• No results found

Bijlage;

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage;"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Resultaten over 2008, Basisbenchmark

Gemeente Asten 1 juli 2009

SGBO

Postbus 10242

2501 HE Den Haag

070 310 3883

(2)
(3)

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan. De Wmo is een

participatiewet, maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook met goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp.

Het begrip maatschappelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Het ministerie van VWS geeft de kaders aan waarbinnen elke gemeente haar eigen beleid kan maken. Een beleid dat afgestemd is op de wensen en samenstelling van de bevolking. De invoering van een nieuwe wet gaat gepaard met een veelheid aan veranderingen. Veranderingen in organisatie, processen en informatiehuishouding. De benchmark Wmo kan daarbij een hulpmiddel zijn.

Een van de ideeën achter de Wmo is dat de gemeente bij uitstek in staat is om lokaal maatwerk te leveren, en de burgers die dat nodig hebben de juiste ondersteuning te bieden. Dit lijkt op gespannen voet te staan met benchmarken, de lokale situaties verschillen immers. Daarom zal het bij deze benchmark Wmo niet altijd mogelijk zijn een waardeoordeel aan een bepaalde prestatie te hangen; de waarde van de prestatie is immers afhankelijk van de lokale keuzes. Het neemt niet weg dat de gemeente er belang bij heeft de eigen prestaties in beeld te hebben en zich af te vragen of verschillen inderdaad het gevolg zijn van verschillen in lokale situaties. De benchmark Wmo draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in de prestaties van de eigen gemeente en biedt de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten.

In deze rapportage toont de benchmarkorganisatie u de resultaten van de gegevens die u — samen met de andere deelnemers — hebt aangeleverd. De rapportage is het vertrekpunt om het verhaal achter de cijfers in uw gemeente boven tafel te krijgen. Natuurlijk is het interessant om de prestaties van uw gemeente te kunnen vergelijken met die van andere gemeenten. Belangrijker echter is om — naar aanleiding van de verschillen — op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden in uw eigen organisatie en goede voorbeelden bij andere. Gemeenten kunnen van elkaar leren door zogenaamde ‘good practices’ te identificeren en als voorbeeld te gebruiken.

Naast leren door vergelijken stelt de benchmark u in staat om te voldoen aan de verplichting tot horizontale verantwoording, zoals neergelegd in artikel 9 lid 1.

De basisbenchmark Wmo biedt op hoofdlijnen een Wmo-breed beeld van uw gemeente over alle

prestatievelden heen. Voor verdieping van bepaalde onderdelen biedt SGBO verdiepingsmodules aan. Op dit moment zijn dat de modules Individuele Voorzieningen, Mantelzorg- en vrijwilligersbeleid, Sturen met subsidies, Sociale samenhang en leefbaarheid en Prestatievelden 7, 8 en 9.

Elk model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de benchmark Wmo. De resultaten zijn een indicatie voor de keuzes en prestaties van de gemeente op het Wmo-terrein en dienen als zodanig te worden beschouwd.

(4)
(5)

1

B ENCHMARK W MO B ASISBENCHMARK

G EMEENTE A STEN

Gemeente Asten heeft in het afgelopen jaar samen met 187 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de benchmark Wmo. In de benchmark is informatie verzameld over de negen verschillende prestatievelden.

Dit rapport gaat in op de indicatoren uit de benchmark, de zogenaamde kernindicatoren:

 Participatie;

 Leefbaarheid en sociale samenhang - Prestatieveld 1;

 Jeugd - Prestatieveld 2;

 Loket (informatie & advies) - Prestatieveld 3;

 Hulp (ondersteuning mantelzorg & vrijwilligers) - Prestatieveld 4;

 Voorzieningen - Prestatievelden 5 en 6;

 Opvang - Prestatievelden 7, 8 en 9.

B

ENCHMARKING

Benchmarking is het vergelijken van organisaties. Voor deze vergelijking hebben alle

benchmarkdeelnemers een vragenlijst ingevuld. De vragenlijst bevat zowel vragen naar kwantitatieve gegevens (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve gegevens (beleidskeuzes, organisatie- en uitvoeringsaspecten). De kernindicatoren dienen als indicatoren voor een complexe en snel

veranderende werkelijkheid. Ook de uitkomsten zelf moet u met de nodige voorzichtigheid benaderen.

Het is bijvoorbeeld vaak niet mogelijk om een waardeoordeel te geven, zonder hierin ‘het verhaal achter de cijfers' te betrekken. Niettemin kunt u op hoofdlijnen conclusies trekken.

R

APPORTAGE

De basisbenchmark maakt de resultaten op de negen prestatievelden zichtbaar door deze met elkaar te vergelijken aan de hand van systematisch verzamelde gegevens. Op die wijze wordt duidelijk hoe uw gemeente presteert en hoe andere dat doen. De resultaten van die vergelijking bieden mogelijke handvatten voor verbeteringen. Op de volgende pagina's worden de scores op de zeven kernindicatoren getoond en toegelicht. In het hoofdstuk Organisatie in beeld worden de benchmarkresultaten

weergegeven die betrekking hebben op organisatiekenmerken. In bijlage 1 is de exacte scorebepaling per kernindicator (per thermometer) terug te vinden.

(6)

V

ISIE VAN

SGBO

OP DE

W

MO Visie op de Wmo

De Wet maatschappelijke ondersteuning is veelomvattend en de Wmo is constant in beweging. De kern is: “Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente.”

SGBO vindt het belangrijk dat iedereen kan meedoen zonder barrières tegen te komen. De Wmo biedt nieuwe kansen om hierin meer bereiken. Vanuit haar visie werkt SGBO aan het versterken van het (vertrouwen in) het openbaar bestuur. Dit doen wij door onze expertise op vrijwel alle beleidsterreinen te integreren en te combineren met onze diepgaande kennis van openbaar bestuur.

De burger als uitgangspunt

De burger staat centraal in de Wmo. Niet alleen als inwoner van een gemeente maar ook als cliënt, ontvanger van zorg, afnemer van diensten van welzijnsorganisaties en verder als vrijwilliger en

mantelzorger. Het is belangrijk om goed naar de burger te luisteren en hem respectvol te benaderen. Zijn of haar vraag staat centraal. Maar regels en activiteiten sluiten vaak niet aan. Burgers moeten op verschillende plekken hun verhaal doen en er is geen plek waar de hele vraag in samenhang wordt bekeken. Dat is de reden waarom het loket zo belangrijk is als toegangspoort voor de Wmo.

