• No results found

Jaarverslag 2005 O n d e r n e m e r s c h a p

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Jaarverslag 2005 O n d e r n e m e r s c h a p"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

O n d e r n e m e r s c h a p

Jaarverslag 2005

(2)

Hogeschool INHOLLAND Jaarverslag 2005

O n d e r n e m e r s c h a p

V o o r w o o r d 3

B e s t u u r l i j k 4

Ondernemend zijn zit in je gedrag

Haddo Meijer, voorzitter Raad van Toezicht 6

Verslag Raad van Toezicht 8

Wij leren zelf ook nog elke dag

Jos Elbers, voorzitter College van Bestuur 1 0

Onderwijs 1 2

Een duidelijke verschuiving van taken

Studente Prescilla Schrier en docent Jos van Meeuwen 1 4 Een minor gericht op ondernemingszin

Studentondernemers Ezio Augustzoon en Bart van den Bosch 1 6

Organisatie 1 8

Zelf richting geven aan je ontwikkeling

Margo Pluijter, projectleider Kiezen voor Professionals 2 0 We leren van en met elkaar

Marjan Besemer, onderzoeker 2 2

Goed luisteren is erg belangrijk

Nicoline Zwanenburg, studieloopbaanbegeleider 2 3 Zonder tutor vallen er slachtoffers

Adriaan Putter, tutor 2 4

Ook onze gebouwen zijn open en transparant

Brian Oud, Hoofd Facilitaire Zaken Amsterdam / Diemen 2 6 De mening van studenten is een belangrijke graadmeter 2 8 S t u d e n t t e v r e d e n h e i d s o n d e r z o e k 2 9

Ondernemerschap 3 0

Leren ondernemen - Ondernemerschap is meer dan ondernemer zijn 3 2 Alkmaar - Werken in een echt bedrijf, met echt geld 3 3 Amsterdam/Diemen - Een ondernemende houding heb je altijd nodig 3 4 Rotterdam - Voor studenten van INHOLLAND gaat de deur eerder open 3 5

Delft - Kennis bij ondernemers brengen 3 6

Haarlem - Virtuele ontmoetingsplek voor Haarlemse jongeren 3 7

Den Haag - Zaken doen met een broodje erbij 3 8

Internationaal - Community Outreach Program 3 9

(3)

C O L O F O N

Dit jaarverslag is een uitgave van Hogeschool INHOLLAND.

T e k s t

Jos Arts, Amsterdam

Hogeschool INHOLLAND Marketing & Communicatie

V o r m g e v i n g Lox, Rotterdam Front, Rotterdam

F o t o g r a f i e

Christiaan Krouwels, Utrecht

RCA-Studio, René Castelijn, Rotterdam

D r u k w e r k

Jurriaans (ovb), Amsterdam

C o n t a c t g e g e v e n s : Hogeschool INHOLLAND College van Bestuur

dr. M.W. Knoester (secretaris)

B e z o e k a d r e s : Theresiastraat 8 2593 AN Den Haag Tel: (070) 312 32 14 Fax: (070) 312 32 11 www. INHOLLAND.nl

E-mail: Maarten.Knoester@INHOLLAND.nl

P o s t a d r e s : Postbus 95597 2509 CN Den Haag

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(4)

V o o r w o o r d

H

et jaar 2005 kende voor INHOLLAND een aantal gelukkige en een aantal minder gelukkige momenten. De gelukkige momenten waren de momenten van waardering, momenten waarin we werden bevestigd in de koers die we samen hebben geko- zen. Een van die momenten was de bekendmaking van de eerste evaluaties van het competentiegericht onderwijs. Zowel studenten als docenten blijken voor het overgrote deel bijzonder positief over deze andere manier van vergaren van kennis en kunde. Maar ook de buitenwereld steunt ons hierin. Ouders spreken hun waar- dering uit voor de manier waarop studenten hun pakket kunnen laten aansluiten op hun persoonlijke belangstelling en capaciteiten, het bedrijfsleven herkent de vele mogelijkheden van onze studenten die zowel algemeen als gespecialiseerd worden opgeleid.

In dat kader verwijs ik graag naar ons nieuwe Instellingsplan, dat nog net in 2005 van de persen is gerold, en waarin uitgebreid wordt ingegaan op het onderwijs zoals wij dat in de periode 2006-2010 verder gaan ontwikkelen en concretiseren.

Ik verwijs ook graag naar de differentiatieminors die daar een belangrijke compo- nent van zijn en die het afgelopen jaar van start zijn gegaan. Zonder op de zaken vooruit te willen lopen kan ik nu al zeggen dat die differentiatieminors door de studenten enthousiast worden ontvangen. Ze gaan dus zeker een grote bijdrage leveren aan de innovatieve kennisinstelling die INHOLLAND wil zijn.

Een minder gelukkig moment vond plaats in het voorjaar van 2005, toen in de media veel publiciteit over ons heen kwam. Het behoort tot de verantwoordelijk- heden van het College van Bestuur om op zo’n moment de soms ongenuanceerde beeldvorming weer recht te zetten, maar dat heeft bijzonder veel energie gekost.

Energie die we met zijn allen liever hadden besteed aan het verder uitwerken en concretiseren van het onderwijsconcept en de onderliggende visie.

Daarmee wil ik overigens de toen geleverde kritiek absoluut niet bagatelliseren, noch ontken ik de gesignaleerde problemen. Het Studenttevredenheidsonderzoek en het Medewerkerstevredenheidsonderzoek hadden namelijk al laten zien dat we op sommige vlakken te kort schoten. We waren ons daar dus al van bewust en op een aantal punten waren al verbetertrajecten in gang gezet. Die verbetertrajecten hebben we vervolgens geïntensiveerd en een deel hebben we vastgelegd in de zogenaamde ‘Verbeterbarometer’, waarmee men kan zien hoever we zijn met het doorvoeren van de verbeteringen. Als we als hogeschool transparantie en open- heid prediken, dan moet dat natuurlijk ook gelden voor ons eigen functioneren.

De Verbeterbarometer is daarvan een tot de verbeelding sprekend voorbeeld, een uniek instrument dat wij als enige hogeschool in Nederland hanteren.

De Verbeterbarometer laat ook zien dat we als hogeschool niet bang zijn om fouten te maken. Het belangrijkste is ervan te leren, ze te herstellen en ze niet meer te herhalen. En daarvoor doen we onze uiterste best.

Het jaar 2005 kende voor INHOLLAND dus gelukkige en minder gelukkige momen- ten, maar als ik voor mezelf de balans opmaak overheersen de gelukkige. Ik hoop dat u, lezend in dit jaarverslag, dat gevoel kunt delen en dat u, net als ik, ervan overtuigd raakt dat met INHOLLAND een prachtige hogeschool wordt neergezet.

Jos Elbers

Voorzitter College van Bestuur

(5)

B E S T U U R L

“WIJ LEIDEN MENSEN OP DIE DE PERSOONLIJKHEID EN KWALITEIT

(6)

R L I J K

HEBBEN”

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(7)

“ H

et wezenlijke van ondernemerschap is voor mij dat je de dingen niet accepteert zoals ze zijn, maar dat je je inzet om ze te verbeteren. De hele samen- leving kan alleen maar functioneren als mensen zich inzetten voor verandering, voor verbetering. Dat is een kwestie van mentaliteit. Ondernemend zijn zit in je gedrag. Je kunt ondernemer worden voor eigen rekening en risico, dat is prachtig. Maar je kunt in een grote organisatie ook ondernemend zijn. Vanuit je maatschappelijke bevlogenheid. Of vanuit waar je vandaan komt. Het gaat erom dat je de wil hebt om je leven of een bedrijf of de overheid of wat dan ook op een andere manier te organiseren. Dat je je kennis inzet om die organisatie of instelling op een hoger niveau te tillen.”

Meijer heeft zelf zijn hele leven in het bedrijfsleven gewerkt en weet dat mensen daar niet alleen worden beoordeeld op wat ze weten of kunnen, maar ook op hun vermogen om die kennis te gebruiken om zich- zelf of anderen in beweging te krijgen. Daarom is hij ook zo gecharmeerd van competentiegericht onder- wijs. “Als je iets wilt, moet je je niet laten weerhou- den door barrières, en volgens mij kun je dat leren.

Ieder mens is bang om te springen, heeft aarzelingen om een bepaalde barrière te slechten. Wat je met competentiegericht onderwijs probeert te bevorderen is dat de studenten daar ervaring in opdoen. Dat wil zeggen dat ze wordt geleerd hoe ze met zelfvertrou- wen op een succesvolle manier zo’n barrière kunnen overwinnen.”

Door studenten veel eigen verantwoordelijkheid te geven is het ondernemerschap bij INHOLLAND bijna ingebakken in de opleiding. Maar Meijer erkent dat die overgang voor veel studenten aanvankelijk een brug te ver was en steekt daarvoor de hand in eigen boezem. “We hebben gemerkt dat je studenten niet zomaar ineens kunt neerzetten in een omgeving van competentiegericht leren. Je moet ze de tijd geven zich te ontwikkelen, ze duidelijk maken wat er van

ze verwacht wordt. Dat hebben we in het begin niet genoeg gedaan en daar kwamen we op een gegeven moment achter. Maar als je een nieuw concept begint maak je fouten. Dat is op zich niet erg, als je die fouten maar herstelt en niet herhaalt en daar hebben we voor gezorgd. Ook dat is trouwens ondernemer- schap. Onderwijs emancipeert bovendien. Het vraagt een enorme inzet om een samenleving te organiseren die echt multicultureel is en onderwijs heeft daar een ongelooflijk belangrijke taak in. Onderwijs geven is perspectief geven, en dat is de enige manier waarop je mensen kunt binden. Het is ook de enige manier waarop je de ouders van studenten loyaal kunt maken aan deze maatschappij.

