• No results found

Vraag nr. 160 van 25 maart 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 160 van 25 maart 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 160 van 25 maart 1997

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Interministerieel migrantenbeleid – Evaluatie De minister van Cultuur, Gezin en Welzijn is bevoegd om het interministerieel migrantenbeleid op te volgen. Dit behelst enerzijds permanente aandacht voor migranten in alle bevoegdheidsdo-meinen van de Vlaamse ministers en anderzijds contacten en afspraken met de betrokken federale collega's.

1. Welke concrete punten heeft de minister aange-kaart bij zijn Vlaamse collega's vanuit zijn coör-dinatiefunctie voor het migrantenbeleid ? Hoe werden deze aandachtspunten opgevolgd ? 2. Welke concrete punten werden aangekaart bij

de federale collega's ?

Hoe werden deze aandachtspunten opgevolgd ?

Antwoord

A. Aankaarten en opvolgen van concrete punten bij de V l a a m s e collega's vanuit mijn coördina-tiefunctie voor het migrantenbeleid

Voorafgaandelijk

Op haar vergadering van 24 juli 1996 heeft de Vlaamse regering beslist om de coördinatieop-dracht met betrekking tot het migrantenbeleid van de Vlaamse Gemeenschap, waarmee de Vlaamse minister bevoegd voor bijstand aan personen belast werd, uit te breiden tot het beleid van de Vlaamse Gemeenschap tegenover etnisch-culturele minderheden. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het goedkeuren door de Vlaamse regering – eveneens op de vergadering van 24 juli 1996 – van de krachtlij-nen, doelstellingen en strategie voor het voeren van een Vlaams beleid tegenover etnisch-cultu-rele minderheden zoals uitgewerkt door de Interdepartementale Commissie Migranten (ICM). Beide beslissingen hebben een duidelij-ke weerslag op mijn coördinatiefunctie.

K r a chtlijnen van het strategisch plan voor het Vlaamse beleid naar etnischculturele minderhe -den

Vertrekkend van volgende m i s s i e voor het Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderhe-den (gemakshalve in de tekst verder "minder-hedenbeleid" genoemd) : "de voorwaarden creëren opdat de etnisch-culturele minderheden die legaal in ons land gevestigd zijn als volwaar-dige burgers aan de Vlaamse samenleving kun-nen deelnemen en de voorwaarden creëren opdat de minderheden die voorlopig in ons land verblijven met respect voor de menselijke waar-digheid en de fundamentele mensenrechten bin-nen de Vlaamse samenleving worden onthaald, opgevangen en begeleid", zijn een aantal kern-opdrachten geformuleerd.

Een eerste set van ke r n o p d r a c h t e n h e e f t betrekking op al die domeinen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap zelf bevoegd is. E e n tweede set van kernopdrachten heeft te maken met al die domeinen waarvoor andere overhe-den (lokaal, f e d e r a a l , internationaal) bevoegd z i j n . Op deze tweede set van kernopdrachten zal ik dieper ingaan bij het behandelen van de vraag met betrekking tot de federale collega's. De kernopdrachten die betrekking hebben op al die domeinen waarvoor de Vlaamse Gemeen-schap bevoegd is, houden in dat de V l a a m s e overheid op al deze terreinen de voorwaarden creëert opdat :

– de etnisch-culturele minderheden die hier blijvend gevestigd zijn op een volwaardige wijze kunnen deelnemen aan het maatschap-pelijk gebeuren ;

– de vreemdelingen die hier voorlopig verblij-ven adequaat onthaald en degelijk en mens-waardig worden opgevangen en begeleid ; – het vreedzaam samenleven wordt bevorderd. Aan deze kernopdrachten ligt een welomschre-ven b e l e i d s v i s i e ten grondslag, met name dat het Vlaams beleid ten overstaan van etnisch-culturele minderheden :

(2)

– vertrekt van het respect voor de menselijke waardigheid en de fundamentele mensen-rechten ;

