• No results found

Masterscriptie Communicatiekunde René de Vries 18 september 2014 Een experimenteel onderzoek naar de communicatieve effectiviteit van directe rede samenstellingen in productadvertenties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Masterscriptie Communicatiekunde René de Vries 18 september 2014 Een experimenteel onderzoek naar de communicatieve effectiviteit van directe rede samenstellingen in productadvertenties"

Copied!
149
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een experimenteel onderzoek naar de communicatieve effectiviteit van directe rede samenstellingen in productadvertenties

Masterscriptie Communicatiekunde

(2)

Masterscriptie Communicatiekunde

Een experimenteel onderzoek naar de communicatieve effectiviteit van directe rede samenstellingen in productadvertenties

Naam: René de Vries

Adres: Ymkershôf 11

9298 RW Kollumerzwaag 06-20100568

rene-online@hotmail.com

Studentnummer: S2140845

Scriptie in het kader van: Master Communicatie- en Informatiewetenschappen Faculteit der Letteren

Rijksuniversiteit Groningen

Scriptiebegeleidster: dr. Esther Pascual Olivé Tweede lezer: dr. Mike Huiskes

(3)

Samenvatting

Wanneer er gekeken wordt naar de Nederlandse taal, wordt al snel duidelijk dat er veelal gebruik gemaakt wordt van samenstellingen, zoals typerend is in Germaanse talen. Denk bijvoorbeeld aan combinaties van twee woorden als ‘snelweg’, ‘pindakaas’ en ‘voetbal’, welke volledig ingeburgerd zijn in onze taal. Dat combinaties van twee woorden vaak voorkomen in onze taal moge dus algemeen bekend zijn, maar daarnaast worden er steeds meer combinaties van een woord en een zin zichtbaar, zoals in “blijf-van-mijn-lijf huis” (Hoeksema 1988: 128; De Haas & Trommelen 1993), “doe-het-zelfwinkel” (De Haas & Trommelen 1993) en “kijk-mij-eens gedrag” (Pascual & Janssen 2004: 286). In sommige gevallen is het zelfs mogelijk om samenstellingen te creëren van twee (elliptische) zinnen en een woord, zoals in “Niet tevreden? Geld terug!”-garantie (Pascual & Janssen 2004: 285).

Deze zogenaamde ‘zin-woordsamenstellingen’ (Pascual & Janssen 2004) of ‘directe rede samenstellingen’ (Pascual, Królak & Janssen 2013), vervangen (delen van) fictieve conversationele beurten en zijn als het ware gestructureerd door een conversationeel patroon, met een (imaginaire) spreker en een toegesproken rol. Het element in de directe rede roept een scenario op dat gemakkelijk kan worden voorgesteld en als referentiepunt voor nomen kan dienen. Eén van de belangrijkste kenmerken van directe rede samenstellingen die in reclame gebruikt worden, is dat er bij deze samenstellingen als het ware een stem aan de gebruikers van het geadverteerde product gegeven wordt. Bij een directe rede samenstelling als “Ik-begin-het-jaar-extra-gezond-rijst” is het niet moeilijk om een scenario voor te stellen waarbij iemand deze uitspraak daadwerkelijk gedaan kan hebben en zodoende verwijst naar een soort rijst (in dit geval van Lassie), wat in zijn/haar opzicht een erg gezonde keuze is om het jaar mee te beginnen en er zodoende een stem aan een tevreden gebruiker van het product verbonden wordt.

(4)

Dit heeft tot de volgende centrale onderzoeksvraag geleid:

worden voorbeelden in een advertentie waarin gebruik gemaakt wordt van een directe rede samenstelling (waar een klant of product ‘stem’ krijgt), als overtuigender ervaren dan voorbeelden waarin gebruik wordt gemaakt van een beschrijvende omschrijving en in hoeverre is hier sprake van verschillen in overtuiging wanneer variërende taalgemeenschappen met elkaar vergeleken worden?

Uit de beschrijving van de onderzoeksvraag wordt duidelijk dat deze in principe samengesteld is uit twee vragen. De eerste vraag gaat in op de onderlinge vergelijking tussen advertenties met een directe rede samenstelling en advertenties met een beschrijvende omschrijving. De eerste onafhankelijke variabele “beschrijving in de advertentie” wordt aan deze vraag gekoppeld en richt zich op de operationalisatie van twee soorten advertenties, waarbij de onderlinge beschrijving in de advertentie verschillend is. Het tweede gedeelte van de centrale onderzoeksvraag richt zich op variërende taalgemeenschappen en in hoeverre er sprake is van verschillen in overtuiging wanneer beide soorten advertenties aan twee taalgemeenschappen worden voorgelegd. Deze tweede onafhankelijke variabele “variërende taalgemeenschappen” wordt geoperationaliseerd door in het experiment zowel Nederlandstalige als Belgische studenten te betrekken.

Om een antwoord op deze onderzoeksvraag te vinden is een experiment uitgevoerd met een gemengd design, met beschrijving in de advertentie als binnen-proefpersoon factor en variërende taalgemeenschappen als tussen-proefpersoon factor. Respondenten kregen twee advertenties te zien, waarvan één met een directe rede samenstelling als omschrijving in de advertentie en de andere met een beschrijvende omschrijving. De respondenten kregen een advertentie te zien waarin reclame werd gemaakt voor een Deens chocolademerk en een Amerikaanse Internet provider. Zowel de volgorde als de gebruikte omschrijving in de advertentie varieerde per versie. Na blootstelling aan elke advertentie dienden de respondenten een vragenlijst in te vullen waarin gevraagd werd naar de mate van overtuiging. Deze werd geoperationaliseerd door de mate van overtuiging op te splitsen in vier variabelen, te weten: i) attitude ten opzichte van de advertentie, ii) attitude ten opzichte van het product, iii) levendigheid van de advertentie en iv) koop-/gedragsintentie.

(5)

Uit de resultaten van de statistische analyses kwam naar voren dat er voor geen van de vier variabelen die samen de variabele ‘mate van overtuiging’ vormen significante interacties of hoofdeffecten naar voren kwamen. De centrale onderzoeksvraag dient dan ook negatief beantwoord te worden: advertenties waarin gebruik gemaakt wordt van een directe rede samenstelling worden in dit experiment niet als overtuigender ervaren dan advertenties waarin gebruik gemaakt wordt van een beschrijvende omschrijving. Daarnaast werden er voor de onafhankelijke variabele “variërende taalgemeenschappen” ook geen significante interacties of hoofdeffecten gevonden, waaruit geconcludeerd kan worden dat er geen verschillen gevonden zijn waaruit blijkt dat Nederlandse studenten advertenties met een directe rede samenstelling als overtuigender ervaren dan Belgische studenten, of vice versa.

Bij deze laatste conclusie dient echter een kleine kanttekening te worden gemaakt, tussen taalgemeenschap en koop-/gedragsintentie bleek namelijk sprake te zijn van een marginaal significant effect (p = 0.08). Hier werd zichtbaar dat Belgische studenten advertenties waarin gebruik gemaakt wordt van een directe rede samenstelling, hoger beoordelen voor wat betreft koop-/gedragsintentie dan Nederlandse studenten. Hoewel dit een marginaal significant effect is en deze uitspraak zodoende voorzichtig behandeld dient te worden, is het een voorzichtige stap in de richting van het onderzoek naar directe rede samenstellingen in advertenties en in hoeverre hier sprake is van verschillen qua taalgemeenschap. Dit wordt versterkt wanneer gekeken wordt naar de gemiddelde scores, Belgische studenten zijn iets positiever voor drie van de vier variabelen (attitude ten opzichte van de advertentie, attitude ten opzichte van het product & koop-/gedragsintentie) betreffende advertenties waarin gebruik gemaakt wordt van een directe rede samenstelling.

Het tegenovergestelde werd zichtbaar voor Nederlandse respondenten: deze bleken advertenties waarin gebruik gemaakt wordt van een beschrijvende omschrijving voor drie van de vier afhankelijke variabelen (attitude ten opzichte van het product, levendigheid & koop-/gedragsintentie) iets positiever te beoordelen dan advertenties met een directe rede samenstelling. Het valt echter op dat de verschillen tussen beide soorten advertenties bij de Nederlandse respondenten iets kleiner zijn dan het geval is bij de Belgische respondenten.

(6)
(7)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie waarmee het laatste onderdeel van de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen wordt afgerond. Dit betekent tevens dat er een einde komt aan mijn studententijd, welke ik als plezierig heb mogen ervaren. De keuze om na het HBO door te studeren en te kiezen voor deze opleiding is een goede keuze geweest, niet alleen door de diversiteit in vakken die aangeboden werden, maar ook door de mogelijkheid tot theoretische verdieping op het brede vlak van communicatie.

Gedurende de opleiding zijn er verschillende aspecten geweest waarin ik geïnteresseerd was, variërend van persuasieve communicatie tot de meer talige kant van communicatie. Toen mijn scriptiebegeleidster me wees op de theorieën omtrent directe rede samenstellingen en het gebruik van deze samenstellingen in advertenties, leek het dan ook een interessant onderwerp om hier een kwantitatief onderzoek naar uit te voeren en dit centraal te stellen in mijn masterscriptie. Het gebruik van directe rede samenstellingen en het gebruik van de directe rede in taal, is iets wat reeds meerdere malen in kwalitatief onderzoek beschreven en onderzocht is, maar in mindere mate onderwerp is geweest in kwantitatief onderzoek. Door de effectiviteit van directe rede samenstellingen in productadvertenties te onderzoeken wordt dan ook een poging gedaan om met deze scriptie een nuttige bijdrage te kunnen leveren op dit gebied.

