• No results found

Amersfoort emplacement oost, variant 0,1 en 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Amersfoort emplacement oost, variant 0,1 en 2"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amersfoort emplacement oost, variant 0,1 en 2

Archeologisch Bureauonderzoek

Van Drs. J.J. Huisman

Eigenaar Drs. S. van der A

Kenmerk BoPro-2017-06

Versie 1.3

Datum 1 augustus 2017

Onderwerp Bureauonderzoek Amersfoort emplacement oost

Status Definitief

(2)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding 4

1.2 Archeologisch Bureauonderzoek 4

1.3 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 4

1.4 Actoren 5

2 Onderzoeksgebied en consequenties toekomstig gebruik 6

2.1 Plan- en onderzoeksgebied 6

2.2 Overheidsbeleid 8

2.3 Toekomstige situatie 9

2.4 Huidig gebruik 10

2.5 Beschrijving van de huidige situatie 10

3 Bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en

aardwetenschappelijke waarden 11

3.1 Relevante aardwetenschappelijke gegevens 11

3.1.1 Geologie 11

3.1.2 Bodem 12

3.1.3 Geomorfologie 13

3.1.4 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 14

3.2 Archeologische en ondergrondse bouwhistorische gegevens 14

3.3 Kaart met bekende archeologische waarden 18

4 Historische situatie en mogelijke verstoringen 19

4.1 Verzamelde gegevens 19

4.2 Specificatie van de historische situatie 25

5 Gespecificeerde verwachting 26

5.1 Gespecificeerde archeologische verwachting 26

6 Samenvatting 27

7 Advies 28

Bijlage 1: Literatuurlijst 30

Bijlage 2: Relatie met wet- en regelgeving 31

Bijlage 3 Onderzoeksgebied en plangebied 32

Bijlage 4 Archeologische onderzoeken 1 33

Bijlage 5 Archeologische onderzoeken 2 34

Bijlage 6 Waarnemingen 35

(3)

Administratieve gegevens

Datum 12-07-2017

Opdrachtgever ProRail bv

Uitvoerder ProRail bv

Bevoegde overheid Gemeente Amersfoort

Beheer en plaats van documentatie DANS-EASY Landelijk registratienummer 4554171100 Locatie (gemeente, plaats, toponiem, 4 x/y

coördinaten of een centrumcoördinaat)

Amersfoort

155.186 / 463.978 Kadastrale gegevens (kadastrale nummers,

beheerder/eigenaar van de grond en/of contactpersonen)

AMF00G 340 ProRail bv AMF00G 083 ProRail bv AMF00H 394 ProRail bv AMF00H 3388 ProRail bv AMF00G 3545 ProRail bv AMF00H 3611 ProRail bv AMF00G 3535 ProRail bv AMF00K 5306 ProRail bv AMF00K 5283 ProRail bv AMF00A 6370 ProRail bv AMF00A 6284 ProRail bv AMF00G 312 ProRail bv AMF00A 5014 ProRail bv AMF00A 6368 ProRail bv AMF00H 3608 ProRail bv AMF00H 4122 ProRail bv AMF00G 3547 ProRail bv AMF00K 2529 ProRail bv AMF00H 4078 ProRail bv AMF00H 4074 ProRail bv AMF00A 6285 ProRail bv AMF00G 3537 ProRail bv AMF00H 3501 ProRail bv AMF00G 6086 ProRail bv AMF00D 9062 ProRail bv AMF00H 1992 ProRail bv AMF00G 3536 ProRail bv AMF00G 3444 ProRail bv AMF00G 6085 ProRail bv AMF00A 6371 ProRail bv AMF00H 4119 ProRail bv AMF00K 5284 ProRail bv AMF00H 4022 ProRail bv AMF00G 6084 ProRail bv AMF00G 3527 ProRail bv AMF00G 2017 ProRail bv

Onderzoekskader Aanvraag omgevingsvergunning

(4)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het emplacement Amersfoort bevat een grote hoeveelheid spoorwissels. Om het spoor robuuster te maken is besloten om de wissels in de periode 2019-2027 te vervangen voor een slanker exemplaar of waar mogelijk te verwijderen. In het kader van de vervanging of

verwijdering van wissels zal tevens de spoorligging worden aangepast waarbij eveneens enkele bovenleidingportalen worden verplaatst.

De bestaande wisselverwarming (gas) zal worden vervangen voor elektrische verwarming. Met deze vervanging is het noodzakelijk om nieuwe 10kV kabels te leggen en deze aan te sluiten op bestaande of nieuw te realiseren transformatorkasten. Op dit moment zijn de locaties van nieuw te plaatsen transformatorkasten nog niet bekend.

Ten behoeve van de bouw en/of opstal van materieel en materiaal zijn enkele opties voor werkterreinen aangegeven. Aangezien op deze werkterreinen geen bodemroerende werkzaamheden voorzien zijn, zijn deze buiten beschouwing gelaten.

Bij de genoemde werkzaamheden zal op verschillende locaties de bodem worden geroerd. Dit is in strijd met de vigerende bestemmingsplannen en de archeologische beleidskaart van de Gemeente Amersfoort. In het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning is dit bureauonderzoek opgesteld.

1.2 Archeologisch Bureauonderzoek

Het doel van een bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting, met behulp van informatie van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied, zowel onder als boven water. Het resultaat is een standaardrapport bureauonderzoek met een gespecificeerde archeologische verwachting en een advies. Op basis hiervan kan het bevoegd gezag een beslissing nemen over het al dan niet laten uitvoeren van vervolgonderzoek.

De resultaten van het standaardrapport bureauonderzoek kunnen leiden tot de volgende uitkomsten:

a. Er zijn onvoldoende data: er wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd;

b. Er zijn voldoende data: er wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Ad b: Indien de data uitwijzen dat er geen behoudenswaardige archeologische waarden (te verwachten) zijn, leidt dit tot een advies te stoppen met het archeologisch proces (geen archeologieverplichting meer/vrijgave van het terrein).