Die moeten zien dat de maatschappij kansen geeft aan hun kinderen. Geen grotere frustratie voor ouders dan te zien dat hun kinderen geen kansen krijgen.”

Ondanks de verscherpte tegenstellingen waar Nederland de afgelopen jaren mee te maken heeft

gekregen is Haddo Meijer blij met de toegenomen belangstelling voor maatschappelijke ontwikkelingen.

Het fenomeen ‘multiculturaliteit’ heeft daar volgens hem veel mee te maken. Hierdoor is immers het besef samen te moeten leven en samen iets op te moeten bouwen weer veel sterker geworden. Het is een gevoel dat hij herkent uit de tijd dat hij opgroei- de. “Ik ben geboren in 1944, dus een kind van de wederopbouw. Iedereen was in die tijd geïnspireerd door een en dezelfde idee: help Nederland er weer bovenop. Met die geestdrift ben ik opgevoed.

Ondernemend zijn zit in je gedrag

Onderwijs geven is perspectief geven, en dat is de enige manier waarop je mensen kunt binden.

Emancipatie, internationalisering, een nieuw onderwijsconcept. Veel zaken die binnen INHOLLAND spelen hebben volgens Haddo Meijer, voorzitter van de Raad van Toezicht, te maken met ondernemerschap.

Tenminste met ondernemerschap in de brede zin van het woord.

HADDO MEIJER

(8)

Die bevlogenheid om iets te doen vanuit verantwoor- delijkheidsbesef voor de maatschappij, jezelf als bur- ger inzetten voor de samenleving, dat is naar mijn idee in de jaren tachtig een beetje verloren gegaan, maar dat zie ik nu weer terugkomen.” Toch weet Meijer uit eigen ervaring dat het opbouwen van zo’n nieuwe samenleving niet een twee drie gerealiseerd is en dat ook het bijbehorende emancipatieproces van, in dit geval, nieuwe Nederlanders, veel tijd kost.

“Uit mijn eindexamenklas HBS, en dan hebben we het over begin jaren zestig, gingen drie van de vijfen- twintig leerlingen studeren. Ik was daar een van, onder andere omdat ik door mijn vader erg werd gestimuleerd. In de klas van mijn zoon, ongeveer der- tig jaar later, ging iedereen studeren! Het heeft dus dertig jaar geduurd voordat iedereen met gelijke mogelijkheden ook gelijke kansen kreeg, en dat in een samenleving die vanuit één cultuur was opge- bouwd. Als we dan praten over nieuwe Nederlanders kun je op je vingers natellen dat het ook wel even zal

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

duren voordat dat proces is afgerond. De jongens en meisjes die het nu al lukt, die hier studeren en afstu- deren, die kunnen heel trots zijn op zichzelf. En wij op hen.” Vooral de INHOLLAND-locaties Amsterdam en Rotterdam trekken veel allochtone studenten, door Meijer overigens consequent aangeduid als ‘nieuwe Nederlanders’. Die diversiteit van de studentenpopu- latie is volgens hem niet alleen belangrijk bij het opbouwen van een nieuwe samenleving, maar biedt ook nog eens een prima uitgangspositie om een belangrijke doelstelling van de hogeschool te helpen realiseren. “Het is heel interessant om de diversiteit die je in je instelling hebt te benutten om de inter- nationalisering op gang te brengen. Wij zijn een klein land, dan is het des te belangrijker dat je met ieder- een in de wereld goed kunt opschieten. En een student uit China of Argentinië die hier zijn opleiding heeft gehad, kijkt anders naar Nederland dan voorheen. Je legt daarmee toch een verbinding

voor de toekomst.” q

(9)

H

et jaar 2005 stond in het teken van de verdere ontwikkeling en implementatie van het nieuwe onder- wijsconcept waarmee het tweede cohort inmiddels een start heeft gemaakt. Daarmee realiseerde de hogeschool een belangrijke doelstelling uit het Instellingsplan 2003-2006. De ontwikkeling van de organisatie, de cultuurverschillen binnen de hoge- school, het zoeken naar een evenwicht van lokale eenheden in een grotere organisatie, en het nieuwe onderwijsconcept, hebben echter ook een zware wis- sel getrokken op de medewerkers en de organisatie.

Dit resulteerde in een dalende tevredenheid bij mede- werkers en studenten, zoals bleek uit de tevreden- heidsonderzoeken onder studenten (STO) en mede- werkers (MTO), hetgeen leidde tot negatieve publici- teit en een daaruit voortvloeiend imagorisico. Naar aanleiding van die publiciteit gelastte de staatsse- cretaris van OCW een onderzoek door de Inspectie van het Hoger Onderwijs. De uitkomst van het onder- zoek in december laat de kritiekpunten zien zoals INHOLLAND die zelf al had geconstateerd. Het rap- port bevestigt echter ook de positieve opwaartse lijn en onderschrijft de ingezette verbetermaatregelen.

Vervolgens heeft ook de staatssecretaris daarin zijn vertrouwen uitgesproken. De Raad van Toezicht is nauw betrokken bij alle ontwikkelingen en steunt het College van Bestuur in het gekozen beleid, maar ziet ook met bijzondere aandacht toe op de uitkomsten ervan. De Raad is ervan overtuigd dat de inmiddels ingezette verbeteracties op met name voor studenten belangrijke processen hun vruchten zullen afwerpen.

In dit jaar heeft de Raad zijn goedkeuring gegeven aan de kalenderjaarrekening 2004, de collegejaarreke- ning over 2004-2005, het jaarverslag 2004, de begro- ting 2005-2006, de jointventure-overeenkomst met Nyenrode Business Universiteit, de ontvlechting van de EFA, de overdracht van de Sosa-vestigingen in Groningen, Zwolle en Vlissingen, de uitbreiding van de locatie Rotterdam en de herbenoeming van de

Verslag Raad van Toezicht

accountant. Ter voorbereiding op deze goedkeuringen vond overleg plaats met de auditcommissie en de strategiecommissie. Naast de formele punten waar- over de Raad van Toezicht besloten heeft, was er aandacht voor ontwikkelingen aangaande het dossier Rekenschap, de studentenaantallen, de implementatie van het nieuwe onderwijsconcept, de borging van kwaliteit, de uitslagen van het Studenttevreden- heidsonderzoek en het Medewerkerstevredenheids- onderzoek. In het voorjaar is tijdens een themabijeen- komst gesproken over de strategie voor de komende jaren in het kader van het Instellingsplan 2006-2010.

Ook daar is veel nadruk gelegd op kwaliteitsprogram- ma’s, studenten- en medewerkerstevredenheid, maar ook het belang van toegepast onderzoek en kennis en de rol van de onderwijsprofessional daarin. Ook de mogelijkheden voor medewerkers om te promoveren en andere vormen van scholing zijn daarbij besproken.

Tijdens een themabijeenkomst in het najaar heeft de Raad zich gebogen over de Branchecode

Governance. Ten slotte is in een bijeenkomst samen met de Hogeschoolmedezeggenschapsraad en het College van Bestuur gesproken over de snelheid van de ontwikkelingen, een fasering waar mogelijk en een vooruitblik naar de komende twee jaar.

De Raad van Toezicht realiseert zich dat het tempo en de ontwikkelingen sinds de start van INHOLLAND veel hebben gevraagd en ook op dit moment nog veel vragen van de medewerkers. De organisatie en de financiën zijn inmiddels op orde, ondersteunende sys- temen zijn ingevoerd en de implementatie van het nieuwe onderwijsconcept is zijn tweede jaar ingegaan.

Dit concept gaat uit van competentiegericht leren en biedt studenten talloze keuzemogelijkheden door een groot aanbod van differentiatieminors. Aandacht voor de primaire onderwijskwaliteit, de kwaliteit van de ondersteunende processen en de tevredenheid van studenten en medewerkers is nu topprioriteit, zodat de instroom en daarmee de continuïteit van de

B E S T U U R L I J K

(10)

instelling gewaarborgd worden. Dit is dan ook een belangrijk onderwerp van gesprek tussen Raad van Toezicht en College van Bestuur. De Raad van Toezicht spreekt het vertrouwen uit dat College van Bestuur, directeuren, docenten en ondersteunende medewerkers van Hogeschool INHOLLAND zich met elkaar daarvoor in zullen zetten.

De Raad van Toezicht van Hogeschool INHOLLAND bestaat uit acht personen en kwam in het 2005 vijf maal regulier bijeen. Aangetreden als leden van de Raad van Toezicht zijn de heren Van der Tak (Burgemeester van de gemeente Westland), Haveman (Directeur Human Resources Corus Divisie Strip Products en Directeur Human Resources Corus

Nederland), mevrouw Nelisse RC (Directeur-eigenaar Martin Frank International B.V.) en benoemd is mevrouw Mulock Houwer (Directeur-generaal Ministerie van Justitie), aantredend per 1 januari 2006. In een besloten vergadering heeft de Raad ten slotte gesproken over het eigen functioneren, de gewenste profielen van nieuwe leden, een aange- scherpte rol voor de voorzitter van de Raad, en het functioneren van het College van Bestuur. De Raad werkt, naast de auditcommissie, met commissies op het terrein van strategie, governance en remuneratie.

Den Haag, 28 maart 2006

Haddo Meijer, Voorzitter Raad van Toezicht Hogeschool INHOLLAND

H.H. (Haddo) Meijer, voorzitter (oud Voorzitter Raad van Bestuur Koninklijke Nedlloyd N.V.) J.W. (Jan-Willem) Baud (Directeur NPM Capital N.V.)