Langs deze weg wil ik graag van het voorwoord gebruik maken om een aantal personen te bedanken. Zo wil ik allereerst mijn scriptiebegeleidster Esther Pascual bedanken voor de suggestie van dit onderwerp, de constructieve feedback en het plezierige contact gedurende de ontwikkeling van deze masterscriptie. Daarnaast wil ik John Hoeks bedanken voor zijn hulp bij de opzet van het experiment en hulp bij de statistische verwerkingen. Ook wil ik Mike Huiskes bedanken als tweede lezer en beoordelaar van deze scriptie. Een laatste woord van dank gaat uit naar mijn ouders, zusjes en vriendin, voor het geduld en de steun die ze mij geboden hebben tijdens de ontwikkeling van deze scriptie.

Kollumerzwaag, zomer 2014

René de Vries

(8)

Inhoud

1. Inleiding ... 1

1.1 Aanleiding voor het onderzoek ... 1

1.1.1 Algemene inleiding met betrekking tot het centrale onderwerp ... 1

1.1.2 Praktische relevantie van het onderzoek ... 3

1.1.3 Theoretische relevantie van het onderzoek ... 4

1.2 Centrale onderzoeksvraag ... 5

1.3 Opbouw van het onderzoek ... 7

2. Theoretisch kader ... 8

2.1 Fictieve interactie ... 11

2.1.1 Inleiding met betrekking tot fictieve interactie ... 11

2.1.2 Opkomst van directe rede samenstellingen ... 16

2.2 Metonymie in samenstellingen ... 19

2.3 Typen relaties tussen specificans en specificatum ... 24

2.4 Het gebruik van directe rede samenstellingen in de praktijk ... 27

2.4.1 Fictieve interactie in juridische teksten ... 28

2.4.2 Gebruik van directe rede samenstellingen in reclame ... 31

2.5 De vergelijking tussen directe rede samenstellingen en exemplars ... 38

3. Methode ... 47

3.1 Materiaal ... 47

3.1.1 Originele advertenties ... 47

3.1.2 Aanpassingen advertenties voor het experiment ... 49

3.2 Procedure ... 53

3.2.1 Hypotheses ... 53

3.2.2 Respondenten ... 54

3.2.3 Design van het experiment ... 57

(9)

3.5.1 Verdeling van de respondenten per versie ... 69

3.5.2 Aanpassing van het resultaten overzicht ... 70

3.5.3 Kenmerken respondenten ... 71

3.6 Betrouwbaarheidsanalyse vragenlijst ... 73

3.6.1 Construct 1: attitude ten opzichte van de advertentie ... 74

3.6.2 Construct 2: attitude ten opzichte van het product ... 75

3.6.3 Construct 3: levendigheid van de advertentie ... 76

3.6.4 Construct 4: koop-/gedragsintentie ... 76

3.6.5 Betrouwbaarheid van de gezamenlijke constructen ... 77

Hoofdstuk 4: Resultaten ... 78

4.1 Resultaten statistische analyses... 78

4.1.1 Statistische bewerkingen ... 78

4.1.2 Construct 1: attitude ten opzichte van de advertentie ... 79

4.1.3 Construct 2: attitude ten opzichte van het product ... 80

4.1.4 Construct 3: levendigheid ... 80

4.1.5 Construct 4: koop-/gedragsintentie ... 81

Hoofdstuk 5: Conclusie ... 83

5.1 Beantwoording van de hypotheses ... 83

5.1.1 Beantwoording hypothese 1 ... 83

5.1.2 Beantwoording hypothese 2 ... 84

5.2 Beantwoording van de centrale onderzoeksvraag ... 85

5.2.1 Beantwoording hoofdvraag ... 85

5.3 Discussie ... 86

5.3.1 Discussie met betrekking tot de literatuur ... 86

5.3.2 Beperkingen huidige onderzoek ... 88

5.3.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek ... 91

Literatuur ... 93

Bijlagen ... 100

Bijlage 1: Verschillende versies van de advertenties ... 101

1.1 Directe rede samenstelling Marabou chocolade ... 101

1.2 Beschrijvende omschrijving Marabou chocolade... 101

1.3 Directe rede samenstelling CLEAR Internet ... 102

1.4 Beschrijvende omschrijving CLEAR Internet ... 102

Bijlage 2: Enquête ... 103

2.1 E-mail met verzoek tot deelname aan het experiment ... 103

2.2 Introductietekst en enquête ... 104

Bijlage 3: Vooronderzoek ... 107

(10)

3.2 Versie 2 vooronderzoek ... 115

Bijlage 4: Betrouwbaarheidsanalyse vragenlijst ... 123

4.1 Construct 1: attitude ten opzichte van de advertentie ... 123

4.2 Construct 2: attitude ten opzichte van het product ... 123

4.3 Construct 3: levendigheid van de advertentie ... 124

4.4 Construct 4: koop-/gedragsintentie ... 124

4.5 Betrouwbaarheid van de gezamenlijke constructen ... 125

Bijlage 5: Codeboek SPSS ... 127

5.1 Vragenlijst ... 127

5.2 Algemene gegevens respondenten ... 127

Bijlage 6: SPSS Output ... 129

6.1 Attitude ten opzichte van de advertentie ... 129

6.2 Attitude ten opzichte van het product ... 131

6.3 Levendigheid... 133

6.4 Koop-/gedragsintentie ... 136

(11)

1

1. Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt een algemene inleiding gegeven met betrekking tot het onderzoek dat in deze scriptie centraal zal staan. Het hoofdstuk begint met een introductie van het onderwerp en een korte uitleg met betrekking tot de soort advertenties die hierbij van belang zijn. Daarnaast wordt de mogelijkheid aangegrepen om de theoretische en praktische relevantie van dit onderzoek toe te lichten. In hoofdstuk 1.2 wordt de centrale onderzoeksvraag besproken en afsluitend wordt in hoofdstuk 1.3 een overzicht geboden van de manier waarop deze scriptie opgebouwd is.

1.1 Aanleiding voor het onderzoek

1.1.1 Algemene inleiding met betrekking tot het centrale onderwerp

Afbeelding 1: Vergelijking van een beschrijvende omschrijving met een directe rede samenstelling in een advertentie voor IKEA

(12)

2 advertentie rechts maakt gebruik van een heel andere omschrijving. Er wordt bij deze advertentie een situatie geschetst waarvoor dit plaid gebruikt zou kunnen worden. In plaats van een beschrijvende omschrijving te geven waar consumenten dit plaid allemaal voor kunnen gebruiken of typische kenmerken te benadrukken (warmte, comfortabel, ideaal om je warm te houden als je buiten het toetje wil eten, etc.), hebben de ontwerpers van de advertentie een andere keuze gemaakt. De zullen-we-het-toetje-anders-buiten-eten-plaid geeft direct één van de mogelijkheden weer waar dit product voor gebruikt kan worden, in dit geval om buiten een toetje te eten, gepresenteerd als door een gebruiker gezegd. Hier is sprake van een zogenaamde “directe rede samenstelling” omdat die gebruiksmogelijkheid gepresenteerd is door middel van een soort citaat, in de imaginaire stem van een tevreden bezitter van zo’n plaid.

Een alternatief op deze directe rede samenstelling is een algemene beschrijving, zoals “Een ideaal plaid om het toetje anders buiten te eten”. Merk tevens op dat de vormgeving van de directe rede samenstelling weergegeven is als een citaat, iets dat iemand werkelijk gezegd zou kunnen hebben. Door middel van deze samenstelling wordt er als het ware een stem gegeven aan de gebruikers van het product en de consumenten die dit product gekocht hebben. Het vergt niet veel moeite om bij het aanschouwen van deze advertentie een scenario voor te stellen waarbij een moeder tegen haar kinderen zegt: “Zullen we het toetje anders buiten eten?” Het gaat hier niet zozeer om het gezin zelf (het is ook prima in te beelden dat deze uitspraak in een andere situatie gedaan wordt), maar om het denkbeeldige scenario wat door middel van de directe rede samenstelling opgeroepen wordt. Door dit scenario wordt direct duidelijk in welke situatie het afgebeelde product gebruikt zou kunnen worden en lijkt een verdere omschrijving (zoals bij de advertentie links in afbeelding 1) overbodig te zijn.

(13)

3 Zoals eerder aangegeven zijn directe rede samenstellingen zowel in advertenties als in verschillende soorten literatuur terug te vinden. Zo bespreekt Van Zonneveld (1983: 117) al voorbeelden als “hier-brandt-de-kachel nummer” en “laat-maar-waaien houding” (De Haas & Trommelen 1993). Hoeksema (1988: 128) spreekt in dit opzicht over productieve sententiële formaties als “lach-of-ik-schiet humor” en “blijf-van-mijn-lijf huis” (Pascual & Janssen 2004: 288). Sommige van deze samenstellingen zijn door de tijd heen dusdanig geconventionaliseerd dat ze opgenomen zijn in de grote Van Dale, denk bijvoorbeeld aan “blijf-van-mijn-lijfhuis” (Van Dale 1984; Hoeksema 1988: 128; De Haas & Trommelen 1993) en “doe-het-zelfwinkel” (Van Dale 1992; De Haas & Trommelen 1993).

Om de varianten van de directe rede samenstellingen duidelijk weer te geven, is de keuze gemaakt om in genoemde voorbeelden hiervan in deze scriptie, dit gedeelte van de samenstelling cursief vorm te geven. Het is van belang om te benadrukken dat dit niet het geval is bij directe rede samenstellingen in het algemeen of in de oorspronkelijke bronnen, maar dat deze cursivering puur dient ter verduidelijking in deze scriptie om het element van de directe rede in de samenstelling te benadrukken. Zodoende zal deze cursivering toegepast worden bij zowel de voorbeelden die besproken worden als de voorbeelden die in het experiment toegepast worden binnen deze scriptie.

