• No results found

Comorbiditeit bij acuut opgenomen oudere patiënten als risicofactor voor sterfte in het ziekenhuis of binnen 3 maanden na ontslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Comorbiditeit bij acuut opgenomen oudere patiënten als risicofactor voor sterfte in het ziekenhuis of binnen 3 maanden na ontslag"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam University of Applied Sciences

Comorbiditeit bij acuut opgenomen oudere patiënten als risicofactor voor sterfte in het ziekenhuis of binnen 3 maanden na ontslag

de Rooij, S.E.; Buurman, B.M.; korevaar, J.C.; Van Munster, B.C.; Schuurmans, M.J.; Laqaaij, A.M.; Verhaar, H.J.J.; Levi, M.

Publication date 2007

Document Version Final published version Published in

Nederlands tijdschrift voor geneeskunde

Link to publication

Citation for published version (APA):

de Rooij, S. E., Buurman, B. M., korevaar, J. C., Van Munster, B. C., Schuurmans, M. J., Laqaaij, A. M., Verhaar, H. J. J., & Levi, M. (2007). Comorbiditeit bij acuut opgenomen oudere patiënten als risicofactor voor sterfte in het ziekenhuis of binnen 3 maanden na ontslag.

Nederlands tijdschrift voor geneeskunde, 151, 1987-1993.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please contact the library:

https://www.amsterdamuas.com/library/contact/questions, or send a letter to: University Library (Library of the

University of Amsterdam and Amsterdam University of Applied Sciences), Secretariat, Singel 425, 1012 WP

Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

Door de toenemende en dubbele vergrijzing van de bevol- king zal een toenemend beroep worden gedaan op zorg- instellingen zoals het ziekenhuis. In 2004 werd 12% van de 65-plussers en 6% van de personen jonger dan 65 jaar op genomen in het ziekenhuis; de gemiddelde ligduur voor

patiënten van 65 jaar en ouder was 12,6 dagen en die voor degenen jonger dan 65 jaar 6,4 dagen. Thans is ruim 40%

van de opgenomen ziekenhuispatiënten 65 jaar en ouder (www.cbs.nl).

Het aandeel acute, niet-geplande opnamen binnen de ziekenhuisopnamen betreft veelal oudere patiënten. In tegen stelling tot wat vaak gesuggereerd wordt, is binnen deze bevolkingsgroep de hoge leeftijd niet meer van belang voor de uitkomsten van ziekenhuisbehandeling. Binnen de groep oudere patiënten zijn er talrijke verschillen, maar die liggen vooral op andere terreinen dan leeftijd alleen, zoals de mate van reeds voor opname aanwezig zijnde comor- biditeit, zich veelal uitend in geestelijke en lichamelijke beperkingen. Juist de combinatie van deze beperkingen maakt een oudere patiënt tot een oudere en geriatrische patiënt met complexe noden en behoeften. Het lijdt geen twijfel dat een ziekenhuisopname bij alle oudere patiënten gepaard gaat met een hoger risico op (verder) functieverlies, hetgeen vaak resulteert in ongewenste uitkomsten, zoals o o r s p r o n k e l i j k e s t u k k e n

Comorbiditeit bij acuut opgenomen oudere patiënten als risicofactor voor sterfte in het ziekenhuis of binnen 3 maanden na ontslag

S.E.de Rooij, B.M.Buurman, J.C.Korevaar, B.C.van Munster, M.J.Schuurmans, A.M.Lagaaij, H.J.J.Verhaar en M.Levi

Zie ook het artikel op bl. 1973.

Doel. Het onderzoeken van de aanwezigheid van comorbiditeit en delirium alsmede het bepalen of deze factoren risicofactoren zijn voor ziekenhuis- en kortetermijnsterfte bij oudere, acuut opgenomen patiën- ten op een afdeling voor inwendige geneeskunde.

Opzet. Prospectieve cohortstudie.

Methode. Van opeenvolgende patiënten C 65 jaar die in de periode 1 december 2002-30 juni 2005 werden opgenomen in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam werden behalve sociale en demografische gegevens ook gegevens verzameld betreffende fysieke en cognitieve beperkingen. Bij ontslag werden comorbiditeit en ICD-diagnose vastgesteld. Drie maanden na ontslag werd geïnfor- meerd naar de omstandigheden van de patiënt.

Resultaten. Er werden 461 patiënten geïncludeerd, 195 mannen en 266 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 78,2 jaar (SD: 7,8). Er hadden 132 (28,6%) patiënten cognitieve beperkingen en het gemid- delde aantal beperkingen wat betreft algemene dagelijkslevenverrichtingen (ADL) was 5. Tijdens de ziekenhuisopname overleden 48 (10,4%) patiënten en 3 maanden na ontslag waren nog eens 74 (16,1%) patiënten overleden. De enige onafhankelijke voorspeller voor ziekenhuissterfte was delirium bij opname (OR: 2,28; 95%-BI: 1,23-4,21). Onafhankelijke risicofactoren voor sterfte binnen 3 maanden na ontslag bleken delirium bij opname (OR: 2,20; 95%-BI: 1,12-4,31), het bestaan van ADL-beperkingen voor opname (OR: 1,11; 95%-BI: 1,02-1,21), een gediagnosticeerde maligniteit (OR: 5,96; 95%-BI: 2,45- 14,52) en een hogere ‘charlson-comorbiditeitsindex’ (OR: 1,19; 95%-BI: 1,04-1,34).

