• No results found

Vraag nr. 49 van 17 januari 1995 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 49 van 17 januari 1995 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 49 van 17 januari 1995

van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH IBF-subsidies – Uitbetaling

Reeds jarenlang zijn er geregeld ernstige problemen met betrekking tot laattijdige uitbetalingen van de sub-sidies in het kader van het Interdepartementaal Begro-tingsfonds (IBF). Ook in 1995 was het niet anders. Zo zijn bijvoorbeeld in de gezins- en bejaardenhulp de voorschotten van het eerste kwartaal 1995 in het zoge-naamde protocol 50, pas gestort midden september 1995. Het voorschot van het derde kwartaal 1995 even-als de afrekening van 1994, worden pas begin 1996 ver-wacht.

Sommige diensten van gezins- en bejaardenhulp komen hierdoor in zeer ernstige financiële moeilijkheden en moeten dure kredietlijnen aangaan ; RSZ-schulden en bijkomende boetes stapelen zich op en leveranciers kunnen niet worden betaald. Door deze ontoelaatbare achterstanden in de uitbetaling van de IBF-subsidies komt de bestaanszekerheid van sommige van deze diensten zelfs ernstig in het gedrang.

1. Wat zijn de precieze oorzaken van deze ontoelaat-bare achterstanden in de uitbetaling van deze subsi-dies ?

2. Over welke rechtsmiddelen beschikken de betrok-ken organisaties om de aanzienlijke financiële m e e ruitgaven die zij hebben te verhalen op de Vlaamse regering ?

3. Het IBF-stelsel is (opnieuw) slechts tijdelijk ver-lengd tot 31 december 1995. Reeds vele jaren is er sprake van om – alvast voor de gezins- en bejaar-denhulp – dit stelsel te integreren in het gewone reguliere stelsel. Wat is de stand van dit dossier ? N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer

Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn.

Antwoord

In het kader van het Programma ter Bevordering van de Werkgelegenheid in de niet-commerciële sector in het Vlaams Gewest (PBW) werd voor het protocol 50 (gezins- en bejaardenhulp) het voorschot eerste kwar-taal 1995 inderdaad gestort op 14 september 1995. Het voorschot tweede kwartaal 1995 werd op dezelfde datum uitbetaald. Ik wil erop wijzen dat het voorschot derde kwartaal 1995 werd gestort op 28 december 1995 en dat de afrekening voor het jaar 1994 voor het merendeel eind 1995 was uitgevoerd : de saldi voor het eerste, tweede en derde kwartaal 1994 werden respec-tievelijk op 22 december 1994, op 13 april 1995 en op 14 september 1995 gestort. Het saldo vierde kwartaal 1994 werd uitbetaald op 18 januari 1996, het voorschot vierde kwartaal 1995 op 8 februari 1996.

1. Als oorzaak voor de vertragingen in de uitbetaling van de PBW-tegemoetkomingen moet op de eerste plaats de laattijdige verlenging van het PBW-pro-gramma voor het jaar 1995 door de Vlaamse rege-ring worden aangegeven, namelijk 22 maart 1995. Het uitvoeringsprotocol tussen de toenmalige

Vlaamse ministers van Tewerkstelling en Welzijn werd afgesloten op 24 mei 1995.

De administratieve procedure tot uitbetaling van de voorschotten kon pas na die datum worden ingezet. Bovendien besliste de Vlaamse regering in het kader van de ontbinding van de Vlaamse Raad vanaf 7 april 1995 een procentuele blokkering door te voeren van de vastleggingskredieten, respectieve-l ijk vast respectieve-leggingsmachtigingen. De gevraagde deblokkering van de kredieten om betalingen te kunnen verrichten voor het PBW werd door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting (gedeeltelijk) toegestaan op 12 juni 1995. Deze blokkering bracht een vertraging mee voor de uit-betaling van de PBW-tegemoetkomingen.

2. In geschillen over laattijdige uitbetaling van subsi-dies beroept men zich meestal op artikel 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.

