bron
Willy Planck, Verkeers-prentenboek. C.A.J. van Dishoeck, Bussum 1926
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/plan026verk01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
Zij aan zij en zonder muts Rijden vader, broer en zus In een wagen, echt het paard, Met een heerlijk snelle vaart.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Als de sneeuw ligt dik en mollig, Overal zoo lekker wollig, Is 't zoo heerlijk en zoo fijn In een arreslêe te zijn.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Wie gaat er mee, roept vader luid:
Aankleeden, moeder: en jij kleine guit, Roep gauw je broer, weg met de boeken, We gaan in de lucht wat gezondheid zoeken.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Tekkel-Krompoot, Frits en Han En de kleine Janneman Houden wedstrijd, zoo je ziet.
Door het hek kijkt kleine Piet.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Hij sist en dampt en maakt lawaai.
Spoedig daarop krijgt hij zijn draai.
Het hondje blaft en maakt zich boos:
Vol aandacht kijken Kees en Koos.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Toettoet-Poetpoet, 'n auto komt Kindren zijn bang, het hondje bromt.
Daar is hij, èn.... voorbij is ie:
In stof en stank staan alle drie.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Kijk daar nu zoo 'n dikke man, Hoe die opeens hard loopen kan.
De tram gaat weg, die looze guit.
De menschen lachen Dikkie uit.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
In ieder dorp en elke stad Zijn auto-bussen op het pad.
Als moeder iets wil koopen gaan, Wordt het meestal per Bus gedaan.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Nu gaan ze al per vliegmachine, De boot, de trein kan niet meer dienen.
Hoe schoon moet het daar toch wel zijn, Hoog boven steden, Maas en Rijn.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Kliengelienge-lièng; op zij gegaan, Ziet, daar komt de brandweer aan:
De manschaps-wagen gaat vooruit:
Bestuurder zit achter die ruit.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Motor-rennen, wat een pret:
Alle zorg op zij gezet.
‘Wie zou't winnen’, vraagt de bakker:
‘De 't eerst aankomt, waarde makker’.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Daar komen ze: daar zijn ze Pa!
En ieder wuift en roept ‘hoera’
Gelijk een wervelwind voorbij Zijn ze oppens weêr allebei.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Een motorboot komt aangesuisd, Naar links en rechts het water bruischt:
De peddelboot heel even wacht, Deint op de golfjes daarna zacht.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
De boer ziet vol bewondering Naar 't reuze-groote wonderding, Dat in de lucht zoo snel kan gaan.
Waar komt dat monster wel vandaan!
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Op de rivieren, zee en meren,
Veel schepen, groot en klein, verkeeren Nu liggen ze in de haven stil,
Omdat men ze hier lossen wil.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek
Buiten op de groote zee
- Jongens mocht je maar eens mee - Een groot zeilschip spoedt zich voort.
Stuurman roept: 't is wel aan boord.
Willy Planck, Verkeers-prentenboek