s &..o > 2ooo
De Schoolstrijd
voorbij
Leerlingen die op het Ma-lieveld uit protest tegen het onderwijsbeleid politici met eieren bekogelen, rap-portages waarin melding gemaakt wordt van de vele allochtone leerlingen die
Een pleidooi
voor
'lntearaal
Cultuuronderwijs'
Melkert zijn vijf miljard extra ten behoeve van het onderwijs nog niet binnen heeft, zullen we dit onder-werp aan de orde moeten blijven stellen. In zijn publi-vasdopen, van een toename
caties heeft de o E so er reeds herhaalde malen op van spijbelen en van
wa-penbezit bij leerlingen in het voortgezet onderwijs, wanhopige spotjes om jon-gelui te verleiden toch maar voor het leraarschap te kiezen en rapporten die berichten over mislukte onderwijskundige vernieu-wingen. Deze verschijnse-len vormen even zovele
il-COOS HUIJSEN gewezen dat de
Neder-landse overheid gedurende een reeks van jaren, verge-leken met de regeringen van de meeste andere wel-varende Westerse Ianden, veel te weinig voor het on-derwijs uitgegeven heeft. Dit geldgebrek is bepalend voor de realiteit van het on-derwijs van elke dag. Er zijn Een van de positieve ontwikkelinsen in het door
technocratisch denken seteisterde onderwijsveld is het 'lntesraal Cultuuronderwijs'. Dit is in
principe een zuiloverstiJsend concept dat teselijkertijd de door 'Zoetermeer' verwaarloosde cultuurpedasosische opdracht van de school weer
in ere herstelt. lustraties van de malaisetoestand waarin met name het voortgezet onderwijs verkeert. Het onderwijs-beleid van de afgelopen jaren is contraproductief ge-bleken doordat er te weinig in het onderwijs is gem-vesteerd, doordat men de gevolgen van de massale instroom van allochtone leerlingen onderschat heeft en doordat de technocratische beleidsmakers in Zoetermeer te weinig rekening wild en houden met het eigensoortige karakter van het onderwijs. Ver-waarlozing van de cultuuroverdragende taak van het onderwijs en onderschatting van en gebrek aan re-spect voor de professionaliteit van de onderwijs-ge-venden waren hiervan het gevolg. De 'topdown-be-nadering' van de kant van het ministerie heeft aan-leiding gegeven tot enorme frustraties in het onder-wijs en heeft ook het vermogen van de overheid aan-getast nieuwe perspectieven te signaleren die zich vanuit het onderwijs desondanks toch aandienen.
OnderinvesterinB is onderwaarderinB
Positieve ontwikkelingen krijgen eerst dan een kans als de problemen waarmee het onderwijs te maken heeft, onderkend worden. Het geldgebrek zou be-kend verondersteld mogen worden, maar zolang
nog steeds te grate klassen en te veel huisvestings-problemen. Hoewel er mooie woorden gewijd wor-den aan de intensieve kennismaatschappij blijft er frustrerend weinig geld beschikbaar om adequaat te kunnen inspelen op interessante ontwikkelingen op het gebied van de informatica en van de audiovisuele middelen. Sommigen, waaronder Robbert Sikkes mogen stellen dat de aanvangssalarissen in het on-derwijs de laatste jaren verbeterd zijn, maar ze ver-geten erbij te vermelden dat docenten meestal niet in een volledige baan benoemd worden en daardoor meestal geen volledig salaris krijgen. Bovendien zijn de salarisschalen te lang en de jonge eerstegraads do-centen (drs. of Mo-B -bevoegdheid) hebben vee! minder kans dan vroeger om in de beter betaalde schaal 1 2-functie te worden .benoemd. Met de se-condaire arbeidsvoorwaarden is het ronduit slecht gesteld. Voldoende administratieve ondersteuning of andere handreikingen, die het werk van degenen die lesgeven wat zouden kunnen verlichten, ontbre-ken ten ene male. Elke docent is zijn eigen secreta-resse en klusjesman. Gelet op de vele ingrijpende veranderingen waarmee het onderwijs te maken heeft, blijft ook de nascholing volstrekt onder de
s &..o
s
2ooomaat. Het is daarom allerminst verwonderlijk dat in
Nederland onderwijsvernieuwingen steeds weer verzanden. Dit zagen we bij de invoering van de
ba-sisvorming voor de twaalf- tot veertien jarigen en
dit dreigt weer te gebeuren bij de invoering van de Tweede Fase en het daarbij behorende studiehuis.