J.H. (Hans) Gerson, vice-voorzitter (Algemeen Directeur Haven Amsterdam)

G.J. (Geert-Jan) Haveman (Directeur Human Resources Corus Divisie Strip Products

en Directeur Human Resources Corus Nederland), aangetreden per 1 juni 2005 J. (Sjaak) van der Tak (Burgemeester van de Gemeente Westland), aangetreden per 1 januari 2005

Mw. M.M. (Riet) Nelisse (Directeur-eigenaar van Martin Frank International BV, directeur van de Saarländische Ketten- und Eisenwarenfabrik te Homburg, Duitsland), aangetreden per 1 oktober 2005

Mw. E.J. (Dieneke) Mulock Houwer (Directeur-generaal Ministerie van Justitie), aangetreden per 1 januari 2006.

H.T. (Henk) van der Kolk (Voorzitter FNV Bondgenoten) is op 23 september 2005 afgetreden als lid van de Raad van Toezicht. De reden voor het aftreden van de heer Van der Kolk is dat hij het lidmaatschap van de Raad van Toezicht steeds moeilijker te combineren vond met zijn voorzitterschap van FNV Bondgenoten.

De Raad hecht er aan waardering uit te spreken voor zijn collegialiteit en zijn grote bijdrage en onvoorwaardelijke steun aan de strategie en het beleid van het College van Bestuur.

Eind december heeft de Raad, conform het rooster van aftreden, afscheid genomen van de leden Van der Brugge en Knight, onder dankzegging voor de inbreng die zij hebben gehad en de grote betrokkenheid die zij daarbij hebben getoond.

q

De samenstelling van de Raad van Toezicht

ten tijde van de ondertekening van de jaarrekening:

(11)

en daar zijn we wat aan gaan doen. De belangrijkste knelpunten die uit het Studenttevredenheidonderzoek naar voren kwamen heb- ben we vertaald in een zogeheten Verbeterbarometer. In die baro- meter zijn vijf speerpunten vastgelegd die iedere week op iedere opleiding en op iedere School worden doorgelicht. Op die manier maken we niet alleen duidelijk dat we de problemen serieus nemen, we kunnen zo zelf ook zien of er werkelijk verbeteringen optreden en we kunnen die laten zien aan studenten en medewer- kers. De Verbeterbarometer staat namelijk gewoon op internet.”

Ondanks de tijdelijke commotie heeft Elbers zich nooit echt on- gerust gemaakt over de voortgang van het fusieproces, over de invoering van het nieuwe onderwijssysteem en over de hobbels die zich daarbij voordoen. Die zijn, zo weet hij, onvermijdelijk. “Mensen denken wel eens dat alles helemaal geregeld is op het moment dat je een fusie aangaat. Gedeeltelijk is dat ook zo. Een nieuwe organi- satie, een nieuwe infrastructuur, een centrale back office, dat kun je allemaal bij wijze van spreken overnight invoeren. Maar het cul- turele aspect, een nieuw onderwijsconcept, een andere manier van werken, mensen die daaraan moeten wennen, dat vraagt drie tot vijf jaar. Dat heb ik altijd gezegd, bij de fusie al.” Het meest duide- lijk manifesteerde zich dat volgens hem bij de docenten. Velen van hen gaven in het Medewerkerstevredenheidsonderzoek eind 2005 aan dat ze te weinig tijd kregen om te wennen aan het nieuwe systeem en dat ook de begeleiding daarin te kort schoot.

Elbers zegt hier verbaasd over te zijn geweest, juist omdat er zoveel geld was gestoken in extra opleidingsprogramma’s voor docenten, maar toont ook begrip. “Het bleek door de werkdruk heel lastig om er echt tijd voor te maken. Dat had ook te maken met de lastige overgangssituatie waar we nog in zitten. Een deel van de studenten studeert nog volgens het oude systeem, een deel al vol- gens het nieuwe, dus dan heb je als docent bijna dubbel werk.

Daarbij realiseer ik me maar al te goed dat we nogal wat vragen

Wij leren zelf ook nog elke dag

JOS ELBERS

MISSIE: INHOLLAND STAAT DICHT BIJ STUDENT, MARKT EN MAATSCHAPPIJ EN SPEELT

J

os Elbers glundert als hij het verhaal vertelt. Voor hem is het een bewijs dat INHOLLAND met het nieuwe onderwijsconcept en alles wat daarbij hoort de juiste keuze heeft gemaakt. “Maar”, zo haast hij zich te zeggen, “het is tegelijkertijd ook een kritische noot. Het zegt ook heel duidelijk dat wij in onze communicatie en voorlichting veel scherper en preciezer moeten vertellen wat we verwachten van onze studenten en medewerkers. Dat we beter moeten laten zien waar we mee bezig zijn. Wat dat betreft zijn wij ook nog elke dag aan het leren. Het brengt ons bijna vanzelf op de kritiek die ons vorig voorjaar bereikte, met scherpe publicaties in de kranten en op tv, met Kamervragen en een inspectieonderzoek, waarmee onafhankelijk werd aangetoond wat er aan de hand was.” Het hoort er allemaal bij, dat realiseert Elbers zich maar al te goed, maar het steekt nog wel. “Op zich was het niet zo verrassend dat er kritiek was, dat is inherent aan veranderingsprocessen. Maar waarover de studenten ontevreden waren, en vooral dat dat zoveel impact kreeg, dat verbaasde ons wel. Het ging namelijk voor een groot deel om elementen die relatief eenvoudig weg te nemen zijn.

Roosters tijdig aanleveren, e-mail op tijd beantwoorden, dat soort zaken. Daar hadden de studenten natuurlijk wel een punt, dat zijn dingen die gewoon in orde moeten zijn, net zoals riolering en elek- triciteit. Maar wat door de media niet in de beeldvorming werd meegenomen is het feit dat de studenten over het algemeen buitengewoon positief waren over het nieuwe onderwijssysteem.

Over de major/minor structuur, over de manier waarop we omgaan met competentiegericht onderwijs. Terwijl dat uiteindelijk toch is waar het om gaat.” Het enige wat een organisatie in zo’n geval kan doen is volgens Elbers transparant zijn. Eerlijk en open vertellen wat er aan de hand is en laten zien wat er gebeurt naar aanleiding van de kritiek. Want ook al was hij het niet eens met de negatieve beeldvorming, de kritiekpunten werden wel serieus genomen. “We hebben het als een signaal opgepakt. Er lag duidelijk een probleem

“Een tijd geleden was Mark Rutte hier op bezoek. Toen ik hem op een gegeven moment uitliet zag hij in de gang een groepje studenten staan waar hij onmiddellijk op afstapte. Wat vonden zij nu eigenlijk van de studieloopbaanbegeleiding?

“In het begin vond ik het helemaal niks”, zei een van die meisjes. “Helemaal waardeloos. Ik vond trouwens alles waarde- loos. Competentiegericht onderwijs, werken in groepjes, persoonlijk ontwikkelingsplan, allemaal flauwekul. Ik snapte gewoon niet wat er van me gevraagd werd. Ik wilde horen wat ik moest doen, dit boek, dat hoofdstuk. Niet dat ik het allemaal zelf moest gaan uitzoeken. Maar nu ik een jaar verder ben begrijp ik het. Nu merk ik in mijn praktijkstage hoeveel voordeel ik daarvan heb. En als ik naar mijn portfolio kijk, wat ik in het begin ook niks vond, dan zie ik dat ik een hele ontwikkeling heb doorgemaakt. En dat ik dat kan opschrijven, dat ik dat kan toetsen. Het gekke is dat als ik aan het begin van de opleiding had geweten dat dit er allemaal bij zou horen, ik het nooit had gedaan, terwijl ik nu niet meer anders zou willen.”

(12)

van docenten, met een nieuwe visie en een nieuw onderwijscon- cept dat ze zich in korte tijd eigen moeten maken.” Veel van de scepsis heeft volgens Elbers dan ook te maken met onzekerheid bij verandering, die ieder mens bijna aangeboren is. “Je weet wat je hebt en niet wat je krijgt. Het is altijd lastig om in een onzekere situatie terecht te komen. Dat geldt voor iedereen, zeker wanneer je wat ouder wordt. Dat zag je hier ook. Sommige oudere docenten kregen opeens het gevoel dat ze het twintig, dertig jaar lang hele- maal verkeerd hadden gedaan. En dat is natuurlijk absoluut niet het geval. Toen deden ze het ook uitstekend, maar wel volgens het concept en de opvattingen van het toenmalige onderwijs. En die opvattingen zijn nou eenmaal anders dan die van vandaag de dag omdat ook de maatschappij heel andere eisen stelt.” Elbers merkt wel dat naarmate de organisatie vertrouwder raakt met alle vernieu- wingen zowel studenten als docenten zich er beter bij gaan voelen.

“In het eerste jaar was alles voor iedereen nieuw, toen deden we het op lang niet alle onderdelen goed. In het tweede jaar ging het al een stuk beter. De medewerkers waren al meer gewend, de onderwijsprogramma’s waren ook wat aangepast. Ze hadden een aantal dingen inmiddels ook al een paar keer gedaan, dus ze voel- den zich wat zekerder. Neem nou de major/minor structuur. In het begin wisten veel medewerkers ook niet precies wat een major was en wat een minor, en hoe die zich tot elkaar verhouden. Nu kunnen ze daar een uitstekend verhaal over vertellen.”

Inmiddels is de major/minor structuur al bijna vanzelfsprekend geworden en is als onderdeel daarvan het afgelopen jaar een begin gemaakt met de invoering van de differentiatieminors.

De differentiatieminor blijkt een deel van de opleiding dat Jos Elbers zeer na aan het hart ligt. “We weten dat studenten pas in de loop van hun studietijd hun interesses echt gaan ontwikkelen.

