• No results found

Vraag nr. 35 van 28 januari 2005 van de heer ELOI GLORIEUX

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 35 van 28 januari 2005 van de heer ELOI GLORIEUX"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 35 van 28 januari 2005

van de heer ELOI GLORIEUX

Wetenschappelijke uitwisseling – Nucleair non-proliferatieverdrag

Het aanvullend protocol van 22 september 1998 bij het internationaal akkoord van 5 april 1973, bij toepassing van de paragrafen 1 en 4 van artikel III van het verdrag van 1 juli 1968 inzake de niet-ver-spreiding van kernwapens op Belgisch grondgebied (het Nucleair Non-Proliferatieverdrag), verstrengt de veiligheidscontrole inzake de verspreiding van kernwapens.

Daarbij gaat het niet enkel om de materiële aspec-ten (kernmaterialen en -technologieën), maar ook om de wetenschappelijke kennis inzake dit domein. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van Vlaamse wetenschappers op internationale con-gressen in "proliferatiegevoelige" landen zoals Iran en Pakistan of, omgekeerd, de aanwezigheid van wetenschappers van dergelijke landen in onze Vlaamse universiteiten en wetenschappelijke instel-lingen.

1. Kan de minister toelichten welke nieuwe ver-plichtingen het aanvullend protocol concreet creëert voor de activiteiten van onze universitei-ten en weuniversitei-tenschappelijke instellingen ?

2. Welke maatregelen werden door onze universi-teiten en wetenschappelijke instellingen geno-men om rekening te houden met het aanvullend protocol in het bijzonder en met de internatio-nale verplichtingen van ons land inzake non-proliferatie in het algemeen ?

3. Heeft de minister zicht op het aantal Vlaamse wetenschappers en onderzoekers met expertise in het nucleaire domein, zoals kernfysici, die de afgelopen jaren deelnamen aan uitwisselings-projecten of wetenschappelijke congressen in proliferatiegevoelige landen ; alsook op het aan-tal onderzoekers uit proliferatiegevoelige landen die aan Vlaamse universiteiten en onderzoeks-instellingen de afgelopen jaren stage liepen ? Antwoord

1. Het aanvullend protocol richt zich op de verplichte verstrekking van informatie door

de staat aan de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) inzake onder-zoeksactiviteiten in verband met de splijtstof-kringloop en inzake proliferatiegevoelige uitrusting en materialen. Tevens voorziet het aanvullend protocol in de mogelijk-heden om voor controledoeleinden onder bepaalde voorwaarden toegang te verlenen aan inspecteurs van de IAEA.

Het aanvullend protocol werd op 13 november 2002 bij wet goedgekeurd. De uitvoering is van kracht sinds april 2004. Er is op het federale niveau een toepassingswet in voorbereiding die de implementatie van het aanvullend protocol zal regelen.

2. De FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, die verantwoordelijk is voor de inven-tarisatie van de informatie, neemt rechtstreeks contact op met de betrokken instellingen, dus ook met de universiteiten, voor de inzameling van de gegevens. Via het Federale Agentschap voor Nucleaire Controle en de Europese Commissie wordt de informatie aan het IAEA bezorgd. (FOD : Federale Overheidsdienst – red.)

3. Er worden op het Vlaamse niveau geen statis-tieken bijgehouden van de aantallen weten-schappers die deelnemen aan buitenlandse conferenties. Het aantal kernfysici dat tijdelijk in het buitenland verblijft, is dus onbekend. Ook het aantal buitenlandse onderzoekers aan

Vlaamse universiteiten of onderzoeksinstellin-gen wordt niet systematisch geïnventariseerd. Het aantal onderzoekers uit proliferatiegevoe-lige landen is dus niet bekend.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er wordt gesteld dat : "De investeringen die via ESA in de ontwikkeling van nieuwe technologieën zijn gebeurd, ertoe hebben geleid dat meer dan de helft van de omzet van

Het regeerakkoord stelt : "Om de groene ruim- tes in de rand rond Brussel te vrijwaren en open te stellen voor het publiek zetten we, in samen- werking met de lokale besturen,

Midden 2004 werd daarom het overleg tussen het Bloso, de gemeente Zemst, de VLM en de afdeling Natuur weer opgestart om na te gaan hoe een beperkte recreatieve infrastructuur kon

De bovenvermelde producten zijn inderdaad vergun- ningplichtig volgens het koninklijk besluit van 2 april 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 maart 1993 tot

Sinds 11 september 2001 zijn de toegangsprocedure en -controle merkelijk verstrengd, zelfs tot op het punt dat het eigen Vlaamse, niet nucleaire karakter van VITO en

Tijdens de studie zal de 'ware’ kostprijs van het project duidelijker worden en zal er nog vol- doende gediscussieerd kunnen worden om tot een billijke oplossing te komen

De Beleidsnota Energie 2005-2009 stelt op bladzij- de 21: "In uitvoering van EU Richtlijn 2003/54/EG dient de verplichting opgelegd te worden aan de leveranciers om in

In Vlaams-Brabant zijn er in de beschouwde peri- ode (sedert augustus 2004) geen aanvragen voor windturbines