Vraag nr. 42
van 19 november 2004
van de heer TOM DEHAENE Aanleunwoningen – Stand van zaken
In het Vlaams regeerakkoord lezen we dat "we ini-tiatieven ondersteunen op vlak van aanpasbaar en aangepast wonen voor ouderen".
Eén van die alternatieve woonvormen zijn de zoge-naamde in-/aanleunflats en -woningen.
1. Hoeveel in-/aanleunflats en -woningen werden totnogtoe in Vlaanderen al gebouwd ?
Is er een regionale spreiding ? Waar werden ze gebouwd ?
Hoeveel eenheden telt de provincie Vlaams-Bra-bant ?
2. Hoe worden zij gesubsidieerd ?
3. Waarin verschilt deze woonvorm van een servi-ceflat ?
4. Hoe worden zij toegewezen ? Volgens de bestaan-de toewijzingsnormen van anbestaan-dere sociale woon-vormen ?
5. Wat is de verhouding tussen het aantal geplan-de inrichtingen en het aantal aanvragen ? Met andere woorden, zijn er wachtlijsten en raken die weggewerkt ?
N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Vervotte (vraag nr. 32) en Keulen (nr. 42). Antwoord
1. Het begrip "aanleunwoningen" is geen afge-bakend begrip en vandaar niet statistisch slui-tend vast te leggen. Er worden dan ook geen gegevens bijgehouden over het aantal sociale aanleunwoningen van de socialehuisvestings-maatschappijen (SHM) in Vlaanderen.
Ook van projecten van de overige initiatiefne-mers worden geen gegevens bijgehouden.
2. Dergelijke projecten kunnen, als zij uitgaan van erkende socialehuisvestingsmaatschappij-en, gefinancierd worden met middelen van de investeringsprogramma's van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM) of met pro-jectsubsidies. In dat laatste geval kunnen ook OCMW's en gemeenten aanspraak maken op deze financiering.
Op mijn begroting zijn er ook middelen inge- schreven voor de aanleg van infrastructuur bij serviceflats die in uitvoering van het BVR (besluit van de Vlaamse Regering – red.) van 18 december 1991 tot coördinatie van de dec-reten inzake de voorzieningen voor bejaar-den, gebouwd worden door de NV Serviceflats Invest.
3. De benaming "serviceflat" is voorbehouden voor wooneenheden die gereglementeerd zijn door het BVR van 18 december 1991 tot coördi-natie van de decreten inzake de voorzieningen voor bejaarden (en uitvoeringsbesluiten), en die in uitvoering daarvan door de NV Service-flats Invest worden gebouwd.
"Aanleunflats" of "aanleunwoningen" zijn daar- entegen géén officiële begrippen. Een exacte definitie is dus ook nergens in regelgevende teksten te vinden en in de praktijk betreft het een amalgaam van verschillende oplossingen om bepaalde groepen van mensen die hulp-behoevend (bv. persoon met een handicap, oudere) zijn, om praktische redenen nabij een verzorgingscentrum, van welke aard ook, te laten wonen om verplaatsingen, hetzij van de zorgverstrekkende, hetzij van de zorgbehoeven-de, te reduceren.
Er is in beide gevallen dus sprake van individu-ele wooneenheden waar ouderen zelfstandig wonen, en van gemeenschappelijke voorzienin-gen voor dienstverlening waarop de bewoners facultatief een beroep kunnen doen.
Voor bejaarden geldt er wel een versoepeling van de toelatingsvoorwaarden ten opzichte van andere sociale huurders wat betreft de eigendomsvoorwaarde: wanneer de bejaarde zijn woning ter beschikking stelt van de sociale sector, vormt deze eigendom géén belemmering meer om in aanmerking te komen voor een soci-ale huurwoning.
De regelgeving laat ook toe dat socialehuisves-tingsmaatschappijen woningen buiten het soci-aal huurstelsel verhuren aan welzijnsorganisa-ties of openbare besturen. De doelgroepen van deze organisaties worden dan buiten het sociaal huurstelsel in deze woningen gehuisvest. Als het gaat om projecten die projectsubsidies
gekregen hebben, geldt deze uitzondering enkel voor individuele woningen en mits goedkeuring door de afdeling Woonbeleid.
Voor de overige projecten kunnen woningen, in het kader van diverse samenwerking met welzijnsorganisaties, op speciaal gemotiveerd verzoek van de SHM en mits goedkeuring door de VHM, buiten het sociaal huurstelsel worden verhuurd.