lnmiddels blijken steeds meer docenten
overbe-last te zijn en worstelen ze met motivatie-proble-men. Deze worden er niet minder op wanneer ze op verjaardagsfeestjes vrienden en familieleden in deze tijd van economische voorspoed horen spreken over
de salarissen in het bedrijfsleven, waar bovendien
sprake is van aangename onkostenvergoedingen, van meer promotiemogelijkheden, van dertiende maanden en soms zelfs van winstuitkeringen en van optieregelingen. Het onderwijs daarentegen is een
naargeestige werkgever, die vee! eist en weinig te-ruggeeft. Zo berichtte Trouw van 4 december I 999 in een artikel onder de titel 'Op scholen is er
struc-tureel iets rnis' dat Joost Kentson, die in januari van
dat jaar nog uitverkoren werd tot 'Leraar Van Het Jaar' zich uit het onderwijs terugtrekt om uitgever te worden. Reden: 'In het onderwijs kom je aileen maar toe aan het verdelen van armoede.'
Het ontstolen beroep
Toch heeft het onbehagen in het onderwijs niet ai-leen een financiele oorzaak. De laatste decennia is bijvoorbeeld de technocratische visie van de beleids-makers in Zoetermeer steeds verder af komen te
staan van de beroepsopvatting van de doorsnee
do-cent. Het proefschrift van Karin Hoogeveen is in dit opzicht interessant. ('Het kunnen allemaal je eigen
kinderen zijn', Lei den I 999) Hierin schetst de au-teur het beeld dat leraren zelf van hun taak hebben
en zet dit af tegen het beeld dat naar voren komt in
nota's over het overheidsbeleid. Er blijkt daar een
diepe kloof tussen te bestaan. Terwijl de leerkrach-ten zelf zorg als hun voornaamste taak zien,
be-schouwt de overheid de leerkracht vooral als een
in-strument om onderwijs te geven en beleid uit te voe-ren. Zo pleit de Comrnissie Evaluatie Basisonderwijs
er voor dat de 'persoonsgerichte cultuur in het
on-derwijs moet vervangen worden door een op-brengst-gerichte cultuur.' Dit standpunt staat ver af
van de beroepsopvattingen van leerkrachten, die zich 'te vee! zouden opstellen als pedagoog en te
weinig als manager van leerprocessen' . Er is geen
reden om te veronderstellen dat deze kloof er niet
zou zijn met betrekking tot het voortgezet onder-wijs.
We stuiten hier wei op een kernprobleem. Het is
namelijk maar de vraag ofhet type mens dat zich tot
het.leraarschap aangetrokken voelt, iiberhaupt wei
te motiveren is voor zo' n technocratische taakopvat -ting. De docent is iemand die zich kennelijk niet
heeft Iaten verleiden door de 'markt' toen hij voor zijn vak koos, noch stond bij hem ofhaar een snelle carriere voorop. Het moet in elk geval iemand zijn
die persoonlijk wat met jonge mensen heeft, die de
wisselwerking met ze als stimulerend ervaart en die
zichzelfhoe bescheiden ook, een culturele taak toe-gedacht had. Ieclere moderne leidinggevende weet
dat hij het 'ownership' van zijn medewerkers moet respecteren en als het enigszins kan, stimuleren.