1.3 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

Dit bureauonderzoek is opgesteld conform de eisen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De KNA bestaat uit een aantal protocollen die ieder een deel van het archeologisch werk beschrijven. De KNA-protocollen bevatten de minimale inhoudelijke en

(5)

ambachtelijke eisen die worden gesteld aan archeologische werkzaamheden van inventariserend onderzoek tot aan depotbeheer (het bewaren van archeologisch vondstmateriaal).

1.4 Actoren

Binnen het archeologisch proces speelt deskundigheid een zeer belangrijke rol. Kritische handelingen zijn daarom voorbehouden aan specifiek benoemde functionarissen: de actoren.

In het KNA-protocol Bureauonderzoek worden de volgende actoren onderscheiden:

(Kritische) activiteit Actor Opstellen gespecificeerde verwachting en

formuleren onderzoeksstrategie

KNA-Archeoloog Ma Opstellen standaardrapport

bureauonderzoek KNA-Archeoloog Ma

CONTROLE Senior KNA (Bureauonderzoek)-Archeoloog

(6)

2 Onderzoeksgebied en consequenties toekomstig gebruik

Het onderzoeksgebied is afgebakend op basis van archeologische en bodemkundige factoren.

In dit geval is een buffer van 100 meter aangehouden rondom de voorgenomen ingrepen. De buffer is vastgesteld op basis van het feit dat de voorgenomen ingrepen binnen de spoorzone plaatsvinden en binnen deze zone nauwelijks tot geen onderzoeken zijn uitgevoerd of

vondsmeldingen bekend zijn. Om een beeld te krijgen van de archeologische potentie van deze spoorzone is gekeken naar onderzoeken en vondstmeldingen rondom de spoorzone.

Het tracé waarbinnen de werkzaamheden zijn voorgenomen loopt van km 45,2 t/m km 46,9 en van km 23,5 t/m km 23,9.

2.1 Plan- en onderzoeksgebied

Het plangebied heeft een totale omvang van 5,9 hectare. Voor de voorgenomen

werkzaamheden binnen het plangebied zijn drie varianten opgesteld, variant 0, variant 1 en variant 2.

 Variant 0 voorziet in de vervanging van 6 wissels en het uitlijnen van de met de wissels verbonden sporen.

 Variant 1 voorziet in de vervanging van 4 wissels en het uitlijnen van de met de wissels verbonden sporen.

 Variant 2 voorziet in de vervanging van 5 wissels en het uitlijnen van de met de wissels verbonden sporen.

(7)
(8)

Voor dit bureauonderzoek wordt het plangebied, in plaats van puntlocaties, als aaneengesloten vlak in behandeling genomen. Hiervoor is gekozen omdat vooralsnog niet duidelijk is waar de benodigde kabeltracés worden aangelegd. Duidelijk is wel dat deze zich binnen de spoorzone zullen bevinden.

Het plangebied heeft een omvang van ca. 5,9 hectare. Het onderzoeksgebied heeft een omvang van ca. 59,7 hectare. Een overzicht van het onderzoeksgebied en plangebied is opgenomen in bijlage 3.

2.2 Overheidsbeleid

De voorgenomen varianten liggen verspreid over een vijftal bestemmingsplannen, te weten:

• Km 23,5 – km 24,2 Bedrijventerrein e.o. en snelwegen, waarde archeologie 3

• Km 46,6 – km 23,5 Schothorst-Zielhorst, waarde archeologie 3

• Km 45,5 – km 46,6 Amersfoort –oost, waarde archeologie 2

• Km 45,3 – km 45,5 Binnenstad, waarde archeologie 1

• Km 44,7 – km 45,3 Wagenwerkplaats e.o., waarde archeologie 3

De bestemmingsplannen bevatten alle een dubbelbestemming ten aanzien van archeologie, variërend van waarde 1 tot waarde 3. Alhoewel voor de verschillende bestemmingen

verschillende oppervlaktegrenzen gelden, variërend van 0 m² tot 500 m², geven zij alle aan dat indien bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv plaatsvinden een archeologische

onderzoek dient te worden uitgevoerd.

Op de Beleidskaart archeologie van de Gemeente Amersfoort is het plangebied gelegen in een gebied met middelhoge archeologische verwachting (Geel). Voor dit gebied geldt dat voor ingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm –mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Bij het opstellen van dit bureauonderzoek zijn tevens de richtlijnen voor bureauonderzoek binnen de Gemeente Amersfoort toegepast.1

1 https://www.amersfoort.nl/bouwen-en-verbouwen/to/archeologisch-onderzoek-bij- bouwwerkzaamheden.htm

(9)

2.3 Toekomstige situatie

Het plangebied blijft in gebruik als spoorzone waarbij de nieuwe wissels en spooraanpassingen op een ondersteunend ballastbed zullen worden gebouwd. Dit ballastbed zal voldoen aan de gestelde voorschriften waarbij het op de doorgaand baan een dikte heeft van 73 cm, gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf. Op emplacementen is deze fundering 53 cm dik, gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf. Dit betekent dat voor het ballastbed de bodem geroerd zal worden tot een maximumdiepte van 73 cm –mv.

Daarnaast zullen transformatorkasten en toeleidende kabels worden aangelegd ten behoeve van de elektrische wisselverwarming. De straatkasten zullen op staal worden gefundeerd (niet onderheid) en de toeleidende kabels worden in een kabelsleuf worden verwerkt. Daarbij zal de bodem tot een maximumdiepte van 90 cm –mv worden geroerd.

Eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen die dieper liggen dan de voorgenomen bodemingrepen kunnen behouden blijven. Indien behoudenwaardige archeologische

vindplaatsen worden aangetroffen is het aanpassen van de ruimtelijke inrichting niet of slechts beperkt mogelijk.

(10)

2.4 Huidig gebruik

Het plangebied is in gebruik als spoorzone. Het omvat het geheel van spoorwegen en ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het spoorverkeer zoals onder andere bovenleidingportalen, wissels, transformatorkasten en kabel- en leidingstroken.

2.5 Beschrijving van de huidige situatie

Het spoortracé dat in het plangebied ligt loopt vanaf het emplacement Amersfoort tot net voorbij de aftakking van het spoor richting Barneveld. Grofweg van het spoor ter hoogte van de Troostwijkstraat tot aan het spoor ter hoogte van Jerolimo dreef. Het spoor ligt op maaiveld waarbij kruisende wegen verdiept zijn aangelegd.2 Voor de aftakking van het spoor richting Barneveld is een kruisend spoor verhoogd aangelegd op een pijler-constructie.