Conclusie. Bij ontslag uit het ziekenhuis werd bij acuut opgenomen patiënten van 65 jaar en ouder het risico op sterfte binnen 3 maanden na ontslag uit het ziekenhuis bepaald door een combinatie van delirium bij opname, beperkte ADL-functie vóór opname, een maligniteit en comorbiditeit. Hiermee kan men oudere patiënten identificeren die baat kunnen hebben bij een uitvoerige geriatrische beoordeling tijdens ziekenhuisopname en bij een goed voorbereid ontslag waarbij rekening gehouden wordt met hun comorbiditeit.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1987-93

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Postbus 22.700, 1100 DE Amsterdam.

Afd. Inwendige Geneeskunde: mw.dr.S.E.de Rooij, internist ouderen- geneeskunde; mw.drs.B.M.Buurman, verplegingswetenschapper; mw.

B.C.van Munster, assistent-geneeskundige; hr.prof.dr.M.Levi, internist.

Afd. Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bio-informatica: mw.dr.

J.C.Korevaar, epidemioloog.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht.

Afd. Verplegingswetenschappen: mw.dr.M.J.Schuurmans, verplegings- wetenschapper.

Afd. Klinische Geriatrie: hr.dr.H.J.J.Verhaar, internist ouderengenees- kunde.

Spaarne Ziekenhuis, afd. Inwendige Geneeskunde, Hoofddorp.

Mw.dr.A.M.Lagaaij, internist ouderengeneeskunde.

Correspondentieadres: mw.dr.S.E.de Rooij (s.e.derooij@amc.uva.nl).

(3)

verder of blijvend verlies van onafhankelijkheid, opname in een verpleeghuis of uiteindelijk zelfs sterfte.

1-3

Tenminste 6% van alle acuut opgenomen ouderen zou tijdens het verblijf in het ziekenhuis één of meer compli- caties ervaren.

4

Het kan daarbij gaan om decubitus, immo- biliteit ten gevolge van inactiviteit en spieratrofie bij bed- legerigheid, acute verwardheid (delirium, of verergering van verwardheid aanwezig bij opname), letsel ten gevolge van vallen, ziekenhuisinfecties, incontinentie van urine, ondervoeding, uitdroging, medicatiefouten

5

of iatrogene complicaties na diagnostisch onderzoek. De meeste com- plicaties die in het ziekenhuis kunnen optreden, zijn (in theorie) vaak te voorkomen.

6

Patiëntkenmerken die een rol spelen bij het optreden van deze complicaties zijn, behalve de gestelde diagnose, ook de mate van comorbiditeit zich uitend in het reeds bestaan van geestelijke en lichamelijke beperkingen en het bij opname aanwezig zijn van een atypische ziektepresentatie zoals peracuut geheugenverlies, delirium of een val.

6-9

Een belangrijke overeenkomst tussen zowel de comorbi- diteit en de atypische ziektepresentatie is dat deze vaak niet of slechts ten dele wordt herkend als een belangrijk onder- deel van de complexe (medische) problematiek waarmee een oudere patiënt zich presenteert. Bovendien ontbreekt van zowel de genoemde complicaties als comorbiditeit een officiële registratie zoals wordt bijgehouden in de Lande- lijke Medische Registratie (LMR). Mede hierdoor blijft de prevalentie onzichtbaar en daarmee blijven eventuele afdelings- en ziekenhuisoverstijgende mogelijkheden voor het voorkómen van (verder) functieverlies of zelfs sterfte onbenut.

Wij onderzochten onder oudere patiënten die acuut werden opgenomen op een afdeling voor inwendige geneeskunde de prevalentie van comorbiditeit en delirium als de frequentst voorkomende atypische ziektepresentatie.

Ook onderzochten wij welke aspecten van comorbiditeit onafhankelijk samenhingen met overlijden binnen 3 maan- den na ontslag uit het ziekenhuis als ernstigste complicatie van een acute ziekte die leidde tot een ziekenhuisopname.

methode

Patiënten. De studie liep van 1 december 2002 tot en met 30 juni 2005 in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Alle patiënten die 65 jaar en ouder waren en acuut, via de Spoedeisende Hulp, werden opgenomen op de afdeling Inwendige Geneeskunde kwamen in aanmerking voor de studie. Patiënten werden geëxcludeerd van deel- name als zij geen Nederlands of Engels spraken of verston- den, als zij of hun familieleden geen toestemming gaven voor deelname, dan wel als zij van een andere afdeling kwa- men of binnen 2 dagen werden verplaatst naar een andere afdeling dan de afdeling Inwendige Geneeskunde.

