Vraag nr. 77 van 28 januari 2005
van de heer TOM DEHAENE Dierenasiel – Afstandsregels
In het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 tot bepaling van toelaatbare func-tiewijzigingen voor gebouwen gelegen buiten de geëigende bestemmingszone (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 10 februari 2004), staat onder andere te lezen dat een dierenasiel een onderkomen kan vinden in een bestaand land-bouwgebouw (art. 9).
Gezien de mogelijke overlast (vooral geluid) lijkt het logisch dat een dierenasiel niet gevestigd kan worden in de directe buurt van woningen.
Bestaan er voorschriften van minimumafstand van een dierenasiel tot een woonzone of (vergunde) woningen ?
Zo ja, kan er afgeweken worden van deze afstand ? Met welke motivatie en tot hoe ver ?
Zo neen, waarom niet ? Worden zulke richtlijnen alsnog uitgewerkt ?
Antwoord
Artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 tot bepaling van de toelaat-bare functiewijzigingen voor gebouwen gelegen buiten de geëigende bestemmingszone bepaalt ter-zake inderdaad het volgende:
"Met toepassing van artikel 145bis, § 2, van het decreet kan een vergunning worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex van de hoofdfunc-tie ‘landbouw in de ruime zin \ voor zover aan al de volgende voorwaarden voldaan is: (1°) het gebouw of gebouwencomplex is gelegen in een agrarisch gebied in de ruime zin; (2°) de nieuwe functie heeft betrekking op een paardenhouderij, een manege, een dieren-asiel, een dierenpension, een dierenartsenprak-tijk, een tuinaanlegbedrijf een kinderboerderij of een instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de landbouw veiwante activiteiten uitoefenen."
Voor het realiseren van een dierenasiel bestaan er, in de vigerende regelgeving ruimtelijke orde-ning, geen vaste voorschriften omtrent de te respec-teren afstanden tot de woonzone of de woningen. Het is echter wel zo dat bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag, in het kader van de goede ruimtelijke ordening, rekening wordt gehouden met intrinsieke hinder verbonden aan de aard van de inrichting. Bij inrichtingen die hinder (kunnen) verwekken, zullen er dan ook grotere afstanden opgelegd worden. Verder speelt ook de onmiddel-lijke omgeving van de beoogde vestigingslocatie een rol. In die optiek zal dan ook nagegaan wor-den welke functies en activiteiten op de aanpa-lende percelen voorkomen. Ten opzichte van een woning zal er bijgevolg een grotere afstand dienen te worden gerespecteerd dan ten opzichte van een varkenshouderij. Hieruit blijkt dat vaste regels dienaangaande niet alleen weinig zinvol zijn, maar bovendien niet eenduidig op te stellen zijn.