Met een loket alleen is een gemeente er nog niet. Personen voor wie zelfs het loket een te hoge drempel heeft, moeten ook worden bereikt. Het gaat dan om mensen in een isolement, omdat zij weinig sociale competenties hebben. Verder gaat het om mensen die moeite hebben om zelfredzaam te zijn vanwege een beperking, werkloosheid, lage taalvaardigheid of psychosociale problemen. Maar juist voor hen is het belangrijk dat zij een steun in de rug krijgen om mee te komen in de samenleving. Om deze personen te vinden is een actieve, vraaggerichte en outreachende houding nodig.

Sturen op effecten

De taak van de gemeente in de Wmo is het mogelijk maken dat iedere inwoner in de gemeente mee kan doen in de samenleving. De kunst is om zo te sturen dat de gewenste samenhang in de ondersteuning bereikt wordt. Dit betekent dat opnieuw gekeken moet worden naar de beoogde effecten van beleid en hoe deze te vertalen naar praktisch uit te voeren maatregelen.

Om effecten te kunnen meten moeten doelen helder zijn en moet informatie beschikbaar zijn. SGBO wil bijvoorbeeld met de benchmark Wmo bijdragen aan het besef dat registratie van gegevens nodig is om informatie te krijgen en om bij te kunnen sturen. SGBO wil een bijdrage leveren in de verschuiving van

(7)

3 dat deze het niet kan waar maken. Dit houdt in dat een visie op vrijwillige inzet cruciaal is om de

ondersteuning in de Wmo op een effectieve manier in te zetten via alle schakels in de keten.

Participatie

Het meedoen in de Wmo is tweerichtingsverkeer. Participatie in de Wmo gaat verder dan informeren en raadplegen. Nieuw in de Wmo is de wijze van verantwoording: naast verticaal ook horizontaal.

Gemeenten dienen advies te vragen aan hun inwoners. Ook burgers moeten zelfstandig een voorstel voor beleid in kunnen dienen. Inwoners zijn in dit geval zowel individuele burgers als ook organisaties, professionals en instellingen die de belangen van burgers behartigen. Dit betekent dat zij (beter) toegerust moeten worden om die actievere rol in het beleidsproces waar te maken.

Versterken relaties (nieuwe) intermediairs

Het is belangrijk om bestaande contacten van gemeenten met maatschappelijke organisaties te

verdiepen en relaties met (nieuwe) intermediairs aan te gaan. Het is goed om te kijken of andere vormen van participatie mogelijk zijn. Voor het bereiken van alle burgers gaat het in de Wmo om meer dan de cliëntenraden en -platforms of organisaties die vanuit een landelijk kader de belangen van hun cliënten behartigen. Het gaat ook om welzijnsinstellingen en verenigingen die een groot deel van de lokale bevolking bereiken. Zij zijn essentieel voor de sociale infrastructuur in de gemeente.

(8)

W

EERGAVE VAN DE BENCHMARKRESULTATEN

De resultaten zijn weergegeven met behulp van thermometers per thema. Deze thermometers zijn opgebouwd uit verschillende indicatoren waaraan SGBO een waardeoordeel heeft gegeven. Vanuit onze visie op de Wmo hechten wij bijvoorbeeld belang aan registratie. Hiermee kan de gemeente zicht hebben op de wensen, behoeften en omvang van de doelgroep. Er worden daarom hogere scores toegekend aan gemeenten die zicht hebben op het aantal vragen bij het loket, het aantal aanvragen van voorzieningen en bijvoorbeeld het aantal vragen over opvoedondersteuning. Deze informatie kan ook als nulmeting gebruikt worden om in de loop van de tijd te kunnen bepalen of het gevoerde beleid effect heeft gehad.

Daarnaast vinden wij het belangrijk dat gemeenten advies vragen aan hun burgers, zodat die actief kunnen participeren in de totstandkoming van de Wmo. Gemeenten die burgers op verschillende terreinen en op meerdere manieren bij het beleid betrekken, scoren in de thermometers hoger. Ten slotte is het van belang om de tevredenheid van cliënten, burgers en organisaties over de Wmo te peilen.

Daarom nemen wij in onze benchmark ook de tevredenheidscijfers van cliënten individuele voorzieningen voor de ondersteuning op.

De score van het gemiddelde van de benchmark wordt aangegeven met een horizontaal streepje door de thermometer met rechts ervan het percentage. De inhoud van de thermometer geeft de score aan van uw gemeente en het percentage staat genoemd in de onderkant van de thermometer. Als de inhoud van de thermometer uitkomt boven het horizontale streepje, is de score van uw gemeente hoger dan de score van het gemiddelde van de benchmark. De thermometers zijn vooral geschikt om een vergelijking met andere gemeenten te maken en minder geschikt om de eigen gemeente in de tijd te vergelijken. Ze geven een beeld van waar u op een bepaald beleidsterrein staat in relatie tot andere gemeenten. Zo betekent een hoge score op de Loketthermometer niet dat het loket al perfect functioneert, maar dat u in vergelijking met andere gemeenten goed zicht hebt op de soorten vragen die binnenkomen.

Onder iedere thermometer is een tabel opgenomen waarin de kernindicatoren staan vermeld. Zo kunt u zien uit welke indicatoren de thermometer is opgebouwd. In bijlage 1 kunt u de scorebepaling per thermometer en per indicator bekijken.

Probeert u, bij het lezen van deze thermometers, antwoorden te formuleren op de volgende vragen:

 Herkent u zich in de gegevens, ofwel. zijn uw gegevens juist en betrouwbaar?

 Welke factoren verklaren het prestatieniveau van uw gemeente?

 Geven de benchmarkresultaten aanleiding de achtergrond van uw prestatieniveau verder te analyseren of veranderingen in uw gemeente door te voeren?

Zo kunt u de benchmarkresultaten optimaal benutten om te leren en te verbeteren.

(9)

5

B

ASISBENCHMARK

:

DE

W

MO

-

THERMOMETER GEMEENTE

A

STEN

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark, als we kijken naar deze 'Wmo-thermometer'. De Wmo-thermometer is het gemiddelde van de scores op de eerdergenoemde zeven thema's. In het vervolg van dit rapport leest u wat de prestaties van uw gemeente zijn op elk van de afzonderlijke thema's in vergelijking tot het

benchmarkgemiddelde.