Het spoor is aangelegd op betonnen dwarsliggers met breuksteen-ballast. Ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening zijn bovenleidingportalen langs het spoor aangelegd.

Ten behoeve van de vergroting van de draagkracht van het spoor is dit op een zogeheten ballastbed gefundeerd. Dit ballastbed voldoet aan de daarvoor opgestelde voorschriften. Op de doorgaande baan is dit ballastbed 73 cm dik gemeten van de bovenzijde van de daarop gelegen spoorstaaf. Op emplacementen is dit 53 cm.

Afhankelijk van de mate van zetting van de ondergrond kan het ballastbed door het lichten, schiften en onderstoppen van dwarsliggers lokaal dikker zijn3.

In geval sprake is van een ondergrond waarvan de draagkracht onvoldoende is voor een stabiel spoortracé vindt grondverbetering plaats voorafgaand aan het opbouwen van het ballastbed. Afhankelijk van de ondergrond heeft deze grondverbetering een minimale dikte van 50 cm onder het ballastbed oftewel een minimale diepte van 123 cm –mv.4

2 Veldbezoek 20-07-2017

3 Bij spoorverzakking worden de dwarsliggers en het daarop gemonteerde spoor machinaal weer op juiste hoogte gebracht en wordt het ballastbed aangevuld met steenmateriaal.

4 Het is niet duidelijk waar grondverbetering wel of niet heeft plaatsgevonden. Dit is afhankelijk van de lokale draagkracht van de bodem en de diepteligging van een stabiele onderlaag. De minimale dikte van de spoorbaan is opgenomen in de ontwerpvoorschriften (OVS00055 7.1).

(11)

3 Bekende archeologische, ondergrondse bouwhistorische en aardwetenschappelijke waarden

Voor de uitkomst van het bureauonderzoek en de bepaling van het (eventuele) vervolg van het voortraject (inventariserend veldonderzoek) is het van belang de bekende archeologische waarden van de land- of waterbodem en ondergrondse bouwhistorische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Kennis daaromtrent bepaalt mede de onderzoeksstrategie van vervolgactiviteiten.

3.1 Relevante aardwetenschappelijke gegevens 3.1.1 Geologie

Het plangebied is gelegen in de archeoregio “het Utrechts Gelders zandgebied”.

Dit gebied wordt gekenmerkt door naast en tegen elkaar gelegen stuwheuvels. Deze zijn in de voorlaatste ijstijd (Saalien)5 gevormd doordat zand en grind door schuivend pakijs vanuit verschillende richtingen werden opgestuwd. De stuwwal van bijvoorbeeld Garderen is opgestuwd door ijs dat uit het noordwesten kwam; dit in tegenstelling tot de stuwwal van de oostelijke Veluwe, deze is vanuit het westen omhoog gedrukt. Deze heuvels variëren in hoogte en omvang. Amersfoort is gelegen aan de Utrechtse heuvelrug. Deze stuwwal loopt van de Grebbeberg tot aan Amersfoort. Aan de noordoostzijde bevindt zich het glaciale bekken van het Eemdal.

Na het Saalien brak een relatief warmere periode aan waarbij het landijs van het Saalien smolt.

In de laagte tussen de twee stuwwallen was de afvloeiing van smeltwater zeer beperkt, waardoor deze ruimte door middel van smeltwaterbeken is opgevuld met grindrijk zand.

Vegetatie kon zich in deze periode ontwikkelen.

Circa 116.000 jaar geleden brak een nieuwe ijstijd aan, het Weichselien. In deze periode bereikte het landijs Nederland niet maar heerste er een poolklimaat waarbij op de stuwwallen en in de dalen dekzand6 werd afgezet. Daarbij trad tevens erosie op en vulden de lage delen zich met grofzandig erosiemateriaal.

Na het Weichselien (ca. 11.500 jaar geleden) begint het Holoceen. Een periode die zich kenmerkt door temperatuurstijging waardoor de gevormde dekzanden kunnen begroeien. In de lagere delen van het landschap, als ook de Gelderse vallei wordt veen gevormd. Dit veen is in latere perioden ontgonnen.

5 200.000 – 120.000 jaar geleden

6 Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden

(12)

3.1.2 Bodem

De bodemkaart (1:50.000) geeft aan dat het grootste deel van de voorgenomen ontwikkeling in een bebouwde zone ligt. Dit is een standaard aanduiding voor stedelijke kernen.

Het tracédeel van km 46,7 t/m 23,6 is gelegen in een zone met de aanduiding pZg23. Dit is een beekeerdgrond; een lemige kalkloze zandgrond die gevormd is onder natte

omstandigheden. Van km 23,6 t/m km 24 ligt het tracé in een zone met de aanduiding cHn21.

Dit betreft een laarpodzolgrond; een podzolbodem die permanent of periodiek met water verzadigd is geweest.

(13)

3.1.3 Geomorfologie

Op de geomorfologisch kaart is het plangebied als bebouwd aangegeven. De noordzijde van het tracé is gelegen op de grens van een zone met de aanduiding 3K14 (donker-geel), een dekzandrug met of zonder oud bouwlanddek en een zone met de aanduiding 2M9 (licht-groen), een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden.

(14)

3.1.4 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

Op basis van de AHN is te concluderen dat het emplacement van Amersfoort inderdaad gelegen is aan de rand van de Utrechtse heuvelrug. Gezien de abrupte overgang tussen de hoge stuwwal en het lager gelegen emplacement valt af te leiden dat het emplacement deels in de stuwwal is aangelegd.

Het doorgaande spoor bevindt zich aan de noordzijde globaal op een hoogte van ca. 3 m NAP.

Dit loopt in de richting van het zuidelijk gelegen emplacement op tot ca. 4 m NAP. Over het algemeen genomen ligt het spoor ca. 50 cm hoger dan de directe omgeving7.