Maar de huidige beleidsmakers veronderstellen dat
ze ongestraft de onderwijsgevenden kunnen
be-schouwen als blinde uitvoerders van hun eigen
on-derwijskundige stokpaardjes. Niemand verwacht van een arts dat hij een therapie toepast die hij ris-kant vindt, of van een journalist dat hij een artikel schrijft waarvan hij betwijfelt ofhet wel klopt. Maar
van de mensen in het onderwijs wordt wei verwacht
dat ze, zelfs met onvoldoende rniddelen,
verande-ringen invoeren waarin ze vaak nauwelijks vertrou-wen hebben. Vee! docenten hebben daardoor het ge-voel dat hun vak hen ontstolen werd. Het wordt
daarom tijd dat de beleidsmakers gaan luisteren naar de bezwaren en de ideeen die er te horen zijn op de
'werkvloer'. Hier wordt stelselmatig aan voorbij ge-gaan. N erg ens wordt de professionaliteit van een
be-roepsgroep zo ontkend als in het onderwijs.
Tenslotte is het nog maar de vraag of de samenle-ving wei zo goed af zou zijn met docenten die de
cul-tuurpedagogische opdracht van het onderwijs
zou-den Iaten vallen. Wat kunnen we verwachten van le-raren die zich werkelijk aileen maar zouden zien als
managers van leerprocessen? Zou de consequentie
hiervan niet zijn dat de docent en daarmee de school
helemaal met lege handen komt te staan als het gaat om de overdracht van waarden en normen, om het tegengaan van criminaliteit en geweld en om de om-gang met verschijnselen als sUicide onder jongeren?
De multi-etnische samenlevinB
Als er een maatschappelijke ontwikkeling is die de taak van het onderwijs - met name in de grote
ste-den - verzwaard heeft en die de culturele dimensie van het onderwijs weer actueel gemaakt heeft, is het
wei de instroom van de enorme hoeveelheid
leerlin-gen van allochtone herkomst. Zowel de taalproble-men als het culturele verschillen zijn schromelijk
t
s &._o !i 2ooo
onderschat en het laatste aspect is bovendien door de
politiek nog getaboei:seerd. Het artikel van Paul
Scheffer in NRC Handelsblad over het '
multicultu-rele drama' is daarom volledig ter zake en kan
mis-schien meehelpen een effectiever onderwijsbeleid in dit opzicht te ontwikkelen.
De taalproblematiek vraagt extra scholing voor de docenten en zeer vroegtijdig en intensief taalon-derwijs voor allochtone kinderen. Bovendien zullen
rol spelen in het publieke Ieven, de absolute
preten-tie van de religie nog niet getemperd is door het re-lativisme van de Verlichting, de maatschappij nog in hoge mate autoritair georganiseerd is en de vrouw een duidelijk andere positie inneemt. Juist de
con-frontatie met de verworvenheden van de 'jaren ze-stig' verwart menig immigrant. De grote mate van vrijheid waarover de jeugd beschikt, de vrijere sek-suele moraal en de onafhankelijke positie van de
alle ouders ervan overtuigd moeten worden, dat hun
kind hier aileen kans van slagen heeft, als het de Ne-derlandse taal goed be-heerst en zich in de
Neder-landse samenleving weet te redden. Maar we zullen oak van de realiteit moeten
uitgaan, dat er voorlopig
kinderen zullen zijn, die deze achterstand nog niet
zullen weten weg te wer-ken. Het pleidooi van
Wou-De deskundiaen in het parlement,
de Jractiespecialisten, hebben
Jarenlana de bezuiniainaen
aeaccepteerd
en zijn
ook niet in
staat
aebleken
weerstand
te bieden aan
het technocratisch denken
van
de
vrouw zijn voor hen evenzo vele bewijzen van de
'deca-dentie van de Westerse
cul-tuur'. Veel allochtonen
re-ageren hier verkrampt op en verlangen eigenlijk dat de school hun kinderen
vrijwaart van bei:nvloeding door dit in hun ogen ver-foeilijke modernisme. Een en ander veroorzaakt hier discussies over het dragen van hoofddoekjes tijdens de
beleidsmakers in Zoetermeer.
