• No results found

Financial Instruments: Disclosures

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Financial Instruments: Disclosures "

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IFRS 7

Financial Instruments: Disclosures

Empirisch onderzoek naar de disclosure van financiële instrumenten bij Europese banken en verzekeraars.

M. Bolwijn & M. Prins

Masterscriptie Accountancy, Rijksuniversiteit Groningen Mei 2007, Groningen

(2)

IFRS 7

Financial Instruments: Disclosures

Empirisch onderzoek naar de disclosure van financiële instrumenten bij Europese banken en verzekeraars.

Banken

Marianne Bolwijn S1582933

Rijksuniversiteit Groningen Master Accountancy

Economische Wetenschappen Dhr. H.T. Koetje

14-05-2007 Groningen

Naam Studentnummer

Instelling Opleiding Faculteit Begeleider

Datum Plaats

Verzekeraars

Magda Prins S1150022 Rijksuniversiteit Groningen Master Accountancy Economische Wetenschappen Dhr. H.T. Koetje 14-05-2007 Groningen

(3)
(4)

Voorwoord

Voor u ligt onze afstudeerscriptie. Deze scriptie is het laatste onderdeel van onze opleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen en is geschreven in opdracht van Ernst &

Young te Groningen. In het kader van deze opdracht hebben wij onderzoek verricht naar de disclosure vereisten van de International Financial Reporting Standards 7. Het resultaat van dit onderzoek is beschreven in deze scriptie.

De afgelopen periode mochten wij voor onze scriptie deel uitmaken van Ernst & Young. Wij kunnen hier terugkijken op een zeer leerzame en leuke periode! Tijdens ons onderzoek hebben wij binnen Ernst & Young vanuit verschillende kanten ondersteuning gehad. Zo willen wij als eerste bedanken onze begeleider vanuit zowel Ernst & Young als vanuit de universiteit, Dhr. H.T. Koetje voor zijn feedback en voor de nodige tips bij de totstandkoming van onze scriptie. Daarnaast willen wij onze collega’s van Ernst & Young bedanken voor hun adviezen en de plezierige en leerzame periode. Tot slot willen wij onze beide families bedanken en alle mensen die ons hebben bijgestaan gedurende onze scriptieperiode.

Groningen, mei 2007

Marianne Bolwijn Magda Prins

(5)

4

(6)

Samenvatting

Met ingang van 2005 is het voor beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie verplicht om te voldoen aan IFRS. Deze nieuwe standaard is in het leven geroepen door de International Accounting Standars Board (IASB). De IASB had met betrekking tot IFRS als doel:

· In het belang één verzameling van hoogwaardige, begrijpelijke en afdwingbare mondiale standaarden voor financiële verslaggeving te ontwikkelen die kwalitatief hoogwaardige, transparante en vergelijkbare informatie voorschrijven in financiële verslaggeving, teneinde deelnemers in de verschillende kapitaalmarkten in de wereld en andere gebruikers van informatie te ondersteunen bij het nemen van economische beslissingen;

· Het gebruik en de strikte toepassing van die standaarden te bevorderen;

· Actief samen te werken met nationale regelgevende organen om convergentie te bewerkstelligen van nationale standaarden voor financiële verslaggeving en de IFRS, resulterend in hoogwaardige standaarden. (International Financial Reporting Standards, 2006, International Accounting Standards Board)

Per boekjaar 2007 is het verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen in Europa om hun jaarrekeningen op te stellen volgens IFRS 7 ‘Financial instruments: Disclosures’. De IASB is van mening dat gebruikers van de jaarrekening inzicht dienen te krijgen in de mate waarin een onderneming blootstaat aan risico’s die voortvloeien uit financiële instrumenten en hoe deze risico’s gemanaged dienen te worden. Deze informatie kan het oordeel van de gebruiker betreffende de financiële positie en financiële prestatie van de onderneming of de onzekerheden met betrekking tot haar toekomstige kasstromen beïnvloeden. Door een grotere transparantie te creëren betreffende deze risico’s stelt het de gebruiker van de jaarrekening in staat om een meer gefundeerd oordeel te vormen over de risico’s en winsten. (International Financial Reporting Standards, 2006, International Accounting Standards Board)

Als gevolg hiervan concludeerde de IASB dat de disclosure zoals vereist in IAS 30 en IAS 32 herzien en uitgebreid diende te worden. De grondslagen in deze IFRS complementeren de grondslagen voor het opnemen, waarderen en presenteren van financiële activa en financiële

(7)

6

verplichtingen in IAS 32 ‘Financiële instrumenten: presentatie’ en IAS 39 ‘Financiële instrumenten: opname en waardering’. Hierdoor heeft de IASB dubbele disclosure verwijderd en de disclosure betreffende concentraties van risico’s, kredietrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico in IAS 32 vereenvoudigd. (International Financial Reporting Standards, 2006, International Accounting Standards Board)

IFRS 7 heeft ten doel ondernemingen in hun jaarrekening te verplichten informatie te verstrekken die gebruikers ervan in staat stellen het belang van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van de onderneming te beoordelen. Daarnaast dient de aard en omvang van uit financiële instrumenten voortvloeiende risico’s waaraan de onderneming wordt blootgesteld en de wijze waarop de onderneming deze risico’s beheerd te worden weergegeven.

IFRS 7 is van toepassing voor alle risico’s die voortvloeien uit financiële instrumenten, behalve die instrumenten die expliciet in IFRS 7.3 staan vermeld. De IFRS standaarden zijn voor alle ondernemingen verplicht onafhankelijk van de mate waarin de onderneming gebruik maakt van financiële instrumenten. Echter de mate waarin deze disclosure dient plaats te vinden hangt wel samen met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van financiële instrumenten en van mate van blootstaan aan deze risico’s. (International Financial Reporting Standards, 2006, International Accounting Standards Board)

Gezien de implementatie van deze nieuwe standaard voor het komende boekjaar is het interessant om vast te stellen, door middel van een jaarrekeningenonderzoek, in hoeverre de jaarrekeningen van financiële instellingen voor het boekjaar 2005 al aan de vereisten van IFRS 7 voldoen. Bij dit jaarrekeningenonderzoek zijn er jaarrekeningen van banken en verzekeraars onderzocht. De keuze voor banken en verzekeringsmaatschappijen is gebaseerd op het feit dat het belang van financiële instrumenten voor dergelijke organisaties bovengemiddeld groot is en zij al moeten voldoen aan aanvullende regelgeving zoals Basel en Solvency. Om inzicht te krijgen in de mate waarin banken en verzekeraars al gevorderd zijn met de implementatie van de nieuwe IFRS 7 standaard, is de volgende probleemstelling opgesteld:

‘In hoeverre voldoen de jaarrekeningen van 2005 van Europese banken /verzekeraars reeds aan de toelichtingvereisten van IFRS 7?’

(8)

Om inzicht te verkrijgen in de meest wezenlijke wijzigingen ten opzichte van de oude IAS standaarden, is er een verschillenanalyse opgesteld. Van de verschillende deelgebieden van IFRS 7 die geselecteerd zijn voor het onderzoek, zijn de vereisten die ook al door IAS vereist werden in het onderzoek buiten beschouwing gelaten, met uitzondering van die vereisten die al wel door IAS vereist werden, maar alleen van toepassing waren op banken en daarom wel nieuw zijn voor de verzekeraars. Gezien de inhoud van de standaard en de omvang van de onderzoeksample is er een keuze gemaakt om de deelgebieden classificatie, hedge accounting, kwalitatieve en kwantitatieve risicodisclosure te onderzoeken.