Na uitleg over de studie werd toestemming aan de pa- tiënt of zijn of haar contactpersoon gevraagd. De studie was goedgekeurd door de medisch-ethische commissie van ons ziekenhuis en vormde een onderdeel van de DEFENCE I- studie. Dit acroniem staat voor ‘Development of strategies enabling frail elderly new complications to evade’. Het doel van de DEFENCE I-studie was het in het ziekenhuis zicht- baar maken van kwetsbare ouderen en van de kenmerken die met deze kwetsbaarheid samenhangen, zoals het be- staan van delirium, geheugenklachten, depressie, lichame- lijke beperkingen, ondervoeding en polyfarmacie. (Vervol- gens werd de DEFENCE II-studie uitgebreid naar 2 andere ziekenhuizen, namelijk de afdeling Inwendige Genees- kunde van het Spaarne Ziekenhuis in Hoofddorp en van het Universitair Medisch Centrum Utrecht.)

Gegevensverzameling. Binnen 48 uur na opname werd een multidisciplinaire evaluatie verricht door het consultatie- team Ouderengeneeskunde. Het team was samengesteld uit twee medisch specialisten (internist ouderengenees- kunde en klinisch geriater), een assistent-geneeskundige in opleiding tot internist ouderengeneeskunde, een verpleeg- kundig specialist en twee onderzoeksverpleegkundigen, getraind in geriatrische problemen. Zowel patiënten als familie werden geïnterviewd met speciale aandacht voor de aanwezigheid van kenmerken die samenhangen met ziekenhuiscomplicaties. Sociale en demografische gege- vens betreffende onder andere woon- en zorgsituatie, burgerlijke staat en opleidingsniveau werden tevens ver- zameld. Drie maanden na ontslag werd telefonisch contact opgenomen met patiënt en diens familie.

Meetinstrumenten. De functionele conditie van de patiënt twee weken voor ziekenhuisopname werd beoordeeld aan de hand van de score op de ‘katz-activiteiten van het dage- lijks leven(ADL)-schaal’ (inclusief instrumentele activitei- ten van het dagelijks leven; IADL)

10

en de functionele condi- tie van de patiënt in het ziekenhuis aan de hand van een

‘barthel-index’, verkregen van de eerst verantwoordelijk verpleegkundige van de patiënt. De ‘katz-ADL-schaal’ be- staat uit een versie voor de patiënt en een voor de contact- persoon.

11

De definitieve ‘katz-ADL-score’ werd gebaseerd op de score van de patiënt, tenzij patiënten ernstige cogni- tieve beperkingen hadden.

Onderzoek naar het bij ziekenhuisopname reeds bestaan van geheugenstoornissen in het kader van een delirium of dementie werd verricht met de ‘Mini mental state exami- nation’ (MMSE). De studiearts stelde bij opname de aan- wezigheid van een delirium vast. De aanwezigheid van een delirium werd geconstateerd door middel van de ‘Confusion assessment method’ (CAM),

12

een meetinstrument geba- seerd op de criteria voor delirium afkomstig uit de DSM-IV.

Tevens werd bij ontslag een ‘charlson-comorbiditeitsindex’

vastgesteld en een ontslagcode bepaald volgens de ICD-9-

classificatie.

13

(4)

De contactpersoon van de patiënt werd ook geïnterviewd om zowel de geestelijke als de lichamelijke status van de patiënt 2 weken voor ziekenhuisopname te bepalen. Onder- zoek naar het geestelijk functioneren voor ziekenhuis- opname werd bij de contactpersoon verricht met behulp van de in Nederland gevalideerde versie van de ‘Informant questionnaire on cognitive decline’ (IQCODE).

14-16

Met de IQCODE kan men de aanwezigheid van een dementie vast- stellen op basis van de antwoorden op gestandaardiseerde vragen van een contactpersoon die de patiënt minimaal 10 jaar moet kennen. De score is een gemiddelde score van de score op 16 items, elk tussen 1 (zeer verbeterd) tot 5 (erg ver- slechterd). Bij patiënten bij wie reeds eerder de diagnose

‘dementie’ gesteld is of die een gemiddelde IQCODE van 3,9 of meer hadden werden pre-existente geestelijke be- perkingen gediagnosticeerd.

Statistische analyse. Verdeling van frequenties werden ge- bruikt om de patiëntkarakteristieken te beschrijven, ge- middelde en standaarddeviatie voor continue variabelen.

Verschillen in patiëntkarakteristieken werden getest met de χ

2

-toets of met de U-toets van Mann en Whitney, waarbij p < 0,05 werd beschouwd als statistisch significant. Alle statistische analysen werden verricht met SPSS-software (Statistics Package for Social Scientists, version 12.0). Logis- tische-regressieanalyse werd toegepast om de factoren te berekenen die onafhankelijk met ziekenhuissterfte en sterfte binnen 3 maanden na ziekenhuisontslag samenhingen.

Factoren die in de univariate analyse werden opgenomen, waren leeftijd en geslacht (demografie), sociale omstandig- heden en woonomstandigheden, geestelijke en lichamelijke beperkingen (reeds vóór opname bestaande comorbiditeit), delirium bij opname voor zowel ziekenhuissterfte als sterfte binnen drie maanden en de ICD-code bij ontslag alleen als factor voor sterfte binnen drie maanden na ontslag.