Dit aeldt
eerlijk
aezead ook
voor
de
sociaal-democraten.
ter Gortzak (s&.P 1999 nr.5) voor een rehabilitatie
van de vroegere ambachtsschool zou een oplossing
kunnen zijn voor die allochtone leerlingen (en voor
hen trouwens niet alleen) die door hun
taalachter-stand theoretisch te zwak zijn en daardoor op school zijn vastgelopen en nu gedoemd zijn 'drop-outs' te
worden. Het recente onderzoek onder de Amster-damse leerlingen (de Volkskrant, 30-3 -2ooo) dat
aan-toont dat het nieuwe vmbo (samenvoeging mavo en lbo) te moeilijk is voor bijna de helft van de
leerlin-gen die voor het beroepsonderwijs kiezen, is wat dat
betreft veelzeggend.
De ontkenning van de culturele problematiek
van de immigratie heeft het onderwijs schade berok-kend. De communicatie tussen school en allochtone
ouders is er bijvoorbeeld extra door bemoeilijkt. De
realiteit is dat we te maken hebben met ouders die zich cultured vaak ontheemd voelen. Het gevolg
hiervan is dat deze allochtone ouders, nog minder
dan autochtone ouders, hun kinderen bij kunnen
staan in hun puberale ontdekkingstocht in de mo-derne maatschappij. Deze raken hierdoor
gemakke-lijk het spoor bijster en komen zoals bekend - en sinds kort ook gezegd mag worden - eerder in de
criminaliteit terecht. Het gevoel cultured
ont-heemd te zijn, is eigenlijk voor de handliggend. De immigrant is meestal afkomstig uit culturen
waar-binnen de religie en de traditie nog een dominante
gymnastiekles en heeft
onder meer tot gevolg dat vee! moslimvaders hun
dochters verbieden om schoolreisjes mee te maken
en schoolfeestjes te bezoeken. Het bemoeilijkt ook
het bespreekbaar maken van seksualiteit in de klas en stijft de allochtone jongens in hun vaak seksistische
houdingjegens meisjes en in hun intolerante gedrag
jegens homoseksuele docenten en klasgenoten. Met
een politiek correct pleidooi voor recht op eigen cultuur komen we er hiermee niet. Het onderwijs
moet gericht zijn op integratie. De eigenheid van
minderheden kan aileen tot zijn recht komen als
subcultuur binnen de dominante Westerse cultuur.
Recht op eigen cultuur betekent uiteindelijk aileen
recht op eigen achterstand en leidt tot segregatie.
Het 'pedaaoaisch minimalisme' van de huidiae
sociaal-democratie
De deskundigen in het parlement, de
fractiespecia-listen, hebben jarenlang de bezuinigingen geaccep-teerd en zijn ook niet in staat gebleken weerstand te bieden aan het technocratisch denken van de be-leidsmakers in Zoetermeer. Dit geldt eerlijk gezegd ook voor de sociaal-democraten. Ook zij prikten de
taboes niet door en hebben de technocraten de vrije
hand gelaten. Het lijkt er jaren op dat het ideaal van de gelijkheid het enige sociaal-democratische
crite-rium is waaraan het onderwijsbeleid nog wordt ge-toetst. De vroegere sociaaldemocratische
250
s &.o ~ 2ooo
ten waren gepokt en gemazeld in het onderwijs en
hadden bovendien nog een tik van het cultuursoda-lisme. Oat wil zeggen dat ze wisten waarover ze het hadden en dat ze weet hadden van de cultuurover-dragende taak van het onderwijs. Tegenwoordig is er
sprake van wat je 'pedagogisch minimalisme' zou
kunnen noemen. Het komt er op neer, dat de gehele
kijk op het onderwijs teruggebracht wordt tot de ideologisch getinte vraag op welke wijze het
onder-Met de intrede van dit ouderwets aandoende begrip
van opvoeding is de school 'niet louter een
door-geefluik van informatie en vaardigheden, maar leert
de scholieren zich ook te gedragen, en sterker nog,
zich een sodale rol of identiteit aan te meten', zo
stelt hij. Klamer spreekt in dit verband van het
'so-dale kapitaal' en ook het vermogen om religieuze
gevoelens en ervaringen te begrijpen wenst hij
bier-toe te rekenen. Hij constateert dat dit 'sodale
kapi-wijs aan iedereen gelijke
kansen zou kunnen bieden. In s&.P (jan. 2ooo) toont
J.