Om een beter inzicht te krijgen in de verslaggevingvereisten die IFRS 7 met zich meebrengt, is de standaard nader onderzocht. IFRS 7 vereist disclosure met betrekking tot het classificeren van financiële instrumenten. Dit heeft zowel betrekking op de posten van de balans als die van de resultatenrekening. Daarbij dient per categorie financiële instrumenten dusdanige informatie verstrekt te worden dat de gebruiker van de jaarrekening de mogelijkheid krijgt om het belang van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van de onderneming te beoordelen. Deze disclosure vereisten omvatten veel van de vorige vereisten van IAS 32. Daarnaast dient een onderneming informatie te verschaffen die de gebruikers van de jaarrekening in staat stelt de aard en omvang van risico’s te beoordelen die ontstaan uit financiële instrumenten waaraan de onderneming wordt blootgesteld. Hierbij wordt door IFRS 7 een onderscheid gemaakt tussen kwalitatieve en kwantitatieve disclosure. Daarbij zijn minimum vereisten opgesteld betreffende de disclosure over kredietrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico. De kwalitatieve disclosure vereisten beschrijven de doelstellingen van het management, beleid en procedures betreffende het managen van deze risico’s. De kwantitatieve disclosure vereisten geven daarentegen informatie over de mate waarin de onderneming blootgesteld is aan risico’s. Dit dient gebaseerd te zijn op informatie die intern wordt verstrekt aan managers op sleutelposities van de onderneming. Deze twee disclosure vereisten vormen samen een algeheel beeld van het gebruik van financiële instrumenten door de onderneming en de daarbij behorende blootstelling aan risico’s. (International Financial Reporting Standards, 2006, International Accounting Standards Board)

Om inzicht te krijgen in de gevolgen voor ondernemingen door de implementatie van IFRS 7 is er allereerst een verschillenanalyse opgesteld. Hieruit valt af te leiden wat de daadwerkelijke verschillen zijn tussen de geselecteerde vereisten van IFRS 7 en de

(9)

8

bestaande vereisten van IAS. In IFRS 7 zijn enkele bestaande vereisten van IAS overgenomen, maar daarnaast zijn deze bestaande vereisten ook aangevuld met nieuwe vereisten. Uit de verschillenanalyse is naar voren gekomen dat er toch wezenlijke verschillen bestaan tussen de IAS vereisten en IFRS 7 met betrekking tot de toelichting op de financiële instrumenten. De voornaamste verschillen betreffen de toename van de omvang van de disclosure en de kwalitatieve risicodisclosure.

Aan de hand van de onderzoeksresultaten worden de verschillen tussen de jaarrekeningen van 2005 en de toelichtingvereisten van IFRS 7 duidelijk. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat zowel banken als verzekeraars nog niet volledig aan de standaard voldoen.

De disclosure vereisten met betrekking tot classificatie van financiële instrumenten worden door de meeste banken gegeven. Alleen de wijze van presentatie en de plaats in de jaarrekening is wisselend maar er wordt ten aanzien van classificatie aan de vereisten van de standaard voldaan. Bij verzekeraars wordt er door aanzienlijk minder, namelijk zeven, van de onderzochte jaarrekeningen aan de vereisten voldaan. Hier komt het regelmatig voor dat men niet alle categorieën opneemt ondanks dat deze in enkele gevallen zelfs in de grondslagen wel vermeld staan. Daarnaast is het opvallend dat van de zeven verzekeraars die aan de vereisten voldoen er vier ook bancaire activiteiten hebben.

Met betrekking tot de vereisten van hedge accounting geldt voor zowel banken als verzekeraars dat een gedeelte van de onderzochte jaarrekeningen aan bepaalde aspecten van de standaard voldoet, maar het overgrote deel van jaarrekeningen voldoet nog niet aan alle aspecten van hedge accounting. Kortom er is niet veel verschil tussen banken en verzekeraars in de mate van disclosure met betrekking tot hedge accounting.

Ten aanzien van kwalitatieve disclosure voldoen veel banken en verzekeraars niet aan het vereiste dat per risico inzicht gegeven dient te worden in het doel en het beleid rondom de verschillende risico’s waaraan een onderneming is blootgesteld. Van de onderzochte banken en verzekeraars geven enkele in hun risicoparagraaf per risico aan welke doelstellingen zij hanteren met betrekking tot het betreffende risico. Het merendeel geeft daarentegen slechts voor haar risicomanagement algemeen haar doelstellingen en/of beleid of slechts voor enkele risico’s specifiek.

(10)

De meeste verzekeraars en alle banken brengen de processen rondom het managen van risico’s in kaart met de daarbij behorende verantwoordelijkheden en onafhankelijkheden van de verschillende afdelingen die hiermee zijn belast. De structuur van het managementproces met de daarbij horende verantwoordelijkheden van de desbetreffende afdelingen wordt door alle banken en een meerderheid van de verzekeraars gegeven.

De methodes die gebruikt worden bij het meten van de risico’s dienen vermeld te worden per risico. Veel verzekeraars geven niet de vereiste informatie per risico. Dit in tegenstelling tot de banken die dit wel per risico vermelden. De hoeveelheid informatie die gegeven wordt bij banken en verzekeraars is erg verschillend.

De weergave van informatie over kredietkwaliteit wordt door bijna alle verzekeraars gegeven terwijl dit niet het geval is bij banken. Er is één verzekeraar die niet aan dit vereiste voldoet tegenover een vijftal banken die deze informatie niet weergeven. Bij het weergeven van de informatie wordt zowel bij banken als bij verzekeraars met name gebruik gemaakt van ratingschema’s. De banken hanteren hierbij interne en/of externe ratingsystemen terwijl de verzekeraars hiervoor met name externe ratingsystemen hanteren. Zowel bij banken als bij verzekeraars wordt een enkele keer een andere methode gehanteerd.

Alle onderzochte banken voldoen aan het vereiste dat inzicht gegeven dient te worden in de tot zekerheid gestelde activa en de ontvangst van tot zekerheid gestelde activa en andere kredietverhogingen. Dit geldt echter niet voor de verzekeraars. Er is één verzekeraar die geen omschrijving van de ontvangen tot zekerheid gestelde activa en andere kredietverhogingen geeft. Er is daarnaast ook nog een verzekeraar die niets weergeeft ten aanzien van de beide hierboven beschreven vereisten.

Een analyse met betrekking tot de achterstallige betalingsverplichtingen van financiële activa, waarop nog geen bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden, wordt door de helft van de banken gegeven. Deze analyse wordt door 8% van de verzekeraars gegeven.

Dit zijn tevens de verzekeraars die aan IFRS 7 voldoen.

De analyse met betrekking tot de bijzondere waardeverminderingen van financiële activa is tevens verplicht door IFRS 7. Door de meerderheid van de banken en verzekeraars wordt

(11)

10

inzicht gegeven in de bijzondere waardeverminderingen. Deze analyses worden echter op verschillende wijzen uiteengezet.

