• No results found

Vraag nr. 72 van 25 maart 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 72 van 25 maart 1997 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 72 van 25 maart 1997

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Palliatieve zorg – Erkenning en evaluatie netwer-ken

Palliatieve zorg krijgt in Vlaanderen veel aandacht. De Vlaamse Gemeenschap nam op 31 mei 1995 het besluit om palliatieve netwerken te erkennen en te s u b s i d i ë r e n . In 1994 werden hiertoe bij wijze van experiment reeds overeenkomsten gesloten. 1. Welke netwerken zijn nu erkend bij wijze van

experiment ? Welke zijn nu reeds volwaardig erkend ?

2. Hangt deze erkenning samen met federale reglementering ?

3. Werd het functioneren van deze netwerken reeds geëvalueerd ? Is er bijsturing nodig ? 4. Zijn er geografisch "blinde vlekken" voor

pal-liatieve zorg in Vlaanderen ?

Antwoord

1. Sinds 1996 zijn in Vlaanderen 15 palliatieve net-werken erkend en gesubsidieerd op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 houdende erkenning en subsidiëring van palliatieve netwerken (BS 18 augustus 1995) (voor een overzicht : zie bijlage).

De subsidiëring is gerelateerd aan het aantal inwoners, en samenvattend komt het erop neer dat een netwerk dat 300.000 inwoners bereikt jaarlijks in aanmerking komt voor een subsidie van 1.300.000 frank. In het totaal was voor 1996 in een bedrag voorzien van 24.700.000 frank. Vanaf 1994 werd door de netwerken voorberei-dend werk verricht ; zij kregen hiertoe een facultatieve subsidiëring. In 1995 voldeden 13 van de 15 palliatieve netwerken aan de gestelde voorwaarden ; zij werden erkend en gesubsi-dieerd volgens het besluit van 3 mei 1995. D e twee resterende netwerken kregen ook in 1995 nog een facultatieve toelage. Zoals boven ver-meld, zijn sinds 1996 alle palliatieve netwerken volwaardig erkend.

2. Vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 was er regelmatig overleg tussen de voor de palliatieve zorg bevoegde Vlaamse en federale minister. Elke overheid zou in overleg en met onderlinge afstemming een reglementering uitwerken. Aangezien de uitwerking van deze plannen op federaal niveau niet onmiddellijk leek te wor-den geconcretiseerd, meende de Vlaamse minis-ter in het begin van 1995 dat het niet wenselijk was nog langer te wachten met het opstellen van een eigen reglementering en legde het besluit tot erkenning en subsidiëring van pallia-tieve netwerken ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering (zie boven). Bij de opmaak van dit besluit werd wel rekening gehouden met het toenmalig federaal ontwerp van koninklijk besluit (KB) houdende vaststelling van normen waaraan een samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg moet voldoen om te worden erkend.

Dit betekent dat,mocht de federale reglemente-ring er komen, een samengaan van de federale samenwerkingsverbanden inzake palliatieve zorg en de Vlaamse palliatieve netwerken mogelijk zou zijn, tenzij het oorspronkelijke federale ontwerp van KB grondig zou zijn gewijzigd.

3. De 15 netwerken werden erkend op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995. Tijdens de eerste werkingsjaren is er veel energie gegaan naar de uitbouw en de organisa-tie van de verschillende netwerken. Een evalu-atie van het functioneren van deze netwerken zou bijgevolg voorbarig zijn geweest.

Toch worden de erkende palliatieve netwerken opgevolgd en beoordeeld op basis van de inge-diende jaarverslagen en de inspectiebezoeken ter plaatse.

4. De 15 erkende palliatieve netwerken bestrijken heel Vlaanderen ; zij bereiken in totaal 5.993.000 inwoners. Zowel de bevoegde admini-stratie als de respectievelijke provinciebesturen hebben hierbij bemiddelend en coördinerend opgetreden, zodat zich in de huidige uittekening van de palliatieve netwerken geen blinde vlek-ken voordoen.

(2)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Beschermde monumenten – Beveiligingswerken De omzendbrief ML/7 van 28 april 1995 betreffen- de beveiligingswerken aan beschermde monumen- ten gaf

Vertrekkend van volgende m i s s i e voor het Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderhe- den (gemakshalve in de tekst verder "minder- hedenbeleid" genoemd)

Dit betekent dat men steeds meer in optimale zorg voor terminaal zieke bejaar- den zal moeten voorzien ; er moet dan ook blijvend worden geijverd voor een functie palliatieve

Aangezien ik van mening ben dat de leden van de Vlaamse Heraldische Raad mogelijk een waardevolle bijdrage zouden kunnen leveren aan de werkzaamhe- den van de Raad van

Een gecoördineerd antwoord wordt verstrekt door de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn.. (Zie : Bulletin van Vragen en

Een gecoördineerd antwoord wordt verstrekt door de heer Leo Peeters, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting.. (Zie : Bulletin van Vragen

Een gecoördineerd antwoord wordt verstrekt door de heer Luc Van den Bossche, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken. (Zie

Minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangele- genheden, Wetenschap en Technologie.