3.2 Archeologische en ondergrondse bouwhistorische gegevens Archeologische onderzoeken

Binnen het onderzoeksgebied zijn verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd.

Het gaat om de in de onderstaande tabel weergegeven onderzoeksnummers.

Onderzoeks-

nummer Aangetroffen object datering Onderzoeksmelding Waarneming

499 Vestingwerk ME 3340 47085

655 Stadsgracht LME-NT 3574 420316

660 Nederzetting ME-NT 3580 46977, 47087, 422896,

7 In het ontwerpvoorschrift zijn eisen opgenomen ten aanzien van afwatering en afstand tot freatisch grondwater in de spoorbaan. Dit, in verband met vorst en de daarmee gepaard gaande schuif tussen bevroren en onbevroren bodemlagen welke een risico voor het treinverkeer kunnen opleveren.

(15)

422898

20093 geen 26760

20143 geen 26809

20562 geen 26747

20932 geen 13984 404324

25891 geen 30912

29979 geen 25640

45578 Eem (vulling) LME 56274 45642 restanten

stadsmuur LME 56321

4028051100 Palenrij, weg en

bermsloten LME nvt

Behalve onderzoek 29979 betreffen het alle noodonderzoeken in verband met de aanleg van bouw- of infrastructurele werken. In zes onderzoeken zijn daadwerkelijk archeologische resten aangetroffen. Waarneming 404324 bevat de opgravingsgegevens van onderzoeksmelding 13984. Deze waarneming betreft dus de archeologische opgraving van het Meursingterrein in het kader van de realisatie van het huidige gebouw waarin de RCE en Staatsbosbeheer gevestigd zijn. Het waarnemingsnummer is als zaakidentificatie/onderzoeksnummer in DANS- EASY opgenomen. De zaakidentificatie van het onderzoek is echter 2095870100. Van de waarneming is de zaakidentificatie 3202831100. In bijlage 4 is een overzicht van de uitgevoerde onderzoeken opgenomen.

Onderzoek 499

Dit onderzoek betreft een noodonderzoek i.v.m. infrastructurele werken (riolering) bij de Koppelpoort in Amersfoort. Aan dit onderzoek is waarneming 47085 gekoppeld.

Bij dit onderzoek is een deel van het vestingwerk uit de Late Middeleeuwen aangetroffen alsook verschillende keramiek, glas en metaalvondsten.

Onderzoek 655

Dit onderzoek betreft een noodonderzoek i.v.m. infrastructurele werken (riolering) aan het Smalle Pad in Amersfoort. Het betreft hier de vulling van de stadsgracht welke eind jaren 50 van de 20e eeuw gedempt is. De opvulling is archeologisch goed zichtbaar in de vorm van een gelaagdheid die recent toont en kenmerkend is voor een demping of opvulling. Mogelijk is er op een dieper niveau nog (een gedeelte) van de middeleeuwse grachtvulling bewaard, maar het opkomende grondwater verhinderde dat er op een dieper niveau gekeken kon worden.

In de vulling zijn meerdere vondsten aangetroffen daterend van de 11e tot de 20e eeuw. Deze vondsten zij opgenomen in waarneming 420316.

Onderzoek 660

Dit onderzoek betreft een noodonderzoek i.v.m. (woning)bouwwerkzaamheden aan de Grote Koppel 8 en 14 in Amersfoort. De Grote Koppel is een kade buiten de tweede stadsmuur van 1450 en ligt aan de Nieuwe Eem.

Op het terrein en in de nabije omgeving van Grote Koppel 8 hebben vanaf de vijftiende eeuw activiteiten plaatsgevonden. In de zeventiende eeuw is het terrein opgehoogd en voor het eerst bebouwd met een bakstenen constructie. Later, in dezelfde eeuw, maakt dit gebouw plaats

(16)

voor de tweede bebouwing. Gedurende de laatste fase is de zeventiende eeuwse bebouwing gesloopt. De bakstenen zijn hergebruikt voor zowel de vervaardiging van het nieuwe pand als de beerput. Dit heeft zich waarschijnlijk aan het begin van de twintigste eeuw voltrokken. Aan het einde van de twintigste eeuw is de bebouwing op het terrein tenslotte gesloopt.

Van Grote Koppel 14 moesten de voorgevel en noordelijke zijgevel blijven staan, waardoor de funderingen intact zijn gelaten. Funderingen van het gesloopte pand dateren uit de 16de en 17de eeuw, een aantal muren zijn mogelijk wat jonger. Langs de zuidelijke zijgevel werd een bakstenen waterafvoerkanaal gevonden, aflopend richting de Oude Eem. Eerder werd op deze plek al een 18e eeuwse waterput aangetroffen. Binnen het pand zijn twee kelders: de kleinste daterend uit de 16e en 17e eeuw, de grootste waarschijnlijk redelijk recent. Achter het huis werd een tweede waterput aangetroffen uit de 18e eeuw. In een profiel was op het schone zand een ophogingslaag uit de 16e eeuw te zien. Direct hierna is de eerste bouw in baksteen uitgevoerd met toevoegingen en aanpassingen in latere periode.

Aan dit onderzoek zijn de waarnemingen 46977, 47087, 422896 en 422898 gekoppeld.

Onderzoek 20932

Dit onderzoek betreft een noodonderzoek vanwege bouw- en infrastructurele werkzaamheden.

Het onderzoeksterrein betreft de locatie van de voormalige Stoomweverij van J. Bonnike. Deze stoomweverij wordt op 6 januari 1885 overgenomen door Wicher Hooite Meursing. Wicher realiseert hier een moderne op stoom werkende industriële broodbakkerij. Meursing produceert 57 jaar lang graanproducten. In 1942 breekt er brand uit in de fabriek waardoor een groot deel van de fabriek verwoest wordt. Niet lang daarna bouwen de architect Plooy en aannemer Van Hoogevest een nieuwe fabriek annex kantoorgebouw. Het bedrijft groeit en beleeft van 1950 tot 1970 zijn grootste expansie. De concurrentie in de branche wordt echter steeds groter en de resultaten van de fabriek gaan hard achteruit. Ten slotte wordt de fabriek op 18 oktober 1984 verkocht aan firma Bolletje. Er vallen vele ontslagen en pp 31 december 1986 valt het doek definitief. De gebouwen doen de jaren daarna nog dienst als opslagruimte voor enkele lokale bedrijven totdat in 1988 het complex geheel wordt gesloopt. In de jaren daarna doet het terrein dienst als parkeer- en marktplaats totdat in 2008 het huidige gebouw van de RCE en Staatsbosbeheer op deze locatie wordt gerealiseerd. Het onderzoeksrapport van dit onderzoek is in DANS-EASY niet in te zien zonder dat daar vooraf toestemming aan wordt gegeven.