De gegevens zijn voor het grootste deel aangeleverd door gemeenten zelf en hebben betrekking op 2008. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van CBS-gegevens en de uitkomsten van het schriftelijk cliënttevredenheids- onderzoek (CTO) dat SGBO heeft uitgevoerd als onderdeel van de

benchmark Wmo. De CTO's zijn voor de meeste gemeenten gehouden in de periode januari-maart 2009 onder cliënten en aanvragers van individuele voorzieningen en hulp bij het huishouden. Als uw gemeente geen CTO heeft laten uitvoeren bij ons worden deze gegevens niet meegewogen in de desbetreffende thermometers.

1 2 3 4 5

78%

69%

SGBO Benchmarking 2009©

(10)

P

ARTICIPATIETHERMOMETER

Het hoofddoel van de Wet maatschappelijke ondersteuning is participatie van alle burgers, ongeacht hun eventuele beperkingen. Bij de Wmo draait alles om ‘meedoen’, participatie.

Niet alleen participatie in de beleidsvorming, maar ook meedoen in de samenleving (=maatschappelijke participatie). Hier raakt de Wmo ook aan veel andere wetgeving, zoals de WWB en de Wet inburgering, maar ook aan rijksbeleid. De gemeente moet burgers en

burgerorganisaties betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het lokale Wmo-beleid.

Beleidsparticipatie zijn alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoner te betrekken bij haar activiteiten. Dit zijn bijvoorbeeld inspraakbijeenkomsten, cliëntenraden, de Wmo-raad en enquêtes.

Uw gemeente heeft een wmo raad of een dergelijk orgaan zoals een platform of participatieraad.

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

De participatiethermometer is opgebouwd uit de onderwerpen beleidsparticipatie en maatschappelijke participatie.

1. Beleidsparticipatie: Aantal betrokken prestatievelden en intensiteit betrokkenheid 2. Beleidsparticipatie: Aantal ingezette participatiemethoden en intensiteit

3. Beleidsparticipatie: Percentage klanten dat de Wmo-raad (of vergelijkbaar) kent

4. Beleidsparticipatie: Percentage klanten dat zich goed vertegenwoordigd voelt door de Wmo-raad 5. Maatschappelijke participatie: Aandeel thuiswonende 75-plussers

6. Maatschappelijke participatie: Arbeidsparticipatie 1

2 3 4 5

72%

71%

SGBO Benchmarking 2009©

(11)

7

B

ELEIDSPARTICIPATIETHERMOMETER

Deze thermometer geeft enerzijds aan hoe breed de beleidsparticipatie is opgezet. Hoe breder (meer doelgroepen, intensievere betrokkenheid, meer participatiemethoden), des te hoger de score. Anderzijds is de score op beleidsparticipatie ook hoger naarmate meer mensen van de doelgroep de Wmo-raad (of vergelijkbaar, bijvoorbeeld een platform) kennen en zich er goed door vertegenwoordigd voelen. Deze informatie komt uit het schriftelijke standaardcliënttevredenheidsonderzoek dat is uitgevoerd door SGBO (CTO).

Daarnaast zijn er ook gemeenten die kiezen voor een kwalitatief verdiepend

tevredenheidsonderzoek, een burgertevredenheidsonderzoek of ze kiezen ervoor om een onderzoek uit te laten voeren door een andere organisatie.

Op beleidsparticipatie scoort uw gemeente boven het gemiddelde van de benchmark.

M

AATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIETHERMOMETER

Maatschappelijke participatie heeft betrekking op zelfstandig wonen, deelname aan de arbeidsmarkt, onderwijs volgen, vrijwilligerswerk doen, sociale contacten, kortom:

meedoen aan de maatschappij. Helaas zijn niet op al deze terreinen betrouwbare en vergelijkbare gegevens voorhanden bij alle gemeenten. Vandaar dat we ervoor hebben gekozen hier alleen de arbeidsparticipatie en het aandeel thuiswonende 75-plussers op te nemen.

Uw gemeente scoort onder het gemiddelde van de benchmark op maatschappelijke participatie.

1 2 3 4 5

75%

68%

SGBO Benchmarking 2009©

1 2 3 4 5

69%

74%

SGBO Benchmarking 2009©

(12)

L

EEFBAARHEIDSTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELD

1)

Prestatieveld 1 van de Wmo gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten.

SGBO ziet sociale samenhang vooral in termen van contact, ontmoeting en gezamenlijke activiteiten met als doel de wederzijdse hulpverlening te versterken. Hierbij kan gedacht worden aan het combineren van wijkvoorzieningen (zoals wijkcentra of sport en cultuur) en het stimuleren van ontmoetingsplaatsen om betrokkenheid en interactie te initiëren om zo sociale samenhang te realiseren en eenzaamheid tegen te gaan.

Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, dorpen en buurten blijkt zeer lastig te vatten in indicatoren die in alle gemeenten op dezelfde wijze gemeten kunnen worden. Vooralsnog is de score opgebouwd aan de hand van de inzet van de gemeente om het sociale klimaat en de leefbaarheid te bevorderen en de schaalscores voor sociale en fysieke kwaliteit. Een complicerende factor is dat het meetniveau voor dit prestatieveld eigenlijk niet de gemeente, maar de afzonderlijke wijken, dorpen en buurten is. Desalniettemin zijn hogere schaalscores op gemeenteniveau het resultaat van hogere scores op wijkniveau.

1. Leefbaarheid: Inzet (gemeentelijke activiteiten) bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid 2. Leefbaarheid: Schaalscore sociale kwaliteit

3. Leefbaarheid: Schaalscore fysieke kwaliteit

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

1 2 3 4 5

79%

64%

SGBO Benchmarking 2009©

(13)

9

J

EUGDTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELD

2)

Prestatieveld 2 is de op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en van ouders met opvoedingsproblemen. De jeugd beweegt zich volgens het jeugdbeleid in drie domeinen: gezin, school en vrije tijd. Binnen de Wmo wordt voornamelijk gekeken naar het eerste domein. Welke ondersteuning kunnen gemeenten ouders en kinderen bieden?