– een inclusief en gecoördineerd beleid is ; – zich inschrijft in het beleid van Europa en

zijn regio's ;

– een driesporenbeleid is : een emancipatiebe-leid, een onthaalbeleid en een opvangbeleid. Het emancipatiebeleid, het eerste spoor van het Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderhe-den, richt zich zowel tot allochtone burgers die hier legaal gevestigd zijn, als tot de trekkende b e v o l k i n g s g r o e p e n . Het emancipatiebeleid is gericht op een volwaardige deelname van deze doelgroepen aan de samenleving. Om dit te realiseren zullen zij maximaal bij het beleid betrokken worden. De term "allochtone bur-gers" verwijst naar burgers met een andere socio-culturele herkomst die teruggaat op een ander land van herkomst. Zij kunnen al dan niet Belg zijn geworden. Er worden twee subgroe-pen onderscheiden, namelijk migranten en erkende vluchtelingen. Het verzamelbegrip "trekkende bevolkingsgroepen" verwijst zowel naar de voyageurs en zigeuners, als naar de trekkende beroepsbevolking.

Het o n t h a a l b e l e i d, het tweede spoor van het Vlaams beleid ten overstaan van etnisch-cultu-rele minderheden, richt zich tot de nieuwko-mers. Het onthaalbeleid heeft tot doel ervoor te zorgen dat nieuwkomers zo vlug mogelijk weg-wijs worden gemaakt in onze samenleving. Onder "nieuwkomers" worden die vreemdelin-gen verstaan die zich komen voevreemdelin-gen bij de in Vlaanderen gevestigde allochtonen in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming, of die als asielzoeker ons land binnenkomen. N i e u w-komer is men slechts gedurende een beperkt aantal jaren nadat men geïmmigreerd is. H e t uitbouwen van een adequaat onthaalbeleid kan evenwel niet zonder nauwe samenwerking zowel met de federale als met de lokale overhe-den. Samenwerking met de federale overheid is vereist omdat het vreemdelingenbeleid (de toe-lating tot het grondgebied, de verblijfsrechterlij-ke positie en de uitzetting uit het land) een exclusieve federale bevoegdheid is. Met de loka-le overheid is samenwerking noodzakelijk omdat de nieuwkomers zich in een welbepaalde stad of gemeente vestigen en de lokale overheid bijgevolg een sleutelpositie inneemt in het ont-haal van nieuwkomers.

Het o p va n g b e l e i d als derde spoor van het Vlaams minderhedenbeleid richt zich tot vreemdelingen zonder wettig verblijf. H e t opvangbeleid heeft tot doel ervoor te zorgen dat deze mensen op een menswaardige manier worden opgevangen en begeleid. Gegeven de verantwoordelijkheid van de federale overheid in deze materie, kan het opvangbeleid slechts in complementariteit met het federale niveau wor-den gerealiseerd.

Uit deze optie voor een driesporenbeleid vloeit voort dat het minderhedenbeleid een g e d i f f e-rentieerd beleid is dat zich naar verschillende doelgroepen richt en dat raakpunten heeft met meerdere beleidsniveaus. Zo zal het zoeken naar mogelijke vormen van inspraak en partici-patie van de doelgroepen geconcentreerd zijn rond facetten van het emancipatiebeleid, terwijl het optimaliseren van het overleg en de samen-werking met de federale overheid veeleer betrekking zal hebben op het opvang- en ont-h a a l b e l e i d , en zal de lokale overont-heid onder meer een belangrijke partner zijn bij het uitbou-wen van een onthaalbeleid.