1.1.2 Praktische relevantie van het onderzoek

Dat directe rede samenstellingen de laatste jaren zowel in diverse vormen van literatuur als in verschillende reclames terug te vinden zijn, geeft aanleiding tot de vraag waarom adverteerders voor dergelijke beschrijvingen kiezen. Is het bijvoorbeeld zo dat directe rede samenstellingen goed voor te

(14)

4 stellen zijn omdat ze (vormgegeven als een citaat) tevreden gebruikers een ‘stem’ geven? Of wordt ervoor gekozen omdat ze afwijken van beschrijvende omschrijvingen en op deze manier eerder de aandacht van de consument trekken?

Door een experiment uit te voeren wordt onderzocht of deze directe rede samenstellingen daadwerkelijk anders opgevat worden dan beschrijvende omschrijvingen. Door voor twee productcategorieën zowel een directe rede samenstelling als een beschrijvende omschrijving te ontwerpen, wordt onderzocht of er sprake is van een verschil in waardering tussen beschrijvende omschrijvingen en directe rede samenstellingen en of er verschillen in overtuiging optreden wanneer beide soorten advertenties aan variërende taalgemeenschappen voorgelegd worden. De effectiviteit van deze voorbeelden zal onderzocht worden in een persuasieve setting door de verschillende versies van beide advertenties aan een doelgroep (Nederlandse en Belgische studenten met een vergelijkbaar opleidingsniveau en vergelijkbare leeftijd) voor te leggen en te laten beoordelen door middel van een vragenlijst. Mocht er inderdaad sprake zijn van een diverse waardering, dan kunnen de resultaten van de enquête een eerste inzicht bieden in de redenen waarom een beschrijvende omschrijving of juist een directe rede samenstelling als overtuigender beoordeeld wordt door de ondervraagden.

1.1.3 Theoretische relevantie van het onderzoek

Pascual & Janssen (2004) geven omtrent directe rede samenstellingen aan dat deze constructie nog maar weinig bestudeerd is. Daarnaast vragen Janssen & Pascual (2005) zich af of Nederlandse studenten positief reageren op dergelijke zin-woordsamenstellingen, aangezien de auteurs aangeven dat uit eerder onderzoek gebleken is dat Gentse studenten nogal gereserveerd staan ten opzichte van diverse nieuwvormingen, waaronder deze samenstellingen. Deze reserve wordt wellicht verklaard door een talige onzekerheid, wat niet duidelijk vertrouwd is wordt als niet correct vertrouwd (Janssen & Pascual 2005: 115).

(15)

5 komen kunnen dan niet alleen bevestigen of ontkrachten of er momenteel nog sprake is van een talige onzekerheid en reserve ten opzichte van dergelijke zin-woordsamenstellingen, maar ook of er sprake is van een verschil op dit gebied tussen beide groepen studenten en in hoeverre variërende taalgemeenschappen een rol spelen.

Door de enquête aan deze doelgroep voor te leggen, kan onderzocht worden of Nederlandse studenten ook gereserveerd staan ten opzichte van nieuwvormingen of dat deze reserve alleen aanwezig is bij Belgische studenten (cf. Janssen & Pascual 2005: 115). Tevens kan het een eerste antwoord bieden op de vraag of directe rede samenstellingen een advertentie versterken of juist verzwakken en of hier sprake is van een meerwaarde ten opzichte van beschrijvende omschrijvingen. Bovendien kan er een link gelegd worden met ‘exemplars’, zoals in het theoretisch kader beschreven zal worden. Aangezien exemplars invloed kunnen uitoefenen op de percepties van individuen (Gibson & Zillmann 1993; Brosius & Bathelt 1994; Aust & Zillmann 1996; Daschmann & Brosius 1999) omtrent een bepaald onderwerp en er sprake is van enige overeenkomsten met directe rede samenstellingen, is het interessant om te onderzoeken of uit dit experiment vergelijkbare resultaten naar voren zullen komen.

1.2 Centrale onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag die hier centraal staat wordt als volgt geformuleerd:

worden voorbeelden in een advertentie waarin gebruik gemaakt wordt van een directe rede samenstelling (waar een klant of product ‘stem’ krijgt), als overtuigender ervaren dan voorbeelden waarin gebruik wordt gemaakt van een beschrijvende omschrijving en in hoeverre is hier sprake van verschillen in overtuiging wanneer variërende taalgemeenschappen met elkaar vergeleken worden?

(16)

6 beoordelen. Voor meer uitleg omtrent de operationalisatie van deze eerste onafhankelijke variabele wordt verwezen naar hoofdstuk 3.3.1.

Het tweede gedeelte van de centrale onderzoeksvraag richt zich op variërende taalgemeenschappen en in hoeverre er sprake is van verschillen in overtuiging wanneer beide soorten advertenties aan twee taalgemeenschappen worden voorgelegd. Deze tweede onafhankelijke variabele “variërende taalgemeenschappen” wordt geoperationaliseerd door in het experiment zowel Nederlandstalige als Belgische studenten te betrekken. Het is van belang om te vermelden dat het bij beide groepen gaat om moedersprekers van de Nederlandse taal (“standaard” Nederlands versus Vlaams Nederlands). Om te onderzoeken of er sprake is van verschillen in overtuiging tussen beide taalgemeenschappen worden de varianten van de advertenties voorgelegd aan Nederlandse en Belgische studenten, waarbij sprake is van een vergelijkbare leeftijd (18 tot 30 jaar) en een vergelijkbaar opleidingsniveau (HBO). Voor een uitgebreidere bespreking van de operationalisatie van deze tweede onafhankelijke variabele wordt tevens verwezen naar hoofdstuk 3.3.1.

De reden dat er een tweede vraag aan de centrale onderzoeksvraag toegevoegd is en er zodoende twee taalgemeenschappen met elkaar vergeleken zullen worden komt mede voort uit een artikel van Janssen & Pascual (2005), waarin de auteurs zich afvragen of Nederlandse studenten positief zullen reageren op dergelijke zin-woordsamenstellingen. De auteurs geven aan dat uit eerder onderzoek gebleken is dat Gentse studenten nogal gereserveerd staan ten opzichte van diverse nieuwvormingen, waaronder bovenstaande samenstellingen (zoals reeds in de theoretische relevantie van dit onderzoek in hoofdstuk 1.1.3 besproken is). Janssen & Pascual geven aan dat deze reserve wellicht verklaard kan worden door een talige onzekerheid, wat niet duidelijk vertrouwd is wordt als niet correct vertrouwd (Janssen & Pascual 2005: 115).

(17)

7 1.3 Opbouw van het onderzoek

Dat de directe rede samenstelling een constructie is die al langere tijd gebruikt wordt, zal in het eerstvolgende hoofdstuk uitgebreider besproken worden. Daarnaast zal het theoretisch kader als mogelijkheid aangegrepen worden om begrippen als ‘fictieve interactie’ (Pascual 2002, 2006b, 2014) te introduceren en een overzicht bieden van zowel de theorieën omtrent directe rede samenstellingen als de kennis die vereist is om deze samenstellingen in de juiste context te plaatsen, en welke zaken hier een rol bij spelen. Daarnaast zal er een uitstapje gemaakt worden naar ‘exemplars’ (Gibson & Zillmann 1993; Brosius & Bathelt 1994; Aust & Zillmann 1996; Daschmann & Brosius 1999) en in hoeverre hier sprake is van overeenkomsten en verschillen met directe rede samenstellingen.

(18)

8

2. Theoretisch kader

In het theoretisch kader zal eerst een uiteenzetting gegeven worden met betrekking tot fictieve interactie (Pascual 2002, 2006b, 2014) en wat er precies met deze term wordt aangeduid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2.2 besproken in hoeverre metonymie noodzakelijk is om directe rede samenstellingen in de juiste context te kunnen plaatsen en zal er in 2.3 een overzicht gegeven worden van de mogelijke relaties die er kunnen bestaan tussen specificans en specificatum (en wat er precies met deze termen aangeduid wordt). Na de theoretische uitleg worden in hoofdstuk 2.4 meerdere voorbeelden van directe rede samenstellingen in de praktijk besproken en op welke terreinen dergelijke samenstellingen onder andere aangetroffen kunnen worden. Het theoretisch kader wordt afgerond met een vergelijking tussen directe rede samenstellingen en zogenaamde ‘exemplars’ (Gibson & Zillmann 1993; Brosius & Bathelt 1994; Aust & Zillmann 1996; Daschmann & Brosius 1999).

Wanneer er gekeken wordt naar de Nederlandse taal, wordt al snel duidelijk dat er veelal gebruik gemaakt wordt van samenstellingen, zoals typerend is in Germaanse talen. Denk bijvoorbeeld aan woorden als ‘snelweg’, ‘pindakaas’ en ‘voetbal’, welke volledig ingeburgerd zijn in onze taal. Wordt er naar advertenties gekeken, dan wordt zichtbaar dat hier nieuwe vormen van samenstellingen voorkomen. Sommige van deze samenstellingen kunnen onder de categorie creatieve samenstellingen gerekend worden. Hierbij gaat het om samenstellingen die door de advertentie (of organisatie achter de advertentie) in het leven geroepen worden en waarmee een nieuwe categorie aangeduid wordt, waarvan tot dat moment eigenlijk nog geen sprake van bestaansrecht was.

