertich zyt in hu maniere O zuene der maeghet marie P r i n c e l i c g o d ghepresen onse vrome verwinder Coen 15 vvilt onslieden behulpich wesen

vvant zonder hu / mueghwy niet doen

[D u s Concluderende / wierd weder varsch voorwaer]

D u s Concluderende / wierd weder varsch voorwaer den tydt / en dochte my niet te langhe

dat maria / gods helighe moedre eerbaer 20 maeght voor tbaersen / int baersen / zuuer claer

ende oock der naer

ick groeten zou / met eenen Liefmoedighen zanghe /

A u e M a r i a V p d e n v o y s

Gheldeloos ghy doet my Pyn ghy doet my pyne dooghen

M a r i a speghel der oetmoedt ick nv te huwaerts keere

die zyt vul gratien / Weist ghegroet 30 Met hu / es den uppersten heere /

+4 r

+G h e b e n e d y d t zyt ghy Certeyn Bouen al ander vrauwen

naer tbaersen / bleeft ghy maeght gheel Reyn gheen weedom / mocht hu dies verflauwen 5 G h e b e n e d y d t zy oock de vrucht

in hu buucxken ghedreghen

dats iesus Christus voor wien dat vlucht den helsschen vyandt / Tallen weghen

(37)

S a l u e R e g i n a

vpden voornoomden voys /

C o n y g h i n n e Weest ghegroet der ontfermherticheden

Ons leuen / zoetheyt / end hope goet ghegroet weist noch in eeuvvicheden 15 M a r i a thuwaerts Roupen nv

om met hu mueghen wuenen

Wilt / voor ons bidden / Bidden wy hu wy ballynghen / als Eua zuenen T o t h u zuchtende Roupen noch 20 met Weenende vermaenen

Bidt voor ons huwen zuene doch die leuen hier int dal van traenen E n d ons aduocate weist keert tonswaerts huwen ooghen 25 de vrucht dyns buucx diet al gheneist

naer tsleuens hende wilt ons tooghen O goedertierenste marie

O zachtmoedichste mede O zoetste bidt dat ons gheschie 30 die alder meeste zaelichede /

+4 v

++G o d s b a e r s e g h e Bidt clouck en fyn elck onser zonder tvvist // zy

en tsaemen weerdich mueghen zyn der goe beloftenessen Christi

[V p dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe]

5 V p dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe wierd anderwaerf verwect / tvvilde zyn was myn dyncken dat ick dheere god / Binden eerdschen bevanghe

zou Tnaeruolghende K y r i e e l e y s o n / en Lof schyncken

V p d e n Vo y s

Adieu ghenouchte solaes en vruecht met al dat ghij vermuecht /

L o f g o d drievuldich almachtich eeuwich goet Wien dat elck louen moet

groote ghenaede doet

+ Fol. 4v, r. 8 ‘Kyrie eleyson’, 10-11 onderstreept.

(38)

15 ouer tgheel mensschelicke gheslachte hemel ende eerde ghy wel Regiert Bermhertich ghemaniert

ghenaede ghy hanthiert

Niet / en esser buten huwen machte 20 vvie thuwaerts doet / om hulpe clachte

met ghenadighen / crachte ghy die anhoordt

En duer hu beloofde woordt ghenaedich Rechtevoort

25 Eeuvvich ghy int ghedueren blyft eeuwich zonder tydt

die alle dieren voedt en lyft God ghebenedydt

E n ware duer hu groote ghenaede ziet 30 die ghy daghelicx biedt /

+5 r

+ wy waeren tsaemen niet

heere god van israel groot eersame de zunne van gratien tonswaerts vpRyst den Rechten wech ons wyst

5 dyn crachtich woordt ons spyst

gheestlick en Lichaemlick duer huwen name Themelsch firmament alsoot betame tonser alder vrame

vp dat de menssche zy 10 zyn cours laet hebben ghy

hu dies eeuwich Louen wy en waere duer hu Rechter handt die ons doet duecht

Alle vleesch wierde zaen stof en zant 15 Want ghyt vermueght

L o f g o d der heyrCrachten van israel god der goden nyemandt el

mach ons te doene wel

zonder wien mach yemandt yet doende wesen 20 duer huwer ghenaeden groot ghetal

hier inder traenen dal vruchten der eerden al

gheeft bloeysel en groeysel heer god ghepresen Wat ons noodzaeckelick bouen desen

25 es tot ons ghenesen dat ghenaedich consenteert

(39)

Wynter zomer passeert wederom nieu ordonneert met zonne mane ende sterren 30 ghy dach en nacht verlicht

Dus* lof van by end oock van verren zy hu ghesticht /

B. G o d s v r u c h t i c h louen hu god almachtich sterck van al hu wonderlick werck

35 ghedaen in tsweerelts Perck /

+5 v

+ ende doet noch daghelicx in allen steden voor wien hemel eerde end helle vreest zonderlynghe hu louen meest

Warachtich inden gheest

5 O god ghy ons hooft zyt / en wy hu leden die ons ghestelt hebt in paeys en vreden duer veel ghenadicheden

claer goddelick aenschyn die vp elck termyn 10 Bouen al hu wercken zyn

Christo huwen zuene wy danckynghe doen knyebughelick expres

duer gods ghenaede onslieder Rendzoen int cruce worden es

15 A. D i e ons verleent ons daghelicx broodt huut huwer ghenaeden schoot

vrouch en spaede tonser noodt

ons hebbende hu zeluen voor ghifte ghegheuen gheene ghenaede tonswaerts vpspent

20 Want tot des weerelts hend ghenadelick omtrent

vvilt ons heer god zyn by ghebleuen Alleene wech waerheyt ende Leuen voor tsatanitich beuen

25 ons vroom bystaet Lof bouen Lof ontfaet vergheuer onser mesdaet

// duer Iesum christum hu zuene claer huwe Liefste bemint

30 thuwer Rechter handt zittende daer huwe gramschap verwint

* Hoofdletter ‘D’ over een eerste, doorgehaalde ‘dus’.

(40)

G l o r i e danck eere end eeuvvich lof zonder scheeden der of

bieden wy zondaers grof 35 heere god vader almachtich eene

+6 r

++ hu zuene die Christus name draeght zy glory oock ghewaeght

en daer naer onversaeght

den helighen gheest / hooghwyser gheene 5 zoo die glorie was ghemeene

eeuwich groot niet Cleene int hemelsch bevanck en blyft zoo eeuwich lanck eeuvvich zonder verghanck 10 // Ghy die zyt A l p h a end O

zonder beghin

Elck bughen moet thuwen ghebo // hoe edel zin / Ofte

Heer god die ons voor plaeghen grief 15 daeghelicx beschermt

Alle die hu hebben met herten Lief doch vastgheloouich vermt /

M y n s t e s t a m e n t s b e g h i n z o o t m y V i e l I n .

Wo e n s d a c h 1 4 M e y e A n n o . 1 5 6 1 .

N u n e g h e n e goddinnen musicale my adsisteert binder eerdsche pale dat ick voortghae in Rhetorycke 25 zonder dyn hulpe speciale

+6 v

++ ende I s o c r a t e s zoete strale ick moet bezwycken

in myn betraepen

E s c h i n e s Comt huut huwer zale 5 H y p e r i d e s ende int generale

L e l i u s Wilt my bestrycken C i c e r o Comt oock tmynen verhale C e r b o dat dyn vloeyende tale (eer dat ick fale)

10 My hulpich mach blycken

// Ach / anderssins zonder hulieden practycken

+ Fol. 6 r, r. 18-21 onderstreept.

+ Fol. 6 v, r. 1 ‘Isocrates’, 4-8 (beginwoord), 12 ‘Homerus’ onderstreept.

(41)

met my zo moet H o m e r u s slaepen

Nietmin als een van Rhetorica discipelCnaepen ongheleert brooschEerdich

15 end als die naer de conste mach gaepen zalder naer tasten // Int Componeren al bem icx nochtans om die zyn anveerdich inEpt end onweerdich

Ende naer den simpelen styl dicteren 20 Elck mercurialiste / Mineruiste

ende yeghelick Artiste

daer Rhetorices gratien inne floreren Bidde dat zyt danckelick

al crepelet manckelick

25 Willen de ionste voor daet accepteren

[V p e e n n e n M o o r g h e n s t o n d t deed ick Reecxsele]

V p e e n n e n M o o r g h e n s t o n d t deed ick Reecxsele naer myn Lichaems custode / langhe ghekeken

ick streeck myn ooghen met nuchter speexele ende hebbe my inde Luwers ghesteken

30 de wel ghecleede / heeft noyndt pand bezweken Ick gaeptte ick gheeude ende ick greep

myn angordynghe druckmoedich ghefaest

+7 r

++ Myn maghe pufte en myn buuckvueghel peep zy hadde gheerne gheweist gheAest

hy wuent wel / die den backer wuent naest C o r t vpghespoelt zonder veel lanck gheslips 5 zoud ic dronckaerts Pater nostre Lesen

tvvas in myn buerse zulck wonder Eclips ken zacher een Cruce niet in / mids desen zo de zaecke ghebuert / zen mach anders wesen H o e docht Ick niet te vyndene een Inckel placxken 10 tvvas vp therte een pacxken // naer myn verstandt

doe zocht ick naer myn Iaer almanachxken tot dat ict emmers ghecreegh in dhandt Tes te laete waeter ghebrocht naer Brandt Z o u c k e n d e ghijnck icker toe zitten zaen 15 om weten vermist inden gheest ghequelt

in wat planete ick was vpghestaen

Tvvas W o e n s d a c h xiiij. m e y e ghetelt Tes cranck betrau diet vp tmaneloop stelt

+ Fol. 7 r, r. 17 ‘Woensdach... meye’, 27 ‘Brachius homo’, 28 ‘prope taurum’ onderstreept.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De activatiecode van het 1 ste device kan niet hergebruikt worden, maar u kunt deze activatiecode wel invoeren tijdens de activatie van de Presentis App op de 2 de device.. Na

Het doel van het onderzoek is er voor zorgen dat toekomstige anti-stigma campagnes jongeren bereiken ongeacht hun achtergrond en dat zoveel mogelijk jongeren hun

In deze adventsperiode maken Marja Flipse, Rienk Lanooy, Geerten van de Wetering en Daniël Rouwkema voor iedere adventsweek en voor kerstmis vijf podcasts bij meer of minder

poulet, noix de cajou et concombre aigre-doux, le tout servi avec une sauce chili. VAL-DIEU

Mijn ziel maakt groot de Here, en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland, omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd.. Want zie, van nu aan

De leerlingen hebben al voorkennis van bewerkingen (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen) uitvoeren met natuurlijke en decimale getallen, wat positieve en negatieve

Inmiddels was op 28 juli 1914 de Eerste Wereldoorlog uitgebroken en werden dienstplichtige mannen (dus ook bouwarbeiders) opgeroepen ter mobilisatie, maar het werk ging door en op

De bezwaren van Taman Siswo en Mohammadiah tegen deze regeling zijn voornamelijk van politie- ken aard, daar zij bevreesd zijn, dat onderwijs op nationalistischen grondslag