Bij het bepalen van de score op de jeugdthermometer telt het beschikbaar hebben van informatie over de onderwerpen 'gebruik opvoedondersteuning' en 'uitvoering

verzuimbeleid' als positief. Deze informatie is van belang aangezien gemeenten deze gegevens op orde moeten hebben met de oprichting van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Binnen het CJG is het de bedoeling om een centrale inloopfunctie voor informatie en advies te realiseren, zodat ouders en jeugdigen met een breed scala van vragen terechtkunnen en klantvriendelijkheid wordt bevorderd.1

Binnen uw gemeente is er geen Centrum voor Jeugd en Gezin operationeel, dat wil zeggen bereikbaar voor doelgroepen.

1. Jeugd: Faciliteiten opvoedondersteuning 2. Jeugd: Verzuimmeldingen

3. Jeugd: Processen verbaal verzuim 4. Jeugd: Vragen opvoedsteunpunt 5. Jeugd: Individuele begeleiding gezinnen 6. Jeugd: Voldoende aanbod

7. Jeugd: Doelgroepen

8. Jeugd: Ranking gemeente 'Kinderen in Tel' 9. Jeugd: Voortijdig schoolverlaten

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

Binnen uw gemeente is er 2,00 fte gebruikt voor leerplicht.

1De mate van inzicht in het aanbod voor jongeren en in het verzuim en het voortijdig schoolverlaten bepaalt voor een groot deel de score van deze thermometer. De gegevens over het voortijdig schoolverlaten en het rapport ‘Kinderen in Tel’ zijn niet door de deelnemers aangeleverd, maar door SGBO in deze thermometer verwerkt.

1 2 3 4 5

82%

71%

SGBO Benchmarking 2009©

(14)

TABEL 1:TRENDGEGEVENS JEUGD

Indicator 2008 2007

Aantal verzuimmeldingen (absoluut) 14 Aantal verzuimmeldingen (relatief) 136

Aantal processen verbaal 0 0

Aantal vragen opvoedsteunpunt 59 35

Aantal gezinnen met individuele begeleiding 59

Ranking Kinderen in Tel* 230 269

Voortijdig schoolverlaten 40

* Kinderen in Tel bundelt gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. Op basis van 12 indicatoren wordt de leefsituatie van kinderen in gemeenten vergeleken met die in andere gemeenten. De score is zo opgebouwd dat de nummer 1 de slechtst scorende gemeente is en nummer 443 de best scorende gemeente.

(15)

11

L

OKETTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELD

3)

Prestatieveld 3, het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning, kan zowel een algemene als een individuele component hebben. Met 'geven van informatie en advies' wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van

maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij gaan om algemene voorzieningen, zoals (voldoende) informatiepunten, en om specifiekere voorzieningen, zoals individueel advies of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag.

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

1. Loket: Wmo-diensten in loket (frontoffice) 2. Loket: Faciliteiten cliëntondersteuning

3. Loket: Inzicht in aantallen (vragen, aanvragen voorzieningen, ondersteunde cliënten) 4. Loket: Tevredenheid over loket en aanvraagproces

Het aanbod van diensten in het loket verschilt per gemeente. We onderscheiden daarom een smal Wmo- loket, een breed Wmo-loket en een gemeentebreed loket. Onder een smal Wmo-loket verstaan wij een loket dat alleen ingericht is op het verlenen van individuele Wmo-voorzieningen. Een Wmo-breed loket is een loket waar de burger terechtkan voor meerdere diensten die onder de Wmo vallen. Dit is

bijvoorbeeld mantelzorg of vrijwilligerswerk, maar dit kunnen ook gerelateerde Wmo-voorzieningen zijn zoals inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. Deze diensten helpen de loketmedewerkers om de cliënten beter te helpen door verder dan de initiële vraag te kijken. Een gemeentebreed loket is een loket waar vaak alle voorzieningen die de gemeente aanbiedt aangevraagd kunnen worden. Dit betekent dat je hier bijvoorbeeld ook een paspoort of een bouwvergunning kunt aanvragen.

TABEL 2: BREEDTE LOKET

Inwinnen van informatie en advies over: in uw Wmo-loket

Woonvoorzieningen, rolstoelen, vervoersvoorzieningen ja

Hulp bij het huishouden ja

Gehandicaptenparkeerkaart/-plaats ja

Mantelzorg ja

Vrijwilligerswerk ja

Voorzieningen voor inkomensondersteuning (bijzondere bijstand) ja

Schuldhulpverlening ja

Maatschappelijk werk ja

Jeugd en opvoeding nee

Voorzieningen voor vrijetijdsbesteding ja

AWBZ ja

Overige gemeentelijke dienstverlening ja

1 2 3 4 5

81%

71%

SGBO Benchmarking 2009©

(16)

TABEL 3: TRENDGEGEVENS LOKET

Indicator 2008 2007

Aantallen informatie- en adviesvragen 4.000 750

Aantallen aanvragen voorzieningen 612 250

Aantallen door gemeente ondersteunde cliënten 400 400

(17)

13

I

NFORMELE HULPTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELD

4)

Bij prestatieveld 4, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, zal het in de regel gaan om algemene beleidsmaatregelen en minder vaak om individuele

voorzieningen. Maar de Wmo biedt daartoe wel alle ruimte als de gemeente dat wenst.

De opdracht aan gemeenten om intensief met mantelzorgondersteuning bezig te zijn, houdt verband met het cruciale belang van mantelzorg voor het welslagen van de Wmo.

In de Wmo wordt een appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zo veel mogelijk voor elkaar te zorgen. Als dat niet meer lukt, kunnen zij zich tot de gemeente wenden voor voorzieningen en diensten die onder de Wmo vallen.

Mantelzorgers zijn een doelgroep waar gemeenten steeds beter zicht op krijgen. Gemeenten kunnen mantelzorgers bereiken door bijvoorbeeld advertenties in kranten, huis-aan-huisbladen en folders te zetten of indirect door bijvoorbeeld afspraken te maken met huisartsen en andere instellingen om zo mantelzorgers te herkennen en eventueel door te sturen. Uw gemeente heeft het afgelopen jaar specifieke acties ondernomen om mantelzorgers te bereiken.

Door de Wmo heeft de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers een wettelijke basis gekregen.

De vrijwillige inzet van burgers wordt gezien als een onmisbaar deel van de civil society. Dit kan zowel in informeel verband (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties en bijvoorbeeld sport). Vrijwilligers nemen zelf deel of maken het anderen mogelijk deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld door vrijwillige thuishulp, door het ontlasten van de mantelzorger of door inzet bij sport en culturele activiteiten.

