Vraag nr. 147
van 4 december 1997
van de heer HERMAN SUYKERBUYK
O m zendbrief RO 97/4 – Opheffing omze n d b r i e f 18.11.1974
Uit de lezing van de omzendbrief RO 97/4 van 3 juni 1997 (Belgisch Staatsblad 21 juni 1997) moet blijken dat de omzendbrief van 18 november 1974 wordt opgeheven. De ministeriële omzendbrief van 1974 handelt over de toepassing van artikel 63bis van de wet van 29 maart 1962 houdende organisa-tie van de ruimtelijke ordening en van de steden-b o u w. Artikel 63steden-bis zou niet langer van toepassing zijn op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (opge-heven door artikel 195 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de plan-ning en de stedenbouw).
Is dit juist ? Zo ja, dan zou artikel 63bis nog altijd van toepassing moeten zijn voor het V l a a m s Gewest ?
In het andere geval is het niet duidelijk wat met de opheffing in de omzendbrief RO 97/4 wordt bedoeld.
Kan de minister verduidelijken wat hij precies bedoelt met "de mogelijkheden van dit wetsartikel (artikel 63bis) zijn nooit toegepast" ?
Antwoord
Artikel 63bis van de wet van 29 maart 1962 hou-dende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw is thans opgenomen als artikel 64 in het decreet betreffende de ruimtelijke orde-n i orde-n g, gecoördiorde-neerd op 22 oktober 1996. Het arti-kel is dus voor het Vlaams Gewest niet afgeschaft. Dit artikel luidt thans :
"De Vlaamse regering kan beschikken dat de bouw- en andere werken waarvan de geraamde kostprijs hoger ligt dan de bedragen die zij bepaalt en waarvoor een bouw- of verkavelingsvergunning is afgeleverd die definitief is geworden na het van kracht worden van het besluit, niet zonder geza-menlijke machtiging van de Vlaamse minister bevoegd voor financiën, van de Vlaamse minister bevoegd voor economische zaken en van de Vlaamse minister bevoegd voor openbare werken uitgevoerd mogen worden vóór het verstrijken van een termijn die ingaat op de datum waarop de ver-gunning definitief is geworden. Deze termijn
waar-van zij de duur bepaalt, mag niet langer zijn dan één jaar.
Het voorgaande lid is niet toepasselijk op bouw- of verkavelingsvergunningen met betrekking tot com-plexen van volkswoningen, kleine landeigendom-men of daarmede krachtens de Huisvestingscode gelijkgestelde woningen alsmede tot de middelgro-te woningen, zoals bepaald bij koninklijk besluit van 16 mei 1972, voor zover het de verwerving van een eerste woning betreft.
De modaliteiten voor het indienen en onderzoeken van de aanvragen om machtiging van de hierboven genoemde Ministers worden door de V l a a m s e regering geregeld.
Het verloop van de termijnen bepaald in de artike-len 55, § 4 en 56, §§ 3 tot 5, of bepaald in uitvoering van artikel 57, evenals de toepassing van de belas-t i n g v e r o r d e n i n g e n , gebelas-troffen krachbelas-tens arbelas-tikel 73 van onderhavig decreet worden, wat de in het eer-ste lid bedoelde bouw- en andere werken betreft, opgeschort voor de periode tijdens dewelke zij niet mogen uitgevoerd worden."
Dit artikel werd in de stedenbouwwet ingevoerd in 1 9 7 4 , een periode van grote inflatie. De omstandig-heden zijn inmiddels grondig gewijzigd. De nood-zaak om dit artikel toe te passen, werd blijkbaar nooit aangevoeld.
Bijgevolg meende ik dat de omzendbrief terzake zonder problemen kon worden opgeheven. U i t e r-aard blijft het decreetsartikel bestaan, zolang het niet uitdrukkelijk door het Vlaams Parlement wordt opgeheven.