• No results found

Filosofie van de Natuurkunde (NS-B257) 27 augustus 2004

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Filosofie van de Natuurkunde (NS-B257) 27 augustus 2004"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In elektronische vorm beschikbaar gemaakt door de TBC van A−Eskwadraat.

Het college NS-B257 werd in 2004/2005, gegeven door prof.dr. D.G.B.J. Dieks.

Filosofie van de Natuurkunde (NS-B257) 27 augustus 2004

Opgave 1

De Griekse filosoof Zeno is bekend om een aantal “paradoxen”, bijvoorbeeld die waarin wordt beredeneerd dat er geen verschil is tussen een rustende en een bewegende pijl. Wat wilde Zeno met deze laatste paradox aantonen? Neem in je antwoord een bespreking op van de criteria waaraan kennis volgens Zeno moest voldoen, en bespreek ook de begrippen “rationalisme” en

“empirisme”.

Opgave 2

Volgens Popper groeit de natuurwetenschap door falsificaties: hoewel het definitief bewijzen van een theorie niet mogelijk is, volstaat een enkel tegenvoorbeeld om de onjuistheid van een theorie aan te nemen. Illustreer met behulp van een historisch voorbeeld dat dit een te simplistische voorstelling van zaken is.

Opgave 3

Volgens Kuhn groeit de wetenschap niet continu maar schoksgewijs. Leg uit hoe hij dit bedoelt.

Wordt Kuhns opvatting weerlegd door het feit dat we nu veel meer problemen natuurwetenschap- pelijk aankunnen dan bijvoorbeeld honderd jaar geleden, en dat onze technische vermogens continu toenemen? Licht je antwoord toe.

Opgave 4

Volgens Newton moeten we in de natuurkunde gebruik maken van inductie. Leg uit hoe hij dit zich voorstelde.

Is deze Newtoniaanse methode volgens jou juist? Leg je antwoord uit.

Opgave 5

Aristoteles introduceerde het idee dat de natuurwetenschappen zich kenmerken door een axiomatisch- deductieve opbouw. Leg uit wat daarmee wordt bedoeld. Kun je een voorbeeld geven waaruit de aantrekkelijkheid van de axiomatische methode blijkt?

Opgave 6

Empirische wetenschapsfilosofen argumenteren vaak dat natuurwetten even weinig normatief zijn als landkaarten. Probeer die argumentatie te reproduceren.

Wat is het tegenovergestelde standpunt? En hoe kijk je hier zelf tegenaan?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens Hume is het niet mogelijk in de natuurwetenschappen ooit zeker te zijn van theorie¨ en.. Wat was

Volgens Popper kunnen we algemene uitspraken nooit bewijzen, maar is het wel gemakkelijk ze te weerleggen.. Leg

Er zijn twee versies van deze interpretatie te onderscheiden: de eerste, van voor 1935, en de tweede, van na 1935. Geef aan waarin het verschil zit en hoe Bohr gedwongen werd

Leg vervolgens uit hoe volgens Aristoteles wetenschap in het algemeen moet worden opgebouwd, en laat zien hoe de vacu¨ um-redenering hierin past..

Volgens empiristische wetenschapsfilosofen zijn natuurwetten niet normatief, maar descriptief.. Leg uit wat het verschil is, en illustreer het met

In ´ e´ en van zijn paradoxen geeft Zeno een redenering met de conclusie dat er geen verschil bestaat tussen een bewegende en een rustende pijl?. Bespreek deze redenering en geef

Geef vervolgens je beargumenteerde mening over de vraag of hier een oplossing van de inductieproblematiek kan worden gevonden..

Een mogelijk antwoord op Hume is dat we weliswaar de toekomst niet met absolute zekerheid kunnen voorspellen, maar dat uitspraken over de toekomst wel steeds waarschijnlijker