Een hoge score geeft aan of ‘het klimaat voor mantelzorgers en vrijwilligers' in uw gemeente gunstig is, met andere woorden: of er veel voorzieningen binnen uw gemeente aanwezig zijn om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen bij de uitvoering van hun activiteiten.

1. Hulp: Steunpunt mantelzorg (t.b.v. inwoners gemeente) 2. Hulp: Steunpunt vrijwilligers (t.b.v. inwoners gemeente) 3. Hulp: Ondersteuning mantelzorgers

4. Hulp: Ondersteuning vrijwilligers

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

1 2 3 4 5

80%

70%

SGBO Benchmarking 2009©

(18)

A

LGEMENE

V

OORZIENINGENTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELD

5)

Prestatieveld 5 heeft als doel het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De gemeente kan dit bewerkstelligen door het inzetten van algemene maatregelen die, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan iedereen die daaraan behoefte heeft.

De gemeente kan bijvoorbeeld aandacht besteden aan levensloopbestendig en aanpasbaar bouwen. Levensloopbestendig bouwen betekent dat bij de bouw rekening wordt gehouden met het feit dat behoeften in de loop van de tijd kunnen verschuiven.

Aanpasbaar bouwen betekent dat een woning eenvoudig is aan te passen.

Wat betreft de deelname aan het maatschappelijk verkeer kan gedacht worden aan de toegankelijkheid van ruimten en gebouwen. De gemeente kan hierover afspraken maken. Daarnaast kan een gemeente in het gemeentelijke beleid voor maatschappelijke participatie specifiek aandacht besteden aan burgers met beperkingen.

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

Wij maken de kanttekening dat het onderscheidend vermogen van deze thermometer nog niet erg groot is, door het gebruik van slechts enkele beleidsindicatoren met weinig variatie in antwoordcategorieën.

1. Voorzieningen: Beleid levensloop bestendig bouwen 2. Voorzieningen: Afspraken levensloop bestendig bouwen 3. Voorzieningen: Aandacht voor burgers met beperkingen

4. Voorzieningen: Afspraken fysieke toegankelijkheid openbare ruimte 1

2 3 4 5

90%

79%

SGBO Benchmarking 2009©

(19)

15

I

NDIVIDUELE

V

OORZIENINGENTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELD

6)

Prestatieveld 6 betreft het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.

Voor ontvangers van de Wmo-dienst hulp bij het huishouden, die daarnaast

gebruikmaken van AWBZ-diensten, is het van belang om te weten of de gemeente de afstemming tussen de verschillende vormen van dienstverlening bevordert. Een goede afstemming komt de kwaliteit van de dienstverlening ten goede. Het gaat dan

bijvoorbeeld om het maken van afspraken met het CIZ of met zorgaanbieders.

Voor aanvragen hulp bij het huishouden of een Wmo-hulpmiddel kunnen gemeenten een huisbezoek afleggen. In deze thermometer wordt dit positief gewaardeerd. De cliënttevredenheid over hulp bij het huishouden en de overige individuele voorzieningen bepaalt voor een groot deel de score op deze thermometer.

Uw gemeente scoort gelijk aan het gemiddelde van de benchmark.

1. Voorzieningen: Afstemming hulp bij het huishouden met zorgfuncties in het kader van AWBZ 2. Voorzieningen: Huisbezoeken

3. Voorzieningen: Tevredenheid hulp bij het huishouden

4. Voorzieningen: Tevredenheid overige individuele voorzieningen 1

2 3 4 5

63%

62%

SGBO Benchmarking 2009©

(20)

O

PVANGTHERMOMETER

(P

RESTATIEVELDEN

7, 8, 9)

De prestatievelden 7, 8 en 9 gaan over de opvang en ondersteuning van dak- en thuislozen, slachtoffers van huiselijk geweld, zorgwekkende zorgmijders en verslaafden, met als doel dat ook zij kunnen participeren in de samenleving.

Bij de interpretatie van de score van de opvangthermometer is het van belang om onderscheid te maken tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Uw gemeente is een regiogemeente. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de coördinatie van het aanbod van de ondersteuning. Centrumgemeente én regiogemeenten hebben een verantwoordelijkheid in het realiseren van (collectieve) preventie, toeleiding en nazorg.

Uw gemeente heeft geen prestatieafspraken OGGZ gemaakt met de centrumgemeente.

De score op de thermometer is hoger naarmate de gemeente meer activiteiten en ondersteuning inzet (gemeentelijk beleid versus beleid vanuit centrumgemeente dan wel regionaal beleid). De thermometer geeft een vergelijking met het benchmarkgemiddelde van de eigen groep weer (centrum- of

regiogemeente).

Uw gemeente scoort boven het gemiddelde van de benchmark.

1. Opvang: Beschikbaarheid voorzieningen

2. Opvang: Inzet vrouwenopvang en preventie huiselijk geweld 3. Opvang: Inzet openbare geestelijke gezondheidszorg 4. Opvang: Inzet maatschappelijke zorg aan verslaafden 5. Opvang: Inzicht in huiselijk geweld

6. Opvang: Doelstellingen preventie en nazorg

7. Opvang: Extra bijdragen aan aanbod (regiogemeenten)

TABEL 4: TRENDGEGEVENS HUISELIJK GEWELD

Indicator 2008 2007

Aantal meldingen huiselijk geweld 13 25

1 2 3 4 5

80%

64%

SGBO Benchmarking 2009©

(21)

17

O RGANISATIE IN BEELD

In dit hoofdstuk komen de volgende onderdelen van de organisatie aan bod

 Integraal beleid;

 Eigen bijdrage;

 Kwaliteit;

 Uitgaven.

I

NTEGRAAL

B

ELEID

De Wmo-thema’s en de prestatievelden hangen onderling samen en vertonen ook relaties met andere beleidsterreinen. Dit zijn bijvoorbeeld volksgezondheid, wonen, onderwijs, werk en inkomen,

armoedebeleid en veiligheidsbeleid. Daarom is binnen de Wmo integraal beleid heel belangrijk. Dit zijn overkoepelende hoofdlijnen die verschillende beleidsterreinen met elkaar verbinden. Een

gemeenschappelijke verkenning en visieontwikkeling zijn meestal noodzakelijk. De gezamenlijke visie vindt zijn weerslag in het beleidsplan Wmo of in een van de deelplannen.