De resultaten van de oddsratio’s (OR’s) uitgedrukt in relatieve risico’s werden in een nomogram weergegeven in absolute risico’s.

resultaten

In totaal kwamen 783 patiënten in aanmerking voor de studie; van hen gaven 173 patiënten (22%) geen toestem- ming of trokken hun toestemming in, 26 patiënten (3%) waren te ziek, 28 patiënten (4%) spraken of begrepen geen Ne derlands of Engels en 95 patiënten (12%) konden niet binnen 48 uur geïncludeerd worden. Uiteindelijk werden 461 patiënten in deze studie geïncludeerd. In totaal over- leden 122 patiënten; 48 (10%) overleden in het ziekenhuis en 74 (16%) binnen 3 maanden na ontslag uit het zieken- huis. De ziekenhuissterfte in een academisch ziekenhuis bedroeg in 2004 3,0%.

Patiëntkarakteristieken zijn beschreven in tabel 1. De gemiddelde leeftijd was 78,2 jaar, 42,3% was man.

Prevalentie van comorbiditeit. In totaal woonde 65,1% van de patiënten voor opname zelfstandig thuis, 28,6% had pre-existent cognitief functieverlies en 29,1% had een delirium bij opname (zie tabel 1). In totaal hadden 237 (51%) patiënten een MMSE-score van minder dan 24, al dan niet in het kader van cognitieve stoornissen bij een delirium.

De gemiddelde ligduur van patiënten met een delirium bij opname (n = 134) was 15,0 dagen (SD: 1,23). Dit was hoger dan de ligduur van patiënten die geen delirium hadden bij opname (n = 327), namelijk gemiddeld 10,7 dagen (SD:

0,52; p = 0,001).

Tabel 2 toont de verschillende beperkingen in ADL en IADL. Acuut opgenomen patiënten met en zonder cognitie- ve stoornissen verschilden in de prevalentie van reeds vóór opname bestaande lichamelijke beperkingen. Patiënten met cognitieve beperkingen hadden meer lichamelijke beper- kingen (p < 0,001).

tabel 1 . Kenmerken van 461 patiënten C 65 jaar die acuut waren opgeno- men op de afdeling Inwendige Geneeskunde van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, in de periode 1 december 2002-30 juni 2005 demografie

leeftijd in jaren, gemiddelde (SD) 78,2 (7,8)

mannen, n (%) 195 (42,3)

aantal opleidingsjaren na 6e jaar, gemiddelde (SD) 9,2 (3,6) etnische achtergrond, n (%)

blank 397 (86,1)

anders 64 (13,9)

burgerlijke staat, n (%)

alleenstaand 47 (10,2)

getrouwd, samenwonend 201 (43,6)

weduwe/weduwnaar/gescheiden 190 (41,2)

onbekend 23 (5,0)

woonsituatie, n (%)

zelfstandig 300 (65,1)

serviceflat 82 (17,8)

verzorgingshuis 56 (12,1)

verpleeghuis 15 (3,3)

transferafdeling 4 (0,9)

onbekend 4 (0,9)

functioneren vóór opname

‘(I)ADL-katz-score’, gemiddelde (SD) 5,1 (3,8) bekend cognitief functieverlies, n (%) 132 (28,6) situatie bij opname

MMSE-score, gemiddelde (SD) 21,5 (6,9)

‘barthel-score’, gemiddelde (SD) 13,2 (13,2)

delirium, n (%) 134 (29,1)

situatie bij ontslag ICD-9-categorie, n (%)

infectieuze ziekte 178 (38,6)

maligniteit 55 (11,9)

water -en elektrolytstoornis 33 (7,2)

ziekte aan spijsverteringsorgaan 66 (14,3)

cardiovasculaire ziekte 34 (7,4)

anders 95 (20,6)

‘charlson-comorbiditeitsindex’, gemiddelde (SD) 3,4 (2,3)

(5)

Risicofactoren voor sterfte. Delirium bij opname was ook na correctie de enige onafhankelijk met ziekenhuissterfte samenhangende factor (tabel 3). Delirium bleek ook na correctie een onafhankelijk met sterfte binnen 3 maanden na ontslag samenhangende factor, naast 3 andere factoren, te weten: bestaand functieverlies voor opname, de comor- biditeitsscore bij ontslag en de ontslagdiagnose ‘maligni- teit’ (zie tabel 3).

Om een interpretatie mogelijk te maken van de multi variate analyse zonder gebruik van een computer of andere reken- methode werd een nomogram gemaakt, waarin de resulta- ten van het multivariate model (als relatieve risico’s) werden weergegeven als de cumulatief voorspelde absolute kans op sterfte binnen 3 maanden na ziekenhuisontslag (figuur).

beschouwing

In deze studie kwam comorbiditeit, tot uiting komend in geestelijke en lichamelijke beperkingen, frequent voor bij acuut opgenomen oudere patiënten op een afdeling voor in- wendige geneeskunde. Bovendien was delirium bij systema- tische detectie een veelvoorkomende bevinding in deze po- pulatie. Tevens was de aanwezigheid van delirium bij acuut opgenomen oudere patiënten voorspellend voor zowel ziekenhuissterfte als kortetermijnsterfte. Patiënten met een delirium hadden een ruim tweemaal hoger risico op sterfte.