Erdtsieck aan hoe er, opook dit gebied, aan het
on-derwijs onmogelijke eisen
gesteld kunnen worden.
Hij wijst op de
complexi-teit van het begrip
ongelijk-Terwijl voorheen het vormingselement
voorop stond, wordt onderwijs
nuin
de eerste plaats gezien als een
opleiding in de zin van een
voorbereiding op de arbeidsmarkt.
taal' nauwelijks wordt
aan-gesproken terwijl het toch
ook van zo 'n groot belang is
in een multi-culturele sa
-menleving.
Hij hecht juist vee!
waarde aan 'ouderwetse
zaken' zoals opvoeding,
heid als maatschappelijk gegeven en op - de in be-paalde opzichten- uiteindelijke onvermijdelijkheid
ervan. Bovendien stelt hij terecht dat
maatschappe-lijke emancipatie vaak meer dan een generatie
vraagt. Interessant is in dit verband trouwens ook de
kritiek van Wouter Gortzak in eerder genoemd
arti-kel op de neiging om emandpatie te verengen tot
so-dale mobiliteit.
Om het sociaal en cultureel kapitaal
Terwijl voorheen het vormingselement voorop
stond, wordt onderwijs nu in de eerste plaats gezien
als een opleiding in de zin van een voorbereiding op
de arbeidsmarkt. Tegen deze utilitaire, dat wil
zeg-gen deze hoofdzakelijk door het nut bepaalde kijk op
het onderwijs, verzet de cultureel econoom Arjo
Klamer zich. In Roodkoper (augustus 1997 'Religie
op school') wijst hij erop dat juist het vormende
ele-ment in het onderwijs de mensen met een
zoge-naamd moderne opvatting over onderwijs nerveus maakt omdat ze vorming zouden 'assoderen met in-doctrinatie en het overbrengen van waarden met
willekeur en ideologie.' Hij stelt dat van basisschool
tot universiteit deze zogenaamd mod erne
'econo-mische of utilitaire visie' op het onderwijs
over-heerst. Hij signaleert op grond daarvan een gebrek
aan aandacht voor essentiele waarden als tolerantie, respect voor de ander op basis van kennis van de ander en voor de ontwikkeling van gevoelens van ei
-genwaarde. Een wezenlijk onderdeel van de
opvoe-ding vindt hij juist het vermogen tot empathie, 'het
omgaan met andere mensen, het aangaan en
aanhou-den van relaties, samenwerken en zorgzaamheid.'
filosofische, artistieke en
godsdienstige vorming. Hij stelt: 'Vorming in de
kunsten en religie, maar ook filosofie zijn zo belang-rijk niet aileen uit hoofde van het sodale kapitaal van
onze kinderen, maar ook omdat we will en dat ze het
vermogen ontwikkelen om zin te geven en te
ontle-nen aan hun wereld. Oat vermogen noem
ik
cultu-reel kapitaal. Ons cultureel kapitaal bepaalt wat wij
aan kunnen met de grootste maar ook met de
klein-ste evenementen in ons bestaan, hoe we omgaan met
geboorte, dood en liefde, wat we in staat zijn te zien
in een modern kunstwerk of te horen in klassieke muziek. Het culturele kapitaal bepaalt ons vermo-gen tot het bel even van mysteries, tot verwondering
ook. In combinatie met ons sodaal kapitaal vormt
ons cultureel kapitaal onze morele gevoelens
waar-door we in staat zijn te handel en volgens waarden die
niet direct ons enge eigenbelang dienen.'
Het jailliet van de zuilen
Een herwaardering van de cultuuroverdragende rol
van het onderwijs, ook met betrekking tot
levensbe-schouwing, is dus noodzakelijk. Hiervoor is het
hui-dige onderwijs helaas onvoldoende toegerust. Oit
geldt zowel voor het traditionele openbare
onder-wijs als voor het klassieke confessionele onderwijs.