Een uitgangspunt van het minderhedenbeleid is bovendien dat het een inclusief beleid is. Inclu-sief beleid verwijst naar een integrale aanpak, wat inhoudt dat op de diverse domeinen tegelijk een beleid wordt ontwikkeld gericht op het wegnemen van de problemen in al zijn facetten, en dat de beleidsinitiatieven voortdurend op elkaar worden afgestemd. Dit gelijktijdig en gelijkgericht voeren van een integraal minder-hedenbeleid veronderstelt bijgevolg een inclu-sieve beleidsvoering. De zorg voor het realise-ren van de doelstellingen van het minderheden-beleid kan niet worden opgesloten in een apart b e l e i d s d o m e i n , maar wordt integendeel als het ware "geïncludeerd",opgenomen in het regulie-r e, sectoregulie-rale beleid. Elke Vlaamse ministeregulie-r is met andere woorden verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen van het minder-hedenbeleid in zijn/haar domein.

Dit impliceert dat er binnen alle betrokken administraties voldoende mogelijkheden (men-sen en middelen) moeten voorhanden zijn om het minderhedenbeleid op het vlak van de eigen sectorale bevoegdheden effectief te kunnen voorbereiden, uitvoeren en evalueren.

Dit impliceert ook dat de respectieve sectoren moeten zorgen voor een voldoende betrokken-heid van de relevante doelgroepen en van het werkveld bij het gevoerde emancipatiebeleid.

(3)

Het voeren van een inclusief beleid veronder-stelt ook coördinatie van dit beleid, teneinde de samenhang binnen het gehele regeringsbeleid inzake etnisch-culturele minderheden te bevor-deren en de voortgang van dit beleid te bewa-k e n . De rol van de coördinerend minister en van de Interdepartementale Commissie Etnisch-Culturele Minderheden (ICEM) is gesi-tueerd op het terrein van de coördinatie van het beleid.

Deze algemene beleidslijnen zijn vertaald in 4 strategische doelstellingen die aangeven welke resultaten de overheid in concreto de komende jaren wenst te bereiken :

1. verhogen van de emancipatie en participatie van de etnisch-culturele minderheden die blijvend in ons land gevestigd zijn ;

2. uitwerken en operationeel maken van een onthaalbeleid voor nieuwkomers ;

3. voorzien in een menswaardige opvang en begeleiding op het vlak van huisvesting, voe-ding, gezondheidszorg en onderwijs voor die personen die hier zonder verblijfsstatuut ver-blijven ;

4. verhogen van het maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor het voeren van een beleid naar etnisch-culturele minderhe-den.

Het behalen van de beoogde resultaten op het vlak van het emancipatiebeleid (doelstelling 1), onthaalbeleid (doelstelling 2) en opvangbeleid (doelstelling 3) vereist het voorhanden zijn van een voldoende groot draagvlak, niet alleen maatschappelijk maar ook bestuurlijk, voor het voeren van dit beleid (doelstelling 4).

In het strategisch plan wordt met andere woor-den expliciet aandacht besteed aan het ve r g r o-ten van het bestuurlijk draagvlak. Zonder het voorhanden zijn van een politiek/bestuurlijke consensus omtrent de uitgangspunten en doel-stellingen van het beleid is het immers niet mogelijk om een doeltreffend, inclusief en gecoördineerd beleid te voeren. Om het bestuurlijk draagvlak te vergroten, zal het over-leg en de samenwerking met alle bij het minder-hedenbeleid betrokken partners op een syste-matische en gestructureerde wijze worden uit-gebouwd.

Om na te gaan in welk mate het bestuurlijk draagvlak daadwerkelijk vergroot, zullen op geregelde tijdstippen gegevens worden verza-meld over de bereidheid van de Vlaamse rege-ring om initiatieven te nemen en middelen vrij te maken en over de mate van overleg (binnen de Vlaamse regering, zowel als met de federale overheid) inzake het minderhedenbeleid. Tot zover een schematisch overzicht van de krijtlijnen waarbinnen het Vlaamse beleid naar etnisch-culturele minderheden de komende jaren zal worden gevoerd. De richting is b e p a a l d , de doelstellingen zijn omschreven en de wegen uitgetekend. De komende periode zal het er nu op aankomen om dit alles in zo goed mogelijke actieprogramma's te vertalen. Bij het vertalen van de doelstellingen in concrete actie-programma's zullen niet alleen nieuwe acties moeten worden opgezet, maar zullen bestaande programma's moeten worden voortgezet, verfij-nd of bijgestuurd.

In de nota "strategisch plan voor het V l a a m s e beleid ten aanzien van etnisch-culturele minder-heden" zijn dan ook een aantal a c t i e p r o g r a m-m a ' s nader uitgewerkt. Vooreerst worden een aantal projecten voorgesteld die als strategisch en/of doelmatig worden ervaren voor het reali-seren van de strategie en het bereiken van de beoogde effecten. Deze strategische projecten worden als het ware als speerpuntprojecten voor de toekomst van het Vlaamse beleid naar etnisch-culturele minderheden beschouwd. Daarnaast worden nog een aantal projecten voorgesteld die in hoofdzaak gericht zijn op het bevorderen van de toegankelijkheid van de algemene voorzieningen voor de minderheids-groepen. Daar dit evenwel het best kan worden gerealiseerd via acties in het eigen beleidsdo-mein,wordt ervoor gepleit om deze projecten te laten opnemen in het eigen sectorale beleid. Wat al deze projecten betreft, heeft de Vlaamse regering op haar vergadering van 24 juli 1996 beslist om ze voor onderzoek aan te bevelen aan de respectieve functioneel bevoegde minis-ters.

Rol van de coördinerend minister binnen het minderhedenbeleid

Zoals hierboven is uiteengezet, vormt het "inclusiviteitsprincipe" een basisuitgangspunt van het minderhedenbeleid. De rol van de coör-dinerend minister – hierbij ondersteund door

(4)

de Interdepartementale Commissie Etnisch-Culturele Minderheden – bestaat erin het prin-cipe van inclusiviteit te stimuleren en te waken over de coherentie, synergie en coördinatie van het Vlaams beleid ten overstaan van etnisch-culturele minderheden, door middel van over-l e g, opvoover-lging en rapportage. Eover-lke V over-l a a m s e minister is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen van het minderhedenbe-leid in zijn/haar beminderhedenbe-leidsdomein.

Wat dit alles nu in de praktijk betekent en hoe de implementatie van het strategisch plan gelei-delijk aan vorm krijgt, wordt beschreven in de publicatie "Het Vlaamse beleid naar etnisch-c u l t u rele minderheden. Ja a r r apport 1996", samengesteld door de Interdepartementale Commissie Etnisch-Culturele Minderheden, dat begin mei 1997 beschikbaar zal zijn.

Naast een overzicht van de algemene ontwikke-lingen op het vlak van het minderhedenbeleid (deel 1 van het rapport), wordt in het tweede deel van dit rapport stilgestaan bij de beleids-ontwikkelingen in de respectieve sectoren. D e opbouw van deze stand van zaken is nagenoeg gelijklopend voor elk van de in het rapport opgenomen sectoren. In een eerste hoofdstuk wordt het algemene beleidskader van de sector geschetst. Specifieke aandacht gaat hierbij naar de vraag of en zo ja in welke mate en in welke c o n t e x t , welke doelgroepen van het minderhe-denbeleid aan bod komen binnen de sectorale beleidsbepaling. Deze analyse moet toelaten om in te schatten of er binnen het sectorale beleid voldoende aanknopingspunten zijn voor het voeren van een slagkrachtig inclusief beleid. In een tweede hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het concrete beleid dat in 1996 is gevoerd en de mate waarin hierbij aandacht is besteed aan het realiseren van de doelstellingen van het minder-hedenbeleid. In een derde en laatste hoofdstuk ten slotte worden telkens enkele besluiten en aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot het sectorale minderhedenbeleid.

Ik verwijs dan ook naar dit Jaarrapport voor nadere informatie over het gevoerde minderhe-denbeleid in de respectieve beleidsdomeinen. Het Jaarrapport is te verkrijgen bij het ministe-rie van de Vlaamse Gemeenschap, departement We l z i j n , Volksgezondheid en Cultuur, a d m i n i s-tratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, Inter-departementale Commissie Etnisch-Culturele M i n d e r h e d e n , De Markies, Markiesstraat 1, 1000 Brussel.

Tot slot wens ik te vermelden dat, met het oog op het versterken van het inclusiviteitsprincipe, het advies over de samenstelling, rol en plaats van de interdepartementale commissie b i n n e n het Vlaams beleid naar etnisch-culturele min-derheden dat de commissie op 24 oktober 1996 heeft geformuleerd, op 22 april 1997 door de Vlaamse regering is goedgekeurd.

Door deze beslissing wordt expliciet de uitbouw van het inclusieve beleid goedgekeurd. M e e r bepaald wordt gevraagd dat er binnen alle betrokken administraties voldoende mogelijk-heden (mensen en middelen) voorhanden zou-den zijn om het minderhezou-denbeleid op het vlak van de eigen sectorale bevoegdheden effectief te kunnen voorbereiden, uitvoeren en evalu-eren. Om de vertegenwoordigers – zowel van-uit het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als vanuit de VOI's (Vlaamse openbare instel-lingen) – toe te laten om hun vertegenwoordi-gende functie naar behoren te vervullen, wordt aan het college van secretarissen-generaal dan ook gevraagd dat de vertegenwoordigers expli-ciet worden gemandateerd om aan de ICEM deel te nemen, dat zij hiervoor de nodige tijd ter beschikking krijgen en dat de activiteiten die samenhangen met het meewerken in ICEM expliciet worden opgenomen in de persoonlijke doelstellingen.

Het advies van de ICEM is integraal opgeno-men in het Jaarrapport 1996 van de interdepar-tementale commissie.

B. Aankaarten en opvolgen van concrete punten bij de federale collega's vanuit mijn coördinatie-functie voor het migrantenbeleid

Zoals ik hierboven reeds heb gesteld, wordt er in het strategisch plan voor het minderhedenbe-leid expliciet onderscheid gemaakt tussen twee soorten kernopdrachten : de kernopdrachten die betrekking hebben op al die domeinen waarvoor de Vlaamse Gemeenschap zelf bevoegd is enerzijds, en de kernopdrachten die te maken hebben met al die domeinen waavoor andere overheden (lokaal, f e d e r a a l , i n t e r-nationaal) bevoegd zijn anderzijds.

Het Vlaamse minderhedenbeleid speelt zich inderdaad ook af in een r u i m e re bestuurscon-text, waarin ook de lokale, provinciale, federale en Europese overheden een rol spelen. En voor het realiseren van de doelstellingen van het Vlaamse minderhedenbeleid is de V l a a m s e

(5)

overheid immers aangewezen op overleg en samenwerking met de federale overheid.

De ke r n o p d r a c h t e n die betrekking hebben op al die domeinen waarvoor andere overheden ( l o k a a l , f e d e r a a l , internationaal) bevoegd zijn, houden in dat de Vlaamse overheid met alle bevoegde overheden zal onderhandelen en samenwerkingsverbanden opzetten opdat ook in die domeinen :

1. een volwaardige deelname en acceptatie van de etnisch-culturele minderheidsgroepen die hier blijvend gevestigd zijn, wordt gereali-seerd ;

2. in een adequaat onthaal en een degelijke en menswaardige opvang en begeleiding wordt voorzien voor de vreemdelingen die hier voorlopig verblijven ;

3. het vreedzaam samenleven wordt bevorderd. Een belangrijk beleidsinstrument in dit verband is de Interministeriële Conferentie voor het M i g r a n t e n b e l e i d , waarvan ik – als coördine-rend minister – deel uitmaak.