Om dit te illustreren kan het voorbeeld genoemd worden van zorgverzekeraar Menzis. In de tijd waarin heel Nederland opnieuw mocht kiezen voor een zorgverzekeraar werd er campagne gevoerd waarin consumenten door middel van een korte quiz konden ontdekken wat voor type mens ze waren. Uiteraard hoorde bij elk type een passend verzekeringsaanbod1. Deze campagne werd ondersteund door de slogan “Wat voor menz bent u?” Enkele voorbeelden zijn “de gezins menz”, “de sportieve menz”, “de lachende menz” en “de winter menz”2. Het moge duidelijk zijn dat deze nieuwe samenstellingen een speelse combinatie vormen tussen het bestaande woord ‘mens’ en de naam van de zorgverzekeraar, waarmee nieuwe combinaties in het leven geroepen worden om een nieuwe categorie aan te duiden: de Menzis-verzekerde.

(19)

9 Dat dit uiteindelijk kan leiden tot nog creatievere samenstellingen waarin het element van de directe rede naar voren komt wordt aangetoond in afbeelding 3. In deze advertentie is tevens sprake van een ‘menz-type’, namelijk “de daar ben ik nog niet aan toe menz”. Naast deze beschrijving toont de advertentie een vrouw waarvan aangenomen zou kunnen worden dat zij deze uitspraak gedaan heeft of zou kunnen hebben.

Daarnaast wordt in de advertentie zelf aangegeven dat zij kiest voor de basisverzekering waar anticonceptie onderdeel van uitmaakt, zodat duidelijk wordt dat er met “daar ben ik nog niet

aan toe” verwezen wordt naar de geboorte van één of meerdere kinderen en hoe deze mevrouw daar op dat moment in haar leven tegenover staat bij het zoeken naar een passend verzekeringsaanbod. Net zoals in hoofdstuk 1 aangegeven is, wordt er op deze manier als het ware een stem gegeven aan de gebruiker van dit product, of in deze situatie de persoon die voor dit type zorgverzekering kiest. Dit wordt versterkt door de vrouw af te beelden in de advertentie en zodanig een gezicht aan deze uitspraak toe te voegen.

Dat combinaties van twee woorden vaak voorkomen in onze taal moge dus algemeen bekend zijn, maar daarnaast worden er dus steeds meer combinaties van een woord en een zin zichtbaar, zoals in “blijf-van-mijn-lijfhuis” (Van Dale 1984; Hoeksema 1988: 128; De Haas & Trommelen 1993), “doe-het-zelfwinkel” (Van Dale 1992; De Haas & Trommelen 1993) en “kijk-mij-eens gedrag” (Pascual & Janssen 2004: 286). In sommige gevallen is het zelfs mogelijk om samenstellingen te creëren van twee (elliptische) zinnen en een woord, zoals in “Niet tevreden? Geld terug!’’-garantie (Pascual & Janssen 2004: 285).

Pascual en Janssen (2004) en Pascual, Królak & Janssen (2013) geven aan dat eerder genoemde zin-woordsamenstellingen altijd (delen van) fictieve conversationele beurten voorstellen. Ze zijn gestructureerd door een conversationeel patroon, met een spreker en een toegesproken rol. Het element in de directe rede roept een scenario op dat gemakkelijk kan worden voorgesteld en als referentiepunt kan dienen (Pascual, Królak & Janssen 2013: 345). Deze samenstellingen kunnen één of meerdere zinnen/zinsneden van hetzelfde type bevatten en vertonen de formele en functionele

Afbeelding 3: Gebruik van een directe rede samenstelling in een Menzis

(20)

10 karakteristieken van een directe rede. Pascual & Janssen (2004: 287) geven dit aspect tevens aan, namelijk:

de fonetische prominentie in het eerste lid van de samenstellingen laat zien dat de reguliere syntactisch-semantische en tekstuele procedures er op van toepassing zijn. Zodoende kan het eerste lid van de samenstelling in beginsel opgevat worden als bestaande uit gewone zinnen of zinscombinaties.

In het verlengde hiervan hebben Winterbottom et al. (2008) onderzoek gedaan naar narratieve interventies om patiënten te helpen een keuze te maken voor welke behandeling ze zouden moeten kiezen wanneer ze gediagnosticeerd worden met een bepaalde ziekte en er meerdere behandelingsopties mogelijk zijn. In deze studie werden interventies geschreven in de eerste persoon vergeleken met interventies geschreven in de derde persoon. Interventies in de eerste persoon kunnen vormgegeven zijn als volgt: “David zegt: drie jaar geleden kreeg ik de diagnose maagkanker en kreeg ik te horen dat er meerdere behandelingsopties beschikbaar waren…”. In de derde persoon zou dit vormgegeven zijn als: “Drie jaar geleden kreeg David de diagnose maagkanker en kreeg hij te horen dat er meerdere behandelingsopties beschikbaar waren..”.

Uit de studie kwam naar voren dat er bij narratieve interventies in de eerste persoon meer dan twee keer vaker een effect werd gevonden dan bij narratieve interventies geschreven in de derde persoon; respectievelijk 43% versus 20% en dat narratieve interventies in de eerste persoon zodoende beter werken (Winterbottom et al. 2008: 2085). Dat narratieve verhalen als meer levendig en helder worden ervaren wanneer deze gepresenteerd worden in de eerste persoon vergeleken met narratieve verhalen in de derde persoon is iets wat vaker uit onderzoeken naar voren is gekomen (zie onder andere Schiffrin 1981; Chafe 1982; Tannen 1986: 311; Eerland et al. 2013).

(21)

11 2.1 Fictieve interactie

2.1.1 Inleiding met betrekking tot fictieve interactie

Pascual & Janssen (2004) en Pascual, Królak & Janssen (2013) koppelen het ‘conversationele frame’ aan zogenaamde ‘fictieve interactie’ (zie ook Pascual 2002, 2006b, 2014). Pascual (2002, 2006b, 2014) geeft aan dat fictieve interactie afkomstig is uit en geïnspireerd wordt door onze alledaagse verbale interacties met anderen. Binnen het niveau van de zin-woordsamenstelling bestaat fictieve interactie uit het door middel van de directe rede invoegen van (een deel van) een niet echte verbale uitwisseling om te verwijzen naar iets of iets te karakteriseren wat meestal geen conversationele realiteit is (Pascual & Janssen 2004, Pascual, Królak & Janssen 2013: 350).

Immers, fictieve interactie kan op verschillende niveaus van taalgebruik voorkomen, op het niveau van: (i) de tekst (monoloog als dialoog ervaren), (ii) de zin (retorische vragen), (iii) de deelzin (“Ik dacht: waarom eigenlijk niet?”), (iv) de woordgroep (“het dilemma van wat nu?”), (v) het woord (“doehetzelver”) en (vi) de samenstelling, zoals hier besproken worden (“blijf-van-mijn-lijfhuis”), zie Pascual (2002, 2006b, in druk). De elementen in cursief in bovenstaande voorbeelden hebben de vorm van een zin die mogelijk oorspronkelijk dienst heeft gedaan in feitelijke interactie, maar hier te interpreteren is als een aanduiding van fictieve interactie (Pascual & Janssen 2004: 298). Hetzelfde geven Pascual, Królak & Janssen (2013: 352) aan door middel van onderstaand voorbeeld:

(1)

- the attitude that “I’m better than you are” (de houding dat “Ik ben beter dan jij”) - an attitude of “I’m better than you are” (een houding van “Ik ben beter dan jij”) - the “I’m better than you are” (de “Ik ben beter dan jij’’)

- the “I’m better than you are” attitude (de “Ik ben beter dan jij” houding)

Verbale face-to-face-interactie is in het dagelijks leven de elementaire communicatievorm (Jakobson 1953, 1990; Lyons 1977; Goodwin 1995; Clark 1996; Givón 1997). Pascual (2002, 2006b, 2014) wijst erop dat deze aanname mede verklaart waarom fictieve (delen van) gespreksbeurten gebruikt worden om een niet-conversationele realiteit te karakteriseren of aan te duiden.

(22)

12 (Cicourel [1973] 1974). Ten derde behandelt men datgene wat gezegd wordt als equivalent van wat de spreker gelooft en als equivalent van wat waar is (Sweetser [1987]; 1993: 47-48). Als laatste wordt aangegeven dat taal-in-interactie niet alleen de structuur van teksten (Voloshinov 1930; Bakhtin 1975 [1986]; Tannen 1982; Singer 1984), maar ook de structuur van taal beïnvloedt (Ducrot 1980; Ducrot 1984; Pascual 2002).

Dit zorgt ervoor dat deze wijze van interactie model staat voor andere vormen van taalgebruik en ook voor diverse taalvormen. In het verlengde hiervan ligt fictieve interactie (Pascual 2002, 2006b, 2014). Pascual & Janssen (2004: 296) definiëren fictieve interactie als:

een organiserend patroon voor het denken en spreken over verbale en niet-verbale entiteiten, processen en relaties. Het vocabulaire waarmee verbale interactie benoemd wordt, kan gebruikt worden, ook als het niet om een situatie gaat waarin echt gesproken wordt.

Ter illustratie geven de auteurs aan dat op deze manier metaforisch gezegd kan worden dat juridisch bewijsmateriaal iets zegt over de dader of dat er tussen wetenschappelijke stromingen een dialoog gaande is (Pascual & Janssen 2004: 296; Pascual 2008, 2014). Zo is het in dagelijks taalgebruik niet ongewoon om voor allerlei communicatieve doelen gebruik te maken van een echt of imaginair gesprek of gespreksfragment (Fauconnier & Turner 1998; Turner 2002). Het gebruik van verhalen staat centraal in gewone menselijke cognitie en alledaags taalgebruik (Rosen 1988; Tannen 1989). Immers, door het gebruik van de directe rede komt een verhaal tot leven en brengt ‘conversational involvement’ met zich mee (Rosen 1988; Tannen 1986: 311; Tannen 1995: 213-215).