Hoe belangrijk het tolerantieprindpe van het
open-baar onderwijs ook nog steeds is, het vraagt om een
nieuwe eigentijdse uitwerking. Het klassieke confes
-sionele onderwijs is eveneens aan een herorientatie
toe. In weinig Ianden neemt het confessionele
on-derwijs zo'n sterke positie in als in Nederland, maar
er zijn ook weinig Ianden waar de ontkerkelijking zo
rip )r-~rt >g, zo ;o-tze ~r- pi- lll-ch 'is
,
:setg,
en de tg-an tet l e- :u-vij n-tet en ke 0-ng nt tr-lie ·ol e- ti->it : r-js. n-: s-je n-ar zo .le - - -s &..o>
2ooogodsdienstonderwijs contraproductief. Voor dit
falen van het godsdienstonderw:ijs zijn meerdere
oorzaken te noemen. De theoloog Kees Kok w:ijst er
in het artikel 'School en godsdienst' in Roodkoper
(september 1997) op, dat men, ondanks de geringe
feitelijke binding van de leerlingen met de kerk, op vee! scholen nog vast houdt aan 'het verteilen van bijbelverhalen, het zingen van godsdienstige liede-ren, het vieren van schoolmissen en de voorberei-ding op de eerste communie'. Dit soort traditioneel confessioneel godsdienstonderw:ijs is in meerdere opzichten strijdig met de gangbare jeugdcultuur in zoverre er sprake is van vanzelfsprekende waar-heidspretenties, de leerlingen op een paternalisti-sche w:ijze geconfronteerd worden met normen en waarden, of de aansluiting bij hun persoonlijke bele-vingswereld ontbreekt. De vele leerlingen die af-komstig zijn uit andere culturen zuilen zich door
zo'n aanpak natuurlijk evenmin aangesproken
voelen.
Het traditionele zuilgerichte onderwijs blijkt
zijn tijd te hebben gehad. Maar het falen van het klas-sieke godsdienstonderw:ijs en het tekort van het
tra-ditionele openbare onderw:ijs kan nooit een excuus
zijn om dan maar verder te gaan op de weg van de
huidige technocratische onderw:ijsfilosofie. Door
dit soort van onderw:ijs dreigt het kind immers te eenzijdig op zijn cognitieve vaardigheden te worden aangesproken. Voor zijn motivatie en ontplooiing is het juist van groot belang dat er een appel gedaan wordt op zijn totale persoonlijkheid. Recente
soci-aalwetenschappelijke theorieen steilen dat de
men-sen aileen begrepen kunnen worden vanuit de con-text waarbinnen ze Ieven. Actuele stromingen bin-nen de psychoanalyse zoals de 'object-relatie'
theo-rie van Donald W Winnicott en 'zelf-psychologie'
van Heinz Kohut leggen er de nadruk op dat de iden-titeit, het 'zelf', opgebouwd wordt uit aile relaties
die er met de buitenwereld worden aangegaan. Dit
betreft zowel de persoonlijke relaties als de relatie
met de natuur en met abstracties zoals een
weten-schappelijke theorie, een religieuze traditie of een vorm van kunst.
Omdat de paternalistische overdracht van
waar-den en normen niet meer van deze tijd geacht kan
worden, bepleit de filosoof en pedagoog Lawrence Kohlberg in dat verband een alternatieve en meer eigentijdse visie op morele opvoeding, die de tegen-stelling paternalisme versus een a-morele
opvoe-ding zou kunnen overstijgen. Moree! besefbij
jonge-ren zou naar zijn mening ook bevorderd kunnen
worden door jongeren in gezinnen, in organisaties en op scholen hypothetische morele dilemma's voor te leggen.