Vondsten en sporen zijn opgenomen in Archis onder waarnemingsnummer 404324.

Op deze locatie is in 1996 door een particulier, met behulp van een metaaldetector, een messing sierspijker en 3 messing gespjes gevonden. Deze waarneming is in Archis 3 opgenomen onder nummer 420768.

Onderzoek 45578

Dit onderzoek betreft een waarneming cq. observatie bij het plaatsen van een ondergrondse afvalcontainer. Uit dit onderzoek is gebleken dat een daarbij gelegen tuinmuur gefundeerd is op de tweede stadsmuur van Amersfoort.

Onderzoek 4028051100

Dit onderzoek betreft een proefsleuvenonderzoek waarbij een palenrij in diverse werkputten is aangetroffen, behorend tot een en dezelfde structuur. Het gaat hier om een (verdedigings)linie, die dwars op een weg heeft gestaan. Deze weg is in twee werkputten aangesneden door middel van twee zogenaamde bermsloten. De weg heeft tussen deze twee sloten in gelegen.

Hoe de palenrij zich over de weg heeft voortgezet kon niet worden nagegaan. De plek waar dit

(17)

zichtbaar zou moeten zijn is tijdens de sanering voorafgaand aan het IVO-P vergraven, waarmee eventuele archeologische sporen ook zijn verdwenen. De linie wordt op basis van aardewerk vondsten voorlopig in de 16de eeuw gedateerd.

Waarnemingen

In het onderzoeksgebied zijn verschillende waarnemingen geregistreerd. Het overzicht hiervan is opgenomen in bijlage 6. De meeste waarnemingen zijn gekoppeld aan uitgevoerde

onderzoeken en beschrijven de vondsten die in het onderzoek verzameld zijn.

Nummer Jaar Waarneming Vinder

46977 2002 gekoppeld aan onderzoeksmelding 3580 Gemeente Amersfoort 47085 2002 gekoppeld aan onderzoeksmelding 3340 Gemeente Amersfoort 47087 2005 gekoppeld aan onderzoeksmelding 3580 Gemeente Amersfoort 404324 gekoppeld aan onderzoeksmelding 13984 Gemeente Amersfoort 411969 1995 Complextype: IBRU, gracht?bewoning/stad,

GD?, VWAL Datering: LME-NT

Geen gegevens in Archis 3

419003 2005 Dierlijk bot, glas, keramiek; LME-NT A. Verstaaten 419021 2004 Draaier van maalsteen; LME-B Particulier 419029 2000 Houten paal met ijzeren punt, Vroeg romeins

- NT

Particulier 419063 2 verschillende koperen handvatten van

doodskisten NT Particulier

420316 1996 Gekoppeld aan onderzoeksmelding 3574 Gemeente Amersfoort 420768 Messing sierspijker, 3 messing gespjes NT-

vroeg -NT midden Particulier

422896 Gekoppeld aan onderzoeksmelding 3580 Gemeente Amersfoort 422898 2011 Gekoppeld aan onderzoeksmelding 3580 Gemeente Amersfoort 441437 Zandstenen mortierkogel, NT vroeg-NT

midden Particulier

(18)

Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen of vondstmeldingen bekend. Navraag bij AWN afdeling 148, Provincie9 en gemeente omtrent eventuele vondstmeldingen die nog niet in Archis 3 zijn opgenomen heeft geen aanvullende vondsmeldingen opgeleverd.

3.3 Kaart met bekende archeologische waarden

Binnen het onderzoeksgebied bevinden zich twee terreinen van hoge archeologische waarde.

Monumentnummer 12282 betreft een nederzetting met stedelijk karakter uit de Late

Middeleeuwen – Nieuwe tijd. Het is de stadskern van Amersfoort. Binnen de eerste stadsring bevinden zich de resten van woonhuizen, kerken en dergelijke, terwijl tussen de eerste en tweede stadsring de resten van allerlei industrie en meer agrarische bewoning liggen. De binnenstad wordt begrenst door de tweede stadsmuur, die tussen circa 1380 en 1450 gebouwd is.

Monumentnummer 12303 betreft een terrein van hoge archeologische waarde. Het is een terrein met sporen van boerderij Liendert. Bij deze boerderij heeft zich een buurtschap ontwikkeld. De eerste vermelding hiervan dateert van de 15e eeuw maar waarschijnlijk dateert het buurtschap al van de 13e eeuw.

8 awn.afd14@gmail.com

9 a.vandebunt@landschaperfgoedutrecht.nl

(19)

4 Historische situatie en mogelijke verstoringen

De eerste vermelding van Amersfoort dateert uit 1028. In een oorkonde van de Duitse Keizer worden akkers te “Amersfoirde” vermeld. De naam is gebaseerd op een doorwaadbare plaats (voorde) in de rivier de Amer. De nederzetting verkreeg op 12 juni 1259 stadsrechten en een eigen bestuur. Rond 1300 werd rondom de stad een stenen stadsmuur gebouwd wat een beeld geeft van de welvarendheid van de stad op dat moment. In de 14e en 15e eeuw werd een tweede muur rondom de stad aangelegd.

De economische groei van de stad werd onder andere versterkt doordat Amersfoort naar het zogeheten “mirakel van Amersfoort” een bedevaartsoord werd. Voor het mirakel en het Mariabeeldje dat hiervoor verantwoordelijk was werd in 1444 de Onze-Lieve-Vrouwetoren gebouwd.

