Vraag nr. 100 van 6 juni 2002
van mevrouw MARIJKE DILLEN Ondersteuning leerkrachten – Initiatieven
Uit een onderzoek door de Katholieke Hogeschool Leuven rond het imago van leerkrachten, w a a r b i j een steekproefgroep van 1.000 volwassenen en 150 kinderen uit het tweede tot en met zesde leerjaar werd ondervraagd, blijkt onder meer dat de onder-vraagden de mening zijn toegedaan dat voor bij-scholing van leerkrachten, het voorbereiden van lessen en het bijwerken van leerlingen met proble-m e n , proble-meer tijd dient te worden vrijgeproble-maakt. O o k problemen thuis en op school detecteren, v e r d i e n t volgens deze gegevens meer aandacht.
Dit zijn terechte bekommernissen.
1. Welke conclusies trekt de minister uit deze re-sultaten ?
2. Op welke wijze wordt er vanuit het departe-ment bijzondere aandacht besteed aan deze twee bekommernissen die duidelijk leven bij de ondervraagden ?
3. Worden er door het departement van de minis-ter speciale studiedagen en opleidingen georga-niseerd ?
4. Wat zijn de thema's die de voorbije drie jaar aan bod zijn gekomen ?
Hoe is de respons vanuit de scholen ?
5. Krijgen de leerkrachten extra ondersteuning en bijkomende mogelijkheden om leerlingen met problemen extra bij te werken ?
6. Ook de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) hebben hierbij een verantwoordelijk-heid.
Wat is hun inbreng ?
Op welke wijze kunnen ze de leerkrachten en scholen extra ondersteunen ?
Antwoord
1. Allereerst zou ik willen opmerken dat het ver-melde onderzoek van de Katholieke Hoge-school Leuven in de eerste plaats heeft uitgewe-zen dat de leerkracht bij de overgrote meerder-heid van de bevraagden een positief imago
h e e f t . Ongeveer 88% van de bevraagde volwas-senen en kinderen evalueerden de leerkracht als kindgericht, g e d u l d i g, sociaal en geënga-g e e r d . De vermelde problemen in verband met b i j s c h o l i n g, detecteren van problemen, . . . v o r m-den slechts een nevenfacet van het onderzoek. Het spreekt uiteraard voor zich dat de gesigna-leerde problemen onze aandacht verdienen. Momenteel loopt een wetenschappelijk onder-zoek over de tijdsbesteding en taakbelasting van leerkrachten (OBPWO 00.07 "Ti j d s b e s t e-ding en taakbelasting van leerkrachten". P r o-m o t o r : E . Henderickx – Universiteit A n t w e r-p e n-RU CA ) . Dit onderzoek heeft als doel een geobjectiveerd en representatief beeld te ver-werven van de omvang en samenstelling van de taken en tijdsbesteding van leerkrachten in het b a s i s- en secundair onderwijs. Eens dit onder-zoek afgerond is (eind 2002), kunnen we de re-sultaten van beide bevragingen met elkaar verb i n d e n . ( O B P WO : O n d e r w i j s k u n d i g, B e l e i d s -en Praktijkgericht We t e n s chappelijk Onderzo e k – red.)
2 , 3 en 4. Vanuit het departement wordt getracht de scholen en leerkrachten de nodige flexibiliteit te bieden om in te spelen op de specifieke noden en behoeften. Door nascholingsmiddelen doel-gericht en toekomstdoel-gericht in te zetten, k r i j g e n alle leerkrachten de kans om zich te bekwamen in het begeleiden van leerlingengroepen die ge-kenmerkt zijn door verschillen.
Het departement ondersteunt sinds het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenoplei-ding en de nascholing (art. 43 en verder) op drie verschillende manieren de nascholing van leer-k r a c h t e n . Algemeen leer-kan men stellen dat men met dit decreet wenste te evolueren van een aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde na-scholing.
Ten eerste is er de nascholing op initiatief van de scholen. De scholen krijgen een eigen na-scholingsbudget dat ze kunnen besteden aan die nascholingsinitiatieven welke in hun nascho-lingsplan prioritair zijn.
Ten tweede is er de nascholing op initiatief van de representatieve groeperingen van inrichten-de machten. Elk jaar krijgen inrichten-deze groeperingen een bedrag ter beschikking voor het realiseren van nascholingsprojecten.
nascho-lingsprojecten die noodzakelijk zijn om de im-plementatie van onderwijshervormingen te on-dersteunen en om behoeften te dekken die ont-staan door marktdeficiënties. Via deze laatste projecten kan de aandacht gericht worden op bepaalde thema's.
Wat het voorbereiden van lessen en bijwerken van leerlingen met problemen betreft, zijn er de laatste drie jaar zeker nascholingsprojecten op initiatief van de Vlaamse regering geweest die daaraan aandacht gaven, onder andere via het thema "mentoren voor beginnende leerkrach-t e n " , "leren leren", "leersleerkrach-toornissen en leerpro-b l e m e n " , "gelijke kansen", . . . Als leerpro-b i j l a g e v i n d t de Vlaamse volksvertegenwoordiger alle the-ma's en de bijbehorende projecten van de laat-ste drie schooljaren.