Met betrekking tot de redenen voor de bijzondere waardeverminderingen noemen alle banken en verzekeraars in hun waarderingsgrondslagen, dat slechts op grond van objectief bewijs een financieel actief in waarde verminderd mag worden. De redenen die een objectief bewijs vormen, worden door bijna alle banken en een aantal verzekeraars uiteengezet.

Een wezenlijk verschil tussen banken en verzekeraars is aanwezig in het weergeven van de boekwaarde van de financiële activa, waarvan de voorwaarden van het betreffend actief waarvoor heronderhandeling over de voorwaarden heeft plaatsgevonden. Hieraan voldoet 38% van de banken. Er voldoet echter geen enkele verzekeraar aan dit vereiste.

De looptijdanalyse wordt door een meerderheid van de banken gegeven. Bij verzekeraars gaat het hier echter om de helft van de onderzochte jaarrekeningen. Ten aanzien van de toelichting, waarin dient te worden beschreven hoe het liquiditeitsrisico wordt gemanaged inherent aan de vervaldata analyse, zijn toch enkele verschillen tussen de branches te onderscheiden. Van de onderzochte banken geeft eigenlijk elke bank wel aan hoe zij hun liquiditeitsrisico managen. Dit in tegenstelling tot de verzekeraars waar slechts in 63% van de jaarrekeningen dit wordt omschreven. Bij zowel banken als verzekeraars worden er soortgelijke beschrijvingen omtrent de omgang met liquiditeitsrisico gegeven.

Een gevoeligheidsanalyse wordt door bijna alle banken gegeven. Er is echter één bank die geen gevoeligheidsanalyse geeft. Er is daarentegen 33% van de verzekeraars die voldoet aan dit vereiste door voor alle marktrisico’s een gevoeligheidsanalyse te geven. Van de onderzochte jaarrekeningen geeft 25% van de verzekeraars een gevoeligheidsanalyse voor één of enkele marktrisico’s. Door zowel banken als verzekeraars worden de gebruikte veronderstellingen en beperkingen van de gevoeligheidsanalyses niet altijd beschreven.

.

Kijkend naar de onderzoeksresultaten kan gezegd worden dat banken nog de meeste aandacht moeten besteden aan de vereisten met betrekking tot hedge accounting.

Verzekeraars zullen zich met name moeten richten op de analyse met betrekking tot de achterstallige betalingsverplichtingen van financiële activa, waarop nog geen bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden. Tevens dienen ze aandacht te schenken aan het vereiste van het weergeven van de boekwaarde van de financiële activa waarvan de

(12)

voorwaarden van het betreffend actief waarvoor heronderhandeling over de voorwaarden heeft plaatsgevonden.

Tot slot wordt in hoofdstuk 5 een analyse uiteengezet met betrekking tot wat er ten grondslag ligt aan de mate van disclosure voor zowel banken als verzekeraars. Concluderend kan gezegd worden dat banken in tegenstelling tot verzekeraars aanzienlijk meer aspecten van de nieuwe standaard al opgenomen hebben in de jaarrekeningen. Deze verschillen zouden toe te schrijven kunnen zijn aan het feit dat de bestaande IAS 30 wordt vervangen door IFRS 7 en het feit dat Basel II per 1 januari 2008 ingevoerd zal worden. In Basel II wordt met name de nadruk gelegd op risicobeheersing en toelichtingvereisten in de jaarrekening. Doordat banken verplicht zijn om de inhoud van het akkoord uiterlijk per 1 januari 2008 ingevoerd te hebben, zijn veel banken al in een vergevorderd stadium met het verwerken van de eisen in de verslaggeving. Er bestaat tevens een dergelijk akkoord voor verzekeraars, genaamd Solvency II. Dit akkoord is gebaseerd op dezelfde methodiek als de methodiek van Basel II. Echter wordt Solvency II waarschijnlijk pas in 2009 of 2010 verplicht gesteld. Hierdoor voelen verzekeringsmaatschappijen de druk om al aan de vereisten te voldoen waarschijnlijk in mindere mate dan de banken.

De hierboven beschreven antwoorden op de deelvragen leiden tot een antwoord op de probleemstelling ‘In hoeverre voldoen de jaarrekeningen van 2005 van Europese banken / verzekeraars aan de toelichtingvereisten van IFRS 7?’ Uit het onderzoek blijkt dat zowel banken als verzekeraars nog niet volledig aan de standaard voldoen. Gezien de omvang van de disclosure die nog ontbreekt, is het voor veel organisaties erg belangrijk om tijdig te beginnen met de voorbereidingen die noodzakelijk zijn om aan de nieuwe standaard te voldoen, zodat de gebruikers van de jaarrekening vanaf het boekjaar 2007 een beter inzicht krijgen in het belang van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van de organisatie.

(13)

12 Inhoud

Voorwoord 3

Samenvatting 5

Inhoud 12

1 Introductie 14

1.1 Inleiding 14

1.2 Methode van onderzoek en hoofd- en deelvragen 16

1.3 Belang van het onderzoek 17

1.4 Opbouw van de scriptie 17

2 Regelgeving 19

2.1 Aanleiding voor de invoering van IFRS 7 19

2.2 Verslaggevingvereisten IFRS 7 20

2.2.1 Toepassingsgebied IFRS 7 20

2.2.2 Balans 21

2.2.3 Resultatenrekening 24

2.2.4 Andere disclosure vereisten 25

2.2.5 Kwalitatieve risico disclosure 26

2.2.6 Kwantitatieve risico disclosure 26

2.2.7 Kredietrisico 27

2.2.8 Liquiditeitsrisico 27

2.2.9 Marktrisico 28

2.2.10 ‘First-time adoption’ 29

2.2.11 Conclusie en samenvatting 29

3 Onderzoeksmethode 30

3.1 Dataverzameling 30

3.2 Onderzoeksmethode 31

3.3 Conclusie en samenvatting 32

4 Onderzoeksresultaten 33

4.1 Classificatie 33

4.1.1 Banken 33

4.1.2 Verzekeraars 35

4.1.3 Conclusie 36

4.2 Hedge accounting 37

4.2.1 Banken 37

4.2.2 Verzekeringsmaatschappijen 39

(14)

4.2.3 Conclusie 41

4.3 Kwalitatieve risicodisclosure 41

4.3.1 Banken 42

4.3.2 Verzekeraars 42

4.3.3 Conclusie 43

4.4 Kredietrisico 44

4.4.1 Banken 44

4.4.2 Verzekeringsmaatschappijen 47

4.4.3 Conclusie 50

4.5 Liquiditeitsrisico 51

4.5.1 Banken 51

4.5.2 Verzekeringsmaatschappijen 53

4.5.3 Conclusie 54

4.6 Marktrisico 54

4.6.1 Banken 55

4.6.2 Verzekeringsmaatschappijen 57

4.6.3 Conclusie 58

4.7 Conclusie en samenvatting 59

5 Analyse van de mate van disclosure 60

5.1 Onderzoeksresultaten banken afgezet tegen verzekeraars 60

5.2 Conclusie en samenvatting 61

6 Conclusie en samenvatting 62

Literatuur 69

Bijlage A: Onderzochte banken met hun karakteristieken 70 Bijlage B: Onderzochte verzekeraars met hun karakteristieken 71

Bijlage C: Checklist onderzoek 72

Bijlage D: Definitielijst 74

(15)

14

1 Introductie

1.1 Inleiding

Voor deze paragraaf is als leidraad genomen de wetbundel ‘Interntional Financial Reporting Standards’ uitgegeven door de International Accounting Standards Board.