Ook vonden wij een verhoogd risico op sterfte bij patiënten met een beperkt fysiek functioneren voor ziekenhuisop- name: ieder punt extra op de ‘katz-ADL-schaal’ ging samen met 10% extra risico op sterfte binnen 3 maanden na ont- slag uit het ziekenhuis.

tabel 2 . Functionele beperkingen in activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en instrumentele activiteiten van het dagelijks leven (IADL),

10

2 weken vóór opname bij 461 patiënten C 65 jaar die acuut waren opge- nomen op een afdeling voor inwendige geneeskunde van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, 1 december 2002-30 juni 2005 onderwerpen van de vragen aantal (%) patiënten

die de vraag met

‘ja’ beantwoordden

ADL

1 hulp nodig bij het baden of douchen 138 (29,9) 2 hulp nodig bij het aankleden 77 (16,7) 3 hulp nodig bij het kammen van de haren 31 (6,7)

of het scheren

4 hulp nodig bij het naar het toilet gaan 81 (17,5) 5 gebruik van incontinentiemateriaal 145 (31,5) 6 hulp nodig bij het opstaan uit een stoel 57 (12,4) 7 hulp nodig bij het lopen 231 (50,1)

( hulpmiddel noodzakelijk)

8 hulp nodig bij het eten 50 (10,8) IADL

9 hulp nodig bij het gebruiken van de telefoon 24 (5,2) 10 hulp nodig bij het reizen 228 (49,5) 11 hulp nodig bij het boodschappen doen 230 (49,8) 12 hulp nodig bij het bereiden van een maaltijd 207 (44,9) 13 hulp nodig bij het huishoudelijk werk 343 (74,5) 14 hulp nodig bij het innemen van medicijnen 123 (26,6) 15 hulp nodig bij het omgaan met geld 182 (39,5)

tabel 3 . Oddsratio’s voor mogelijke risicofactoren voor sterfte tijdens ziekenhuisopname of binnen 3 maanden na ontslag uit het ziekenhuis, onder 461 patiënten C 65 jaar die acuut waren opgenomen op een afdeling voor inwendige geneeskunde van het Academisch Medisch Centrum te Amster- dam, 1 december 2002-30 juni 2005

variabelen ziekenhuissterfte sterfte binnen 3 maanden na ontslag

oddsratio (95%-BI) p oddsratio (95%-BI) p

medische voorgeschiedenis

lichamelijke beperking volgens de ‘katz-score’ 1,06 (0,98-1,15) 0,17 1,11 (1,02-1,21) 0,01 situatie bij opname

delirium 2,28 (1,23-4,21) 0,008 2,20 (1,12-4,31) 0,02

situatie bij ontslag ICD-9-categorie

infectieuze ziekte – 1,0

maligniteit – 5,96 (2,45-14,52) < 0,001

water- en elektrolytstoornis – 0,82 (0,25-2,74) 0,75

ziekte aan spijsverteringsorgaan – 0,80 (0,28-2,33) 0,69

cardiovasculaire ziekte – 1,55 (0,46-5,17) 0,48

anders – 1,48 (0,67-3,25) 0,34

hogere ‘charlson-comorbiditeitsindex’ – 1,19 (1,04-1,34) 0,01

– = niet geanalyseerd.

(6)

Deze resultaten zijn wat betreft ziekenhuissterfte in over- eenstemming met voorafgaande studies,

1718

echter onze studie laat zien dat binnen 3 maanden na ziekenhuisontslag deze samenhang met sterfte onveranderd aanwezig blijft.

De gemiddelde ziekenhuissterfte in een Nederlands acade- misch ziekenhuis bedroeg in 2004 3% (www.cbs.nl).

Sommige buitenlandse studies hebben ook laten zien dat de fysieke conditie van een patiënt voor opname in het ziekenhuis een belangrijke risicofactor is voor ziekenhuis- sterfte,

1920

maar slechts een enkeling heeft dit ook aan- getoond voor kortetermijnsterfte.

21

Daarnaast hebben wij een eenvoudig prognostisch model ontwikkeld, gebaseerd op de resultaten van de multivariate analyse (zie de figuur). Dit model kan bij ontslagplanning ingezet worden om een schatting te maken van de kans

op kortetermijnsterfte bij patiënten na het afronden van ziekenhuisbehandeling. Wij hebben variabelen en gevali- deerde meetinstrumenten gebruikt die ook in andere (inter- nationale) studies zijn toegepast. Het grote onderscheidende vermogen van dit model wordt gecreëerd door de indeling in laag- en hoogrisicogroepen betreffende korte termijn- sterfte. Dit is mogelijk door combinaties te vormen van de onafhankelijke risicofactoren diagnose ‘maligne aandoe- ning’, comorbiditeit, dagelijks functioneren en het al dan niet aanwezig zijn van een delirium. De inzet van een der- gelijk instrument als ons model kan leiden tot een betere ontslagplanning en hopelijk ook tot een meer op de indi- viduele behoefte toegespitst nazorgtraject.

Maar liefst 26% van alle acuut opgenomen patiënten was overleden binnen 3 maanden na ontslag uit het ziekenhuis.