In dit verband wens ik nogmaals te verwijzen naar de beslissing die op 22 april 1997 door de Vlaamse regering is genomen (zie ook hierbo-ven), over de samenstelling, rol en plaats van de interdepartementale commissie binnen het Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderhe-d e n . Wat minderhe-de opminderhe-drachten van minderhe-de commissie betreft, wordt daarin bepaald dat de commissie ook aandacht besteedt aan het optimaliseren van de inbreng van de Vlaamse regering in de Interministeriële Conferentie voor het Migran-tenbeleid, waar nodig en zinvol de standpunten van de Vlaamse regering voor deze conferentie voorbereidt en voorstellen formuleert voor een gepaste opvolging van deze interministeriële c o n f e r e n t i e. Het betreft hier een nieuwe opdracht die als belangrijk wordt ervaren, omdat het overleg en de samenwerking met de federale overheid een noodzakelijke voorwaar-de is voor het voeren van een integraal minvoorwaar-der- minder-hedenbeleid.

Het realiseren van deze opdracht zal mij toela-ten om als coördinerend minister knelpuntoela-ten en degelijke onderbouwde voorstellen betreffende het minderhedenbeleid aan te kaarten bij mijn federale collega's.

Inspelend op deze nieuwe opdracht heb ik de interdepartementale commissie onlangs opdracht gegeven een dossier voor te bereiden betreffende de specifieke problemen die OCMW's ondervinden bij hun dienstverlening naar asielzoekers en mensen zonder wettig ver-blijf.

Andere onderwerpen die naar aanleiding van de vergaderingen van de interministeriële con-ferentie aan bod kwamen zijn :

– samenwerking tussen de gemeenschappen met betrekking tot de preventie van school-verzuim, meer bepaald in Brussel ;

– sensibilisering van de verschillende overhe-den met betrekking tot de tewerkstellings-mogelijkheden van allochtonen in overheids-dienst ;

– een project ter voorbereiding van de structu-rele inbedding van intercultustructu-rele bemidde-laars in de ziekenhuizen ;

– de opvang van niet-begeleide minderjarigen en de taakverdeling terzake tussen de fede-rale overheid en de gemeenschappen ; – dringende medische hulp aan personen

zon-der legaal statuut ;

– de medewerking vanuit de gemeenschappen aan de opvang van slachtoffers van mensen-handel ;

– maatregelen met betrekking tot het tewerk-stellingsbeleid van risicogroepen, m e e r bepaald de OCMW-steuntrekkers.

De probleemstelling, voorstellen en concrete realisaties met betrekking tot de meeste van deze onderwerpen zijn terug te vinden in het jaarlijkse rapport van het Centrum voor Gelijk-heid van Kansen en Racismebestrijding "Op-stap naar gelijkwaardigheid", dat te verkrijgen is bij de Federale Vo o r l i c h t i n g s d i e n s t , R e g e n t-laan 54, 1000 Brussel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mijn administratie is op dit ogenblik bezig met het zelf opmaken van gemeentelijke lijsten inzake leegstand en/of verwaarlozing voor de gemeenten die geen gemeentelijke

Bovendien kan elke minister nog individueel inte- kenen voor een gedeelte uit de globale 400 V E betrekkingen waarbij de nadruk lag op stedelijk beleid en milieu.. In welke

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Beschermde monumenten – Beveiligingswerken De omzendbrief ML/7 van 28 april 1995 betreffen- de beveiligingswerken aan beschermde monumen- ten gaf

Voor palliatieve zorg werd in een afzonderlij- ke categorie voorzien binnen de Sp-diensten en hierin werd bepaald dat "de eenheid, bestemd voor patiënten die palliatieve

Dit betekent dat men steeds meer in optimale zorg voor terminaal zieke bejaar- den zal moeten voorzien ; er moet dan ook blijvend worden geijverd voor een functie palliatieve

Sinds 1996 zijn in Vlaanderen 15 palliatieve net- werken erkend en gesubsidieerd op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende erkenning en

D a a r o m is het belangrijk dat al degenen die bij de ontwik- keling van Tongeren betrokken zijn de mogelijkhe- den kennen en maximaal gebruiken die door de Vlaamse overheid

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Prijzen en eervolle vermeldingen – Overzicht Vlaanderen reikt jaarlijks verschillende prijzen uit aan personen die zich op een of ander gebied