Met ingang van 2005 is het voor beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie verplicht de geconsolideerde jaarrekening op te stellen met in acht name van de International Financial Reporting Standards (IFRS). Deze nieuwe standaard is in het leven geroepen door de International Accounting Standars Board (IASB). De IASB had met betrekking tot IFRS als doel:

· In het belang één verzameling van hoogwaardige, begrijpelijke en afdwingbare mondiale standaarden voor financiële verslaggeving te ontwikkelen die kwalitatief hoogwaardige, transparante en vergelijkbare informatie voorschrijven in financiële verslaggeving, teneinde deelnemers in de verschillende kapitaalmarkten in de wereld en andere gebruikers van informatie te ondersteunen bij het nemen van economische beslissingen;

· Het gebruik en de strikte toepassing van die standaarden te bevorderen;

· Actief samen te werken met nationale regelgevende organen om convergentie te bewerkstelligen van nationale standaarden voor financiële verslaggeving en de IFRS, resulterend in hoogwaardige standaarden.

De IASB wil dat met de implementatie van IFRS er een einde komt aan alle verschillende verslaggevingsregels binnen de Europese landen en dat er een betere onderlinge vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen mogelijk wordt. Met meer transparantie als doel zal de ontwikkeling zich in de toekomst wellicht doorzetten naar een mondiale standaard.

De IASB heeft in 2005 IFRS 7 ‘Financial Instruments: Disclosures’ gepubliceerd. Per boekjaar 2007 is het verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen in Europa om hun jaarrekeningen op te stellen volgens IFRS 7. Echter wordt men aangemoedigd om het eerder in te voeren.

De IASB is van mening dat gebruikers van de jaarrekening inzicht dienen te krijgen in de mate waarin een onderneming blootstaat aan risico’s die voortvloeien uit financiële

(16)

instrumenten en hoe deze risico’s gemanaged dienen te worden. Deze informatie kan het oordeel van de gebruiker betreffende de financiële positie en financiële prestatie van de onderneming of de onzekerheden met betrekking tot haar toekomstige kasstromen beïnvloeden. Door een grotere transparantie te creëren betreffende deze risico’s stelt het de gebruiker van de jaarrekening in staat om een meer gefundeerd oordeel te vormen over de risico’s en winsten.

Als gevolg hiervan concludeerde de IASB dat de disclosure zoals vereist in IAS 30 en IAS 32 herzien en uitgebreid diende te worden. De grondslagen in deze IFRS complementeren de grondslagen voor het opnemen, waarderen en presenteren van financiële activa en financiële verplichtingen in IAS 32 ‘Financiële instrumenten: presentatie’ en IAS 39 ‘Financiële instrumenten: opname en waardering’. Hierdoor heeft de IASB dubbele disclosure verwijderd en de disclosure betreffende concentraties van risico’s, kredietrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico in IAS 32 vereenvoudigd.

IFRS 7 heeft ten doel ondernemingen in hun jaarrekening te verplichten informatie te verstrekken die gebruikers ervan in staat stellen het belang van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van de onderneming te beoordelen. Daarnaast dient zij inzicht te geven in de aard en omvang van uit financiële instrumenten voortvloeiende risico’s waaraan de onderneming wordt blootgesteld en de wijze waarop de onderneming deze risico’s beheert. Hierbij dient door IFRS 7 onderscheid te worden gemaakt tussen kwalitatieve en kwantitatieve disclosure waarbij tevens minimum vereisten met betrekking tot de disclosure van het kredietrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico zijn opgenomen. De kwalitatieve disclosure beschrijft de doelen, beleid en processen rondom het managen van deze risico’s. De kwantitatieve disclosure geeft informatie over de mate waarin de onderneming blootstaat aan risico’s.

IFRS 7 is van toepassing voor alle risico’s die voortvloeien uit financiële instrumenten, behalve die instrumenten die expliciet in IFRS 7.3 staan vermeld. De IFRS standaarden zijn voor alle ondernemingen verplicht onafhankelijk van de mate waarin de onderneming gebruik maakt van financiële instrumenten. Echter de mate waarin deze disclosure dient plaats te vinden hangt wel samen met de mate waarin gebruik wordt gemaakt van financiële instrumenten en van mate van blootstaan aan deze risico’s.

Europese ondernemingen zijn verplicht om aan die IFRS standaarden te voldoen die goedgekeurd zijn door de Europese Unie. Hierdoor kan er een verschil ontstaan tussen de door de International Accounting Standard Board (IASB) vervaardigde IFRS standaarden en de goedgekeurde IFRS standaarden door de Europese Unie. De Europese Commissie heeft

(17)

16

IAS 39 niet geheel goedgekeurd. Zij heeft hier twee carve-outs aangebracht met betrekking tot de reële waardetoepassing bij financiële verplichtingen en met betrekking tot hedge accounting. Echter kunnen ondernemingen in de praktijk een dusdanige positie innemen zodat zij zowel voldoen aan de officiële IFRS als aan de door de Europese Commissie goedgekeurde versie. Het is niet ondenkbaar dat er in de toekomst andere verschillen tussen officiële en goedgekeurde IFRS zullen ontstaan. In geval van een verschil tussen die twee zullen Europese ondernemingen voor hun financiële verslaggeving de Europese versie moeten kiezen, omdat ze daartoe krachtens de verordening verplicht zijn. (Het jaar 2004 verslagen: onderzoek jaarverslaggeving Nederlandse ondernemingen)

Gezien de implementatie van deze nieuwe standaard voor het komende boekjaar is het interessant om vast te stellen door middel van een jaarrekeningenonderzoek in hoeverre de jaarrekeningen van financiële instellingen voor het boekjaar 2005 al aan de vereisten van IFRS 7 voldoen. Bij dit jaarrekeningenonderzoek zijn er jaarrekeningen van banken en verzekeraars onderzocht. De keuze voor banken en verzekeringsmaatschappijen is gebaseerd op het feit dat het belang van financiële instrumenten voor dergelijke organisaties bovengemiddeld groot is en deze organisaties al moeten voldoen aan aanvullende regelgeving zoals Basel en Solvency. Tevens is gekozen voor het boekjaar 2005. Dit is niet het meest recente jaar, echter zijn van het boekjaar 2006 tot dusver niet alle jaarrekeningen voor handen.

1.2 Methode van onderzoek en hoofd- en deelvragen

Gezien het onderzoeksonderwerp is ervoor gekozen om dit onderzoek uit te voeren door middel van een jaarrekeningenonderzoek. Hiervoor zijn 24 jaarrekeningen van banken ter hand genomen en hetzelfde aantal voor verzekeraars. De selectie van de jaarrekeningen voor zowel banken als verzekeraars is gebaseerd op eerdere onderzoeken die in opdracht van Ernst & Young zijn uitgevoerd. Hierbij zijn de grootste banken en verzekeraars in Europa geselecteerd.

