• No results found

eindexamen aardrijkskunde 2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "eindexamen aardrijkskunde 2016"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AANTAL OPGAVEN: 40 AANTAL PAGINA’S: 10

Controleer zorgvuldig of alle pagina’s in goede volgorde aanwezig zijn. Neem in geval van een afwijking onmiddellijk contact op met een surveillant.

---

FYSISCHE GEOGRAFIE

1.De gemiddelde temperatuur in ons land is hoger dan 25˚C. De oorzaak hiervan is dat,

A de neerslag varieert tussen 2 – 3 meter gedurende het gehele jaar. B de wind een hoge snelheid haalt gedurende het gehele jaar. C ons land een gemiddeld hoge zonnestand heeft.

D ons land twee droge en twee natte seizoenen heeft.

2. Het reliëf is ook van invloed op de temperatuur. Aan de voet van een gebergte in de Tropen is het 27˚ C. Het gebergte is 3000 m hoog.

Wat is de temperatuur op de top van dit gebergte? A 9˚ C

B - 9˚ C C 18˚ C D - 18˚ C

(2)

3. Hier staan beweringen over de Grote Droge Tijd.

I. De Grote Droge Tijd duurt van midden augustus tot midden november, omdat de I.T.C.Z. dan verschuift van zee naar land.

II. Gedurende de Grote Droge Tijd is de I.T.C.Z. ten zuiden van ons land.

III. Gedurende de Grote Droge Tijd waait zowel de zuidoostpassaat, als de noordoost passaat over ons land.

Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist.

B Alleen II is juist. C II en III zijn juist. D I, II en III zijn onjuist.

4. We onderscheiden vier weersystemen in de Caribbean.

Bij welk weersysteem is de plaats van ontstaan correct aangegeven? A anticyclonale luchtbeweging - ontstaan op ± 30˚ N.B.

B hurricanes - ontstaan rondom de Bahama’s, Cuba en Jamaica C koude fronten - ontstaan op 9˚ N.B.

D tropische waves - ontstaan voor de oostkust van Afrika

5. Er is een samenhang tussen klimaat, vegetatie en bodem. Welke samenhang is correct?

A De naaldbossen komen voor in de Df klimaten tussen 60˚ en 70˚N.B. en groeien op de tsjernosems. B De prairies komen voor in de BS klimaten tussen 40˚ en 50˚ N.B. en groeien op de tsjernosems. C De tropische regenbossen komen voor in de Af klimaten tussen 10˚ N.B. en 10˚ Z.B. en groeien op de latosolbodems.

D De tropische regenbossen komen voor in de Aw klimaten tussen 10˚ N.B. en 20˚N.B. en groeien op de podzolbodems.

(3)

6. Hieronder staan twee beweringen.

I. De belangrijkste verklarende factor voor het voorkomen van savanne vegetatie in Suriname is de bodem.

II. Dat tropische regenbossen voorkomen op de chemisch onvruchtbare bodems in de tropen is te verklaren door de verkorte kringloop van voedingsstoffen.

Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist.

B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

7. De verschillende vegetatiesoorten in ons land komen voor op een bepaalde locatie. Bij welke vegetatiesoort staat de correcte locatie?

Vegetatiesoort Locatie

A drasbossen langs de kust

B dunstammige tropische bossen lateriet plateaus

C savannevegetatie eilandbergen in het Binnenland

D zwampbossen Zanderijlandschap

8. Geologisch bekeken kunnen we ons land verdelen in het Grondgebergte en het Kustgebied. Hier volgen twee beweringen.

I. Het grootste deel van het Grondgebergte is gevormd tijdens de Trans-Amazonische gebergtevorming en de Falawatra, Curuni en de Marowijne Groep maken hiervan deel uit.

II. Het Kustgebied is gevormd uit zee- en rivierafzettingen en is ouder dan het Grondgebergte. Voor deze beweringen geldt:

A Alleen I is juist. B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

9. Gelet op de samenstelling kunnen we de afzettingsgesteenten in hoofdgroepen verdelen. Tot welke hoofdgroep behoort aardolie?