De exacte reden hiervan is onbekend. Het is ook nog on- bekend hoe vaak patiënten die overleven herstellen van de lichamelijke en geestelijke gevolgen van de acute ziekte die tot opname heeft geleid. Dat dit herstel eigenlijk het belang- rijkste doel voor de patiënt zelf is, illustreert een studie waarin de belasting van een ziekenhuisopname (zoals de duur van opname of de blootstelling aan al dan niet in- vasieve diagnostische onderzoeksmethoden) wordt afgezet tegen de kans op fysieke en geestelijke beperkingen na ont- slag.

22

Het aantal oudere patiënten dat (intensieve) medi- sche behandeling overwoog nam af als de kans op derge- lijke slechte functionele uitkomsten toenam.

Onze studie kent ook enige beperkingen; een nadere toetsing van het prognostische model dient evenwel de volgende stap te zijn. Om het model in te kunnen zetten bij een goede ontslagplanning dient het allereerst gevalideerd te worden in een nieuwe populatie patiënten. Daarnaast is deze studie verricht in een academisch ziekenhuis, waar vaak ernstiger zieke patiënten worden opgenomen met ook een hogere kans op sterfte. Echter, bij vergelijkend onder- zoek blijken onze sterftepercentages overeen te komen met die van andere, niet-academische ziekenhuizen.

1 9 10

Een belangrijke kanttekening is het feit dat, ondanks een sys- tematische herkenning van comorbiditeit en risicofactoren voor ziekenhuiscomplicaties, momenteel onvoldoende kan worden ingeschat of dit herkennen daadwerkelijk zal leiden tot een verbeterde organisatie van de zorg rondom en na het ontslag uit het ziekenhuis. Bovendien werd in een grote systematische overzichtsstudie betreffende een groot aantal studies gevonden dat de ziekenhuissterfte op een inter- nistische afdeling niet positief of negatief beïnvloed wordt door een uitvoerige geriatrische beoordeling (‘comprehen- sive geriatric assessment’); mogelijk geldt dit ook voor func- tieverlies.

23

Er konden geen eenduidige uitspraken gedaan worden betreffende het effect van een betere planning van ontslag en nazorg op de kortetermijnsterfte en op het al dan niet (voorspoediger) herstellen van fysieke en geestelijke functies na ontslag uit het ziekenhuis.

23

Nomogram voor de voorspelling van de kans op sterfte voor pa- tiënten C 65 jaar, binnen 3 maanden na ontslag uit het ziekenhuis volgend op een acute opname en gebaseerd op de resultaten van de multivariate analyse. Instructie: (a) bepaal de aanwezigheid van factoren bij de patiënt en tel de punten voor iedere factor. Voor dichotome risicofactoren: scoor als de factor aanwezig is. Voor continue factoren: bepaal de score op de x-as en bepaal het aantal bijbehorende punten. Bijvoorbeeld: een patiënt zonder maligniteit (0 punten), met delirium (7 punten), een ‘charlson-comorbiditeits- score’ van 6 (10 punten) en een ‘katz-score’ van 3 (3 punten) heeft een totale score van 20 punten; (b) trek een lijn van het totale aan- tal punten recht naar beneden naar de as met de kans op sterfte binnen 3 maanden: 20 punten geeft een kans op sterfte van 28%.

maligniteit:

punten

punten

punten

punten

punten delirium:

charlson-score:

katz-score:

totaalaantal

sterfte (in %) na 3 maanden

nee ja

0 13

nee ja

0 7

0 5 10 15 20 25

0 3 6 9 12 15

0 3 6 9 12 16

0

0 5 10 15 20 25 30 35 40

3 6 9 12 15

5,1 8,1 13 19 28 40 52 64 75

(7)

Een opmerkelijke bevinding in onze studie die voorals- nog niet goed verklaarbaar is, is de constatering dat vooral een delirium en/of pre-existent functieverlies onder acuut opgenomen ouderen die een ziekenhuisverblijf overleefd hadden, samenhingen met een verhoogd risico op sterfte na ontslag. Men zou kunnen hypothetiseren dat juist de aan- wezigheid van een delirium of fysieke beperkingen een reeds aanwezige dan wel voortschrijdende kwetsbaarheid blootlegt. In dit kader moet gemeld worden dat het grootste deel van de patiënten die na ontslag kwamen te overlijden geen infauste prognose had bij opname. Zo had slechts 23%

van de later overleden patiënten bij opname een al dan niet incurabele maligniteit. In ieder geval lijkt een vroegtijdige en systematische identificatie van comorbiditeit, maar ook van risicofactoren voor de ontwikkeling van ziekenhuis- complicaties zoals een delirium bij opname, en daarmee de identificatie van hoogrisicogroepen, een eerste noodzake- lijke stap in het ontwikkelen van interventies gericht op een verbetering van ziekenhuisuitkomsten.