De onderzoeksvraag die gehanteerd wordt in deze scriptie luidt:

‘In hoeverre voldoen de jaarrekeningen van 2005 van Europese banken/verzekeraars reeds aan de toelichtingvereisten van IFRS 7?’

(18)

Om een antwoord te kunnen geven op de geformuleerde probleemstelling dienen de volgende onderzoeksvragen beantwoord te worden:

· Welke verslaggevingvereisten brengt IFRS 7 met zich mee?

· Wat zijn de verschillen tussen IAS en IFRS 7 met betrekking tot de toelichting van financiële instrumenten?

· In hoeverre verschillen de toelichtingen van de financiële instrumenten in de jaarrekeningen van 2005 met de toelichtingsvereisten die gesteld worden door IFRS 7?

· Wat zijn verschillen tussen banken en verzekeraars met betrekking tot de wijze van toelichten van financiële instrumenten?

· Wat ligt er ten grondslag aan de mate van disclosure van financiële instrumenten door banken en verzekeraars?

1.3 Belang van het onderzoek

De resultaten van het onderzoek kunnen van belang zijn voor personen die betrokken zijn bij het opstellen van de jaarrekeningen van financiële instellingen. De resultaten van het onderzoek kunnen bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in hoeverre deze instellingen over het algemeen al aan de standaard voldoen en op welke aspecten nog de aandacht gevestigd zal moeten worden om voor het komende boekjaar aan de standaard te kunnen voldoen.

1.4 Opbouw van de scriptie

De scriptie is opgebouwd in verschillende delen namelijk: een inleiding, een theoretisch gedeelte en een empirisch onderzoek. Het inleidende gedeelte bestaat uit een uiteenzetting van de aanleiding tot het opstellen van IFRS 7. Het theoretische gedeelte bestaat uit een

(19)

18

uiteenzetting van de standaard, met daarbij de verschillen tussen IAS en IFRS 7 ten aanzien van de toelichting op financiële instrumenten.

In het gedeelte dat betrekking heeft op het empirisch onderzoek wordt de onderzoeksmethode weergegeven. Waarna er een beschrijving van de onderzoeksresultaten volgt en een mogelijke verklaring van de mate van disclosure van financiële instrumenten door banken en verzekeraars. Tenslotte wordt de conclusie van het onderzoek weergegeven.

(20)

2 Regelgeving

In dit hoofdstuk wordt allereerst de aanleiding voor de overschakeling naar IFRS 7 behandeld. Vervolgens worden de verslaggevingvereisten van IFRS 7 uiteengezet en worden de disclosure vereisten van verscheidene elementen van de financiële verslaggeving beschreven, inclusief een vergelijking met de bestaande IAS richtlijnen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie, waarin de belangrijkste aspecten van IFRS 7 uiteengezet worden. Als leidraad voor dit hoofdstuk hebben we zowel gebruik gemaakt van de standaard

‘IFRS 7 Financial Instruments: Disclosures’ als van een publicatie van Ernst & Young ‘IFRS 7 Financial Instruments: Disclosures’.

2.1 Aanleiding voor de invoering van IFRS 7

De IASB heeft in 2005 IFRS 7 ‘Financial Instruments: Disclosures’ gepubliceerd. Deze richtlijn zal met ingang van het boekjaar 2007 verplicht worden gesteld voor beursgenoteerde ondernemingen in Europa. Zoals reeds in hoofdstuk 1 is aangegeven, is IFRS 7 door de IASB in het leven geroepen om de gebruikers van de jaarrekening een beter inzicht te geven in de risico’s die voortvloeien uit financiële instrumenten en hoe deze risico’s gemanaged dienen te worden. Daarbij is de standaard van toepassing op alle financiële instrumenten1. Dit betreft zowel de in de balans opgenomen financiële instrumenten als de niet in de balans opgenomen financiële instrumenten. Opgenomen financiële instrumenten betreffen financiële activa en financiële passiva die binnen het toepassingsgebied van IAS 39 vallen. Niet opgenomen financiële instrumenten betreffen sommige financiële instrumenten die, hoewel zij buiten het toepassingsgebied van IAS 39 vallen, wel binnen het toepassingsgebied van deze IFRS vallen.

De IASB vindt, dat de huidige standaarden IAS 30 ‘Disclosure in the financial statements of banks and similar financial institutions’ en IAS 32 ‘Financial Instruments: Disclosures and presentation’ dienen te worden vervangen door IFRS 7. Hierbij zijn de disclosure vereisten van IAS 30 aangepast en de disclosure vereisten van IAS 32 overgenomen.

Daarbij komt dat de IASB destijds het voornemen had om tevens de vereisten van IAS 30

‘Disclosure in the financial statements of banks and similar financial institutions’ te herzien.

1 Met uitzondering van de financiële instrumenten die opgenomen zijn in IFRS 7.3.

(21)

20

Doordat IAS 30 komt te vervallen zijn er geen standaarden meer die specifiek bedoeld zijn voor het banksegment. Als gevolg van IFRS 7 bevinden alle disclosure vereisten met betrekking tot financiële instrumenten zich in één enkele standaard die geldt voor alle type organisaties. (IFRS 7 Financial Instruments: Disclosures, februari 2006, Ernst & Young)

IFRS 7 dient door alle beursgenoteerde ondernemingen met financiële instrumenten te worden toegepast. Echter, in hoeverre de financiële instrumenten dienen te worden toegelicht, hangt af van de mate waarin de onderneming gebruik maakt van financiële instrumenten en de mate waarin de onderneming wordt blootgesteld aan risico’s.

2.2 Verslaggevingvereisten IFRS 7

In deze paragraaf wordt de standaard IFRS 7 uiteengezet en worden de disclosure vereisten van verscheidene elementen van de financiële verslaggeving beschreven.

2.2.1 Toepassingsgebied IFRS 7

Deze IFRS dient door alle organisaties te worden toegepast op alle soorten financiële instrumenten, met uitzondering van:

Belangen in dochtermaatschappijen, geassocieerde deelnemingen en joint ventures die gewaardeerd dienen te worden volgens IAS 27 Consolidated and separate financial statements, IAS 28 Investments in associates of IAS 31 Interests in joint ventures.

Indien in sommige gevallen voor deze financiële instrumenten IAS 39 toegepast mag worden, in plaats van IAS 27, IAS 28 en IAS 31, dienen deze financiële instrumenten gewaardeerd te worden volgens de IFRS 7 standaard.

IFRS 7 dient tevens toegepast te worden bij derivaten die nauw samenhangen met belangen in dochtermaatschappijen, geassocieerde deelnemingen en joint ventures, tenzij de derivaten gedefinieerd kunnen worden als een eigen vermogensinstrument volgens IAS 32.

Werknemersrechten en verplichtingen die voortkomen uit beloningsregelingen voor de werknemer, waarbij IAS 19 Employee benefits van toepassing is.

Door de onderneming uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten. Opgemerkt wordt dat de houder van dergelijke instrumenten IAS 39 wel toepast.

(22)

Verzekeringscontracten zoals gedefinieerd in IFRS 4 Insurance contracts. Derivaten die verankerd zitten in verzekeringscontracten en waarvan IAS 39 vereist dat de onderneming deze apart waardeert, dienen te worden gewaardeerd volgens IFRS 7.

Financiële instrumenten, contracten en verplichtingen uit hoofde van op aandelen gebaseerde betalingstransacties waarop IFRS 2 Share-based payment van toepassing is. Daarbij vormen die contracten die onder paragraaf 5-7 vallen van IAS 39 de uitzondering.

2.2.2 Balans

De disclosure die IFRS 7 vereist ten aanzien van de balans wordt in deze paragraaf besproken. Volgens IFRS 7.7 dient een onderneming informatie te verstrekken die de gebruikers van de jaarrekening in staat stellen om het belang van financiële instrumenten voor haar financiële positie en prestaties te beoordelen. In IFRS 7.8 wordt beschreven dat deze vereiste informatie opgenomen dient te worden in de balans of in de toelichting op de balans.

De financiële instrumenten dienen geclassificeerd te worden. Deze classificatie kan gedaan worden op basis van de aard van de informatie of op basis van de kenmerken van het instrument. Per klasse instrumenten dient aanvullende gedetailleerde informatie weergegeven te worden. Een entiteit dient voldoende informatie te verschaffen om een aansluiting mogelijk te maken met relevante posten in de balans.

Een klasse van financiële instrumenten, zoals beschreven in IFRS 7, is niet hetzelfde als een categorie van financiële instrumenten. Categorieën zijn beschreven in IAS 39. Zowel categorieën als klassen van financiële instrumenten worden bepaald aan de hand van de aard van het financiële instrument en aan de hand van de karakteristieken van het instrument. Echter worden klassen vastgesteld op een lager niveau dan categorieën. Tevens is er geen lijst opgenomen met de verschillende klassen die een organisatie kan gebruiken.

Op welke wijze een onderneming de verschillende klassen en daarmee de gedetailleerdheid van een klasse bepaalt, is afhankelijk van de ondernemingsspecifieke basis. (IFRS News, Shedding light on the IASB activities, supplement October 2006, PWC)

IFRS 7 vereist, net als IAS, per categorie financieel instrument disclosure. Zo vereisen beide standaarden disclosure van financiële instrumenten in de balans of in de toelichting op de

(23)

22

balans. Echter vereist IFRS 7 in tegenstelling tot IAS 32 een meer gedetailleerde vorm van disclosure met betrekking tot de verschillende categorieën financiële instrumenten.

Onderstaand schema geeft een weergave van de verschillende categorieën vereist volgens IAS 39 en de categorieën vereist volgens IFRS 7.

Categorieën IAS 39 Categorieën IFRS 7

a. Financiële activa aangehouden voor a. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde handelsdoeleinden - welke als zodanig zijn aangewezen bij eerste opname b. Financiële verplichtingen aangehouden voor - aangehouden voor handelsdoeleinden

handelsdoeleinden b. Tot einde looptijd aangehouden beleggingen c. Financiële activa gewaardeerd tegen reële c. Leningen en vorderingen waarde welke als zodanig bij eerste opname d. Voor verkoop beschikbare financiële activa

zijn aangewezen e. Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde d. Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen - welke als zodanig zijn aangewezen bij eerste opname reële waarde welke als zodanig bij eerste - aangehouden voor handelsdoeleinden

opname zijn aangewezen f. Financiële verlichtingen gewaardeerd tegen

geamortiseerde kostprijs

Uit bovenstaand schema is af te leiden dat met betrekking tot classificatie IFRS 7 een viertal nieuwe categorieën introduceert in vergelijking met IAS 39. Deze nieuwe categorieën zijn de tot einde looptijd aangehouden beleggingen, leningen en vorderingen, voor verkoop beschikbare financiële activa en financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.

IFRS 7.9 bevat, met betrekking tot de balans, toelichtingvereisten voor leningen en vorderingen gewaardeerd tegen reële waarde met waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening. IAS 32 stelt dezelfde vereisten verplicht. Dit omvat de openbaarmaking van het maximale bedrag waaraan de onderneming blootgesteld is aan het kredietrisico op verslagdatum en de openbaarmaking van het bedrag aan kredietderivaten of soortgelijke instrumenten die dit kredietrisico afdekken. Ditzelfde wordt tevens vereist in IFRS 7.36 waarin de totale blootstelling aan kredietrisico vereist wordt. Daarnaast wordt, met betrekking tot leningen en vorderingen, disclosure vereist over de veranderingen in de reële waarde en over veranderingen in alle gerelateerde kredietderivaten als gevolg van wijzigingen in het kredietrisico. De disclosure over deze veranderingen dient gedurende het boekjaar en cumulatief sinds het ontstaan weergegeven te worden.

(24)

IFRS 7.10 vereist, evenals IAS 32, ten aanzien van financiële verplichtingen welke gewaardeerd zijn tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening dat de veranderingen in de reële waarde, als gevolg van kredietrisico, openbaar gemaakt moeten worden. IFRS 7.11 vereist daarnaast ook openbaarmaking van de gehanteerde methode om te voldoen aan de hierboven beschreven vereisten rondom leningen en vorderingen en financiële verplichtingen. Men is verplicht de door IFRS 7 voorgeschreven methode te gebruiken, tenzij men aan kan tonen dat de informatie die verschaft wordt om te voldoen aan de vereisten van IFRS 7.9 en 7.10 geen getrouw beeld geeft van de veranderingen in de reële waarde van het financieel instrument die toe te rekenen is aan veranderingen in het kredietrisico, de gronden waarop zij tot deze conclusie komt en de factoren die volgens de onderneming relevant zijn.

IFRS 7 schrijft de methode voor dat bij het vaststellen van een verandering van de reële waarde men alleen het deel van de verandering van de reële waarde moet nemen, dat niet toe te schrijven is aan veranderingen van de markt.

Andere disclosure vereisten ten aanzien van de balans zijn:

Indien herclassificatie van een financieel instrument plaatsvindt als gevolg van een wijziging in de waardering van geamortiseerde kostprijs naar reële waarde en andersom, dient de reden van de stelselwijziging uiteengezet te worden tezamen met het verschil in bedrag, hetgeen voortvloeit uit deze herclassificatie. (IFRS 7.12)

Alle, of een gedeelte van de financiële activa, welke niet gekwalificeerd zijn voor afwaardering, dient voor iedere categorie vermeld te worden de aard van de activa en de aard van het risico waaraan de onderneming blijft blootgesteld. Indien de activa geheel opgenomen blijft dient de boekwaarde vermeld te worden. Wanneer de organisatie overeenkomstig de omvang van de aanhoudende betrokkenheid van de activa blijft opnemen, dienen de totale boekwaarde van de oorspronkelijke activa, de waarde van de activa die de organisatie blijft opnemen en de boekwaarde van de daarmee verbonden verplichtingen opgenomen te worden. (IFRS 7.13)

De boekwaarde van financiële activa die als zekerheden zijn verstrekt voor verplichtingen. Daarnaast dienen ook de voorwaarden die verbonden zijn aan deze zakelijke zekerheden weergegeven te worden. (IFRS 7.14)

De reële waarde en de voorwaarden van tot zekerheid gestelde ontvangen activa, zoals een zakelijk onderpand waarvan men het recht heeft deze te verkopen of te verpanden in het geval van de eigenaar niet in gebreke is. (IFRS 7.15)

(25)

24

De samenvoeging van de reserve voor kredietverliezen voor alle financiële activa.

(IFRS 7.16)

Het bestaan van meerdere in contracten besloten derivaten waarvan de waarden onderling afhankelijk zijn. (IFRS 7.17)

De details en boekwaarden van verplichtingen die in gebreke blijven. (IFRS 7.18)

2.2.3 Resultatenrekening

In deze paragraaf wordt disclosure ten aanzien van de resultatenrekening behandeld, zoals vereist in IFRS 7.20. In IFRS 7 is niet voorgeschreven waar de disclosure opgenomen moet zijn in het jaarverslag. Het staat vrij om het of in de resultatenrekening of in de toelichting van de jaarrekening weer te geven.

De vereisten van IAS 32 die overgenomen zijn door IFRS 7 stellen disclosure verplicht ten aanzien van:

De totale interestbaten/-lasten van financiële activa/passiva die niet gewaardeerd zijn tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.

Winsten en verliezen als gevolg van financiële voor verkoop beschikbare activa, welke opgenomen zijn in het vermogen, naast een weergave van de bedragen welke gerealiseerd zijn.

De toegenomen interestlasten van geherwaardeerde activa.

De disclosure vereisten, welke geïntroduceerd zijn door IFRS 7 en nog niet opgenomen waren in IAS 32, zijn de volgende:

Nettowinsten of -verliezen voor iedere categorie van financiële activa of verplichtingen.

Herwaarderingsverliezen voor iedere categorie van financiële activa.

Baten uit en lasten van honoraria die ontstaan zijn uit financiële instrumenten die niet gewaardeerd zijn tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening en trust en andere op vertrouwen berustende activiteiten.

(26)

2.2.4 Andere disclosure vereisten

In de onderstaande subparagrafen van paragraaf 2.2.4 zullen de overige vereisten met betrekking tot het belang van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie worden weergegeven. Hieronder vallen de grondslagen voor de financiële verslaggeving, hedge accounting en reële waarde.

2.2.4.1 Grondslagen voor de financiële verslaggeving

IFRS 7.21 vereist in de waarderingsgrondslagen informatie over de gehanteerde waarderingsgrondslagen, zodat een beter inzicht wordt verkregen in de jaarrekening. De application guidance van IFRS 7, waarin wordt beschreven hoe de vereisten toegepast dienen te worden, geeft een opsomming van mogelijke soorten informatieverschaffing. Zo noemt zij onder andere:

Het aanmerken van financiële activa en passiva die gewaardeerd zijn tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening.

Het aanmerken van financiële voor verkoop beschikbare activa.

Het gebruik van een reserve, inclusief de criteria voor het aanspreken van een dergelijke post.

2.2.4.2 Hedge accounting

IFRS 7.22 tot en met 7.24 bevatten ook disclosure vereisten omtrent hedge accounting. Er zijn naast de vereisten die al opgenomen zijn in IAS 32 ook nog aanvullende vereisten opgenomen in de nieuwe standaard. Onder andere is met betrekking tot kasstroomafdekkingen het vereiste opgenomen dat het bedrag dat in de periode van het eigen vermogen is overgeboekt naar de winst- en verliesrekening, onder vermelding van het in iedere post van de winst- en verliesrekening opgenomen bedrag. Bovendien introduceert IFRS 7 de disclosure van het bedrag, dat wordt beschouwd als het ineffectieve deel van een hedge die is verwerkt in de winst- en verliesrekening als gevolg van een kasstroomafdekking of een hedge van een netto- investering in buitenlandse activiteiten. Daarnaast dient de winst of het verlies als gevolg van een reële waardeafdekking zowel voor het instrument als de afgedekte positie weergegeven te worden.

2.2.4.3 Reële waarde

IFRS 7.25 tot en met IFRS 7.30 geven de vereisten weer met betrekking tot de reële waarde. IFRS 7 hanteert de disclosure vereisten van IAS 32 met betrekking tot de methodes

(27)

26

en veronderstellingen die gebruikt worden om de actuele waarde voor verschillende klassen van financiële activa en passiva vast te stellen.

Er dient ten aanzien van reële waarde weergegeven te worden of:

Deze is gebaseerd op vastgestelde prijzen of een waarderingstechniek.

Deze geheel of gedeeltelijk op een waarderingstechniek is gebaseerd waarbij veronderstellingen worden gehanteerd die niet ondersteund worden door marktprijzen of koersen. Indien het wijzigen van één of meerdere veronderstellingen in redelijkerwijs mogelijke alternatieve veronderstellingen zou resulteren in een aanzienlijk afwijkende reële waarde, dient de onderneming dit te vermelden, alsmede het effect van zulke veranderingen.

Het bedrag van de verandering in de reële waarde geschat dient te worden met behulp van een dergelijke waarderingstechniek als in de resultatenrekening is verwerkt.

IAS 32 vereist openbaarmaking van de gegevens omtrent de achterliggende aard en de boekwaarde van de financiële instrumenten waarvan de actuele waarde niet vastgesteld kan worden. Hierbij dient ook de reden waarom het vaststellen van de actuele waarde in dat geval niet mogelijk is, weergegeven te worden. IFRS 7 voegt aan IAS 32 het vereiste toe dat men dient aan te geven hoe ze met dergelijke instrumenten willen omgaan.

2.2.5 Kwalitatieve risico disclosure

IFRS 7.33 behoudt de kwalitatieve disclosure zoals vereist in IAS 32 betreffende de risico’s waaraan een organisatie is blootgesteld. Hierbij dient ook een uiteenzetting van de doelen en het beleid van het management voor wat betreft het omgaan met dergelijke risico’s weergegeven te worden. Hierbij valt te denken aan kredietrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico. IFRS 7 voegt hieraan toe dat er informatie over de procedures omtrent het beheren van de risico’s en de gebruikte methoden voor het meten van de risico’s toegevoegd moet worden.

2.2.6 Kwantitatieve risico disclosure

De opzet van de kwantitatieve disclosure vereisten is dat deze informatie verschaffen over de mate waarin een onderneming blootgesteld wordt aan risico’s. Deze disclosure dient

(28)

volgens paragraaf 7.34 gebaseerd te zijn op de informatie die intern wordt verstrekt aan managers op sleutelposities van een onderneming en die beschikbaar is voor key management personeel. Daarnaast dient er een weergave van de gebruikte financiële instrumenten gegeven te worden.

IFRS 7.34 vereist aanvullend nog openbaarmaking van informatie over alle risicoconcentraties waaraan een onderneming is blootgesteld. Deze risicoconcentraties zijn gebaseerd op overeenkomstige karakteristieken zoals locatie, economische voorwaarden en type tegenpartijen. Daarnaast vereist IFRS 7 ook nog dat er wordt weergegeven hoe het management met deze verschillende risicogroepen omgaat.

De kwalitatieve en kwantitatieve disclosure betreffende de risico’s mag worden opgenomen in de jaarrekening of door middel van een verwijzing in de jaarrekening naar een andere verklaring, zoals het management commentary of een risicorapport.

2.2.7 Kredietrisico

Voor iedere categorie financiële instrumenten vereist IFRS 7.36 dat het bedrag wordt gegeven dat het beste het maximale kredietrisico weergeeft, zonder rekening te houden met eventuele zekerheidsstellingen of ander kredietverbeteringen. Ten aanzien van dit bedrag dient tevens een omschrijving te worden gegeven van de onderpanden die tot zekerheid worden gehouden en andere kredietverhogingen.