A chemische sedimenten B klastische sedimenten C mariene sedimenten D organische sedimenten

(4)

10. De nieuwe geologische indeling van Suriname heeft voor de Demerara formatie een andere benaming. Welke benaming? A Alliance formatie B Burnside formatie C Coronie formatie D Coropina formatie

11. Hieronder staan twee beweringen over de bodem.

I. Het verschil in kleur van bodemhorizonten ontstaat door het proces van uitloging. II. Het verschil in dikte tussen bodemhorizonten ontstaat door de

hoeveelheid lucht in de bodem. Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist.

B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

12. De vegetatie is een bodemvormende factor.

Welke rol speelt de vegetatie bij de bodemvorming? A De wortels houden de bodem vast en open. B De wortels leveren humus aan de bodem.

C De wortels zorgen voor erosie van bodemmateriaal. D De wortels zorgen voor opname van lucht uit de bodem.

13. Een bodem bestaat uit verschillende horizonten. Wat is kenmerkend voor de B-horizont?

A Er is hier een concentratie van bodemleven. B Er is hier een concentratie van lucht en water.

C Er vindt hier inspoeling plaats van bodembestanddelen. D Er vindt hier uitspoeling plaats van bodembestanddelen.

(5)

SOCIALE GEOGRAFIE

14. Overzicht van de migratiecijfers per district in 2013. DISTRICT VESTIGING VERTREK NETTO

BINNENLANDSE MIGRATIE Paramaribo 4.196 5.051 - 855 Wanica 4.269 2.542 1.727 Nickerie 522 800 - 278 Coronie 87 122 - 35 Saramacca 482 456 26 Para 1.174 731 443 Commewijne 891 638 253 Marowijne 402 642 - 240 Brokopondo 283 451 - 168 Sipaliwini 497 1.370 - 873 Bron: ABS (2013)

Welke twee districten hebben het hoogste vestigingsoverschot? A Marowijne en Brokopondo

B Nickerie en Sipaliwini C Paramaribo en Coronie D Wanica en Para

15. De vluchtelingenstroom naar Europa is toegenomen door de burgeroorlog in Syrië.

Hoe worden deze migranten, afkomstig uit Syrië, genoemd? A gedwongen migranten

B remigranten C seizoensmigranten D vrijwillige migranten 16. Bekijk de bevolkingsgrafiek.

Welke sociale verschijnselen horen bij een land met zo’n bevolkingsgrafiek?

A afnemende bevolking en toenemende vergrijzing

B geboorteoverschot en een netto-vervangingsfactor groter dan I C stabiele bevolking en een toenemende ontgroening

D sterfteoverschot en netto-vervangingsfactor kleiner dan I

(6)

17. Bekijk de grafieken.

De voorspelling is dat de bevolking van Japan in 2050 zal afnemen, terwijl het aantal ouderen zal toenemen.

Met behulp van welk verschijnsel kunnen we achtereenvolgens de afname en de toename verklaren? Afname Toename A emigratie immigratie B immigratie emigratie C ontgroening vergrijzing D vergrijzing ontgroening

18. Bestaansmiddelen zijn onderdeel van de studie van de Geografie, omdat ze

A de historische en functionele verklaring van verschijnselen bestuderen.

B de ruimtelijke samenhang en ruimtelijke spreiding van verschijnselen bestuderen.

C zorgen voor een eigen beschouwingswijze ten aanzien van fysische en sociale verschijnselen. D zorgen voor een verplaatsing van personen, goederen en informatie.

19. In ons land is het aantal arbeidskrachten in de landbouw afgenomen. Wat is hiervan geen oorzaak?

A de tertiairisering van de samenleving B de trek van jongeren naar de stad C het tekort aan landbouwgrond D het toegenomen gebruik van machines

20. Lees onderstaande tekst.

In de landbouw is er sprake van ………., omdat boeren elkaar onbewust beconcurreren

door hetzelfde gewas op hetzelfde tijdstip te telen. Het verschijnsel van …..………. .veroorzaakt stagnatie in de ontwikkeling van landbouwactiviteiten. In de ..………. worden de koeien op stal gehouden en op wetenschappelijke wijze gevoed.