Clark & Gerrig (1990) spreken in dit opzicht over de vergelijking tussen beschrijvingen en demonstraties, waarbij citaten als een demonstratie opgevat worden (p.764). Aangezien sommige gebeurtenissen onmogelijk zijn om in het geheel te demonstreren, komt het voor dat sprekers een bepaald gedeelte of een bepaald aspect daarvan beschrijven. Zo komt het regelmatig voor dat gedachten, intenties, emoties en dergelijke onderdeel uitmaken van een (fictief) citaat, zoals uit onderstaand voorbeeld duidelijk zal worden:

(2)

(23)

13 In voorbeeld 2 heeft de spreker het over zijn gewrichtsband onder in zijn voet die iets tegen hem ‘zegt’. Het moge duidelijk zijn dat een gewrichtsband niet de mogelijkheid heeft om te spreken en de spreker op deze manier een bepaald aspect of een bepaald gevoel aantoont door gebruik te maken van een citaat. Sprekers gebruiken in dergelijke situaties meer dan eens een citaat met de bedoeling om bepaalde aspecten van een gebeurtenis te demonstreren (Clark & Gerrig 1990: 794; de Vries 2008: 46-48).

Pascual en Janssen (2004), Janssen en Pascual (2005), en Pascual, Królak & Janssen (2013) geven aan dat zin-woordsamenstellingen voornamelijk gebruikt worden om een nieuwe denkcategorie te creëren. Zinnen lenen zich ervoor om een verfijndere beschrijving te geven dan mogelijk is met een enkel woord. Zodoende lenen zin-woordsamenstellingen zich ideaal voor situaties waar niet direct een enkel woord van toepassing is en dienen ze een specifiek communicatief doel. Hieruit voortvloeiend zijn deze samenstellingen niet zelden gelegenheidscategoriseringen. Wij mensen zijn in staat om nieuwe categorieën te bedenken en deze met nieuwgevormde woorden te benoemen. Op deze manier geven we vorm aan ons denken over de werkelijkheid. Omdat woorden de indruk wekken dat er een bestaande categorie mee aangeduid wordt, kunnen deze samenstellingen gemakkelijk als normgevend gelden (Janssen & Pascual 2005: 114).

Dat dit het geval is bij enkele samenstellingen die al langere tijd in gebruik zijn wordt bijvoorbeeld duidelijk in “blijf-van-mijn-lijfhuis” (Van Dale 1984; Hoeksema 1988: 128; De Haas & Trommelen 1993) en “doe-het-zelfwinkel” (Van Dale 1992; De Haas & Trommelen 1993). Dergelijke samenstellingen zijn dusdanig geconventionaliseerd dat ze opgenomen zijn in het woordenboek en zodoende onderdeel uitmaken van onze taal en niet meer als ‘gelegenheidscategoriseringen’ gezien worden. Ter aanvulling geven Pascual, Królak & Janssen (2013: 359) aan dat er bij deze geconventionaliseerde voorbeelden of bij het gebruik van veel voorkomende zinnen/zinsneden in een directe rede samenstelling door de ontvanger niet meer continu gedacht wordt aan een fictieve conversatie.

(24)

14 klant zijn/haar geld terug kan krijgen, als onderdeel van de overeenkomst waar met deze samenstelling naar verwezen wordt. Hetzelfde geldt voor voorbeelden als “welles-nietes discussie”, “zie-je-wel-dat-vond-ik-altijd-al-gehalte” en “moeilijk-saai-ik-kan-er-niks-mee-beeld” (Pascual & Janssen 2004: 295).

Pascual en Janssen (2004: 294-295) geven een systematisch beeld van de mogelijkheden door de samenstellingen in categorieën in te delen. De auteurs duiden dit als volgt aan:

Dat er gevallen zijn met als specificans een mededelende, vragende, uitroepende en bevelende zin. Daarnaast is er tevens sprake van gevallen waarin de specificans meer dan één –soms elliptische- zin omvat. (eigen vertaling)

Ter aanvulling bespreken Pascual & Janssen (2004: 289) dat de specificans een zin kan zijn die bestaat uit alle vier illocutionaire structuren, te weten: i) declaratief, ii) interrogatief, iii) imperatief en iv) exclamatief. Deze observatie geldt in ieder geval voor Nederlandse en Engelse samenstellingen. Onderstaande voorbeelden laten zien welke vormen de specificans in een samenstelling aan kan nemen (Pascual & Janssen 2004: 294-295):

1: de specificans is een mededelende zin - daar-zit-wat-in-blik

- papa-springt-bij-hypotheek

- “wij-blanken-begrijpen-elkaar”-toontje

2: de specificans is een vragende zin (soms voorafgegaan door tussenwerpsels) - “wat is (goede) kinderliteratuur?”-vraag

- waar-moet-je-op-letten-literatuur - hee-hoe-is-het-nou-met-jou-feestjes

3a: de specificans is een uitroepende zin (soms voorafgegaan door tussenwerpsels) - “o, o, wat ben jij zielig”-gebaartjes

- zijn-ze-nou-helemaal-gek-geworden-stukje - ‘t-zal-je-maar-gebeuren tv-film

(25)

15 - “Aha!-gevoel”

- ohlala-sexualiteit

4: de specificans is een bevelende zin - laat-me-wel-alleen-gezicht - stel-je-voor-scenario

- stinkend-rijk-en-egoïstisch-Nederland-ga-je-schamen-dag

5: de specificans is een tekst(fragment)

- zie-je-wel-dat-vond-ik-altijd-al-gehalte - moeilijk-saai-ik-kan-er-niks-mee-beeld - “Niet tevreden? Geld terug!”-garantie

Naast bovenstaande categorieën geven Pascual en Janssen (2004: 295) aan dat de zinnen in een specificans ook samengesteld kunnen zijn uit neven- en ondergeschikte deelzinnen. De auteurs geven van deze categorie de volgende voorbeelden:

- “waarschuw-sla erop-en-vertrek”-nationalisme - pak-me-dan-als-je-kan-geestdrift

- wie-niet-sterk-is-moet-slim-zijn-komedie

Directe rede samenstellingen vertonen meerdere overeenkomsten met citaten, waaronder het kenmerk dat ze, ondanks de variërende interne structuur, (gedeeltelijk) tussen aanhalingstekens geplaatst worden en kenmerken van dialogen vertonen, te weten elementen waarin expressie, emotie en subjectiviteit van de ‘spreker’ naar voren kunnen komen (Pascual, Królak & Janssen 2013: 349). Zo is het bij directe rede samenstellingen mogelijk om gebruik te maken van ironie en/of sarcasme, bijvoorbeeld in de samenstelling “No, I’d really rather not back up because I enjoy losing my data” button (“Nee, dat sla ik echt liever niet op omdat ik er van houd om mijn data te verliezen” knop) (Pascual, Królak & Janssen 2013: 349).

(26)

16 In sommige samenstellingen lijkt de zin een citaat te zijn, maar het hoeft niet altijd te gaan om een situatie waarbij de zin daadwerkelijk gezegd is en zodoende onderdeel uitgemaakt heeft van een eerdere conversatie. Neem het voorbeeld dat in het eerste hoofdstuk genoemd is, over het IKEA plaid. Zoals aangegeven, kan de zin in de samenstelling “zullen-we-het-toetje-anders-buiten-eten-plaid” opgevat worden als een citaat waarbij het onderdeel uitgemaakt heeft van een conversatie die bijvoorbeeld tussen ouders en kinderen gevoerd is, maar hoeft dit niet daadwerkelijk het geval te zijn. Ondanks het feit dat de zin in deze samenstelling de situatie levendig maakt en vormgegeven is als een citaat, is het niet iets dat daadwerkelijk gezegd hoeft te zijn, noch dat deze specifieke situatie (het toetje buiten eten) plaatsgevonden heeft.

Naast samenstellingen waarin de zin als een citaat opgevat kan worden (“I am an African-toespraak”) (Janssen 2007: 377-378), komt het ook voor dat de zin afkomstig is uit verbaal cultureel erfgoed, zoals spreekwoorden, vaste verbindingen en versregels (Janssen & Pascual 2005: 114). Samenstellingen als “doe-maar-gewooncultuur”, “wie-het-eerst-komt-wie-het-eerst-maaltprincipe” en “van-dik-hout-zaagt-men-plankendrama” kunnen tot deze categorie gerekend worden (Janssen & Pascual 2005: 114). Vanuit pragmatisch perspectief worden directe rede samenstellingen als interessant ervaren omdat een gedeelte van de samenstelling vormgegeven is als directe rede, maar niet als letterlijk citaat fungeert. In tegenstelling tot een citaat (waarbij een uiting van iemand zo goed als letterlijk herhaald wordt) gaat het bij de samenstelling om een uiting die gepresenteerd wordt om ergens anders iets over te kunnen zeggen of aan een bepaalde categorie toe te kunnen voegen (Janssen & Pascual 2005: 113). Daarnaast heeft deze paragraaf reeds enkele kenmerken van directe rede samenstellingen besproken waardoor ze voordelen kunnen bieden ten opzichte van beschrijvende omschrijvingen. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheid dat zin-woordsamenstellingen voornamelijk gebruikt worden om een nieuwe denkcategorie te creëren (Pascual en Janssen 2004; Janssen en Pascual 2005; Pascual, Królak & Janssen 2013). Ter aanvulling lenen zin-woordsamenstellingen zich ideaal voor situaties waar niet direct een enkel woord van toepassing is en dienen ze een specifiek communicatief doel.

2.1.2 Opkomst van directe rede samenstellingen

(27)

17 2007: 377-378), om maar enkele voorbeelden te noemen. Janssen (2007: 377-378) bespreekt omtrent de samenstelling “I am an African-toespraak” dat het inderdaad geen probleem op hoeft te leveren wanneer er meerdere talen in één samenstelling gebruikt worden, zoals bij bovenstaand voorbeeld het geval is: “Language users can cross the border of their own language if the hearers may be assumed to share the frame of reference in which an expression from another language is well understood when used in a linguistic pattern of their own language.”

Overigens zijn het Nederlands en Engels niet de enige taal waarin gebruik gemaakt wordt van directe rede samenstellingen, deze zijn ook terug te vinden in het Duits en Zuid-Afrikaans: “Wer-war-das-Frage” (Toman 1983: 47) en “ekskuus dat ik lewe-gesig” (Botha 1981: 75-76). Pascual & Janssen (2004: 291-292) noemen de “I am an African-toespraak” samenstelling als één van de voorbeelden aan waaruit blijkt: “dat er een element van de sententiële specificans indexicaal gerelateerd kan zijn aan een element erbuiten en dat taalverschil een indexicale relatie niet verhindert.”

Pascual, Królak & Janssen (2013: 346) bespreken tevens voorbeelden uit het Engels, Afrikaans, Duits en Nederlands, respectievelijk “stick it in your ear attitude” (“steek het in je oor houding”) (Carroll 1979: 876), “ekskuus dat ik lewe-gesig” “(excuses dat ik leef-gezicht”) (Botha 1981: 75-76), “Wer-war-das-Frage” (“Wie-was-dat-vraag”) (Toman 1983: 47) en “lach-of-ik-schiet humor” (Hoeksema 1988: 128).

Zoals reeds besproken kan het gebruik van zinnen in dergelijke samenstellingen ervoor zorgen dat een (stuk) tekst als levendig kan worden voorgesteld. Janssen & Pascual (2005: 113) geven hier het voorbeeld uit de roman Gala van Ronald Giphart, waarin een relatie tussen twee personen omschreven wordt als een “I see ya when I see ya-relatie” (“ik zie je wel weer eens-relatie”). In voorbeeld 3 zal deze samenstelling uitgebreider besproken worden.

(28)

18 Dat fictieve interactie en directe rede samenstellingen ook in veelvoud voorkomen in geschreven teksten, zal tevens aangetoond worden in hoofdstuk 2.3. De voorbeelden die daar per type besproken worden om de typen relaties tussen specificans en specificatum aan te geven zijn meer dan eens afkomstig uit kranten als de Volkskrant, Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad of Volkskrant Magazine (Pascual & Janssen 2004). Om te illustreren dat een gesprekssituatie niet altijd aan de wieg hoeft te staan van een zin-woordsamenstelling geven Janssen & Pascual (2005: 113) een mooi voorbeeld van het gebruik van een directe rede samenstelling in een roman, te weten Gala (2003) van Ronald Giphart:

(3)

De relatie die wij hebben heet: I see ya when i see ya.

- We hadden het over Elaine en over mijn see ya-relatie met Fräser. - Wij hadden een I see ya when I see ya-relatie, Fräser.

Janssen & Pascual gebruiken bovenstaand voorbeeld om aan te tonen dat een directe rede samenstelling in bepaalde gevallen prima gebruikt kan worden om door middel van een enkele zin een gesprekssituatie op te roepen. Voorbeeld 3 wordt in de roman toegepast om de relatie van de hoofdpersoon te karakteriseren, voornamelijk om het zorgeloze en vluchtige aspect aan te geven. Hoewel de zin “I see ya when I see ya” hier niet gebruikt wordt voor een concreet afscheid, doet deze wel denken aan ontmoetingen die met deze groet worden afgesloten (Janssen & Pascual 2005: 113).

Janssen & Pascual (2005: 115) geven aan dat dergelijke samenstellingen perfect lijken te passen bij de hoogstpersoonlijke eisen van (post)moderne mensen, aangezien ze voorzien in de behoefte om situatie gebonden categoriseringen precies, trefzeker en aansprekend te benoemen.

(29)

19 Uit de bespreking van de directe rede samenstellingen wordt eigenlijk zichtbaar dat er sprake is van twee categorieën. Aan de ene kant is er sprake van de volledig geconventionaliseerde samenstelling waarbij niet meer aan een fictieve conversatie gedacht wordt: “blijf-van-mijn-lijfhuis” (Hoeksema 1988: 128) en “doe-het-zelfwinkel” (De Haas & Trommelen 1993). Aan de andere kant is er sprake van samenstellingen waarbij in de directe rede gebruik gemaakt wordt van éénmalige gebeurtenissen die relatief nieuw zijn, zoals bij “zullen-we-het-toetje-anders-buiten-eten-plaid” en de besproken Menzis advertentie. Pascual en Janssen (2004: 307) spreken in dit geval van ‘wegwerpcomposita’, wanneer sententiële composita gelegenheidscategoriseringen zijn die geen langere bestaansgrond hebben dan één feitelijke context.

Pascual, Królak & Janssen (2013: 360) bespreken dat directe rede samenstellingen de bijzondere vaardigheid van mensen illustreren om spontaan nieuwe semantische categorieën te bedenken en te begrijpen. Het feit dat sommige éénmalige gebeurtenissen gebruikt worden in directe rede samenstellingen, toont aan dat er behoefte is aan het creëren van nieuwe semantische categorieën.

Pascual, Królak & Janssen (2013: 357) geven aan dat directe rede samenstellingen een categoriserende functie hebben, omdat ze als het ware ‘labels’ geven aan noemenswaardige cognitieve categorieën. Het feit dat ze voor een bepaalde categorie staan wordt duidelijk omdat ze vaak voorkomen met woorden als ‘categorie’, ‘genre’ en ‘variëteit’. De categorieën die door middel van directe rede samenstellingen worden gecreëerd, zijn zodoende treffender en informatiever dan bij normale samenstellingen het geval is, omdat ze subjectieve informatie bevatten. Zoals reeds besproken zijn directe rede samenstellingen zodoende erg handig bij het benoemen van concepten die lastig te beschrijven zijn door middel van normale samenstellingen. Bovendien kunnen ze van pas komen om relatief nieuwe culturele of technische fenomenen te benoemen, iets wat bijvoorbeeld duidelijk wordt door de overvloed van directe rede samenstellingen in de computercultuur (Pascual, Królak & Janssen 2013: 358-359). Dit laatste punt zal zichtbaar worden in hoofdstuk 2.4, waar directe rede samenstellingen in advertenties behandeld worden en hier ook drie voorbeelden van directe rede samenstellingen in een advertentie voor software van organisatie Microsoft centraal staan.

2.2 Metonymie in samenstellingen

(30)

20 verwijzing naar twee soorten ringen, te weten een zogenaamde “I Do” ring en een “I Will” ring3. Met de eerste ring wordt verwezen naar de verbale uitwisseling tijdens een trouwerij voor de uitwisseling van de ringen plaatsvindt; met de tweede ring wordt verwezen naar de woorden die uitgesproken worden tijdens een verloving. Zodoende speelt cultuur en symboliek een belangrijke rol bij deze directe rede samenstellingen, aangezien in de Westerse cultuur deze twee ringen met een bepaald communicatief scenario geassocieerd worden, waar (toekomstige) partners tijdens een plechtigheid bepaalde woorden en handelingen uitwisselen. De lezer/ontvanger van deze directe rede samenstelling moet dus in staat zijn om een bepaald scenario op te roepen wanneer hij/zij met een dergelijke samenstelling geconfronteerd wordt, om het element van de directe rede in een samenstelling en de samenstelling als geheel goed te kunnen begrijpen en in de juiste context te kunnen plaatsen.

Bovenstaande geldt niet alleen voor symbolische gebeurtenissen zoals een verloving of trouwerij, maar ook voor historisch of cultureel erfgoed. Pascual, Królak & Janssen (2013) noemen hier als voorbeeld de naam van bepaalde instanties, zoals de “I Have a Dream” stichting. Zodoende wordt er gerefereerd aan de speech van Martin Luther King, waarbij deze woorden een sleutelrol spelen (Pascual, Królak & Janssen 2013: 354). Zo’n verwijzing wordt mogelijk gemaakt door het feit dat, zoals Fauconnier (1981) heeft aangegeven:

when a specific symbolic act always co-occurs with a particular linguistic manifestation, the latter is conceptualized as a symbol of that act. It should then not be surprising that an utterance type (e.g. “I do!”) associated with a given act (e.g. a wedding ceremony) is introduced through fictive verbal interaction for making mental contact with the entire act, and thereby also with an entity associated with that act (e.g. a ring).

