• No results found

Vraag nr. 258 van 26 mei 1998 van mevrouw MARIJKE DILLEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 258 van 26 mei 1998 van mevrouw MARIJKE DILLEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 258 van 26 mei 1998

van mevrouw MARIJKE DILLEN

Beleidseffecten op kinderen – Stand van zaken In het kader van het beleidsinitiatief van de Vlaamse regering om in de toekomst na te gaan wat de gevolgen van elke beleidsbeslissing zijn op k i n d e r e n , dienden de Vlaamse ministers voor het eind van de maand april aan de minister een ver-slag uit te brengen ter voorbereiding van het jaar-lijks VN-rapport inzake de rechten van het kind en of Vlaanderen hierin vooruitgang boekt.

Graag had ik van de minister vernomen of die ver-slagen zijn ingediend.

Wat zijn de resultaten ?

Zijn er uit die resultaten reeds concrete beslissin-gen voortgekomen ?

N.B. : Deze vraag werd gesteld aan alle ministers. De vraag aan minister Luc Martens werd aangepast.

Gecoördineerd antwoord

Artikel 10 van het decreet van 15 juli 1997 houden-de instelling van het kinhouden-deffectrapport en houden-de toet-sing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind bepaalt dat de regering bin-nen zes maanden na de bekendmaking van dit decreet in het Vlaams Parlement een beleidsplan dient in te dienen dat de beleidsprincipes schetst met betrekking tot het in het vermelde decreet geregelde onderwerp.

Overeenkomstig deze bepaling keurde de V l a a m s e regering op 21 april 1998 het vermelde beleidsplan goed.

De Vlaamse volksvertegenwoordiger wenst te ver-nemen of de Vlaamse ministers voor het einde van de maand april een verslag hebben ingediend ter voorbereiding van het jaarlijks VN-rapport inzake de rechten van het kind en of Vlaanderen hierin vooruitgang boekt.

Vooreerst moet ik melden dat de verslaggeving zoals bedoeld in artikel 6 van het vermelde decreet een verslaggeving betreft aan het Vlaams Parle-ment en aan de kinderrechtencommissaris omtrent de implementatie van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, en niet een verslag ter

voor-bereiding van het jaarlijkse V N - r a p p o r t . H e t spreekt wel voor zich dat de verslaggeving zoals bedoeld in artikel 6 van het decreet in de toekomst eveneens een nuttig instrument zal worden in het kader van de vijfjaarlijkse rapportageplicht van de federale overheid omtrent de rechten van het kind. Punt 3.2. van het vermelde beleidsplan bepaalt dat alle leden van de Vlaamse regering aan de minister bevoegd voor de bijstand aan personen, die bij beslissing van de Vlaamse regering van 18 februari 1997 werd aangesteld als coördinerend minister inzake de kinderrechten, jaarlijks tegen 30 april de gegevens en de aansluitende beleidsconclusies die-nen te bezorgen noodzakelijk tot het opstellen van het verslag. In dat verband dien ik te verwijzen naar punt 3.1. van het beleidsplan. Dit stelt : " D e regering zal vanaf 1999 jaarlijks een verslag uit-brengen dat minstens de elementen omvat, o p g e-somd in artikel 7 van het decreet en door de rege-ring geformuleerde, specifieke beleidsconclusies (artikel 9)". In uitvoering van het beleidsplan zul-len de Vlaamse ministers dan ook tegen uiterlijk 30 april 1999 een eerste maal die informatie dienen te b e z o r g e n . Aan het college van secretarissen-gene-raal en de leidend ambtenaren van de V l a a m s e overheidsinstellingen heeft de regering de opdracht gegeven de nodige maatregelen te nemen teneinde de vereiste gegevens aan te leveren met het oog op de jaarlijkse schriftelijke verslaggeving omtrent de implementatie van het V N - v e r d r a g inzake de rechten van het kind.

Na verwerking van de verzamelde gegevens door de administatie zal de bevoegde minister in de maand juli 1999 bij de regering een ontwerp van verslag indienen, zodat de regering het verslag vóór 30 september 1999 aan het Vlaams Parlement en de kinderrechtencommissaris kan bezorgen, overeenkomstig artikel 6 van het decreet.

Wel kan ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger meedelen dat gegevens omtrent de rechten van het kind in Vlaanderen ook worden verzameld in het kader van de reeds genoemde vijfjaarlijkse rappor-tageplicht van de federale overheid. De V l a a m s e Gemeenschap maakt met het oog daarop deel uit van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind, die samenkomt onder het voorzitter-schap van het federale ministerie van Ju s t i t i e. D e Vlaamse Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door mezelf en de administratie Gezin en Maat-schappelijk Welzijn.

(2)

vereist voor de rapportages inzake rechten van kin-deren.

Het federale ministerie van Justitie staat in voor de verwerking van de bijdragen van de verschillende o v e r h e d e n . In de loop van de maand januari 1999 dient België de eindversie van dit rapport voor te leggen aan het Comité van de Rechten van het Kind in Genève.

Op basis van de mij bezorgde bijdragen die hande-len over de periode vanaf 1 januari 1994 kan ik meedelen dat er in Vlaanderen recentelijk heel wat initiatieven werden genomen die van belang zijn voor kinderen.

Zonder alle bijdragen te kunnen aanhalen in dit k a d e r, verwijs ik, bij wijze van voorbeeld, g r a a g naar volgende nieuwe initiatieven :

– bijzondere jeugdbijstand : Jolijn, informatie- en klachtenlijn binnen de administratie ten behoe-ve van jongeren en ouders ;

– het Kinderrechtencommissariaat ; – het kindereffectrapport ;

– de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie ;

– "Informatiecel Ongewenst Seksueel Gedrag" bij onderwijs ;

– opname van"kinderrechteneducatie" in de eindtermen en ontwikkelingsdoelen binnen het basis- en secundair onderwijs ;

– reorganisatie in mei 1996 van Kind en Gezin waarbij onder meer een beleidsafdeling Po s i t i e van het Kind werd opgericht ;

– Vlaams actieplan preventie en hulpverlening met betrekking tot kindermishandeling en kin-derrechten vanuit het welzijns-, gezins- en gezondheidsbeleid ;

– subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap van het project "Drugspreventie volgens de methodiek van de jeugdadviseurs" ;

– campagne "Stapstenen naar een vlottere omgang met kinderen en volwassenen" door mezelf gelanceerd op 21 januari 1998 ;

– interdepartementale werkgroep Kinderrechten, die op mijn initiatief samenkomt op mijn

kabi-net ter opvolging van de materie inzake de rechten van kinderen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor het verkrijgen van de verzekering tegen inkomensverlies worden vermeld in hoofdstuk II, artikel 3 en 4 van het besluit van

Dat er dergelijke scholen zouden zijn, sluit ik niet uit, maar dit zijn dan duidelijk scholen die wereldvreemd zijn en nog niet heb- ben gehoord van een geïntegreerd

De Vlaamse regering heeft een overeenkomst goedgekeurd met de Friedrich Schiller Universität in Jena voor de uitvoering van het wetenschappe- lijk onderzoeksproject

Bij besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998 tot wijziging van het Vlaams Perso- neelsstatuut van 24 november 1993,wat de pres- tatietoelagen betreft, werd ter

In 1997-1998 zijn dat alle uni- versiteiten behalve de Katholieke Universiteit Brussel en alle hogescholen behalve de Autono- me Hogeschool Limburg en de Hogere

De beslissing bevestigt enkel wat reeds in de praktijk werd uitgevoerd, namelijk dat er tel- kens een budget voor één jaar wordt vastgelegd per project2. De projecten worden

De Vlaamse regering heeft ingestemd met de basis- principes tot invoering van een prestatiemanage- mentscyclus bij de Inspectie van Financiën?. Wat zijn de concrete doelstellingen

Bij besluit van 21 januari 1997 heeft de Vlaamse regering beslist de regeling voor de aanmoedi- gingspremies uit te breiden die voor de herverde- ling van de arbeid kunnen