Welke is de juiste volgorde van de ontbrekende begrippen? A atomistische concurrentie – bio-industrie – onverdeelde boedel B atomistische concurrentie – onverdeelde boedel – bio-industrie C bio-industrie – atomistische concurrrentie – onverdeelde boedel D bio-industrie – onverdeelde boedel – atomistische concurrentie

(7)

21. De farmer past regelmatig innovaties toe in zijn bedrijf met als doel:

A afname van het gebruik van irrigatie en drainage systemen B afname van het gebruik van landbouwmachines

C toename van de gewasopbrengst en de inkomsten D toename van het aantal arbeidskrachten

22. Er zijn verschillende manieren om de industrie in te delen. Welke indeling op basis van de schaal is juist?

A drank- en tabakindustrie

B huisnijverheid – moderne industrie – industrie complex C kleine bedrijven – voedingsindustrie – compagnies D lichte en zware industrie

23. Huisnijverheid is een vorm van industrie.

Welke kenmerken horen bij deze vorm van industrie?

A grootschaligheid – moderne technologie – arbeidsextensief B grootschaligheid – traditionele technologie – arbeidsintensief C kleinschaligheid – moderne technologie – arbeidsextensief D kleinschaligheid – traditionele technologie – arbeidsintensief

24. De Surinaamse overheid wil de industriële ontwikkeling in ons land stimuleren. Welke maatregel zal een positieve bijdrage hieraan leveren?

A verhoging van de exportbelasting op goederen B verhoging van het technologisch niveau van arbeiders

C vermindering van het aantal arbeidsplaatsen in de lichte industrie D vermindering van invoerrechten op consumptiegoederen

25. De informele sector behoort tot de dienstensector. Welke kenmerken horen bij de informele sector?

A Deze sector is arbeidsextensief en een non-profit dienst. B Deze sector is arbeidsintensief en een profit dienst. C Deze sector produceert massagoederen en halffabrikaten. D Deze sector produceert stuk- en kapitaalgoederen.

(8)

26. Hier staan beweringen over de dienstensector.

I. Er is geen verschil in reikwijdte tussen een profit en een non-profit dienst.

II. Het draagvlak en de drempelwaarde zijn belangrijk bij de keuze van de locatie van een bedrijf. Voor deze beweringen geldt:

A Alleen I is juist. B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

27. Er zijn woonwijken die het karakter hebben van een slaapwijk. Waardoor ontstaan deze wijken?

A doordat de gebruiksfrequentie van bedrijven in het stadscentrum hoog is B doordat de investeringskosten van bedrijven in het stadscentrum laag zijn C door het verschijnsel van ruimtelijke specialisatie

D door het voorkomen van radiale wegen in een stad

28. Sedert 2008 woont de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. Welk kenmerk hoort bij een stad?

A de aaneengesloten bebouwing in de binnenstad B de hoge bevolkingsdichtheid in het stadscentrum C het ontstaan van favela’s in het stadscentrum

D het voorkomen van site and services projecten in de binnenstad 29. Het model van Burgess bestaat uit concentrische zones.

In welke zone komen slums voor? A zone I

B zone II C zone III D zone IV

30. Een van de tien grootste metropolen komt voor in Zuid-Amerika. Hoe heet deze metropool en in welk land ligt deze?

A Bogota in Colombia B Buenos Aires in Argentinië C Caracas in Venezeula D Sao Paulo in Brazilië

(9)

31. De suikerrietcultuur heeft een sociaal-economische betekenis voor de Caribbean. Welke sociaal-economische betekenis?

A een groot aantal landen dat suiker exporteert B een groot aantal peasants dat suikerriet verbouwt C verhoging van de interactie binnen deze sector

D verhoging van het technologisch niveau van de landarbeiders

32. Suikerriet groeit onder bepaalde gunstige fysische omstandigheden. Welke zijn deze gunstige fysische omstandigheden?

A een chemisch- en fysisch vruchtbare bodem B een chemisch- en fysisch onvruchtbare bodem C een neerslag ˂ dan 1 ½ meter (1500 mm) per jaar D een neerslag ˂ dan ¼ meter (250 mm) per jaar 33. Peasant veeteelt komt ook voor in de Caribbean. Deze vorm van veeteelt is gericht op

A de export van vlees- en melkproducten binnen de Caribbean. B de productie van melk en vlees voor de locale markt.