In 1572 werd Amersfoort bezet door het Staatse leger en in 1573 door de Spanjaarden. In 1579 werd Amersfoort heroverd door Jan VI van Nassau-Dillenburg, waarop in 1579 gedwongen aansluiting bij de Unie van Utrecht plaatsvond. In 1629 werd Amersfoort door Ernesto Montecuccoli veroverd tijdens zijn Inval van de Veluwe. De Inval op de Veluwe en de inname van Amersfoort hadden tot doel paniek te veroorzaken in de Republiek, waardoor Frederik Hendrik van Oranje het Beleg van 's-Hertogenbosch zou moeten opgeven. Dit was tevergeefs doordat het Spaans-keizerlijke leger moest terugtrekken na de onverwachte inname van Wesel. Als gevolg van de oorlogshandelingen en vernielingen ging het economisch

slechter met Amersfoort.

In de 19e eeuw werden grote delen van de stadswallen en poorten afgebroken om het materiaal te kunnen gebruiken voor de bestrating van de stad. Met de komst van de spoorwegen, de functie van Amersfoort als knooppunt en de bouw van twee grote kazernecomplexen kon Amersfoort weer verder groeien.

4.1 Verzamelde gegevens

Het onderhavige plangebied ligt buiten de voormalige stadsmuren van Amersfoort.

Op basis van de historische kaarten valt te concluderen dat het plangebied gelegen is in een open agrarisch landschap.

De kadastrale minuutplan van 1811-1832 laat zien dat het zuidelijke deel van het tracé verschillende percelen doorkruist.

14 Abraham Stuipenberg bakker Bouwland 15 Abraham Stuipenberg bakker Bouwland

18 ? Borgstede fabrikeur Bouwland

19 ? Bree ? Bouwland

22 Leonardus Roeland hoedenmaker Bouwland 26 Jan van Nimmegen rentenier Bouwland 27 Jan van Nimmegen rentenier Voetpad 38 Jan van Nimmegen rentenier Eikewal 39 Jan van Nimmegen rentenier Bouwland

102 Joris Wolf rentenier Eikewal

218 ? Van den Bergh koopman Bouwland

(20)

219 ? Van den Bergh Koopman Eikewal

220 ? Van den Bergh Koopman Bosch

221 ? Van den Bergh Koopman Bouwland

Uit de eigendommenlijst valt op te maken dat het hier met name gaat om bouwland, eikewal, bosch en een voetpad.

Het noordelijke deel is verdeeld over twee minuutplannen. In dit deel worden de volgende percelen doorkruist:

360 ? Rijks tabaksplanter woestland

375 ? Gasthuis rentenier weiland

376 Bruining Kastelein bouwland

386 Bruining Kastelein bouwland

387 Amerongen molenaar bouwland

388 Hooft van Huisduinen rentenier bouwland 395 Ecbert Jan Dibbits koekbakker? bouwland

(21)

In het laatste deel worden de volgende percelen doorsneden:

232 Paschuur ? bouwland

235 Paschuur ? hooiland 277 ? tabaksplanter hooiland 279 ? tabaksplanter hooiland 280 ? tabaksplanter hooiland 283 ? tabaksplanter weiland 284 ? tabaksplanter weiland

285 ? ? hooiland

286 ? ? bosch

301 ? ? hooiland

302 ? ? hooiland

303 ? ? hooiland

304 ? ? hooiland

(22)

Dit deel van de OAT is slecht leesbaar maar ook hier valt te herleiden dat het een overwegend agrarisch karakter betreft zonder (op kaart aangegeven) bebouwing.

Het beeld van het open agrarisch landschap lijkt tot aan de aanleg van het spoor niet te veranderen op basis van de historische kaart van 1850.

(23)

Met de aanleg van het spoor in 1884 ligt het tracé zoals dat op de kaart van 1872 al is weergegeven vast. Voor de aanleg van het eerste spoor is gebruik gemaakt van houten bielzen waarop de spoorstaven werden bevestigd. De spoorbielzen werden ingegraven met mogelijk een laag halfverharding of grind daaronder en daaromheen. Bij het

vervangen/vernieuwen van het spoor is later (1991) het nieuwere (dieper gelegen) ballastbed toegepast met breuksteen.

(24)

Op basis van uitgevoerd milieu hygiënisch booronderzoek valt te concluderen dat bij de aanleg van het spoor de bodem tot grote diepte verstoord kan zijn. De boringen SG90.1 en SG 90.2 zijn in het spoorbed geplaatst. Daarbij zijn tot een minimale diepte van 300 cm –mv nog resten van kolen en puin aangetroffen. De combinatie van deze materialen behoren met grote waarschijnlijkheid toe aan de aanleg van het spoorbed.

(25)

In de periode 1940 -1945 bevindt een deel van het plangebied zich in de Nederlandse Grebbelinie en de latere Duitse Pantherstellung. In april 2017 is aan de Kortenearstraat in Amersfoort een bunker aangetroffen bij bouwwerkzaamheden. De bunker maakte deel uit van de Grebbelinie en is na de oorlog afgedekt met grond, overbouwd en vergeten.

Het is onduidelijk of er nog meer WOII objecten verborgen zijn onder de grond. Gezien de ligging binnen twee verdedigingslinies is de kans aanwezig dat WOII objecten worden aangetroffen.

4.2 Specificatie van de historische situatie

Op basis van de landschappelijke en historische gegevens is duidelijk geworden dat het plangebied op de flank van de stuwwal van de Utrechtse heuvelrug is gelegen. Archeologische resten bevinden zich dicht aan het oppervlak onder een bouwlanddek, op het pleistocene dekzand.

Het plangebied ligt buiten de stedelijk ontwikkeling van de stad Amersfoort en bevindt zich tot 1890 in een overwegend agrarische zone. Het in de 19e eeuw aangelegde spoor zal naar verwachting tot in het pleistocene dekzand zijn aangelegd omdat deze bodemlaag de grootste draagkracht biedt en deze laag vrij dicht onder het oppervlak lag. De verwachting is dat daarbij eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen verstoord zijn.

Het plangebied is gelegen binnen twee WOII verdedigingslinies, zijnde de Grebbelinie en de Pantherstellung. De linies bestaan uit verschillende objecten variërend van gebouwen ter verdediging van land of lucht en gebouwen bedoeld voor communicatie of het onderbrengen van manschappen.