De respons van de scholen op deze projecten is steeds groot geweest. Concrete gegevens zijn daarover niet beschikbaar, maar contacten met de nascholingsorganisaties laten zien dat de in-schrijvingen vlot verlopen. Het departement or-ganiseert geen studiedagen op structurele ma-n i e r, wel om bepaalde beleidsmaatregelema-n of wetenschappelijke onderzoeken toe te lichten, bijvoorbeeld de "rondes van V l a a n d e r e n " , o v e r het experiment modularisering, de participatie-conferentie, ...
5. Basisscholen krijgen een aantal lestijden ter be-schikking gesteld afhankelijk van het aantal l e e r l i n g e n . Dit systeem geeft scholen de moge-lijkheid om een optimaal lessenrooster op te stellen en de structuur van het onderwijsaanbod af te stemmen op de particuliere noden van de l e e r l i n g e n . Het systeem van de "bijzondere pe-dagogische taken" stelt basis- en secundaire scholen in staat een percentage van het toege-kende lestijden- en urenpakket te reserveren voor de optimalisatie van de pedagogisch-didac-tische organisatie. Dit kan onder meer gebeuren door het toekennen van welbepaalde coördina-tieopdrachten aan personeelsleden. S c h o l e n kunnen daarnaast de diensten inroepen van een t a a k l e r a a r, wiens taak het is om door middel van specifieke en sterk geïndividualiseerde acti-viteiten leerlingen bij te staan die door een moeilijke periode van het leerproces gaan. Via de projecten zorgverbreding en onderwijs-voorrangsbeleid kunnen scholen extra lestijden organiseren die een breder continuüm aan on-derwijszorgen voor leerbedreigde en kansarme leerlingen tot stand brengen. Onder de naam "zorgbreedte" zijn sinds het schooljaar
1992-1993 een aantal projecten opgezet die de aan-wending van knowhow uit het buitengewoon onderwijs toelaten in het gewoon onderwijs. Hierbij wordt er aandacht besteed aan vijf actie-velden : preventie en remediëring van leer- en o n t w i k k e l i n g s a c h t e r s t a n d e n , bekwaamheid in het Nederlands, intercultureel onderwijs (ICO), socio-emotionele ontwikkeling en betrokken-heid van de ouders. Het onderwijsvoorrangsbe-leid heeft als doel de onderwijsachterstand van kinderen uit kansarme milieus in het basis- en het secundair onderwijs weg te werken en hun integratie te bevorderen.
Vanaf het schooljaar 2002-2003 zal er een geïn-tegreerd gelijkekansenbeleid worden geïmple-m e n t e e r d . In dit geïntegreerd gelijkekansenbe-leid zullen de maatregelen die nu bestaan in verband met de bijzondere begeleiding van leerlingen (zorgverbreding en onderwijsvoor-rangsbeleid) worden samengebundeld. S c h o l e n kunnen dan extra lestijden of uren leraar krij-gen indien ze minstens 10 % leerlinkrij-gen tellen die voldoen aan één of meerdere "gelijkekan-s e n i n d i c a t o r e n " . Deze zijn voor het ba"gelijkekan-si"gelijkekan-sonder- basiswijs en de eerste graad van het secundair onder-wijs :
– het gezin leeft van een vervangingsinkomen, – de leerling is tijdelijk of permanent buiten
het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst,
– de ouders behoren tot de trekkende bevol-king,
– de moeder is niet in het bezit van een diplo-ma van het secundair onderwijs, een studie-getuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair on-derwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs,
– de taal die gebruikt wordt voor de gangbare communicatie in het gezin is niet het Neder-lands.
Voor de tweede en derde graad van het secun-dair onderwijs :
– de leerling heeft een schoolse achterstand van ten minste twee jaar,
– de leerling volgde het voorafgaande school-jaar onthaalonderwijs.
6. Bijscholing van leerkrachten behoort niet tot het takenpakket van een CLB, daarvoor zijn er immers andere kanalen. Wanneer een leer-kracht echter nood voelt aan ondersteuning be-treffende een specifieke problematiek bij een l e e r l i n g, kan hij/zij daarvoor wel bij zijn/haar CLB terecht. Voor systematische bijscholing rond bepaalde thema's kan de leerkracht dan weer niet bij het CLB terecht. Een voorbeeld maakt dit duidelijker : een leerkracht die onder-steuning wil bij het lesgeven aan een dyslecti-sche leerling kan daarvoor een beroep doen op het CLB, voor systematische bijscholing rond dyslexie zal de leerkracht en/of de school daar-entegen elders moeten aankloppen.
Voor het bijwerken van leerlingen met proble-men kan de leerkracht eveneens een beroep doen op het CLB. Het centrum moet de leer-kracht kunnen ondersteunen door hem (en de school) in de eerste plaats gevoeliger te maken voor eventuele signalen (signaaldetectie) die kunnen wijzen op problemen thuis of op school, en door hem te helpen die signalen te duiden. Verder moeten de leerkracht en de school bij het CLB terechtkunnen voor een eerste "scree-ning en diagnose" en moet het CLB een eerste begeleiding kunnen aanbieden (motiverende g e s p r e k k e n , consultatieve leerlingbegeleiding, . . . ) . Eventueel moet het CLB de juiste doorver-wijzing kunnen verzorgen.