De ervaring leert dat jongeren op een impliciete
manier geconfronteerd kunnen worden met
waar-den en normen, met zingevingsvragen en met
on-derlinge verschillen als er op school meer aandacht besteed wordt aan het culturele aspect van het on-derw:ijs. In de lijn van Kohlberg zou je kunnen zeg-gen dat er dan sprake is van morele opvoeding door
middel van een procesmatige confrontatie met
mo-rele dilemma's binnen een (inter)-culturele
con-text. Omdat ik die culturele context zie als een
sa-menhangend geheel van levensbeschouwelijke
orientatie, interculturele orientatie en kunsteduca-tie zou ik w:illen spreken van 'integraal
cultuuron-derwijs'. Voor scholen die voor deze
onderwijskun-dige opzet kiezen, is de vraag niet meer relevant tot welke zuil de school form eel nog behoort omdat het bij 'integraal cultuuronderw:ijs' in wezen om een zuiloverstijgende aanpak gaat.
Levensbeschouwelijke orientatie als culturele notie
Het is veelzeggend en hoopgevend dat er nogal wat
confessionele scholen zijn waar men inmiddels be-wust afscheid genom en heeft van het getuigende en
paternalistische godsdienst-onderw:ijs en waar het
vak godsdienst al op een vee! meer eigentijdse w:ijze wordt gegeven doordat er de nadruk gelegd wordt op de culturele dimensie van religie. Kees Bulens, de voorzitter van de Vereniging van Docenten Gods-dienst en Levensbeschouwing (vG L) stelt in Trouw
( 1
s
nov. '97) dat de inhoud van het vak grofweg ge-richt is op informatie, communicatie en inzicht en dat een beetje docent behalve aan bijbelse verhalenen thematieken ook aandacht besteedt aan kennis
over verschillende religies en aan religieuze
referen-tiekaders van waaruit mensen denken en handelen.
Volgens Bulens zal zo'n docent de leerlingen ook leren hierover met elkaar te praten terwijl er tevens aandacht zal zijn voor de reflectie over normen aan de hand van gedichten en de literatuur.
Het lijkt me dat we dan niet meer moeten
spre-ken van het vak godsdienst. Handhaving van het ge-bruik van dat woord zou ons al op het verkeerde been zetten. Het is te vee! verbonden met de
pater-nalistische overdracht van de kennis omtrent een
godsdienst. Beter is het daarom te spreken van 'le
-vensbeschouwelijke orientatie' omdat het er om
gaat dat de jongeren op school kennis maken met
verschillende religies en het humanisme en met de
s &._o , 2ooo
bronnen ervan. Ook elders wordt zo'n ruime visie op levensbeschouwelijke opvoeding verkondigd. Zo trekt Ido Abram, medewerker van het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (openbaar onderwijs) in zijn inleiding: 'Leren en levensbeschouwing' (De Rode Hoed, 27 november 1 998) vanuitditsoortop-vattingen over levensbeschouwing lijnen door naar de multiculturele samenleving. Dit verschijnsel maakt de cultuur-introducerende rol van het onder-wijs weer extra actueel. De samenhang tussen
le-vensbeschouwelijke en interculturele orientatie is
voor de handliggend. Veel culturele verschillen hau-gen immers samen met religieuze verschillen. Abrams vindt bovendien dat het begrip 'verschil'
opnieuw doordacht zou moeten worden: zowel
van-uit het perspectief van de dominante meerderheid als vanuit het perspectief van de niet-dominante minderheid opdat men 'leert omgaan met de ver-schillen tussen leerlingen', die ook de verver-schillen binnen onze samenleving uitmaken en deze leert te benutten. 'Het gaat er om', zo stelt Abram 'nieuwe strategieen te ontwikkelen om van diversiteit een kracht te maken die ons samenbindt en tegelijk vita-liseert.'
