Vraag nr. 14
van 17 november 1995
van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH Gemeentelijk referendum – Initiatieven
De wetgeving op het gemeentelijk referendum, bedoeld om directe inspraak te verlenen aan de gemeentenaren in het gemeentelijk beleid, blijkt meer en meer een wet te zijn zonder enige reële impact. Niet alleen is het gemeentelijk referendum niet afdwingbaar (zelfs als een tiende van de bevolking een gemeentelijk referendum vraagt, beslist de gemeente-raad nog soeverein het referendum al dan niet te laten houden), daarenboven blijken initiatiefnemers meer en meer moeilijkheden te hebben met de gemeentebestu-ren om het initiatief rond te krijgen.
1. Heeft de minister weet van enig initiatief om een gemeentelijk referendum te houden sinds de inwer-kingtreding van de genoemde wetgeving ?
2. Zo er initiatieven zijn geweest, welke materies wer-den onderworpen aan het gemeentelijk referendum ? Antwoord
Naar mijn informatie heeft tot op heden in geen enkele Vlaamse gemeente een raadpleging van de gemeente-raadskiezers plaatsgevonden overeenkomstig de bepa-lingen van de wet van 10 april 1995 tot aanvulling van de nieuwe gemeentewet met bepalingen betreffende de gemeentelijke volksraadpleging.
Volledigheidshalve wens ik er op te wijzen dat deze vaststelling geenszins verwonderlijk is, gelet op de recente inwerkingtreding van de wet, de tussenkomen-de rechtstreekse verkiezingen van tussenkomen-de wetgeventussenkomen-de kamers (cfr. het bepaalde in artikel 323, derde lid van de nieuwe gemeentewet) en de wettelijke procedure-voorschriften die de raadpleging moeten voorafgaan (zie onder meer ook het koninklijk besluit van 10 april 1994 tot vaststelling van de nadere procedureregels voor het houden van een gemeentelijke volksraadple-ging). De aangehaalde factoren kunnen alleen maar doen besluiten dat een definitieve beoordeling van de toepassing van genoemde wet in het Vlaams Ge w e s t minstens voorbarig is.
Zoals reeds aangehaald in mijn beleidsnota voor Bin-nenlandse Aangelegenheden, zal ik in de toekomst de nodige initiatieven ontwikkelen om deze inspraakpro-cedure te stimuleren, zonder evenwel afbreuk te doen aan de gemeentelijke autonomie ter zake. Meer in het bijzonder kan de toezichthoudende overheid instaan voor een doorgedreven begeleiding van de gemeente-besturen die geconfronteerd worden met een initiatief van de gemeenteraadskiezers, waaraan het bestuur positief gevolg wil geven.