C de toename van het aantal seizoensarbeiders in deze sector. D de verwerking van vlees- en melkproducten tot halffabrikaten. 34. Hier staan twee beweringen over de tuinbouw in de Caribbean.

I. Back Yard farming wordt veel uitgeoefend, omdat men streeft naar specialisatie. II. Substraatteelt maakt de boeren niet afhankelijk van de kwaliteit van de bodem. Voor deze beweringen geldt:

A Alleen I is juist. B Alleen II is juist. C I en II zijn juist. D I en II zijn onjuist.

35. “Ze behoren tot de oudste industrieën in deze regio, staan bekend als plantage-economie en produceren halffabrikaten met relatief goedkope arbeidskrachten”.

Deze omschrijving is een kenmerk van ……… A de exportindustrie.

B de importvervangende industrie. C de offshore industrie.

(10)

36. De regeringen van landen in de Caribbean moedigen Runaway industrieën aan om zich in hun land te vestigen. ( Industrialisation by invitation)

Waarom deze aanmoediging?

A Er is een overschot aan gewassen uit de tuinbouw en de akkerbouw. B Er is een overschot aan producten uit de veeteelt en de visserij. C Er is een tekort aan eigen kapitaal om industrie bedrijven op te zetten.

D Er is een tekort aan locale arbeidskrachten om toeleveringsbedrijven op te zetten. 37. Steeds meer Offshore industrieën vestigen zich in de Caribbean.

Dit heeft voordelen en nadelen. Wat is een nadeel voor de Caribbean?

A Het aantal arbeiders in de landbouw neemt af.

B Het aantal arbeiders in de traditionele sector neemt toe. C Het aantal toeristen gedurende de winterpiek neemt toe. D Het aantal toeristen gedurende de zomerpiek neemt af.

38. In de Caribbean komen verschillende soorten industrieën voor. Tussen de verschillende soorten zijn er overeenkomsten.

Wat is een overeenkomst tussen de traditionele en de importvervangende industrie? A Ze hebben dezelfde hoeveelheid arbeiders in dienst.

B Ze produceren goederen voor de locale markt.

C Ze verwerken dezelfde grondstoffen bij het vervaardigen van goederen. D Ze werken met veel machines bij het vervaardigen van goederen.

39. Toerisme zorgt voor deviezen in de Caribbean. Een deel van deze deviezen, vloeit terug naar Europa en Noord-Amerika.

Dit verschijnsel noemen we ………….. A cruise toerisme.

B eco-toerisme. C leakage.

D multiplier effect.

40. Toerisme is een internationale industrie en is in de Caribbean onderhevig aan onzekerheden. Waardoor kan onzekerheid veroorzaakt worden?

A door het klimaat

B door gebergten in het landschap C door modernisering van accomodaties D door verbetering van de infrastructuur

(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

When comparing the 0.5 orbit dump simulation to the base reaction wheel scenario, we see that a 427% increase in magnetic controller gain, K Y is required to achieve the target.

Omdat dit onderzoek echter naast structuur ook naar andere verhalende elementen keek, kan niet met zekerheid gezegd worden dat dit specifiek kwam door de structuur van het

Eventuele verschillen van mening over wie de kosten voor het verleggen van deze kabels moet betalen moeten dan ook aan de rechter worden voorgelegd en niet aan OPTA.. Resteert de

      De resultaten die zijn verkregen met dit onderzoek maken het voor bedrijven duidelijker 

41 Achieving this remarkable piezoelectric response on an amorphous substrate shows the effectiveness of the presented nanosheet approach in integrating

The first independent measure is Q DCF-PHY and is defined as the total market value of the firm divided by the market value of replacement costs, using a discounted cash

Hierdoor zijn ze heel eenvoudig en comfortabel in gebruik, zelfs op lichte dagen of als je net begint met het gebruik van tampons.. ® ProComfort ® Mini is de beste keuze voor

• soort heef voor een abiotische factor zijn kenmerkende tolerantiegebied.. Abiotisch: