Vraag nr. 77
van 7 november 1997
van de heer JOHAN SAUWENS Fenix-project – Milieuvergunning
De bestendige deputatie van de provincie Limburg weigerde onlangs een milieuvergunning toe te ken-nen aan de NV Stadium Fenix voor haar project op de voormalige mijnterreinen in Wa t e r s c h e i . Te g e n deze beslissing werd door de NV Stadium Fe n i x beroep aangetekend bij de Vlaamse minister van L e e f m i l i e u , die de weigering van de milieuvergun-ning voor het grootste gedeelte ongedaan maakte. Hierdoor kreeg de NV Stadium Fenix alsnog een milieuvergunning voor haar winkel-, tuin- en ont-s p a n n i n g ont-s c e n t r u m . Voor het golfterrein en het bun-galowpark is de milieuvergunning nog niet in orde. Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat de milieuvergunning afhankelijk is van het afleveren van een bouwvergunning. De vergunde complexen moeten bovendien binnen 200 kalenderdagen in gebruik worden genomen. Tot slot wacht de NV Stadium Fenix nog op een sociaal-economische vergunning.
1. Hoe motiveert de minister zijn beslissing om het besluit van de bestendige deputatie Limburg (in casu de weigering van milieuvergunning aan NV Fenix Stadium) voor het grootste gedeelte ongedaan te maken ?
2. Is de minister van oordeel dat de argumenten van de bestendige deputatie Limburg onvol-doende onderbouwd waren om een milieuver-gunning te weigeren aan NV Fenix Stadium ? Zo ja, kan de minister hier toelichting bij geven ? 3. Staat de vestiging van een winkel-, tuin- en
ont-spanningscentrum in Waterschei niet haaks op de principes van het milieubeleid zoals gefor-muleerd door de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement (onder meer in het decreet op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu) ? Zo neen, hoe past de vestiging van zo'n winkel-, tuin- en ontspanningscentrum in het milieube-leid van de Vlaamse regering ?
Antwoord
1 en 2. De motivatie voor het grotendeels toeken-nen van de milieuvergunning is uitvoerig weer-gegeven in mijn besluit AMV/68974/600 van 3 oktober 1997. Overigens verstrekte de bevoeg-de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie in
deze een eenparig advies, dat ik ongewijzigd heb gevolgd.
3. De vestiging van een dergelijk project werd goedgekeurd door de Vlaamse regering en spe-cifiek opgenomen in het gewestplan van 27 april 1994. De kwaliteitsbewaking van het project zelf is geschied in het milieueffectrapport (MER) dat conform werd verklaard op 15 april 1996. Bij het concept van het project werd duidelijk rekening gehouden met de milieumeerwaarde (sanering van de terreinen, maximaal behoud van het bos op de flanken van de terril, e n z o-voort).Uit het MER blijkt duidelijk dat het pro-ject positief is in verband met de wijziging van het bodemgebruik van verlaten industriegron-den. Ook voor de waterkwaliteit zijn de effecten positief. Hetzelfde geldt voor de landschappen. Mocht het project geen doorgang vinden, dient de bestemming van het terrein opnieuw te wor-den bekeken. Hierbij zal uiteraard rekening worden gehouden met de principes van het M I NA-plan en de bepalingen van het decreet op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.