(26)

5 Gespecificeerde verwachting

Het plangebied bevindt zich op de flank van de Utrechtse heuvelrug in de overgang van de stuwwal naar de Gelderse vallei. Het pleistocene dekzand bevindt zich dicht onder het oppervlak waarbij deze is afgedekt met sandr-afzettingen of een zogeheten bouwlanddek.

Archeologische vindplaatsen worden in dit deel van het landschap direct op het pleistocene dekzand verwacht op een diepte van 30 tot 50 cm –mv.

5.1 Gespecificeerde archeologische verwachting

Op basis van historische kaarten is vastgesteld dat er sinds het begin van de 19e eeuw geen bebouwing of andere verstoring in het gebied heeft plaatsgevonden. Het landschap heeft een open en agrarisch karakter.

Het in 1884 aangelegde spoor zal naar alle waarschijnlijkheid tot in het pleistocene dekzand zijn aangelegd om verzakking van het spoor te voorkomen. Daarbij zullen eventuele

archeologische vindplaatsen in het dekzand verstoord zijn10. De archeologische verwachting binnen de spoorzone (het plangebied) is dan ook laag.

In de directe omgeving, buiten de spoorzone is de archeologische verwachting hoger voor de zones waarbinnen na 1811 geen (grootschalige) verstoringen hebben plaatsgevonden.

Op die locaties kunnen vindplaatsen daterend vanaf het Mesolithicum tot aan de nieuwe tijd worden aangetroffen.

In de tweede wereldoorlog zijn in het plangebied twee opeenvolgende linies aangelegd. De eerste linie betreft de Grebbelinie en de tweede betreft de Pantherstellung. De kans bestaat dat gebouwen ten behoeve van de verdedigende functie nog verborgen liggen onder de grond.

Dergelijk objecten werden na de bevrijding verwijderd, deels verwijderd en/of afgedekt met grond.

10 De verwachting is dat het oude bouwlanddek en dekzand is afgegraven om het ballastbed op de juiste hoogte aan te kunnen leggen. Uitgaande van een bouwlanddek van 50 cm en een maximale dikte van 73 cm ballastbed is de verwachting dat het pleistocene dekzand tot een diepte van 23 cm verstoord is. Op basis van milieukundig boringen is de verstoringsdiepte lokaal aangetoond tot een diepte van minimaal 300 cm –mv.

(27)

6 Samenvatting

Binnen de spoorzone zijn verschillende werkzaamheden voorgenomen. Het gaat daarbij om het vervangen en saneren van wissels, het vervangen van de bestaande wisselverwarming en het leggen van nieuwe 10 kV leidingen. Bij deze werkzaamheden wordt de bodem geroerd hetgeen in strijd is met de verschillende dubbelbestemmingen ten aanzien van archeologie.

Het plangebied is gelegen op de flank van de Utrechtse heuvelrug in een lager deel van het landschap. De ondergrond bestaat uit dekzand of ten dele verspoelde dekzanden afgedekt met een bouwlanddek van ca. 30 – 50 cm dik. Archeologische resten worden verwacht in de top van het dekzand en kunnen dateren vanaf het mesolithicum tot aan de Nieuwe tijd. Sinds het begin van de 19e eeuw is het gebied overwegend in gebruik als bouwland, weiland of hooiland.

Bij deze agrarische activiteiten zal het dekzand niet verstoord zijn.

Met de aanleg van het spoor in 1884 is naar alle waarschijnlijkheid een cunet gegraven om het spoor op het dekzand te kunnen funderen. Daarbij zullen eventueel aanwezige archeologische waarden in het dekzand tot een diepte van minimaal 23 cm. verstoord zijn. Er zijn

aanwijzingen, op basis van uitgevoerd milieu hygiënisch booronderzoek, dat de verstoring tot een diepte van minimaal 300 cm –mv reikt.

De kans bestaat dat bij bodemroerende werkzaamheden (restanten van) WOII objecten wordt aangetroffen.

(28)

7 Advies

Aan de hand van de gegevens uit het bureauonderzoek wordt een advies voor eventuele vervolgstappen opgesteld met als uitkomsten:

 verder archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems) / 4103 IVO (waterbodems), óf

 geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk, vrijgeven onderzoeksterrein of eventueel bouwhistorisch onderzoek (door bouwhistorici).

De verwachting is dat de bodem binnen het plangebied bij de realisatie van de spoorlijn in 1844 en de daarna uitgevoerde wijzigingen aan het spoor tot grote diepte afgegraven is.

Eventuele archeologische resten zullen daarbij verstoord zijn geraakt aangezien de

verwachting is dat deze zich direct onder of aan het oppervlak bevinden. De archeologische verwachting voor deze zone is dus laag en het advies is om voor de voorgenomen ingrepen binnen de spoorzone geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren.

Daarnaast wordt geadviseerd om de hoge archeologische verwachting zoals opgenomen op de beleidskaart voor het plangebied bij te stellen naar een lage archeologische verwachting.

Gezien de ligging van het plangebied in twee verschillende verdedigingslinies uit de Tweede Wereldoorlog bestaat de kans dat bij grondwerkzaamheden gestuit wordt op objecten die te maken hebben met de functie van de linies. Het gaat daarbij om bebouwing ten behoeve van de verdediging van land of lucht, gebouwen bedoeld voor communicatie en/of het

onderbrengen van manschappen. Indien op dergelijk objecten gestuit wordt dient hiervoor de omgangswijze als voor toevalsvondsten gehanteerd te worden.

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten kan nooit volledig worden uitgesloten.

Bij bodemverstorende activiteiten dient men altijd alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal of grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden (toevalsvondsten) moet men hiervan onmiddellijk melding maken bij de Minister van OC&W (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet. In de praktijk kan deze melding van toevalsvondsten plaatsvinden bij het Centrum voor Archeologie Amersfoort, 033 463 77 97.