Zoals aangegeven verwijst de directe rede in een samenstelling naar een communicatieve gebeurtenis die cultureel van belang is. Deze gebeurtenis dient vervolgens als referentiepunt, waarbij het van betekenis is dat de gebeurtenis cognitief opvallend is. Tribushinina (2008) geeft aan dat dit het geval is bij sommige prototypische herkenningspunten of kleurstellingen, zoals bijvoorbeeld bij termen als “vuurrood” en “wijnrood” (Pascual, Królak & Janssen 2013: 355). Deze communicatieve gebeurtenis kan duidelijk worden wanneer er toegang is tot één van de volgende categorieën:

(31)

21 - culturele kennis

Bij deze categorie wordt verwezen naar kennis van de cultuur die nodig is om het element van de directe rede in een samenstelling volledig te begrijpen. In de inleiding van deze paragraaf is reeds een voorbeeld van een directe rede samenstelling genoemd waarbij culturele kennis een rol speelt om de samenstelling in de juiste context te kunnen plaatsen, namelijk een “I do” ring (“Ik wil” ring). In de Westerse cultuur verwijst deze samenstelling naar de verbale uitwisseling tijdens een trouwerij. Nadat beide partijen bevestigend hebben gereageerd (“I do”) kan de uitwisseling van de ringen plaatsvinden. Pascual, Królak & Janssen (2013: 354) geven omtrent deze samenstelling tevens de volgende voorbeelden, te weten:

- “I Do” kiss (“Ik wil” kus) - “I Do” dress (“Ik wil” jurk) - “I Do” fear (“Ik wil” angst)

Bovenstaande samenstellingen verwijzen elk op hun eigen manier naar de Westerse cultuur rondom een trouwerij. Zo verwijst de eerste samenstelling naar het moment dat de ringen uitgewisseld zijn en de bruidegom zijn bruid mag kussen, de tweede samenstelling naar de trouwjurk voor deze plechtigheid en de derde samenstelling naar de angst die iemand kan ervaren vooraf aan een trouwerij en de gedachte om zich voor de rest van zijn/haar leven aan één persoon te binden (zie ook Pascual, 2014; Brandt 2008: 118). In dit opzicht kan tevens verwezen worden naar het onderzoek van Stec (2011) waarin bestudeerd wordt hoe directe rede samenstellingen als een “I do” ring anders opgevat worden dan een vergelijkbare beschrijvende omschrijving.

- historische kennis

(32)

22 Dezelfde kennis is van belang bij het op de juiste wijze interpreteren van de “I Have a Dream” stichting, waarmee verwezen wordt naar een instantie die zich inzet voor het creëren van kansen zodat kinderen hoger onderwijs kunnen volgen. Wanneer de lezer op de hoogte is van deze toespraak en de kern van deze historische gebeurtenis, waarbij de woorden “I Have a Dream” een sleutelrol spelen (Pascual, Królak & Janssen 2013: 354), kan hij/zij zich een voorstelling maken van het soort organisatie waar met deze samenstelling naar verwezen wordt. Met betrekking tot deze categorie geeft Janssen (2007: 376-379) het voorbeeld van de eerder genoemde “I am an African toespraak”, waarmee verwezen wordt naar een speech van Mbeki, vicepresident van Zuid-Afrika in 1996.

- sociale en alledaagse kennis

Ook sociale en alledaagse kennis kan van belang zijn bij de interpretatie van directe rede samenstellingen. Pascual, Królak & Janssen (2013: 355) geven bij deze categorie het voorbeeld van “I’m-sorry-baby-it-will-never-happen-again treatment”, waarmee een behandeling bedoeld wordt waarbij iemand zijn/haar geliefde extra speciaal behandelt na een problematische situatie en door middel van een dergelijke behandeling zijn/haar excuses aanbiedt. Het is echter van groot belang dat iemand zich bewust is van deze kennis voor hij/zij de strekking van een dergelijke samenstelling begrijpt. Overigens geeft Pascual (2008, 2014) aan dat er binnen deze categorie ook gevestigde gebeurtenissen en (gedeeltes van) veel voorkomende zinnen naar voren komen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een samenstelling als “shop till you drop ethos”.

- kennis over de huidige, lopende interactie

Onder deze categorie vallen voornamelijk varianten van directe rede samenstellingen die betrekking hebben op of tevoorschijn komen op een bepaald moment en situatie gebonden zijn. Zodoende kunnen ze een tijdelijk karakter hebben die aan een bepaalde situatie gerelateerd is. Ter illustratie geven Pascual, Królak & Janssen (2013: 356) onderstaand voorbeeld uit een tv-komedie:

(4)

Doctor’s office receptionist: From now on, you know what we’re going to have in this office? The “you first” [pointing to addressee] policy.

(33)

23 Bovenstaand voorbeeld werd gezegd in een (komische) situatie met een veeleisende patiënt die ervoor zorgde dat de dokterspraktijk twee keer het beleid omtrent afspraken diende te wijzigen omdat hij een klacht ingediend had dat hij niet geholpen werd voor andere patiënten. Met bovenstaande reactie lijkt de receptioniste aan te willen geven dat de patiënt een beleid wil waar hij eerst geholpen wordt, ongeacht de omstandigheden (Pascual, Królak & Janssen 2013: 356). Zodoende laat het voorbeeld zien dat een directe rede samenstelling ook in lopende interactie toegepast kan worden. Bovendien benadrukken deze auteurs dat er met het woord “you” in “you first” policy (“jij eerst” beleid) verwezen kan worden naar iemand die nog niet eerder in het fragment genoemd is en er dus gerefereerd kan worden naar iemand in de situatie van communicatie welke buiten de samenstelling plaatsvindt.

Daarnaast wordt besproken op welke manier er een relatie bestaat tussen de elementen van de samenstelling. Bij “I am an African toespraak” (Janssen 2007: 377-379) kan er geïnfereerd worden dat deze woorden een sleutelrol speelden gedurende de toespraak, wat echter niet direct wil zeggen dat het zodoende ook de titel van de toespraak is of de volledige inhoud daarmee weergeeft. Mbeki identificeerde zich met deze speech bijvoorbeeld met verschillende identiteiten van de multiculturele samenleving in Zuid-Afrika, waarin multi-etniciteit een belangrijke rol speelt. Om deze samenstelling echter op juiste wijze te interpreteren, mag aangenomen worden dat het belang van deze zin in de toespraak eerder uitgelegd is (Janssen 2007: 378-379). Zodoende is het voor de lezer ook mogelijk om deze samenstelling in de juiste context te plaatsen wanneer er op een later tijdstip naar verwezen wordt.

Als laatste punt wordt aangegeven dat het omgekeerde echter ook mogelijk is, dat de lezer geconfronteerd wordt met een samenstelling waarvan het element van de directe rede nog niet uitgelegd is. Janssen (2007: 379) noemt hier als voorbeeld het gebruik van een directe rede samenstelling als titel van een artikel of als krantenkop, om aandacht en nieuwsgierigheid te wekken. De uitleg van deze samenstelling wordt dan uitgesteld tot in het artikel zelf. Janssen en Pascual (2005: 115) geven deze mogelijkheid tevens aan, namelijk dat directe rede samenstellingen nogal eens gebruikt worden als blikvanger boven een artikel of als zogenaamde ‘gedachtevanger’ om de kern van een tekst te benoemen.

(34)

24 dat de samenstelling en quote exclusief aan elkaar verbonden zijn en dit slechts als één referentiepunt kan dienen (Pascual, Królak & Janssen 2013: 355).

Om dit te illustreren kan het voorbeeld genoemd worden van de “I Have a Dream stichting”. Met behulp van enige historische kennis wordt hier natuurlijk verwezen naar de beroemde speech van Martin Luther King, maar het is dus tevens mogelijk om deze beroemde woorden in een samenstelling te verwerken en zodoende naam te geven aan een organisatie/stichting die goede daden verricht. Er wordt dus wel verwezen naar de letterlijke toespraak, maar deze woorden kunnen tevens in een andere context gebruikt worden en zodoende naar een bepaalde stichting verwijzen of een bepaalde stichting categoriseren. Overigens is het naast de vier bovenstaande categorieën ook mogelijk dat directe rede samenstellingen naar een tijdelijk, situatie-gerelateerde referentie verwijzen (Pascual, Królak & Janssen 2013: 356) en zoals in voorbeeld 4 reeds besproken is. Ook dit kenmerk van directe rede samenstellingen draagt bij aan het feit dat deze samenstellingen in allerlei situaties toegepast kunnen worden en daarbij de voordelen bieden van het element van de directe rede ten opzichte van beschrijvende omschrijvingen (zoals reeds eerder genoemd is op het gebied van levendigheid (Wierzbicka 1974; Longacre 1976; Schiffrin 1981; Chafe 1982), het creëren van een gevoel van urgentie (Tannen 1986) en het bereiken van conversationele betrokkenheid (Tannen 1986; Rosen 1988).

2.3 Typen relaties tussen specificans en specificatum

Pascual & Janssen (2004: 287) spreken tevens over (multi)sententiële samenstellingen, waarbij de specificans uit een zin of zinscombinatie bestaat. De auteurs volgen hier de hypothese van Jespersen (1942: 137):

Compounds express a relation between two objects or notions, but say nothing of the way in which the relation is to be understood. That must be inferred from the context or otherwise.

(35)

25 Type 1: met het specificatum wordt gerefereerd aan een entiteit die te kennen geeft (zegt, uitstraalt, aangeeft) wat met de specificans aangeduid wordt.

- Opstelten is de ik-neem-daar-geen-woord-van-terug-meneer - Waar-moet-je-op-letten-boekjes

Type 2: met het specificatum wordt gerefereerd aan een gedraging waaruit spreekt wat met de specificans aangeduid wordt.

- een ik-denk-beweging (wrijven over de neusbrug) of een ik-ben-moe-beweging (wrijven in de ogen)

- dat je zo’n ik-heb-het-altijd-geweten knikje bestuurlijk-strategisch inzette

Type 3: met het specificatum wordt gerefereerd aan een opvatting –of weergave ervan- die inhoudt wat met de specificans aangeduid wordt.

- Bij Ahold hanteren zij […] het “eerst zien, dan geloven”-principe. - Het oude “blijf jezelf”- en het nieuwe “pas je aan”-beleid

Type 4: met het specificatum wordt gerefereerd aan één of meer mensen –of een tijd met een groep mensen, dan wel een sociaal (bijvoorbeeld politiek) bepaalde eenheid van mensen- die als leidende gedachte hebben datgene wat met de specificans aangeduid wordt.

- Wetenschappelijke scepsis […] laat de doe-het-zelf dokter koud - Weg met het “laat-maar-waaien”-Europa

Type 5: met het specificatum wordt gerefereerd aan menselijk handelen of een product daarvan waarbij als leidende gedachte geldt of lijkt te gelden datgene wat met de specificans aangeduid wordt.