Als dan blijkt dat die interesse een beetje een zijspoor is van je major, dan kun je door middel van een differentiatieminor toch iets

met die interesse gaan doen. Stel: je doet fiscale economie en je ontdekt dat je je erg verwant voelt met de creatieve sector. Dan kun je die twee aspecten door middel van een differentiatie- minor, bijvoorbeeld bij Media & Entertainment Management, bij elkaar brengen. Je kunt daardoor altijd je opleiding precies laten aansluiten op wat jij wilt, op wat jij goed kunt. En dus zul je daardoor straks, als je een baan gaat zoeken, ook sneller op je plek terechtkomen.

Die differentiatieminor is uniek voor INHOLLAND, en daar zijn we dan ook heel trots op.” In de ogen van Elbers is de differentiatie- minor een belangrijke hoeksteen van de opleiding. Door de diffe- rentiatieminor kunnen studenten immers hun mogelijkheden en talenten maximaal benutten. Daarvoor moeten ze dan wel zelf gaan bepalen wat die talenten zijn en hoe ze denken ze te benutten. Met andere woorden: ze moeten ondernemingszin tonen. Maar dat is volgens Elbers in het huidige tijdsgewricht een voorwaarde voor maatschappelijk succes. “Of je nu zelfstandig ondernemer wordt of in loondienst gaat, overal heb je ondernemingszin nodig. Je moet overal je mannetje of vrouwtje kunnen staan, initiatief tonen, risi- co’s nemen, creatief zijn, staan voor wie je bent. Wij leiden geen mensen op die veertig jaar hetzelfde gaan doen. Wij leiden mensen op die de persoonlijkheid en kwaliteit hebben om op een gegeven moment ook nog een andere richting uit te gaan. Het gaat om die houding. Risico’s nemen, fouten maken, en daarvan leren. Dat geldt voor studenten. Dat geldt voor medewerkers. En dat geldt

ook voor ons als hogeschool.” q

GERICHT IN OP DE VRAAG NAAR GRENZELOOS ONDERWIJS EN TOEGEPASTE KENNIS.

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(13)

O N D E R W I

“JE ZIET IN HET BEDRIJFSLEVEN DAT MENSELIJK KAPITAAL STEEDS

(14)

W I J S

MEER WORDT BESCHOUWD ALS BEPALEND VOOR SUCCES.”

F O T O G RAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

(15)

“ I

n mijn basketbalteam zitten een paar speelsters die niet zo goed kunnen

dribbelen. Dan ga je niet proberen om hen dat toch te leren, maar dan ga je hun sterke punten juist verder ontwikkelen. De een kan goed schieten, de ander kan goed dribbe- len. Zo bouw je een sterk team op waarin de speelsters elkaar aanvullen.” Precilla Schrier, studente Commerciële Economie aan de School of Economics in Rotterdam, trekt moeiteloos parallellen tussen haar opleiding en haar privé-leven. In de mini-onder- neming die ze samen met zeven andere studenten bestiert, heeft iedereen zijn sterke en zijn minder sterke kanten, maar samen doen ze het prima. Iedereen kan zich er namelijk concentreren op iets wat hij wel goed kan, net zoals in haar basketbalteam. Zelf is ze wat minder sterk in de financiële aspecten van een onderneming, maar juist wel weer zeer geïnteresseerd in mensen en hoe je ze kunt motiveren. Vandaar ook dat de differentiatieminor People Management voor haar een aantrekkelijke uitbreiding was van haar curriculum. “In ons eigen bedrijfje ben ik ook manager human resources. Ik vind het leuk om te kijken hoe mensen functioneren en hoe je dat kunt verbeteren, hoe je moet omgaan met problemen. Dat hoop ik in deze minor nog beter te leren.”

Een duidelijke

verschuiving van taken

D I F F E R E N T I A T I E M I N O R S

p

(16)

q De differentiatieminor People Management is het afgelopen jaar ontwikkeld binnen de School of Social Work Haarlem. Door het aanbieden van differentiatie- minors wil INHOLLAND studenten gedeeltelijk zelf hun onderwijsprogramma laten samenstellen. Een dif- ferentiatieminor is soms een verdieping van de major- opleiding, maar veel vaker een soort uitstapje naar een heel ander vakgebied dat toch een waardevolle aanvulling is op de eigen major. Op die manier kun- nen studenten hun opleiding nog zorgvuldiger afstem- men op hun eigen interesses en talenten. Het is de bedoeling dat ze daardoor straks ook een betere uit- gangspositie krijgen op de arbeidsmarkt.

Volgens Jos van Meeuwen, een van de ontwikkelaars van de differentiatieminor People Management, is er zeker behoefte aan de vaardigheden die studenten in deze minor leren. Hij staat er dan ook niet van te kij- ken dat zich al meteen in het eerste jaar 130 studen- ten hebben aangemeld. “Je ziet in het bedrijfsleven, maar ook in de sector not-for-profit, dat menselijk kapitaal steeds meer wordt beschouwd als bepalend voor succes. Hoe krijg je mensen in beweging? Wat weerhoudt ze om in beweging te komen? Hoe ga je met problemen en conflicten om? Dat soort vragen wordt steeds belangrijker. Medewerkers op de goede manier aansturen, daar gaat het om.” Tegelijkertijd constateert Van Meeuwen dat het niet meer alleen de afdeling Personeelszaken is die zich op die manier met de medewerkers bezighoudt. “Er is een duidelijke verschuiving gaande. Heel veel zaken die vroeger de verantwoordelijkheid waren van de personeelsmana- ger vallen nu onder de gewone lijnmanager. W e r v i n g

& Selectie, functionerings- en beoordelingsgesprekken, noem maar op. Met andere woorden: in de toekomst zal iedere manager daarmee te maken krijgen. Dus als je een baan op managementniveau ambieert is het nodig om op dat gebied een aantal zaken te leren.”

F O T O G RAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

(17)

MINOR ONDERNEMEN

Een minor gericht op o n d e r n e m i n g s z i n

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(18)

B

ij sommige mensen zit het ondernemen in het bloed en bij INHOLLAND-s t u d e n t Bart van den Bosch is dat duidelijk het geval. “Wat moet ik doen om jou in mijn pakken te laten lopen?” vraagt hij aan het eind van een telefonisch interview over zijn bedrijf Vendiamo i Vestiti. Naast zijn studie Management, Economie & Recht in Den Haag verkoopt Bart zakelijke kleding:

kostuums, overhemden, stropdassen, het hele assortiment. Niet gewoon in een win- kel, zoals de meesten dat doen, maar door de klanten thuis of op kantoor te bezoeken, een formule die hij zelf heeft bedacht. Door die ondernemende instel- ling onderscheidt hij zich sterk van de gemiddelde Nederlandse student. Nog geen 10% van de universitaire en hbo-stu- denten overweegt namelijk om een eigen bedrijf te beginnen en dat baart de over- heid al jaren veel zorgen.

Ondernemerschap, zo blijkt uit allerlei onderzoeken, levert een grote bijdrage aan de productiviteitsgroei en innovatie- kracht van de economie en is dus brood- nodig voor het behoud van onze welvaart.

Maar uit diezelfde onderzoeken komt ook naar voren dat het Nederlandse onderwijs te weinig aandacht besteedt aan het ont- wikkelen van dat ondernemerschap. Zeker in vergelijking met andere landen.

INHOLLAND heeft die maatschappelijke uitdaging opgepakt door het ontwikkelen van de differentiatieminor Ondernemen,

die wordt aangeboden door de School of Economics in Den Haag.

“Veel studenten hebben geen flauw idee wat ondernemen inhoudt”, zegt docent Frank Mosselman, “door studenten direct aan de slag te laten gaan met hun eigen onderneming willen we ze dat in de prak- tijk leren. Door het zelf te doen komen ze er snel achter wat wel en niet werkt en of het ondernemerschap bij ze past.”

Een van de ondernemers die hebben meegewerkt aan de ontwikkeling van de minor Ondernemen is Ezio Augustuszoon, die met zijn bedrijfje Bighead hiphop- muziek verkoopt via internet. “Ik was via een stichting al een paar maanden bezig met het ontwikkelen van muzikale talenten in jongeren en artiestenpromotie, maar het verliep allemaal erg moeizaam. Toen ik mee ging werken aan de voorbereidin- gen op de differentiatieminor heb ik samen met Frank Mosselman een heel andere aanpak bedacht en daar een busi- nessplan voor geschreven. Dat heb ik gepresenteerd, daar kwamen weer allerlei tips uit voort over zaken als financiën en marketing en zo is Bighead langzaam gaan rollen.” De kleine ondernemingen die via deze differentiatieminor worden opgezet passen perfect in het concept mini-onderneming, zoals dat enkele jaren geleden in de kabinetsnota ‘De

Ondernemende Samenleving’ werd gefor- muleerd. Mini-ondernemingen hadden in die nota als belangrijkste functies het bij

studenten ontwikkelen van een onderne- mende houding en het vertrouwd maken met zoveel mogelijk facetten van het ondernemerschap. Omdat Bart van den Bosch al een tijdje bezig was met zijn bedrijf is ook hij nadrukkelijk betrokken bij de ontwikkeling van de minor Onder- nemen. “Voor studenten is het natuurlijk inspirerender om uit mijn mond ervarin- gen te horen dan uit die van een docent.

Problemen waar ik tegenaan loop zijn voor de meeste studenten die een eigen bedrijf beginnen heel herkenbaar. Zo moest ik op een gegeven moment stage gaan lopen, maar dat zou betekenen dat ik vanwege tijdgebrek mijn eigen bedrijf zou moeten sluiten. Nu loop ik stage in mijn eigen bedrijf.” Hoewel de minor voor- al is gericht op het ontwikkelen van ondernemerszin en het leren van een aan- tal praktische vaardigheden moet niet worden uitgesloten dat het ook een springplank wordt voor nieuwe bedrijven.

Studenten die zijn afgestudeerd en hun bedrijf willen voortzetten kunnen dan ook nog een jaar lang rekenen op hulp en begeleiding van INHOLLAND. Bart van den Bosch zal daar zeker gebruik van maken. “Het gaat natuurlijk niet allemaal vanzelf”, zegt hij. “Dus is het wel fijn om nog even een sparring partner te hebben om te praten over groei, hoe om te gaan met concurrentie, dat soort dingen.”

In Nederland beginnen te weinig mensen een eigen bedrijf. De overheid maakt zich daar veel zorgen over want zelfstandig ondernemers zijn een belangrijke economische motor. Als belangrijke oorzaak voor het gebrek aan ondernemerszin geldt de geringe aandacht hiervoor in het onderwijs.

Voor INHOLLAND reden genoeg om te komen met de differentiatieminor Ondernemen.

q

(19)

O R G A N I S A

“BINNEN COMPETENTIEGERICHT ONDERWIJS MOETEN STUDENTEN

(20)

I S A T I E

LEREN ZICHZELF IN BEWEGING TE ZETTEN.”

F O T O G RAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

(21)

KIEZEN VOOR PROFESSIONALS

“ B

innen de School of Law bestaat bijvoorbeeld een onderwerp ‘Juridische Databanken’. Daar leren stu- denten hoe ze allerlei juridische informatie kunnen opzoeken, van welke digitale databanken ze gebruik kunnen maken, hoe ze toegang krijgen. Dan heb je het over heel iets anders dan even een trefwoord intypen op Google. Tegelijkertijd zijn er docenten die dat nooit geleerd hebben. Die daardoor straks een achterstand hebben op hun eigen studenten. Dat kan natuurlijk niet en dus gaan docenten van de School of Law hun eigen collega’s hierin bijscholen. Het is een mooi voorbeeld van professionalisering in de rol van ‘expert’.

Voor Margo Pluijter, projectleider ‘Kiezen voor Professionals’, is het zonneklaar dat de overgang naar competentiegericht onderwijs niet alleen andere eisen stelt aan studenten, maar minstens zozeer aan docenten. “In het traditionele onderwijs werden stu- denten voornamelijk aangestuurd op inhoud. Je had vakdocenten die vreselijk veel afwisten van een bepaald vakgebied en die kennis overdroegen op de studenten. Binnen competentiegericht onderwijs moe- ten studenten leren zichzelf in beweging te zetten. Ze moeten leren leren, ze moeten leren reflecteren, ze moeten zelf sturing gaan geven aan hun ontwikkeling.

Dat zijn nieuwe competenties (kennis, houding en p

De invoering van competentiegericht onderwijs stelt niet alleen andere eisen aan studenten, maar ook aan docenten en medewerkers, die allerlei nieuwe vaardigheden moeten leren.

Volgens Margo Pluijter is dat niets nieuws. “Docenten zijn altijd bezig geweest met professionalisering. Het was vroeger alleen minder zichtbaar.”

Zelf richting geven aan je ontwikkeling

vaardigheden), die ze uiteraard ook moeten worden bijgebracht. Dat vraagt dus ook andere competenties van de docent.”

Om docenten houvast te geven bij wat er van hen wordt verwacht in het nieuwe onderwijs is binnen

‘Kiezen voor Professionals’ een competentieprofiel geformuleerd. Hierin worden acht verschillende rollen onderscheiden die een moderne docent moet kunnen vervullen. Op het eerste gezicht lijken de rollen over- een te komen met wat de docent altijd al heeft gedaan, maar daar is Pluijter het absoluut niet mee eens. “De rollen van tutor en studieloopbaanbegelei- der zijn bijvoorbeeld veel zwaarder geworden. Een goede vakdocent is niet automatisch een goede tutor en kan vreselijk met de handen in het haar zitten bij studenten die niet weten wat ze moeten gaan doen.

De docent van vandaag moet studenten leren zélf na te denken. Dat is een heel andere vaardigheid dan alleen kennis overdragen. Iets soortgelijks geldt ook voor de rol van studieloopbaanbegeleider. Die moet de studenten niet gaan vertellen hoe ze iets moeten doen, maar moet ze leren hoe ze zélf invulling kunnen geven aan hun ambities en hoe ze zichzelf persoonlijk kunnen ontwikkelen. Ga er maar aan staan. Zeker op een hogeschool als INHOLLAND waar een groot deel van de studenten een culturele achtergrond heeft van waaruit men vaak helemaal niet gewend is om zelf initiatief te nemen, of om te reflecteren op het eigen gedrag.”

Door het andere onderwijsconcept krijgt professionali- sering nu veel aandacht, maar goede docenten waren daar volgens Pluijter altijd al mee bezig, alleen was het toen minder zichtbaar. Toch voelt ze bij docenten meer behoefte aan extra scholing dan voorheen. “Ze vragen om training en intervisie, maar ze willen ook graag casussen bespreken of worden gecoacht door een meer ervaren collega. Maar ze zitten vaak klem tussen die scholingsbehoefte en de werkdruk.

De docent van vandaag moet studenten leren zélf na te d e n k e n .

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(22)

p Ze willen graag professionaliseren, maar vinden het vaak lastig om daar tijd voor te maken omdat ze ook gewoon tentamens moeten nakijken en lessen voor- b e r e i d e n . ”

Margo Pluijter heeft zelf ook trainingen gegeven aan docenten en stuitte toen op een heel ander probleem.

Want wat is het beste moment om docenten te gaan scholen? “Dat is een kip-ei discussie. Toen ik de eer- ste groep studieloopbaanbegeleiders ging trainen werd er bij de School nog ‘ouderwets’ onderwijs gegeven. Daardoor konden de inzichten van die trai- ning nog niet direct worden toegepast. Voor veel docenten bleef het daardoor erg abstract. Maar toen ik later dezelfde training gaf aan een andere groep die al een half jaar bezig was met het nieuwe onderwijs riep iedereen dat ze die training wel eerder hadden

willen hebben. Je bent altijd te vroeg of te laat. Ik denk dat je onderwijshervorming en scholing van docenten en medewerkers zoveel mogelijk parallel moet laten lopen, zoals nu in feite ook gebeurt.”

‘Kiezen voor Professionals’ wordt geïnitieerd vanuit INHOLLAND.

De vraag blijft of docenten niet veel meer zélf dat soort initiatieven zouden moeten nemen. Van studenten wordt toch ook verwacht dat ze zelf het voortouw nemen bij hun carrièreontwikke- ling. Margo Pluijter ziet hierin een duidelijke taak voor zowel de hogeschool als de individuele docent. “Je mag dingen van elkaar verwachten. De hogeschool mag niet stil blijven staan bij de ingangseisen, maar moet ervoor zorgen dat docenten en andere mede- werkers zich blijven ontwikkelen. Daar moet je ook scholingsmogelijkheden voor aanbieden, zeker op het moment dat je kiest voor een nieuw onderwijs- concept, daar moet je mensen in begeleiden.

Tegelijkertijd mag je van docenten verwachten dat ze zich nieuwe inzichten en ontwikkelingen eigen maken.

Door de PCM-cyclus en het IPOP kunnen ze zelf richting geven aan hun ontwikkeling. Dat maakt het natuurlijk alleen maar leuker.”

Je mag dingen van elkaar v e r w a c h t e n .

q

De verschillende rollen van een docent

Expert kennisdomein

Is deskundig op verschillende terreinen en heeft contacten met het beroepenveld. Hij draagt kennis over tijdens colleges en als consultant bij projectgroepen. Hij stimuleert zelfsturend leren en leert studenten kennisbronnen te ontsluiten.

O n d e r w i j s o n t w i k k e l a a r

Zorgt voor samenhang tussen de verschillende onderwijs- eenheden en competentieprofielen. Hij vertaalt competenties naar onderwijsonderdelen en ontwikkelt zowel inhoudelijk als didactisch onderdelen van het onderwijsprogramma.

T o e t s o n t w i k k e l a a r

Construeert valide en betrouwbare (vakoverstijgende) toetsen en assessments die de student inzicht geven in zijn niveau van competentieontwikkeling.

A s s e s s o r

Beoordeelt op objectieve wijze de competentieontwikkeling van een student.

S t u d i e l o o p b a a n b e g e l e i d e r

Is een individuele coach; hij geeft raad en helpt studenten zelf hun antwoorden te vinden. Daarnaast is hij gesprekspartner, helpt de student met het formuleren van zijn leerdoelen en het zichzelf sturen, spoort aan tot reflectie op eigen handelen en ondersteunt bij het overwinnen van studieproblemen.

T u t o r

Begeleidt studenten bij de uitvoering van opdrachten. De tutor is tijdens een project de coach van het leerproces van studenten.

Hij voorziet de groep en de individuele studenten van adviezen over de uitvoering van de opdracht maar doet daarbij geen inhoudelijke uitspraken over het product.

C o ö r d i n a t o r

Organiseert de onderwijsprocessen en activiteiten. Hij coördineert de werkzaamheden van de docenten uit het team, speelt in op vragen en behoeften van studenten en collega’s en adviseert de betrokken opleidingsmanager over alle aspecten die nodig zijn voor de inhoud en kwaliteit van de opleiding.

O n d e r z o e k e r

Doet methodologisch verantwoord onderzoek, vaak binnen een kenniskring. Hij is expert op zijn vakgebied en zal streven naar vernieuwingen en deze toepassen binnen het onderwijs. q

(23)

“Ik vind het heel leuk en afwisselend om naast mijn uitvoerende onderwijstaken ook te participeren in een kenniskring. Dat komt ook doordat we een heel inspi- rerend team hebben. We leren echt van en met elkaar.” Marjan Besemer werkt als docent bij de School of Economics in Den Haag en doet daarnaast onderzoek in de Kenniskring Intellectual Capital, waar ze zich onder andere bezighoudt met de competenties van de kenniswerker en de betekenis van kennis en kennisontwikkeling in competentiegericht onderwijs.

“Door de kenniskringen kun je je als docent intensief in een bepaald onderwerp verdiepen en je dus verder specialiseren. Helaas ben ik maar één dag per week beschikbaar, maar dat is mijn eigen keuze. Ik werk parttime en vind het ook belangrijk om mijn werk voor de kenniskring te combineren met onderwijs geven.

Als ik heel eerlijk ben, ben ik daardoor natuurlijk geen echte onderzoeker. Ik werk meer op projectbasis mee aan lopend onderzoek.” Toch is de kenniskring voor

Besemer een wezenlijke toevoeging aan het hoger onderwijs, en zeker niet alleen omdat het haar per- soonlijk verdieping brengt. “De kunst is natuurlijk om het onderzoek te verbinden met het onderwijs en dat gebeurt in onze kenniskring volop, onder andere door- dat we modules ontwikkelen voor het onderwijs.

Daardoor snijdt het mes aan twee kanten. Wij leren als docenten in de praktijk en ontwikkelen nieuwe kennis die we kunnen overdragen aan studenten.”

Niet alleen docenten, ook studenten kunnen deel- nemen aan een kenniskring en daardoor hun kennis en vaardigheden vergroten. “In de Kenniskring Intellectual Capital doen we drie grote onderzoeken waar studenten in meedoen. En in 2007 organiseren we een groot internationaal congres. We zijn nog op zoek naar studenten die daaraan willen meewerken.

Voor wie organisatie-ervaring op wil doen is dat natuurlijk een mooie kans.”

KIEZEN VOOR PROFESSIONALS

q F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

de onderzoeker

WE LEREN VAN EN MET ELKAAR

(24)

“Door een goede studieloopbaanbegeleiding maken studenten vaak beter doordachte keuzes als het gaat om werk of verder studeren. En met beter doordacht bedoel ik dan vooral een keuze die echt bij hun past, die aansluit bij hun per- soonlijkheid en belangstelling.”

Nicoline Zwanenburg is studieloopbaanbegelei- der en teamcoördinator Medisch Beeldvorm- vormende & Radiotherapeutische Technieken (MBRT) bij de School of Health in Haarlem. Zij merkt dat studenten duidelijk profijt hebben van de persoonlijke aandacht van een docent voor de studievoortgang, maar ze merkt ook dat het meestal wel even duurt voordat de student dat zelf inziet. “Veel eerstejaars studenten vinden het wel gemakkelijk als anderen voor hun na- denken. In dat eerste jaar ben ik dan ook vooral sturend bezig, vooral bij de studenten die direct van de HAVO komen, die zijn het nog helemaal niet gewend om zelf hun studie in te moeten

richten. Bij MBRT is studieloopbaanbegeleiding vijf jaar geleden opgenomen in het programma en daar zie je dat vooral derde- en vierdejaars studenten actief hun studie gaan sturen. Ze kun- nen problemen bespreekbaar maken en komen zelf met suggesties voor oplossingen, denken na over hun ambities en hoe ze die willen realiseren.

Allemaal competenties die ze straks ook nodig hebben in de maatschappij wanneer ze zich moeten aanpassen aan een nieuwe functie of w e r k s i t u a t i e . ”

Vooral de duale studenten die al een hbo-oplei- ding hebben afgerond en soms zelfs een paar jaar werkervaring hebben kunnen volgens Zwanenburg uitstekend duidelijk maken wat ze willen.

“Daar ben ik vooral bezig met het aanvragen van vrijstellingen, het helpen kiezen van de

juiste differentiatieminor. Ik kan goed luisteren, dat is erg belangrijk.”

F O T O G RAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

q

de studieloopbaanbegeleider

GOED LUISTEREN IS ERG BELANGRIJK

(25)

“In de luchtvaart, die ik als bedrijfstak goed ken, maar ook in de rest van het bedrijfsleven, zie je dat er steeds meer behoefte komt aan mensen die in een team kunnen samen- werken, die samen met anderen een product kunnen ople- veren. Het is goed dat die vaardigheden nu ook in het onderwijs terugkomen.” Adriaan Putter was ooit betrokken bij de opleiding Luchtvaarttechnologie en is tegenwoordig als docent Bedrijfskundige Informatica en Technische Informatica verbonden aan de School of Technology in Alkmaar. Daarnaast is hij tutor en begeleidt daardoor groepjes eerste- en tweedejaars studenten bij langlopende projecten. En dat is zeker niet alleen iedere week even gezellig samen kletsen. “Soms moet ik ze stevig aan- pakken. Een projectgroep vraagt om een duidelijke verde- ling van taken en verantwoordelijkheden, met een voorzit- ter die wekelijks een vergadering plant en daarvoor een agenda vaststelt, met een notulist die notulen maakt en verspreidt. Dat moet je allemaal begeleiden. Verder kijk ik naar hun plan van aanpak, naar hun voorstellen voor samenwerking met ondernemingen in de regio en uiteraard

naar de manier waarop binnen de groep wordt samenge- werkt.” In het verleden werd op de hogeschool ook wel in projectgroepen gewerkt, maar volgens Putter heel anders dan nu. “Het werd lang niet zo intensief begeleid.

Studenten worden nu echt gedwongen om te leveren, om samen te werken, om te structureren. Daardoor leren ze veel meer van projectmatig werken.” Putter heeft iedere week overleg met zijn projectgroepen en maakt daarnaast intensief gebruik van Blackboard om het proces en de pro- ducten in de gaten te houden. Ook docenten die vakinhou- delijk met de projectgroep zijn verbonden volgen de groep via Blackboard en zorgen op dat vlak voor begeleiding. De rol van tutor betekent dat Putter zich niet vakinhoudelijk met de groep bemoeit, maar daar staat wel wat tegenover.

“Ik leer de studenten zo veel beter kennen. Het contact is persoonlijker en informeler dan wanneer ik alleen maar les geef in de klas. Ik weet ook zeker dat er bij dit soort lang- lopende projecten slachtoffers zouden vallen als er geen tutor is die hen wekelijks begeleidt.”

KIEZEN VOOR PROFESSIONALS

F O T O G RAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

q

de tutor

ZONDER TUTOR VALLEN ER SLACHTOFFERS

(26)

F a c i l i t e i t e n

"GOED ONDERWIJS VRAAGT OM EEN GOEDE LEEROMGEVING"

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(27)

B

uiten lijkt het op een grote zandbak, maar daar lij- ken studenten en medewerkers zich niets van aan te trekken. In een gestage stroom gaan ze naar binnen, de liften in, de roltrappen op. Het is februari 2006 en pas een week geleden dat aan de Amsterdamse De Boelelaan het gebouw van Opleidingsinstituut Zorg en Welzijn (OZW) in gebruik werd genomen. De bouw- vakkers zijn nog niet helemaal klaar, maar de School of Health en de School of Social Work Amsterdam zijn al vol in bedrijf. Als de komende weken op de andere verdiepingen het VUMC en ROC ASA ook nog in het gebouw zijn getrokken is een sterke bundeling ontstaan van opleidingen op het gebied van zorg en welzijn. Brian Oud, hoofd Facilitaire Zaken

Amsterdam/Diemen is blij met het nieuwe gebouw, dat eind 2005 is opgeleverd. Hij herkent in het gebouw duidelijk de filosofie van INHOLLAND.

“Vroeger kozen onderwijsinstellingen voor puur func- tionele gebouwen. Leslokalen, docentenkamers, meer niet. Functionaliteit is nog steeds van belang maar de hogeschool is ook een ontmoetingsplek waar studen- ten en medewerkers zich prettig moeten voelen. Bij INHOLLAND is huisvesting een belangrijk speerpunt.

Goed onderwijs vraagt om een goede leeromgeving

F A C I L I T E I T E N

Ook onze gebouwen

zijn open en t r a n s p a r a n t

Modern onderwijs vraagt om een gebouw met faciliteiten van deze tijd. Dit betekent o.a. minder collegezalen en meer plekken voor overleg in groepjes of om snel even in te loggen op internet. “Het gaat erom dat we aftasten wat de behoeften zijn bij studenten en docenten, en welke faciliteiten daarbij horen”, aldus Brian Oud, hoofd Facilitaire Zaken Amsterdam/Diemen.

F O T O G RAFIE: CHRISTIAAN KROUWELS

(28)

en daarbij hoort een goed en modern gebouw. Een gebouw dat aansluit bij deze tijd en dat ook laat zien hoe we als organisatie denken. INHOLLAND heeft als doelstelling open en transparant te zijn, dat betekent dat je gebouwen dat ook moeten uitstralen.”

Die openheid en transparantie is inderdaad door het hele gebouw heen te zien. Veel glas, lichte materia- len, doorkijkjes van de ene naar de andere verdie- ping, vrolijke kleuren, open lobby’s. Toch zijn volgens Oud de architectuur en inrichting niet alleen gericht op uitstraling, maar hebben ook zeker een duidelijke relatie met het onderwijsconcept. “We kennen bij INHOLLAND verschillende vormen van onderwijs. Er is klassikaal onderwijs, maar daarnaast ook project- onderwijs en individueel onderwijs. Dat stelt specifie- ke eisen aan de gebouwen. Er is bijvoorbeeld veel meer behoefte aan ruimtes waar studenten in groep- jes kunnen werken, in lobbyachtige ruimtes, aan plekken waar ze snel even kunnen inloggen om hun mail te bekijken of iets kunnen opzoeken op internet.

Dat kan hier allemaal, want daar is het hele gebouw op ingericht.”

Dat computers een wezenlijk onderdeel zijn geworden van het tegenwoordige onderwijs kan geen enkele bezoeker ontgaan. In verschillende ruimtes staan rijen pc’s te lonken naar de studenten. Die daar overigens op dit vroege uur nog nauwelijks gebruik van maken, maar daar kijkt Oud niet van op. “Studenten willen allemaal op hetzelfde moment een pc gebruiken. Je hebt er dus nooit genoeg, ook al is binnen INHOLLAND de norm één pc op tien studenten, en dat is hoog.

Zeker als je bedenkt dat we daarnaast ook nog een flink aantal laptops hebben die worden uitgeleend.

Daarmee kunnen

studenten binnenkort overal in de INHOLLAND-gebou- wen wireless het net op, dat is ook zo’n ontwikkeling waarvan we vinden dat je die niet mag negeren.”

Wireless verbindingen hebben als bijkomend voordeel dat je flexibel kunt omgaan met de beschikbare ruim- te, en dat is ook binnen het onderwijs onontkoom- baar, daarvan is Brian Oud overtuigd. “Huisvesting is duur, dus je moet optimaal gebruik maken van je vier- kante meters. Uit ruimtemetingen blijkt dat bijvoor-

beeld de werkplekken van docenten 30% tot 50% van de tijd worden gebruikt. Dat is niet zo raar want een docent geeft les, is in overleg met een groepje studenten, is aan het vergaderen, noem maar op.

Flexplekken worden vaak omarmd als dé oplossing voor ondoelmatig ruimtegebruik, maar door medewer- kers bijna net zo vaak verafschuwd. Veel mensen

blijken erg gehecht aan hun vaste werkplek en hun eigen bureau en dat is bij INHOLLAND niet anders.

“Er zit wel weerstand” zegt Oud, “en daarom proberen we juist om samen met de docenten een flexconcept te ontwikkelen dat ook voor hen goed werkt.

Bijvoorbeeld door bepaalde functies toe te voegen aan het concept, zoals stilteka- mers waar je in alle rust kunt werken, of plekken waar je gemakkelijk met studenten kunt overleggen. Het gaat erom dat we samen aftasten wat de behoeften zijn en dan gaan bepalen welke faciliteiten en werk- plekken daarbij passen. Met studenten doen we dat net zo.” Oud vindt het belangrijk om te luisteren naar studenten, docenten en medewerkers. Zo wordt op de INHOLLAND-locaties met veel allochtone studenten halal voeding aangeboden en zijn op basis van het Studententevredenheidsonderzoek verbeteringen aan- gebracht in onder andere de studieruimtes en project- kamers. “We hebben op verschillende locaties extra projectkamers gecreëerd. We hebben gezorgd voor meer en betere apparatuur en voor extra voorzienin- gen als whiteboards en flip-overs. En er wordt beter op gelet dat stiften en dat soort zaken altijd aanwezig zijn, want het is natuurlijk vreselijk irritant als je met overleg wilt beginnen en je moet eerst stiften en papier gaan zoeken.” En wat vindt hij zelf belangrijk?

“Dat de gebouwen veilig, schoon en netjes zijn. Wij geven niet meer uit aan schoonmaakkosten dan anderen, we zorgen wel voor een strakke aansturing van de schoonmaakbedrijven. Het belangrijkste is dat iedereen zich verantwoordelijk voelt. Dat je mensen aanspreekt als ze duidelijk zoekende in het gebouw zijn of ergens eten waar dat niet mag, dat je een prop opraapt als je die ziet liggen. Dat gebeurt ook wel, maar wat mij betreft kan dat nog wel een tandje meer.”

Wij proberen

voortdurend om in gesprek te komen met studenten en docenten.

We hebben gezorgd voor meer apparatuur en extra v o o r z i e n i n g e n .

q

(29)

De mening van studenten is

een belangrijke g r a a d m e t e r

D

e waardering van studenten is een belangrijke graadmeter voor het succes van INHOLLAND. Dat geldt voor vrijwel alle aspecten van het onderwijs: de kwaliteit van de programma’s, de inzet van de docenten, de correctietijd en tijdige roostering, de veiligheid in de gebouwen, de beschikbaarheid van computers en andere technische faciliteiten. Op al die punten meet INHOLLAND jaarlijks de stand van zaken via het Studenttevredenheidsonder- zoek. Net als alle andere hogescholen in Nederland is ook INHOLLAND verplicht om iedere twee jaar een Studenttevreden- heidsonderzoek (STO) te laten uitvoeren. INHOLLAND beschouwt het STO echter niet alleen als een graadmeter, maar vooral als een goede manier om inzicht te krijgen in wat er beter kan. De laatste drie jaar wordt het STO daarom jaarlijks uitgevoerd.

Volgens OKR-medewerkster Elisabeth Köllen, al jaren betrokken bij het STO, gaat het bij dit onderzoek niet om een strijd tussen studenten en hogeschool. “Het is juist de bedoeling dat er een dialoog ontstaat over hoe wij als organisatie een aantal zaken

beter kunnen aanpakken. Als er proble- men zijn moeten we daarover praten om gezamenlijk tot oplossingen te komen. Ik verwacht van studenten dan ook betrokkenheid, onder andere door deel te nemen aan het STO. Hun mening is toch een van de belangrijkste graadmeters voor kwaliteit.”

Ondanks de in het voorjaar geuite kritiek in de media bleek uit de STO’s van 2004 en 2005 dat een grote meerderheid van studenten tevreden was over de opleiding bij INHOLLAND. In 2005 beoor- deelde 70% van de studenten de gevolgde opleiding als voldoen- de of ruim voldoende. Wat overigens niet betekent dat de kritiek en opmerkingen van de studenten onterecht waren of terzijde kunnen worden geschoven. INHOLLAND realiseert zich terdege dat ook bijna 30% niet tevreden was en erkende ook dat op een aantal vlakken de prestaties onder de maat waren. Het ging dan vooral om zaken als het niet tijdig verstrekken van tentamencij- fers en lesroosters, de computerfaciliteiten, de correctietermijn van toetsen, college-uitval, de niet adequate afhandeling van klachten en de kwaliteit van het rooster.

Het is juist de bedoeling dat er een dialoog o n t s t a a t .

q F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

KWALITEIT VOOR

S T U D E N T E N

(30)

S t u d e n t t e v r e d e n h e i d s o n d e r z o e k

Die meting in het Studenttevredenheidsonderzoek heeft beleidsmatig veel invloed. Waar studenten tevreden zijn, moet die tevredenheid gehandhaafd blijven. Dat lijkt een vanzelfsprekendheid, maar dat is het niet. Het manage- ment van de School en opleiding moet immers wel dege- lijk tijd, geld en aandacht blijven besteden aan de zaken die, naar de mening van studenten, al goed lopen. In 2005 kreeg INHOLLAND complimenten over de ‘haalbaarheid’

van het studieprogramma, over de sfeer, over de veilig- heid, en over de gebouwen en technische faciliteiten.

Het beleid voor die punten is dat de kwaliteit gelijk blijft en waar mogelijk nog wordt verbeterd.

Er waren natuurlijk ook punten waarover studenten min- der te spreken waren. Grosso modo ging het bij het STO om de tijdigheid en juistheid van roosters, de correctie- termijnen en bespreekmogelijkheden van tentamens, de klachtenregeling, het aantal contactmomenten met

docenten en college-uitval. Op die vijf punten heeft INHOLLAND de werkwijze aangescherpt. Zowel managers als docenten zijn zich ervan bewust dat deze kwaliteits- punten voor studenten van groot belang zijn. Daarom is hier een groot verbeterprogramma op losgelaten, waarbij INHOLLAND zichzelf tamelijk ambitieuze doelen heeft gesteld. De resultaten van dat verbeterprogramma worden bijgehouden en zichtbaar gemaakt in de ‘verbeterbarome- ter’, die zowel op intranet als op de website is te zien.

In 2006 werkt INHOLLAND aan een verfijning van de verbeterresultaten. Tot nog toe zijn ze alleen op School- niveau te zien. In de loop van 2006 worden ze ook per opleiding zichtbaar. Voor managers en docenten maakt dat beter inzichtelijk welke acties nog moeten worden ondernomen, voor studenten vergroot het de herkenbaar- heid van hun eigen situatie.

Stefan van Vliet, Management, Economie & Recht, 2e jaar

“Niet alle lessen zijn even interessant. Maar mijn docenten zijn heel toegankelijk en we kunnen met al onze verbeterpunten en suggesties bij hen terecht. Ze willen er graag aan werken om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren en te waarborgen.

Ik heb nu gekozen voor de Minor Ondernemen die net van start is gegaan; een nieuwe start met enthousiaste docenten. De minor biedt mij meer perspectieven dan de eerste twee jaren die ik heb gevolgd. En een groot voordeel is dat er bedrijfsruimte beschikbaar wordt gesteld, zodat ik daar met mijn eigen bedrijf aan het werk kan.”

Nikki Rosso,

Personeel & Arbeid, 3e jaar

“Ik zie heel duidelijk wat de uitkomsten van het STO zijn en waar de opleiding aan moet werken. Door de introductie van de verbeterbarometer kan ik als stu- dent zien wat de toekomstplannen zijn en hoe deze aangepakt worden. Één van de verbeteringen zijn de roosters. Die zijn nu veel eerder beschikbaar. Ook hebben we onze cijfers voor de gemaakte tentamens sneller terug. In het verleden moesten we daar regel- matig naar vragen, maar nu gaat dat veel beter.

En wat ik heel prettig vind aan de opleiding is dat je vanaf het eerste jaar een begeleider krijgt en die ‘wan- delt’ het hele traject met je mee. Alles is bespreek- baar, van privé-zaken tot loopbaankeuze.”

Jeffrey de Vos,

Voedingsmiddeltechnologie, 1e jaar

“Ik vind het positief dat de docenten gemotiveerd zijn.

De een meer dan de ander, maar over het algemeen krijg ik goede begeleiding. Je moet wel zelf naar ze toestappen, maar dan zijn ze er voor de juiste hulp. En dat is heel belangrijk binnen het huidige onderwijs, waarbij de praktijk een belangrijke rol speelt. We wer- ken veel in projectgroepen aan praktijkgerichte opdrachten. De lessen die we krijgen, geven ons de theoretische basis die nodig is voor het project. Als we hier niet uit komen, is de docent er om ons de juiste richting op te sturen.”

q

K w a l i t e i t

q

De docent is er om ons de

juiste richting op te sturen.

(31)

O N D E R N E M E

“DE MAATSCHAPPIJ HEEFT BEHOEFTE AAN MENSEN DIE HUN KENNIS

(32)

M E R S C H A P

ACTIEF INZETTEN OM ZICHZELF TE VERBETEREN”

F O T O G RAFIE: RENÉ CASTELIJN

(33)

LEREN ONDERNEMEN

Ondernemerschap is meer dan ondernemer zijn

Bij INHOLLAND is ondernemerschap al sinds de fusie in 2003 een speerpunt van beleid. INHOLLAND wil hiermee het ondernemersklimaat in Nederland een positieve impuls geven. Zo kwam uit de Ondernemerschapsmonitor 2002 van het Ministerie van Economische Zaken bijvoorbeeld naar voren dat bijna 70% van de starters vindt dat hun opleiding niet heeft bijgedragen aan het aanleren en ont- wikkelen van een ondernemende houding, en dat slechts 9% van de studenten aan hbo en universiteit overweegt om zelf een bedrijf te beginnen. Voor Nederland zijn dat verontrustende cijfers, want ondernemerschap wordt algemeen erkend als een belangrijke factor voor groei en innovatiekracht van onze economie. In verschillende kabinetsnota’s, maar ook in rapporten van de Europese Commissie en van de OESO, wordt dan ook uitgebreid gesproken over de noodzaak om in het onderwijs aandacht te besteden aan ondernemerschap.

D

at is voor iedereen duidelijk zichtbaar in de MKB- loketten, die op elke locatie van INHOLLAND een brug slaan tussen medewerkers en studenten van INHOLLAND en het bedrijfsleven in de regio. Via het MKB-loket krijgen ondernemers toegang tot de kennis die aanwezig is binnen de hogeschool, studenten vinden via het loket gemakkelijker een stageplaats of een onderwerp voor een afstudeeropdracht.

Ondernemers kunnen bijvoorbeeld een concrete vraag of probleem voorleggen bij het MKB-Loket, dat vervol- gens door studenten en docenten in een onderzoeks- project kan worden opgelost. Op die manier wordt het bedrijfsleven geholpen en doen studenten veel kennis en ervaring op.

Daarnaast worden studenten binnen INHOLLAND op allerlei manieren gestimuleerd om een eigen bedrijf op te richten en zijn het afgelopen jaar verschillende minors van start gegaan die zich specifiek richten op het aanleren van ondernemersvaardigheden. Zo werd in Den Haag de minor Ondernemen ontwikkeld en in Delft de minors Innovatief Ondernemen en Maat- schappelijk Verantwoord Ondernemen.

In Haarlem wordt bij de School of Social Work een lectoraat ‘HRM en Persoonlijk Ondernemerschap’

i n g e s t e l d .

Toch betekent de ruime aandacht voor ondernemers en ondernemerschap zeker niet dat alle studenten van INHOLLAND zelfstandige ondernemers zouden moeten worden. Ondernemerschap is in de visie van INHOLLAND namelijk veel meer dan alleen dat. Het is vooral een houding, een instelling, een manier om de wereld tegemoet te treden. Het maakt niet uit of stu- denten straks gaan werken in loondienst of in een eigen bedrijf, overal wordt creativiteit van ze ver- wacht. Zelfstandigheid. Flexibiliteit. De maatschappij zit niet meer te wachten op passieve mensen die alleen uitvoeren wat ze gezegd wordt te doen. De maatschappij heeft behoefte aan mensen die hun kennis actief inzetten om zichzelf te verbeteren, en daarmee ook het bedrijf of de instelling waar ze voor werken.

Die houding staat centraal bij INHOLLAND en die loopt dan ook als een rode draad door de opleidin- gen. Studenten wordt geleerd om zelf verantwoorde- lijkheid te nemen voor hun ontwikkeling. Ze moeten zelf hun ambities bepalen en de stappen die nodig zijn om die ambities te realiseren. Ze krijgen kennis niet zomaar aangereikt, maar moeten zelf actief op zoek. Uiteraard worden ze daarbij geholpen door docenten en medewerkers die vooral in hun rollen als tutor en als studieloopbaanbegeleider zorgen voor ondersteuning. Op deze manier worden zelfstandige, kritische mensen gecreëerd die straks uitstekend zijn toegerust om sturing te geven aan zichzelf en aan hun omgeving.

Een ondernemende houding wordt overigens niet alleen verwacht van studenten, maar net zozeer van docenten en medewerkers van INHOLLAND. Zij zijn immers degenen die studenten moeten inspireren, die hen door hun eigen goede voorbeeld moeten laten zien wat ondernemerschap in het dagelijks leven inhoudt.

p

(34)

p

Studenten van de School of Communication, Media & Music maken samen met een profes- sioneel gezelschap een muziek- theaterproductie voor kinderen van 4 tot 12 jaar. De studenten hebben niet alleen artistieke inbreng maar zijn ook verant- woordelijk voor een deel van de organisatie. Op deze manier doen ze waardevolle praktijk- ervaring op met verschillende facetten van het professionele muzikale leven.

Vier onderwijsinstellingen in de Kop van Noord- Holland, waaronder INHOLLAND Alkmaar, namen in 2004 het initiatief voor Kennis- en InnovatieKring (KIK), een netwerkorganisatie die zich inzet voor het versterken van de kennisinfrastructuur in deze regio.

Ondernemers, docenten en bestuurders stimuleren nieuwe ideeën, initiatieven en samenwerkingsvormen die vooral startende ondernemers zullen helpen. Sinds januari 2005 zit KIK in een nieuw pand waar ook werk- ruimtes en faciliteiten worden geboden aan jonge ondernemers en hun bedrijven. Een van die bedrijven is Linkin’ Business Advies, een leerbedrijf van INHOLLAND dat in 2003 werd opgezet door een groepje laatstejaars studenten Small Business & Retail

Management van de School of Economics. Het adviesbureau verricht voor zowel grote als kleine bedrijven allerlei onderzoeken, zoals marktonderzoe- ken, haalbaarheidsonderzoeken en onderzoeken naar klanttevredenheid. De opdrachten worden door de stu- denten zelf binnengehaald, die daarvoor naar eigen zeggen behoorlijk creatief moeten zijn want ze hebben niet zoveel budget voor reclame en acquisitie. Na een voorzichtige start krijgt Linkin’ Business steeds meer opdrachten en kunnen de studenten hun beurs aardig aanvullen met wat extra inkomsten. Maar dat vinden ze allemaal niet waar het nu om gaat. Voorop staat dat ze werken in een echt bedrijf, met echt geld en echte verantwoordelijkheden en daar heel veel van

l e r e n . Vooral het ondernemersgevoel en de vrijheid spreken bij de adviseurs van Linkin’ Business erg tot de verbeelding en maken er een geweldige stage van.

Want dat blijft het uiteindelijk ook, Linkin’ Business is een deel van de opleiding die ze volgen bij INHOLLAND. Als dit laatste studiejaar voorbij is wordt hun werk dan ook weer overgenomen door een nieu- we lichting studenten die ongetwijfeld zal profiteren van het netwerk en de goede naam die hun voorgan- gers hebben opgebouwd. En die voorgangers zelf?

Die komen er wel. Die hebben geproefd aan het zelf- standig ondernemen, die hebben risico’s genomen, kansen gepakt. Kortom: allerlei ervaringen opgedaan waar ze straks nog veel aan zullen hebben.

A l k m a a r

WERKEN IN EEN ECHT BEDRIJF, MET ECHT GELD

Studenten van de School of Technology voeren in nauwe samenwerking met Syntens onderzoeks- en advies- opdrachten uit voor verschil- lende opdrachtgevers uit het bedrijfsleven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij een tweede visie komen er fundamentele verschillen tussen de aanpak van Dierendonck en Crepain Binst Architecture aan het licht. Dierendonck compenseert de banaliteit van de

lan niet-sporters (gestopt met sporten door coronacrisis en sport nog steeds niet) om in het komende half jaar weer meer te gaan sporten. Doelgroep niet-sporters (gestopt met

Wittekerke Rosé Petrus Tripel Petrus Blond Petrus Bruin Petrus Aged Red Kwaremont Duvel. Westmalle Tripel Westmalle Dubbel Desperados Original Corsendonk Pater Tripel Corsendonk

Ze gaat op zoek naar antwoorden in Gods Woord en verbindt deze Bijbelse waarheid aan het dagelijks leven van ons als moeders. In het boek tref je bij elk hoofdstuk vragen aan die

De activatiecode van het 1 ste device kan niet hergebruikt worden, maar u kunt deze activatiecode wel invoeren tijdens de activatie van de Presentis App op de 2 de device.. Na

Ik zou ‘respecteren en niet opdringen’ als volgt nader willen omschrijven: 1) niets wat klinisch relevant zou kunnen zijn is taboe; 2) religiositeit en spiritualiteit zijn altijd

However, some major differences are discemable: (i) the cmc depends differently on Z due to different descriptions (free energy terms) of the system, (ii) compared for the

De Studio beschikt over verschillende kleine en grote ruimtes en zijn geschikt voor iedere online of hybride bijeenkomst.. Daarnaast is de Studio omringd door raampartijen waardoor