(29)

Colofon

Titel Bureauonderzoek Amersfoort emplacement Oost

Documentnummer BoPro-2017-06

Versie/Datum 1.3 / 1-08-2017

Status Definitief

Van Drs. J.J. Huisman

Eigenaar Drs. S. van der A

Autorisatie

paraaf datum

Uitvoerder: Drs. J.J. Huisman

Senior KNA Archeoloog, registratienummer 335904 13-07-2017

Autorisatie: Drs. S. van der A

Senior KNA Archeoloog, registratienummer 419128 17-07-2017

(30)

Bijlage 1: Literatuurlijst

 Berendsen, H.J.A., 2008. Landschappelijk Nederland: Fysische Geografie van Nederland. Van Gorkum. Assen

 Provincie Utrecht, 1996. Archeologische kroniek van de Provincie Utrecht over de jaren 1970-1979. Realisatie mewadruk bv. Utrecht

 Tent, W.J. van, 1988. Archeologische kroniek van de Provincie Utrecht over de jaren 1980-1984. Stichting Publikaties Oud-Utrecht. Utrecht

 Tent, W.J. van, 1992. Archeologische kroniek van de Provincie Utrecht over de jaren 1985-1987. Stichting Publikaties Oud-Utrecht. Utrecht

 Kok, D.h., Dockum, S.G. van, Vogelzang, F., 1998. De archeologische kroniek Provincie Utrecht 1994-1995. Mewadruk. Hilversum

 www.ikme.nl

 www.ruimtelijkeplannen.nl

 https://archis.cultureelerfgoed.nl o Bodemkaart 2006

o Gemorfologische kaart 2008 o Kadastrale minuutplans 1811-1832

 www.archeologieinnederland.nl

 www.topotijdreis.nl

(31)

Bijlage 2: Relatie met wet- en regelgeving

Uit de wet- en regelgeving vloeien taken, bevoegdheden en verplichtingen voort voor de overheden, bedrijven en personen, die betrokken zijn bij de archeologische monumentenzorg.

Bevoegdheden gemeente

Als bevoegd gezag Wabo verlenen Burgemeester en Wethouders omgevingsvergunningen voor slopen, aanleggen, bouwen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Bij de aanvraag van zo’n vergunning kan een archeologisch rapport moeten worden gevoegd.

Op basis van het onderzoeksrapport neemt het bevoegd gezag een besluit over het vervolg:

verder onderzoek, of er is geen verder onderzoek nodig. In het laatste geval kan het bevoegd gezag besluiten dat er geen archeologische belemmeringen zijn en dat de omgevingsvergunning kan worden verleend.

Als er op basis van het bureauonderzoek de conclusie kan worden getrokken dat er

archeologische verwachtingen zijn, kan het bevoegd gezag aan de vergunning een voorschrift verbinden wat betreft de vereiste archeologische maatregelen.

Bevoegdheden provincie

Als Gedeputeerde Staten op grond van de Wabo bevoegd gezag zijn voor het verlenen van omgevingsvergunningen dan geldt hetgeen hiervoor is vermeld bij de bevoegdheden voor de gemeente.

Gedeputeerde Staten zijn daarnaast bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen op grond van de Ontgrondingenwet. Aan die vergunningen kunnen voorschriften worden verbonden om technische maatregelen te treffen, opgravingen te doen of om de ontgrondingenactiviteiten te laten begeleiden door een archeoloog.

Bevoegdheden rijk

Voor tracébesluiten is het Ministerie van I&M bevoegd gezag. Voor de vaststelling van een tracébesluit geldt als uitgangspunt de onderzoeksverplichting die voor de vaststelling van een bestemmingsplan voortvloeit uit de Monumentenwet 1988 (straks Omgevingswet). Het Rijk dient dus bij een tracébesluit rekening te houden met (eventuele) archeologische monumenten. Die bepaling impliceert de plicht om kennis omtrent het bodemarchief ter plaatse te vergaren (door middel van een bureauonderzoek).

Opdrachtgever

De opdrachtgever dient ervoor te zorgen dat de vergunningaanvraag voldoet aan de door het bevoegd gezag gestelde eisen.

Als de vergunning is verstrekt, dan is de opdrachtgever verantwoordelijk voor de naleving van de vergunningvoorschriften. Deze verantwoordelijkheden brengen met zich mee dat de

opdrachtgever bureauonderzoek laat uitvoeren en het onderzoeksrapport ter besluitvorming voorlegt aan het bevoegd gezag. Ook is de opdrachtgever ervoor verantwoordelijk dat de door hem ingeschakelde opdrachtnemer het bureauonderzoek uitvoert conform KNA-protocol 4002.

Opdrachtnemer/certificaathouder

De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het bureauonderzoek overeenkomstig KNA-protocol 4002. Hij levert de rapportage op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek op aan de opdrachtgever.

(32)

Bijlage 3 Onderzoeksgebied en plangebied

(33)

Bijlage 4 Archeologische onderzoeken 1

(34)

Bijlage 5 Archeologische onderzoeken 2

(35)

Bijlage 6 Waarnemingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarna wordt in paragraaf 4.3 gekeken naar de gap die bestaat tussen de perceptie die een organisatie van de verwachtingen van klanten heeft en de manier waarop deze vertaald is in

De totale toegerekende kosten zijn bij Eggink met 7,34 euro per 100 kg melk bijna 5 euro per 100 kg melk lager dan van de Spiegelgroep.. Vooral de veevoerkosten

De resultaten van deze inventarisaties zijn samengevat in de onderzoeksrapporten ‘Inventarisatie van ziekten en plagen in wintertarwe in gangbare, geïntegreerde en

Horizontale samenwerking bijvoorbeeld meerdere vervoerders • Bepaal het gewicht van uw project • Ga na of u alleen in staat bent dit concept toe te passen • Indien u dit samen

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

De belangrijkste kwestie die met de totstandkoming van de wet werd geregeld was de introductie van de wettelijke bescherming van archeologische monumenten. De wet geeft de minister

OPTA gaat onderzoeken of er in Nederland aanbieders van mobiele tele- foondiensten zijn die kunnen worden aangewezen als aanbieder met aan- merkelijke macht op de markt (AMM) voor

• Antwoordopties kunnen meer dan één keer gebruikt worden en niet alle antwoordopties hoeven gebruikt te worden?. • Zorg er voor dat u als u klaar bent, uw antwoorden op