In de nabije toekomst zullen andere studies de mechanis- men dienen te ontrafelen waardoor delirium en pre-existent functieverlies ook na ontslag samenhangen met sterfte en of een interventie gericht op een modificatie van deze factoren de slechte uitkomsten tijdens en na ziekenhuisopname kan verbeteren. De uitkomsten van deze studie suggereren overi- gens ook de noodzaak tot verder onderzoek naar verbetering van de kwaliteit van zorg (na ontslag) van acuut opgenomen ouderen en mogelijke effecten op sterfte, oftewel naar de doelmatigheid van ziekenhuisop name en behandeling uit- gedrukt in zogenaamde voor kwaliteit gecorrigeerde levens- jaren (‘quality adjusted lifeyears’; QALY’s) en voor gezond- heidsverlies gecorrigeerde levens jaren (‘disability adjusted lifeyears’; DALY’s). Toekomstig onderzoek moet zich ook toespitsen op de vraag of verwachtingen van patiënten over- eenkomen met de uitkomsten van de ziekenhuisopname.

De belangrijkste constatering is misschien wel dat, on- danks een aanzienlijke impact op de uitkomsten van zieken- huisopname, atypische ziektepresentaties zoals delirium en met ziekenhuiscomplicaties samenhangende patiënt- kenmerken zoals geestelijke en lichamelijke beperkingen, psychosociale problemen en andere soortgelijke aandoe- ningen veel frequenter vóórkomen dan tot op heden bekend was, niet of te laat systematisch gediagnosticeerd worden en dat een landelijke registratie ontbreekt.

2425

M.van der Zwaan, C.van Rijn, A.Scheffer, J.Popma en A.Giesbers, ver- pleegkundigen, namen de interviews af. I.el-Khamsi, student medische informatiekunde, verzorgde de data-invoer.

De auteurs en de bovengenoemde verpleegkundigen vormen samen de ‘Development of strategies enabling frail elderly new complications to evade’(DEFENCE)-studiegroep.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Aanvaard op 2 mei 2007

Literatuur

1 Landefeld CS, Palmer RM, Kresevic DM, Fortinsky RH, Kowal J. A randomized trial of care in a hospital medical unit especially designed to improve the functional outcomes of acutely ill older patients.

N Engl J Med. 1995;332:1338-44.

2 Rudberg MA, Sager MA, Zhang J. Risk factors for nursing home use after hospitalization for medical illness. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 1996;51:M189-94.

3 Creditor MC. Hazards of hospitalization of the elderly. Ann Intern Med. 1993;118:219-23.

4 Thomas EJ, Brennan TA. Incidence and types of preventable adverse events in elderly patients: population based review of medical records.

BMJ. 2000;320:741-4.

5 Lefevre F, Feinglass J, Potts S, Soglin L, Yarnold P, Martin GJ, et al.

Iatrogenic complications in high-risk, elderly patients. Arch Intern Med. 1992;152:2074-80.

6 Jarrett PG, Rockwood K, Carver D, Stolee P, Cosway S. Illness presen- tation in elderly patients. Arch Intern Med. 1995;155:1060-4.

7 Wu AW, Yasui Y, Alzola C, Galanos AN, Tsevat J, Phillips RS, et al.

Predicting functional status outcomes in hospitalized patients aged 80 years and older. J Am Geriatr Soc. 2000;48(5 Suppl):S6-15.

8 McCusker J, Kakuma R, Abrahamowicz M. Predictors of functional decline in hospitalized elderly patients: a systematic review. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2002;57:M569-77.

9 Incalzi RA, Gemma A, Capparella O, Terranova L, Porcedda P, Tresalti E, et al. Predicting mortality and length of stay of geriatric patients in an acute care general hospital. J Gerontol. 1992;47:M35-9.

10 Katz S, Ford AB, Moskowitz RW, Jackson BA, Jaffe MW. Studies of illness in the aged. The index of ADL: a standardized measure of biological and psychosocial function. JAMA. 1963;185:914-9.

11 Weinberger M, Samsa GP, Schmader K, Greenberg SM, Carr DB, Wildman DS. Comparing proxy and patients’ perceptions of patients’

functional status: results from an outpatient geriatric clinic. J Am Geriatr Soc. 1992;40:585-8.

12 Inouye SK, Dyck CH van, Alessi CA, Balkin S, Siegal AP, Horwitz RI.

Clarifying confusion: the confusion assessment method. A new method for detection of delirium. Ann Intern Med. 1990;113:941-8.

13 Charlson ME, Pompei P, Ales KL, MacKenzie CR. A new method of classifying prognostic comorbidity in longitudinal studies: develop- ment and validation. J Chronic Dis. 1987;40:373-83.

14 Jorm AF, Jacomb PA. The Informant questionnaire on cognitive decline in the elderly (IQCODE): socio-demographic correlates, reliability, validity and some norms. Psychol Med. 1989;19:1015-22.

15 Jorm AF. The Informant questionnaire on cognitive decline in the elderly (IQCODE): a review. Int Psychogeriatr. 2004;16:275-93.

16 Jorm AF, Scott R, Cullen JS, MacKinnon AJ. Performance of the In- formant questionnaire on cognitive decline in the elderly (IQCODE) as a screening test for dementia. Psychol Med. 1991;21:785-90.

17 Inouye SK, Wagner DR, Acampora D, Horwitz RI, Cooney jr LM, Hurst LD, et al. A predictive index for functional decline in hospital- ized elderly medical patients. J Gen Intern Med. 1993;8:645-52.