Als beginsel kan worden gesteld dat de overheid slechts aansprakelijk kan worden gesteld voor fou-ten die werden begaan door de uitvoerende macht. Binnen het algemeen aansprakelijkheidsrecht kan men recht laten wedervaren door voor ogen te hou-den dat de gedraging van de overheid moet worhou-den gemeten met behulp van het criterium van de goede-huisvader-overheid. De rechter mag ter zake slechts een marginaal toetsingsrecht hanteren. Het algemeen zorgvuldigheidscriterium houdt in dat bij de beoordeling van het overheidsoptreden rekening wordt gehouden met de specifieke taak en de situatie waarin onder meer de overheid zich bevindt en dat zij het algemeen welzijn moet behar-tigen en daarbij over een eigen mate van beleidsvrij-heid dient te beschikken.

In casu dient eiser aan te tonen dat de overheid bui-ten de haar opgelegde regelen zou zijn opgetreden. De overheid dient bijgevolg aan te tonen dat de voorschotten regelmatig en tijdig werden betaald overeenkomstig de bepalingen ter zake in de regel-geving. Voor het uitbetalen van het saldo is zij niet aan een termijn gebonden. In dat geval zal de rech-ter het optreden van de overheid aan het redelijk-heidsbeginsel toetsen.

De fout van de overheid en het oorzakelijk verband met de schade van de eiser moeten bewezen wor-den.

3. Bij besluit van de Vlaamse regering van 22 m a a r t 1995 werd het PBW-stelsel inderdaad verlengd tot 31 december 1995. Luidens de prioriteiten van de Vlaamse regering inzake tewerkstellingsbeleid, zoals vermeld in het regeerakkoord van 14 juni 1995 "moeten de tewerkstellingsprogramma's die aan structurele behoeften voldoen, geregulariseerd den". Dit betekent dat het PBW-stelsel moet wor-den opgeheven en dat de overeenstemmende mid-delen worden overgeheveld naar de functionele programma's van de begroting. Om deze beleidsop-tie uit te voeren, moet er een overeenstemming bestaan tussen de federale en de Vlaamse overheid over de voorwaarden en modaliteiten van de over-heveling van de PBW-middelen. De problematiek van de trekkingsrechten staat hierbij voorop. De omzetting, zonder akkoord van de federale

(2)

over-heid omtrent het behoud van de trekkingsrechten, zou de Vlaamse regering immers noodzaken tot een belangrijk bijkomend financieel engagement. Op 16 maart 1995 werd een protocol afgesloten tussen de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid en de gewestministers bevoegd voor tewerkstelling, houdende het technisch afsprakenkader inzake de regularisering van bepaalde programma's voor wedertewerkstelling van werklozen, meer bepaald het PBW en het derde arbeidscircuit.

Luidens dit protocol verbindt de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid zich ertoe, na overleg met de gewestministers, de bepalingen van artikel 6, § 1, IX, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 35 van de bi jzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten aan te passen. Hierbij dient onder meer de waarborg te worden ingebouwd dat het bedrag van de trekkingsrechten, overeenstemmend met de om zetting in regulier e tewerkst ell ing, behouden blijft. Het is de bedoeling zo spoedig mogelijk tot de beoogde regularisering te komen. In afwachting wordt binnenkort een ontwerp van besluit tot verlenging van het PBW-stelsel tot 31 december 1996 aan de Vlaamse regering voorge-legd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In antwoord op zijn vraag wil ik het Vlaams parle- mentslid er in de eerste plaats op wijzen dat de oprich- ting door gemeenten van VZW-PWA's een wettelijke opdracht is

Wat de beveiligingsmaatregelen voor het kruispunt van de gewestweg N8 (Ninove-Brussel) en de Luite - nant Jacopsst raat in Lennik betreft, worden momenteel de nodige gegevens

alhoewel de organisatie van de informele minister- raden Cultuur een aangelegenheid van het gastland is, kunnen onze vertegenwoordigers zich in hun moedertaal uitdrukken ;

In de Zilveren Gids, uitgegeven door Home Service van de socialistische mutualiteiten en in de Gids voor Rusthuizen voor Senioren in Vlaanderen, uit- gegeven door de

In opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap heeft het HIVA (Hoger Instituut voor de Arbeid) een onderzoek ingesteld naar het migrantenbeleid van de

In verband met de toestand van de infrastructuur van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel kan ik meedelen dat het gebouw omwille van dringende her- stellingswerken

Inzake uitbetaling van de IBF-toelage aan de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, zijn alleen diensten van de minister bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid betrokken. Ik verwijs

Voor het aanwerven van contractuele personeelsle- den kan worden teruggevallen op de organieke regeling voor het in dienst nemen van contractueel personeel (artikel XIV 2 van