- Het geschrevene onderscheidt zich van de babbelcultuur, het aan tafel doornemen van de actualiteit, het we-zien-wel-interview.

(36)

26 Type 6: met het specificatum wordt gerefereerd aan een entiteit waarbij als karakteristiek deel ervan al dan niet fictief gezegd wordt wat met de specificans aangeduid wordt.

- ik heb weer heel wat hee-hoe-is-het-nou-met-jou feestjes afgelopen. - de “er-zit-wat-op-uw-schouder”-truc was bekend

Type 7: met het specificatum wordt gerefereerd aan de entiteit die wordt geconceptualiseerd als gerelateerd aan datgene wat met de specificans aangeduid wordt.

- een “sta-op-fauteuil” voor een ‘kontje’ uit de stoel

- Lachend noemden we het toen de papa-springt-bij-hypotheek.

Dit laatste type is zo ruim gekarakteriseerd dat ze de andere typen feitelijk overlapt en overeenkomt met de karakterisering van composita in het algemeen: het specificatum wordt geconceptualiseerd als gerelateerd aan de specificans. Met type 7 worden daardoor al die gevallen afgedekt waarvoor de specifiekere relaties van de typen 1-6 niet van toepassing zijn (Pascual & Janssen 2004: 303). Tot dit type worden ook de gevallen gerekend waarbij de specificans een titel/naam is; de entiteit die wordt aangeduid met het specificatum heeft er iets (bekends of infereerbaars) mee te maken (Pascual & Janssen 2004: 304):

- De Laat ze maar lachen-presentator speelt een rol in zijn nieuwe revue - Deze 3e Look who’s talking-film heeft […] pratende honden

In tegenstelling tot bij de eerste zes typen is het bij dit laatste type lastiger om te bepalen wat de rol is van de speler(s) in de fictieve verbale interactie aangeduid met de specificans, doordat hetgeen aangeduid met het specificatum een smalle basis of zeer indirect aanknopingspunt vormt voor de verbale interactie die in de specificans aan de orde is (Pascual & Janssen 2004: 303-305).

(37)

27 Janssen 2004: 307). Hoewel de interne relatie bij type 7 behoorlijk lastiger aan te geven is, zijn deze ook transparant te noemen omdat de voorbeelden te interpreteren zijn op basis van context, situatie en/of kennis van de wereld (Pascual & Janssen 2004: 307).

De voorbeelden van directe rede samenstellingen die straks in het experiment naar voren komen hebben voornamelijk betrekking op type 1 en 6. Zoals in hoofdstuk 3 uitvoeriger zal worden besproken, wordt er gekozen voor twee advertenties, waarvan één reclame maakt voor chocolade en de andere voor een aanbieder van Internet. Voor wat betreft de chocolade advertentie wordt gekozen voor een directe rede samenstelling die tot type 6 gerekend kan worden, namelijk de “we-nemen-er-voor-nu-maar-een-klein-stukje-van-chocolade”. Het is goed in te beelden dat het karakteristieke deel van deze samenstelling verwijst naar een situatie waarin deze woorden al dan niet fictief uitgesproken zijn.

De directe rede variant van de Internet advertentie bestaat uit “het supersnelle neem-het-met-je-mee Internet”. Deze samenstelling kan tot type 1 gerekend worden, aangezien er gerefereerd wordt aan een entiteit die te kennen geeft wat er met de specificans aangeduid wordt. Het snelle en mobiele element van deze Internetaanbieder wordt voornamelijk benadrukt. Dit wordt niet daadwerkelijk uitgesproken, maar geldt meer als verbale visie welke door de advertentie en de samenstelling aangegeven wordt.

2.4 Het gebruik van directe rede samenstellingen in de praktijk

Nederlandse directe rede samenstellingen zijn al sinds enkele decennia in gebruik, zowel in reclames als in kranten en romans (Janssen & Pascual 2005). Naast dit feit worden fictieve interactie samenstellingen ook zichtbaar op andere gebieden. Zo bespreken Pascual, Królak & Janssen (2013) voorbeelden die afkomstig zijn uit een grote verscheidenheid aan bronnen en genres, variërend van alledaagse conversaties tot gedichten en academische publicaties.

(38)

28 de gebruikte voorbeelden in dit artikel toont aan dat het in Germaanse talen productieve samenstellingen betreffen die tamelijk wijdverspreid zijn en in meerdere genres terug te vinden zijn.

Mede uit de inleiding van deze scriptie wordt duidelijk dat fictieve interactie naast bovenstaande gebieden ook voorkomt in persuasieve communicatie en directe rede samenstellingen meer dan eens voorkomen in juridische taal en in reclame-uitingen zoals advertenties. Op welke manier deze samenstellingen gebruikt worden zal in de volgende paragrafen beschreven worden, waar 2.4.1 dieper in zal gaan op het gebruik van fictieve interactie in juridische teksten en 2.4.2 zich richt op het gebruik van fictieve interactie in reclame.

2.4.1 Fictieve interactie in juridische teksten

Eén van de gebieden waar fictieve interactie een rol kan spelen is in juridische teksten. Pascual (2002, 2006a, 2014) geeft omtrent dit onderwerp aan dat de conversationele rollen gedurende een rechtszaak strikt toegewezen zijn en de gesprekbeurten begrensd zijn (2006a: 384). Dit interactionele patroon zorgt ervoor dat er behoefte is aan ‘fictieve interactie’, waarmee Pascual (2002, 2006a: 384) verwijst naar:

an invisible—although equally present and critical—channel of communication underlying the observable interaction between participants. Such interaction is not imaginary or fictitious, since it is not conceptualized as occurring in a fantasy world or even in a hypothetical or counterfactual scenario.

Pascual (2002, 2006a, 2014) geeft omtrent het gebruik van samenstellingen in een rechtszaak aan dat vragen in monologen een centrale rol spelen bij wettelijke redeneringen en argumentatie en zodoende vaak gebruikt worden als krachtige retorische middelen (Pascual 2006a: 384-385).

Pascual (2006a) beschrijft in haar artikel onder andere vragen op het niveau van de woordenschat waarin het argument van de aanklager gekarakteriseerd wordt. Het is voornamelijk deze categorie welke in het licht van deze scriptie interessant is, aangezien deze aansluit bij de overige voorbeelden die in dit theoretisch kader besproken worden. Pascual (2002: 214-216; 2006a: 396) noemt omtrent deze categorie het voorbeeld van een aanklager in een rechtszaak die het volgende voorbeeld gebruikt:

(5)

(39)

29 Met de vraag (“Who’s buried in Grant’s tomb?”) wordt het type argument gekarakteriseerd wat de aanklager aan het ontwikkelen is, er wordt met deze vraag namelijk niet verwezen naar een citaat of parafrase welke eerder in de rechtszaak naar voren is gekomen of een vooruitblik op een vraag welke de aanklager later in zijn argument naar voren wil brengen (Pascual 2006a: 396). Enige uitleg omtrent deze samenstelling toont aan dat er niet verwezen wordt naar een (waargebeurd) verhaal of historische gebeurtenis, maar dat deze uitspraak afstamt van de Amerikaanse cultuur en er op die manier een vergelijking gemaakt kan worden met een retorische vraag, aangezien het antwoord reeds verscholen ligt in de vraag zelf. Omdat het zo vanzelfsprekend is dat het Grant zelf is die begraven is in “who’s buried in Grant’s tomb?” wordt er met deze uitspraak verwezen naar een vraag waar iedereen het antwoord wel van kan raden, omdat het zo voor de hand ligt (Pascual 2006a: 397).

Pas na uitleg van dit scenario en het activeren van culturele kennis is de ontvanger van deze directe rede samenstelling in staat om een vergelijking te maken met een retorische vraag en dat deze samenstelling op een vergelijkbare manier in dit voorbeeld gebruikt wordt. Zodoende dient bovenstaand voorbeeld ook niet als oprecht citaat, maar wordt er door middel van metonymie een verband gelegd met het scenario waarin dit voorbeeld normaliter gebruikt wordt (Pascual 2006a: 397).

De aanklager gebruikt bovenstaand voorbeeld om eigenlijk een vanzelfsprekend antwoord op de vraag te geven die op dat moment centraal staat. Het voorbeeld is afkomstig uit een moordzaak waarbij een man er van verdacht wordt zijn vrouw om het leven gebracht te hebben voor financieel gewin. Er wordt op dat moment bevraagd of de hoofdwond van het slachtoffer, welke ze twee weken vooraf aan de moord opliep, een mislukte poging tot moord was. In combinatie met de achtergrondinformatie van eerdere argumentatie van de aanklager en de rechtszaak als geheel volgt er door middel van deze samenstelling eigenlijk direct een bevestigend antwoord (Pascual 2006a: 397).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien worden schulden steeds groter door boetes ten gevolge van het hebben van schulden (incassokosten, verhogingen bij aanmaningen, boetes voor te laat betalen enz.) Deze

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

• Onderdelen van de schuldhulpverlening in Amsterdam worden binnen verschillende organisaties door individuele medewerkers zo uitgevoerd dat een toegevoegde waarde daarvan

Na het controleren op interfererende variabelen, bleek dat vaste rokers door de poster minder snel geneigd zijn hulpmiddelen te willen gebruiken om te stoppen na het

Hierbij is niet alleen gekeken naar kosten die ouders mogelijk besparen als het kind jeugdhulp met verblijf ontvangt, maar is ook gekeken naar mogelijke extra inkomsten die ouders

Petrus de Wacker van Zon, Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze.. en de Schout daarentegen had zijn eerlijk gewonnen geld zoo schoon opgekloven,