E

IGENBIJDRAGEBELEID

In de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het vormgeven van de gemeentelijke

eigenbijdrageregeling. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het rijk laat de gemeente binnen een aantal ondergrenzen vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan.

Een eigen bijdrage is een door het college van B&W vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Een besparingsbijdrage geldt niet als eigen bijdrage. In onderstaande tabel ziet u voor welke voorziening een eigen bijdrage geldt in uw gemeente.

TABEL 5: EIGEN BIJDRAGE

Voor welke voorzieningen geldt een eigen bijdrage?

Vraag Asten Grootteklasse 0 tot 20.000

Benchmark

Hulp bij het huishouden 6.1 ja 95% ja 99% ja

Roerende zaken (woonvoorziening) 6.1 nee 20% ja 30% ja

Onroerende woonvoorziening 6.1 ja 43% ja 46% ja

Individuele vervoersvoorziening 6.1 nee 23% ja 28% ja

Andere voorziening 6.1 nee 8% ja 11% ja

(22)

De eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning is een maximum aangegeven dat als eigen bijdrage aan de burger gevraagd mag worden. Hierin is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en inkomen. De gemeente kan de eigen bijdrage onder het maximum vaststellen. In de tabel hieronder is het eigenbijdragebeleid voor hulp bij het huishouden zichtbaar gemaakt.

TABEL 6: BEDRAG EIGEN BIJDRAGE

Hoe bepaalt de gemeente het bedrag dat als eigen bijdrage per persoon gevraagd wordt?

Vraag Asten Grootteklasse 0 tot 20.000

Benchmark

Maximum conform Besluit 6.2 ja 43% ja 46% ja

Minimuminkomen conform Besluit 6.2 ja 23% ja 28% ja

Verhoging eigen bijdrage conform Besluit 6.2 ja 8% ja 11% ja

K

WALITEIT

De gemeente is verantwoordelijk voor zowel de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die de gemeente zelf levert, als de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die in opdracht van de gemeente wordt geleverd door een instelling. Gemeenten kunnen op verschillende manieren aan kwaliteit werken. In onderstaande tabel komt een aantal aspecten van kwaliteit uit de benchmark naar voren. Een kwaliteitsaspect is bijvoorbeeld het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces. De andere aspecten hebben betrekking op de relatie met de aanbieder. Het gaat om het opnemen van kwaliteitseisen in de contracten met aanbieders, het monitoren van de kwaliteit van de aanbieders. In contracten of subsidievoorwaarden is aangegeven dat opdrachtnemers of

subsidieontvangers verplicht zijn om periodiek de tevredenheid van de klanten te meten over de ontvangen maatschappelijke ondersteuning.

TABEL 7: KWALITEIT WMO

Hoe werkt de gemeente aan de kwaliteit van Wmo-producten en -diensten?

Vraag Asten Grootteklasse 0 tot 20.000

Benchmark

Door het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces

0.1 ja 89% ja 91% ja

Door in de contracten met aanbieders kwaliteitseisen op te nemen

0.1 ja 95% ja 98% ja

Door de door de aanbieders geleverde kwaliteit te 0.1 ja 75% ja 83% ja

(23)

19

M

IDDELEN

Er zijn geen richtlijnen op basis waarvan de gemeenten op uniforme wijze de begroting en verantwoording opstellen. Het is daardoor voor de hand liggend dat niet alle gemeenten de Wmo-uitgaven onderscheidend begroten en verantwoorden. De vraag naar de precieze uitgaven in het kader van de uitvoering van de Wmo in het voorgaande jaar zou daardoor een grote administratieve last bij gemeenten neerleggen.

De IV3-functies worden door gemeenten toch al verzameld, en zorgen voor een redelijke vergelijkbaarheid van gemeenten. Gekozen is voor de IV3-functies 620, 622, 630 en 652 omdat de uitgaven die hieronder vallen grotendeels Wmo-gerelateerd zijn. Voor de functie 714 Openbare gezondheidszorg geldt dit bijvoorbeeld niet, alleen de uitgaven aan openbare geestelijke gezondheidszorg behoren tot de Wmo- uitgaven. Burgers verkrijgen zo op hoofdlijnen inzicht in de gemeentelijke uitgaven voor de algemene voorzieningen maatschappelijke dienstverlening en advies en sociaal-cultureel werk, en de individuele voorzieningen huishoudelijke verzorging en voorzieningen gehandicapten.

TABEL 8: UITGAVEN WMO IV3 (PER INWONER)

Uitgaven in 2008 Vraag 2008 2007 Grootteklasse

0 tot 20.000

Benchmark

Maatschappelijke begeleiding en advies 0.5 € 22,08 € 12,33 € 27,35 € 37,98

Huishoudelijke verzorging 0.5 € 57,44 € 74,58 € 81,68 € 80,58

Sociaal-cultureel werk 0.5 € 34,91 € 30,66 € 32,52 € 38,09

Voorzieningen gehandicapten 0.5 € 55,31 € 67,86 € 54,67 € 54,16

In de benchmark vragen we naast de IV3-posten om een schatting van de totale Wmo-uitgaven. Het gaat hierbij om de programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten (medewerkers belast met uitvoering inclusief 1e-lijnsmanagement en beleidsontwikkeling), maar exclusief gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting. Hieronder vallen ook de uitgaven voor de prestatievelden 7, 8 en 9, evenals de uitgaven aan preventie jeugd, loket, mantelzorg en vrijwilligers. Er kunnen grote verschillen tussen gemeenten zijn in wat wel en niet tot de Wmo wordt gerekend. Daarom geeft deze vraag met name een indicatie hoe breed de Wmo gezien wordt binnen de gemeente.

TABEL 9: UITGAVEN WMO-BREED (PER INWONER)

Vraag 2008 2007 Grootteklasse

0 tot 20.000

Benchmark

Begrote uitgaven 2009 0.5 € 177,86 € 125,81 € 201,58 € 218,29

Realisatie uitgaven 2008 0.5 € 169,76 € 142,44 € 192,18 € 208,77

(24)

B IJLAGE 1: S COREBEPALING W MO - THERMOMETERS

In deze bijlage kunt u exact terugvinden hoe u scoort op de onderliggende factoren van de in dit rapport gehanteerde thermometers. Dit biedt u aanknopingspunten om uw scores toe te lichten.

Alle scores op de thermometers lopen van 0 tot 5, waarbij 5 de maximaal haalbare score is.