18 Ponzetto M, Maero B, Maina P, Rosato R, Ciccone G, Merletti F, et al.

Risk factors for early and late mortality in hospitalized older patients:

the continuing importance of functional status. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2003;58:1049-54.

19 Inouye SK, Peduzzi PN, Robison JT, Hughes JS, Horwitz RI, Concato J. Importance of functional measures in predicting mortality among older hospitalized patients. JAMA. 1998;279:1187-93.

20 Brown CJ, Friedkin RJ, Inouye SK. Prevalence and outcomes of low mobility in hospitalized older patients. J Am Geriatr Soc. 2004;52:

1263-70.

21 Forster AJ, Murff HJ, Peterson JF, Gandhi TK, Bates DW. The inci- dence and severity of adverse events affecting patients after discharge from the hospital. Ann Intern Med. 2003;138:161-7.

22 Fried TR, Bradley EH, Towle VR, Allore H. Understanding the treatment preferences of seriously ill patients. N Engl J Med. 2002;346:1061-6.

23 Ellis G, Langhorne P. Comprehensive geriatric assessment for older

hospital patients. Br Med Bull. 2005;71:45-59.

(8)

24 Inouye SK, Schlesinger MJ, Lydon TJ. Delirium: a symptom of how hospital care is failing older persons and a window to improve quality of hospital care. Am J Med. 1999;106:565-73.

25 Marcantonio ER, Kiely DK, Simon SE, Orav EJ, Jones RN, Murphy KM, et al. Outcomes of older people admitted to postacute facilities with delirium. J Am Geriatr Soc. 2005;53:963-9.

Abstract

Co-morbidity in acutely hospitalised older patients as a risk factor for death in hospital or within 3 months after discharge

Objective. To study the presence of co-morbidity and delirium and to determine whether these factors are predictors of hospital and short- term mortality in elderly patients acutely admitted to a department of internal medicine.

Design. Prospective cohort study.

Method. Social and demographic data as well as data on their physical and cognitive limitations were collected from consecutive patients of 65 years and older who were hospitalised in the period from 1 December 2002 to 30 June 2005 in the Academic Medical Centre in Amsterdam, the

Netherlands. Co-morbidity and ICD diagnosis were determined on dis- charge from the hospital. Three months after discharge the patients’

circumstances were assessed.

Results. A total of 461 patients, 195 men and 266 women with an average age of 78.2 years (SD: 7.8), were included. Of these patients, 132 (28.6%) had cognitive impairment and the mean number of limitations with regard to the activities of daily living (ADL) was 5. 48 (10.4%) patients died in hospital and another 74 patients (16.1%) had died 3 months after discharge. The only independent predictor of hospital mortality was delirium at admission (OR: 2.28; 95% CI: 1.23-4.21). Independent risk factors for mortality within 3 months after discharge were: delirium at admission (OR: 2.20; 95% CI: 1.12-4.31), pre-admission ADL limitations (OR: 1.11; 95% CI: 1.02-1.21), a diagnosed malignancy (OR: 5.96; 95% CI:

2.45-14.52), and a higher Charlson co-morbidity index (OR: 1.19; 95% CI:

1.04-1.34).

Conclusion. At discharge from the hospital, the risk of death within 3 months after discharge in acutely hospitalised patients of 65 years and older was determined by a combination of delirium at admission, pre-admission ADL limitations, a malignancy, and co-morbidity. These results can be used to identify elderly patients who might benefit from comprehensive geriatric assessment during hospitalisation and from a well-prepared discharge planning that takes their co-morbidity into consideration.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1987-93

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dijkstraat 61 nadere info over de besluittekst (ongewijzigde vast- stelling) en geluidseisen bij ver- gunningvrij

De arts bespreekt met u hoe het thuis met u gaat, wat u nog belangrijk vindt en wat u wel en misschien ook niet meer wilt.. Achterin deze folder vindt u een aantal uitspraken

A Op basis van zeven pre-mRNA’s ontstaan zeven polypeptidenketens die door splicing tot één eiwit aaneen gekoppeld worden.. B Op basis van zeven pre-mRNA’s ontstaan

Onder reguliere verpleegdagen worden de verpleegdagen van de patiënten van Oogheelkunde verstaan. Onder verpleegdagen totaal vallen alle verpleegdagen op de afdeling, dus

In de basis zou lichamelijkheid meer op de voorgrond moeten staan om recht te doen aan de patiënt in zijn totaliteit waarbij niet alleen diens geest wordt behandeld maar ook

The population genetic structure of the endemic, rocky shore dwelling Caffrogobius caffer was investigated across a known major oceanographic barrier, Cape Agulhas, which has

Geef in kolom &#34;opgenomen&#34; de omvang in meters en/of Tb van alle aanwezige te bewaren archiefbescheiden dat in een actueel overzicht is opgenomen zoals bedoeld in artikel

BAMA-structuur – Opleiding verpleegkunde Binnen België hebben wij momenteel twee oplei- dingen verpleegkunde : gegradueerde verpleeg- kundige, die binnen de