Vraag nr. 239 van 25 juni 1998
van de heer ROBERT VOORHAMME
Bestuursbeslissingen – Vermelding beroepsmoge- lijkheden
Overeenkomstig artikel 2, 4°, van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, vermeldt elk document waarmee een beslissing of een administratieve handeling met individuele strekking, uitgaande van een federale administratieve overheid, ter kennis wordt gebracht van een bestuurde, de eventuele beroeps- mogelijkheden, de instanties bij wie het beroep moet worden ingesteld, alsook de geldende vormen en termijnen. Bij ontstentenis van deze vermeldin- gen neemt de termijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.
Ook artikel 13, § 1, van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de openbaarheid van bestuursdo- cumenten in de diensten en instellingen van de Vlaamse Executieve, bepaalt dat een beslissing met individuele strekking de beroepsmogelijkheden dient te vermelden.
In tegenstelling tot de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, voorziet voornoemd decreet echter niet uitdrukkelijk in een sanctie indien aan de betrokkene geen mededeling wordt gedaan van de eventuele beroepsmogelijk- heden.
1. Wat is de sanctie indien een bestuursbeslissing met individuele strekking geen opgave doet van de eventuele beroepsmogelijkheden zoals bepaald in artikel 13, § 1, van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de openbaarheid van bestuursdocumenten in de diensten en instellin- gen van de Vlaamse Executieve ?
2. Is het niet noodzakelijk of minstens wenselijk om, in navolging van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, uit- drukkelijk bij decreet te bepalen dat het niet vermelden van de beroepsmogelijkheden tot gevolg heeft dat de beroepstermijn geen aan- vang neemt ?
Zo ja, neemt de minister een wetgevend initia- tief dienaangaande en wat zijn daarvan eventu- eel de krachtlijnen ?
Zo neen, kan de minister dit nader toelichten ?
Antwoord
1. Artikel 13 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de openbaarheid van bestuursdocu- menten in de diensten en instellingen van de Vlaamse regering bepaalt dat de in artikel 2, 1°
van het decreet bedoelde bestuursbeslissingen van de diensten, met individuele strekking, die beogen rechtsgevolgen te hebben voor één of meer besturen of voor een ander bestuur, uit- drukkelijk moeten gemotiveerd worden in een bestuursdocument dat de akte uitmaakt, en dat het bestuursdocument tevens de eventuele beroepsmogelijkheid alsook de modaliteiten hiervan vermeldt.
Deze verplichting gaat verder dan artikel 19 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dat evenwel enkel betrekking heeft op de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Raad van State en dat slechts in een sanctie voorziet, namelijk het niet beginnen lopen van de verjaringstermijnen, indien de betekening van de bestuursbeslissing waartegen beroep mogelijk is bij de Raad van State geen melding maakt van deze beroepsmogelijkheid, de in acht te nemen vormvoorschriften en de termijnen.
In tegenstelling tot de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur voor- ziet de huidige tekst van het decreet echter in geen een sanctie indien de eventuele beroeps- mogelijkheid en de modaliteiten niet worden vermeld. De omzendbrief VR 95/25 van 20 juni 1995 van de Vlaamse regering bepaalt echter dat, bij ontstentenis van deze vermelding, de facto de beroepstermijn niet begint te lopen.
2. De Vlaamse regering hechtte op 19 december 1997 haar principiële goedkeuring aan het voor- ontwerp van decreet betreffende de openbaar- heid van bestuur. Dit decreet heft het decreet van 23 oktober 1991 op betreffende de open- baarheid van bestuursdocumenten in de dien- sten en instellingen van de Vlaamse regering, en zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 32 van het voorontwerp van decreet betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt dat een beslissing of een administratie- ve handeling met individuele strekking, die beoogt rechtsgevolgen te hebben voor één of meer besturen of voor een ander bestuur, slechts geldig wordt ter kennis gebracht als tevens de beroepsmogelijkheid en de modalitei- ten van het beroep worden vermeld. Bij ont- stentenis daarvan neemt de verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang.
Dit artikel is dus eigenlijk grotendeels een her- haling van huidig artikel 13 van het decreet van 23 oktober 1991, met toevoeging van een sanc-
tie indien de beroepsmogelijkheid en de moda- liteiten van het beroep niet worden vermeld.