De disclosure vereisten omtrent kredietrisico in IFRS 7.36.c hebben ook betrekking op informatie over kredietkwaliteit van financiële activa die noch verlopen noch in waarde verminderd zijn. Er dient een omschrijving en actuele waarde gegeven te worden van zakelijke onderpanden die beschikbaar zijn voor de onderneming en andere krediet verhogingen. Bovendien dient er informatie over de boekwaarde van de financiële activa opgenomen te worden, welke anders verlopen of in waarde verminderd zouden zijn, maar waarvoor heronderhandelingen over de voorwaarden hebben plaatsgevonden.

2.2.8 Liquiditeitsrisico

Met betrekking tot het liquiditeitsrisico vereist IAS een looptijdanalyse waarin de resterende contractuele looptijd van de financiële activa en passiva wordt weergegeven. Echter elimineert IFRS 7.39.a dit vereiste ten aanzien van de activa en eist slechts een

(29)

28

looptijdanalyse voor financiële passiva. Dit dient gebaseerd te zijn op verdisconteerde kasstromen, die al dan niet overeenkomen met de interne informatie die beschikbaar is voor het management. Tevens vereist IFRS 7.39.b inherent aan deze looptijdanalyse een beschrijving van hoe het management dit liquiditeitsrisico beheert.

De Application Guidance to IFRS 7 stelt een tijdsbestek voor dat gebruikt kan worden bij het opstellen van de vervaldata-analyse voor verplichtingen.

2.2.9 Marktrisico

De disclosure vereisten in IFRS 7.40 en 7.41, met betrekking tot het marktrisico, hebben tot gevolg dat er een gevoeligheidsanalyse opgesteld moet worden voor elk soort marktrisico waaraan een onderneming blootgesteld wordt op het tijdstip van rapportage. Er zijn drie soorten marktrisico’s: renterisico, valutarisico en overige marktrisico’s. Uit de gevoeligheidsanalyse volgens IFRS 7.40 dient voor ieder risico te blijken hoe het resultaat en het eigen vermogen beïnvloed zouden zijn door veranderingen in de desbetreffende risicovariabele die redelijkerwijs mogelijk zouden zijn geweest. Men mag er echter ook voor kiezen om IFRS 7.41 toe te passen. Hierbij dient de Value at Risk (VaR) gebruikt te worden als gevoeligheidsanalyse. Deze geeft de onderlinge afhankelijkheid tussen risicovariabelen weer.

Tevens dient te worden weergegeven welke methoden en veronderstellingen er gebruikt zijn bij het opstellen van de gevoeligheidsanalyse. Indien er eventuele wijzigingen zijn opgetreden in de gebruikte methoden en veronderstellingen ten opzichte van voorgaande jaren, dient de reden hiervan te worden weergegeven.

De Application Guidance van IFRS 7 geeft een leidraad voor een mogelijke verandering. Bij het vaststellen van een redelijkerwijs mogelijke verandering in de desbetreffende risicovariabele dient rekening te worden gehouden met de volgende punten:

De economische omgevingen waarin de onderneming opereert. Een redelijkerwijs mogelijke verandering dient geen uiterst onwaarschijnlijke of ‘rampenscenario’s’ of

‘stresstests’ te bevatten.

Het tijdsbestek waarop de beoordeling betrekking heeft. De gevoeligheidsanalyse dient de effecten te tonen van veranderingen die als redelijkerwijs mogelijk worden beschouwd gedurende de periode totdat de onderneming deze informatie opnieuw verschaft.

(30)

Hoe de gevoeligheidsanalyse weergegeven moet worden, wordt niet door IFRS 7 beschreven. Wel wordt er beschreven dat risico’s van significant verschillende economische omstandigheden niet samengevoegd mogen worden. Hierbij valt te denken aan verschillende gevoeligheidsanalyses voor risico’s die voortvloeien uit handelsactiviteiten en risico’s die voortvloeien uit niet-handelsactiviteiten.

Daarnaast dient te worden weergegeven welke methoden en veronderstellingen er gebruikt zijn bij het opstellen van de gevoeligheidsanalyse. Indien er eventuele wijzigingen zijn opgetreden in de gebruikte methoden en veronderstellingen ten opzichte van voorgaande jaren, dient de reden hiervan te worden weergegeven. (IFRS 7 Financial instruments:

Disclosures, Ernst & Young)

2.2.10 ‘First-time adoption’

Een onderneming dient deze IFRS 7 toe te passen voor verslagperioden die aanvangen op of na 1 januari 2007. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. Indien de onderneming deze IFRS 7 toepast voor een eerdere periode, dient zij melding te maken hiervan.

Indien de onderneming deze IFRS 7 toepast voor verslagperioden die aanvangen voor 1 januari 2006, hoeft zij geen vergelijkende gegevens te presenteren voor de disclosure betreffende de aard en omvang van de risico’s die ontstaan uit financiële instrumenten.

2.2.11 Conclusie en samenvatting

Uit bovenstaande uiteenzetting van IFRS 7 blijkt dat er enkele aspecten toegevoegd zijn aan de IAS richtlijnen. Eén van de belangrijkste aspecten van IFRS 7 is dat deze standaard vereist dat in de toelichting dient te worden weergegeven wat het belang is van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van de onderneming. Daarnaast introduceert IFRS 7 ook de disclosure van risico’s waarbij informatie over kredietrisico, liquiditeitsrisico’s en marktrisico’s weergegeven dient te worden. Tevens vereist IFRS 7 kwalitatieve en kwantitatieve disclosure. De kwalitatieve disclosure richt zich op de doelstellingen van het management, beleid en het proces rondom het managen van de risico’s. De kwantitatieve disclosure geeft aan in welke mate de onderneming blootgesteld wordt aan bepaalde risico’s.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gat in Zeylen, komende van benoorden soo myd de Noord-Wal, en Seylt by het Zuyd Eylant in en daar digt by langs, soo laat gy de Blinde aan Bak-Boort en hout soo u Koerts tot dight

En omdat door de simpele doorhaling van woorden er geen nadere voor- waarden worden gesteld aan de herclassificatie was de IASB met name bang dat eerder genomen verliezen ongedaan

Uit deze uitspraak mag geconcludeerd worden dat voor rechtsbetrekkingen zoals hoofdelijkheid, indien zij vóór de faillietverklaring tot stand zijn gekomen, verrekening mogelijk

− Functie: er worden door de alvleesklier verteringssappen / enzymen voor de vertering geproduceerd (en deze taak wordt niet overgenomen door de lever). − Gevolg: zodat

Wanneer een kandidaat antwoordt dat één van beide ouders drager is en de andere een geslachtscel met een recessief mutantgen levert, dan 2 punten toekennen.

• Bij financial lease geen boekresultaat, uitsluitend juridische levering en geen verkoop. © 2011 Noordhoff Uitgevers

Op basis van het conceptual framework is niet te rechtvaardigen dat strengere eisen worden gesteld aan de verwerking van immateriële vaste activa dan van materiële vaste activa,

De Gouverneur had zich er door consultaties van kunnen en moeten vergewissen welke opvattingen in het parlement leefden, vooraleer te concluderen of de mi-