Wmo-thermometer = gemiddelde van de score op de 8 onderliggende thermometers.

P

ARTICIPATIETHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max

score

Uw score Benchmark

Beleidsparticipatie: aantal prestatievelddoelgroepen betrokken en intensiteit

0.2 10 10,0 7,6

Beleidsparticipatie: aantal ingezette methoden 0.3 10 8,8 7,3

Beleidsparticipatie: bekendheid Wmo-raad CTO 10 2,7 3,5

Beleidsparticipatie: tevredenheid Wmo-raad CTO 10 8,6 8,3

Maatschappelijke participatie: thuiswonende 75+'ers 6.7 20 15,4 16,0 Maatschappelijke participatie: arbeidsparticipatie * CBS StatLine 20 12,3 13,3

delen door 16 3,6 3,5

*Voor de arbeidsparticipatie is gebruikgemaakt van de nettoarbeidsparticipatie afkomstig van CBS StatLine.

L

EEFBAARHEIDSTHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max score Uw score Benchmark

Sociale kwaliteit (schaalscore 0-10) 1.2a 10 7,2 6,7

Fysieke kwaliteit (schaalscore 10-0) 1.2b 10 8,2 5,5

Inzet bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid plus woon-zorgzones

1.1 + 1.3 10 8,2 6,9

delen door 6 3,9 3,2

(25)

21

J

EUGDTHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max

score

Uw score Benchmark

Faciliteiten opvoedondersteuning 2.1 10 8,0 7,8

Verzuimmeldingen bekend 2.2 10 10,0 9,5

Aantal interventies (processen verbaal) bekend 2.3 5 0,0 4,3

Aantal vragen opvoedtelefoon/steunpunt bekend 2.5 5 5,0 2,0

Gebruik opvoedondersteuning 2.4 5 5,0 2,5

Voldoende aanbod functies 2.8 10 10,0 8,6

Richten op doelgroepen 2.9 10 10,0 7,0

Ranking Kinderen in Tel Databoek

Kinderen in Tel*

10 5,5 5,0

Voortijdig schoolverlaten 2.6** 20 16,0 13,2

delen door 17 4,1 3,5

* Verweij- Jonker Instituut

** Voortijdig schoolverlaten wordt door SGBO ingelezen zodat het goed vergelijkbaar blijft door het gebruik van dezelfde definitie

L

OKETTHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max score Uw score Benchmark

Wmo-diensten in loket 3.1 10 8,8 7,7

Faciliteiten cliëntondersteuning 3.2 10 6,9 5,7

Inzicht in aantal informatie- en adviesvragen 3.3a 10 10,0 7,4

Inzicht in aantal aanvragen voorzieningen 3.3b 10 10,0 9,3

Inzicht in aantal door gemeente ondersteunde cliënten 3.4 5 5,0 2,2 Tevredenheid over informatie en advies loket 3.5/CTO 50 36,5 35,8

delen door 19 4,1 3,6

(26)

I

NFORMELE HULPTHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max score Uw score Benchmark

Aanwezigheid steunpunt mantelzorg 4.1 10 10,0 9,2

Aanwezigheid steunpunt vrijwilligers 4.1 10 10,0 8,3

Ondersteuning mantelzorgers 4.2 + 4.3 10 5,8 5,5

Ondersteuning vrijwilligers 4.5 10 6,3 5,0

delen door 8 4,0 3,5

A

LGEMENE

V

OORZIENINGENTHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max score Uw score Benchmark

Beleid levensloopbestendig bouwen 5.2 10 10,0 8,6

Afspraken levensloopbestendig bouwen 5.3 5 5,0 4,0

Aandacht voor burgers met beperkingen 5.5 10 10,0 8,6

Afspraken fysieke toegankelijkheid openbare ruimte 5.6 10 6,7 6,7

delen door 7 4,5 4,0

I

NDIVIDUELE

V

OORZIENINGENTHERMOMETER

Indicator Vraagnr. Max score Uw score Benchmark

Afstemming hulp bij het huishouden met zorgfuncties 6.4 10 6,0 6,2

Huisbezoeken 6.5 10 10,0 9,5

Tevredenheid hulp bij het huishouden 6.6a/CTO 15 7,9 7,9

Tevredenheid overige individuele voorzieningen 6.6b/CTO 15 7,4 7,4

delen door 10 3,1 3,1

O

PVANGTHERMOMETER REGIOGEMEENTE

Indicator Vraagnr. Max score Uw score Benchmark

Voldoende plaatsen vrouwenopvang en maatschappelijke opvang

7.3 10 10,0 5,6

Inzet vrouwenopvang en huiselijk geweld 7.1 10 7,1 6,4

Inzicht in huiselijk geweld 7.2 5 5,0 4,1

Inzet OGGZ 8.2 10 8,8 7,1

(27)

23

B IJLAGE 2: D EELNEMENDE GEMEENTEN

Gemeentegrootte naar inwoneraantal Deelnemende gemeenten

Grootteklasse 1: 0-20.000 inwoners Alblasserdam; Appingedam; Asten; Bedum; Beesel;

Blaricum; Brielle; Bunnik; Bunschoten; Cromstrijen;

Eemnes; Eijsden; Enkhuizen; Groesbeek; Gulpen-Wittem;

Haaren; Harenkarspel; Heeze-Leende; Korendijk;

Landerd; Laren; Margraten; Meerssen; Menterwolde;

Naarden; Noordwijkerhout; Ommen; Schinnen; Sint- Oedenrode; Someren; Strijen; Texel; Vaals; Valkenburg aan de Geul; Vlagtwedde; Waalre; Wervershoof; West Maas en Waal; Westerveld; Westervoort; Winschoten;

Zijpe

Grootteklasse 2: 20.000-50.000 inwoners Aa en Hunze; Aalten; Achtkarspelen; Baarn; Bergen (NH.);

Berkelland; Beuningen; Binnenmaas; Borger-Odoorn;

Borne; Boxtel; Bronckhorst; Brummen; Bussum;

Castricum; Coevorden; Cranendonck; Dalfsen; Dongen;

Drimmelen; Duiven; Epe; Ermelo; Etten-Leur; Geldrop- Mierlo; Gilze en Rijen; Haaksbergen; Halderberge;

Harderwijk; Heemskerk; Heerenveen; Heiloo;

Hellendoorn; Hendrik-Ido-Ambacht; Hillegom; Hof van Twente; Houten; Huizen; IJsselstein; Kampen; Kerkrade;

Langedijk; Leiderdorp; Leusden; Lisse; Lochem;

Maasdriel; Maasgouw; Maassluis; Medemblik; Meppel;

Montferland; Noordoostpolder; Noordwijk; Nunspeet;

Oegstgeest; Oisterwijk; Oldebroek; Oldenzaal; Oost Gelre;

Ooststellingwerf; Opsterland; Oud-Beijerland; Overbetuwe;

Papendrecht; Pekela en Veendam; Renkum; Rheden;

Ridderkerk; Rijssen-Holten; Rijswijk; Skarsterlân;

Sliedrecht; Stadskanaal; Steenwijkerland; Stein;

Teylingen; Tubbergen; Twenterand; Tynaarlo; Utrechtse Heuvelrug; Valkenswaard; Voorschoten; Voorst; Vught;

Waddinxveen; Wageningen; Weert; Werkendam en Woudrichem; Weststellingwerf; Wijchen; Wijdemeren;

Wijk bij Duurstede; Woensdrecht; Zundert;

Zwartewaterland; Zwijndrecht

Grootteklasse 3: 50.000-100.000 inwoners Almelo; Alphen aan den Rijn; Amstelveen; Assen;

Barneveld; Capelle aan den IJssel; Delft; Deventer;

Doetinchem; Gouda; Heerhugowaard; Hengelo;

(28)

Hilversum; Hoogeveen; Katwijk; Leeuwarden;

Leidschendam-Voorburg; Lelystad; Nieuwegein; Oss;

Purmerend; Roosendaal; Schiedam; Sittard-Geleen;

Smallingerland; Velsen; Vlaardingen; Westland

Grootteklasse 4: meer dan 100.000 inwoners 's-Gravenhage; Almere; Apeldoorn; Arnhem; Dordrecht;

Ede; Emmen; Enschede; Groningen; Haarlem;

Haarlemmermeer; Leiden; Maastricht; Nijmegen;

Rotterdam; Tilburg; Utrecht; Zaanstad; Zoetermeer;

Zwolle

(29)

In 1964 werd SGBO in het leven geroepen als onderzoeksbureau van de VNG. SGBO ontwikkelde zich tot de benchmarkspecialist voor gemeenten. Deze kennis en ervaring waren voor advies- en

managementbureau BMC de reden om SGBO welkom te willen heten in zijn brede organisatie. BMC nam begin 2008 het eigendom van SGBO over van de VNG.

SGBO blijft als aparte entiteit voor benchmarks functioneren om te benadrukken dat benchmarking een aparte activiteit is. De gegevens van de deelnemers aan benchmarks blijven vertrouwelijk en worden alleen gebruikt voor benchmarkdoeleinden.

BMC kan nu het hele scala aan diensten aan de publieke sector leveren, van beleidsadvies tot management, van uitvoeringsondersteuning tot personeelswerving, van trainingen tot benchmarks.

Binnen BMC maakt SGBO deel uit van BMC Onderzoek. De benchmarkexperts werken, net zoals de overige onderzoekers van BMC, vanuit hun betrokkenheid bij de publieke zaak. Ze komen zelf uit de publieke sector en staan voor een moderne wetenschappelijke benadering. Beleidsinhoudelijk zijn ze uitstekend onderlegd. Als buitenstaanders leveren BMC’ers u een frisse blik. Dat geldt niet alleen voor de onderzoekers, maar ook voor de adviseurs en managers. Ze werken altijd vanuit een visie op het grote geheel, met een grote kennis van processen binnen overheidsorganisaties en een goed gevoel voor politieke verhoudingen.

De resultaten van de benchmarks en andere vormen van onderzoek zijn praktisch bruikbaar zowel voor de betrokken organisatie als voor de gehele publieke sector. De onderzoeksvragen beslaan de hele beleidscyclus: het beleid, de organisatie, de uitvoering en de effecten, zowel op onderdelen als in samenhang. Komen het gevoerde beleid of bepaalde veranderingen overeen met de bestuurlijke doelen?

Wat zijn voor de burger, de cliënt of de leerling de effecten van politieke keuzes? Hebben wetten en regels de gewenste resultaten opgeleverd? Hoe is de implementatie van vernieuwingen verlopen? Hoe werken overheden en organisaties samen en wat zijn daarvan de gevolgen? Is de uitvoering verlopen conform planning en begroting? Hoe verhouden de prestaties zich tot de prestaties van vergelijkbare organisaties en wat kunnen zij van elkaar leren?

Niet alleen benchmarks, ook andere onderzoeksvormen kunnen helpen inzicht te verkrijgen in waar een organisatie staat, zoals burgerpanels, audits, klant- en medewerkerstevredenheidsonderzoeken en crisisscans. Iedere vertaalslag vanuit een dergelijke analyse naar een individuele situatie is denkbaar. En er kunnen resultaatgerichte leertrajecten aan worden ontleend.

Wij vinden het werk van het openbaar bestuur van grote waarde. Daaraan te mogen meewerken zien wij als een voorrecht. Die overtuiging zien onze klanten terug in de bedrijfsvoering, waarin integriteit, transparantie, duurzaamheid en onafhakelijkheid zijn gewaarborgd. Dat geldt voor SGBO én voor BMC.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De totstandkoming van het beleid was dynamisch, maar ook de uitvoering zal een dynamisch proces zijn, waarbij we continu inwoners betrekken en samen toewerken naar een

Burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen maken bekend dat zij in de periode van 18 juli tot en met 20 juli 2011 de volgende aanvragen voor een omgevingsvergunning op

Data biedt inzicht en voedt zo beleidsontwikkeling en besluitvorming (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2020). Een voorbeeld van toegenomen informatieverzameling is de site

Het speelbeleid is niet geheel uitgevoerd in 2012, het restant blijft gereserveerd voor de uitvoering in 2013. Voor de dorpsontwikkelingsplannen wordt een afzonderlijke

Deze middelen worden specifiek voor dit doel gereserveerd en eventuele tekorten / overschotten worden met deze reserve verrekend. Omvang

Als bomenbond hebben we ingebracht dat iedereen – zelfs het gemeentebestuur – de bossen en de zuidelijke Veluwezoom zeer waardevol vindt voor Arnhem.. Wij hebben echter

Zorg ervoor dat het platform de centrale plek wordt voor online participatie in jouw gemeente...

een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor speciaal onderwijs of voortgezet