De pedagogische meerwaarde van kunsteducatie
Ik zou daar aan toe will en voegen dat ook kunst en de kennis van het culturele erfgoed aandacht verdienen omdat ze behoren tot het culturele kapitaal. Kunst vertegenwoordigt een waarde in zichzelf en de ont-moeting met kunst en de deelname aan allerlei vor-men van kunst mag daarom geen enkel kind onthou-den woronthou-den. Kinderen leren van kunst genieten en
kunnen door kunst op een niet-cognitieve manier tot hun recht komen. De poezielessen zoals deze onder Ieiding van de 'School der Poezie' gebracht worden, hebben bijvoorbeeld een grote vormende
waarde. De leerlingen leren op een andere manier met taal omgaan en op hun eigen niveau hun gevoe-lens op min of meer poetische wijze onder woorden te brengen. Kunstleert het kind op een 'andere ma-nier' waar te nemen en vorm te geven aan eigen ge-voelens en gedachten en deze te verbaliseren.
Kun-steducatie is tenslotte ook voorbereiding voor later, om als volwassene zijn/haar vrije tijd op een zinnige manier inhoud te kunnen geven. Maar kunsteducatie is ook in hoge mate sfeerbepalend. De leerlingen leren naar elkaar te luisteren en te ontdekken dat iedereen zo zijn/haar eigen inbreng kan hebben. Als zodanig heeft kunsteducatie daarom een pedago-gische meerwaarde. Door bezig te zijn met vormen
van kunst ontstaat de mogelijkheid van spontane ge-sprekken tussen docenten en leerlingen en tussen leerlingen onderling over het waarom van bepaalde normen en waarden en over de zin der dingen. Kun-steducatie kan daarom ook een bijdrage leveren aan de totstandkmning van een 'veilig' schoolklimaat en
heeft ook een functie met betrekking tot intercul-turele orientatie. Dit laatste zie je onder meer bij percussie. Percussie heeft in vergelijking met het
ge-sproken of gezongen woord het voordeel dat
ieder-een het verstaat en in vergelijking met toonmuziek vraagt het weinig of geen scholing. De leerlingen leren naar elkaars ritmes te luisteren en ook ritmisch met elkaar sam en te spelen.
De musical 'Metropolis' als exemplarisch jenomeen
Kunsteducatie heeft een ongekende totaalimpact doordat de leerlingen zich er zo persoonlijk door weten aangesproken en omdat er zulke impliciete verwijzingen kunnen zijn naar levensbeschouwelijke en interculturele orientatie. Heel concreet bleek dit op de sg. Gerrit van der Veen bij de voorbereiding voor en de viering van' !)O jaar bevrijding' in 199!).
Als school, die de naam draagt van de kunstenaar-verzetsheld Gerrit van der Veen, wilde men natuur-lijk aandacht besteden aan vijftig jaar bevrijding. Men wilde proberen een vorm te vinden, die zou
passen bij de onderwijskundige fllosofie van de school, waarin kunsteducatie een centrale plaats in-neemt. Uit de gesprekken met de leerlingen bier-over, bleek dat het hen niet zou aanspreken als de herdenking zou· neerkomen op een herhaling van de boodschap dat de Duitsers vijftig jaar geleden fout waren. Ze kozen er bewust voor om een partner-school in Berlijn te gaan zoeken waarmee sam en een
musical opgezet en uitgevoerd zou kunnen worden. Ze wilden met leerlingen en docenten van die school in onderlinge discussies de problemen in kaart brengen van het Amsterdam en van het Berlijn van toen en nu. Gei'nspireerd door musicals als Caba-ret, A Chorusline en Westside Story schreef een docent
een nieuwe musical Metropolis. Deze handelde over het bestaan van etnische verschillen en van minder-heden en over de toename van geweld en over de be-tekenis van tolerantie voor een democratische
sa-menleving. Tijdens de besprekingen waren er vol-doende complicaties. Een onverwachte moeilijk-heid was bijvoorbeeld het verschil in werkklimaat
tussen de twee scholen. De sg. Gerrit van der Veen is een behoorlijk gedisciplineerde school waar indien nodig, iedereen op zijn plicht gewezen wordt. Van
t l t 1 ) ) t r .t s n n s &_o
s
2ooode Duitse partnerschool werd 'Tiichtigkeit' ver-wacht. De partnerschool stond in het voormalige
Oost-Berlijn. Men was er moe van dictatuur en
dis-cipline en verwachtte in Amsterdam een sfeer van 'vrijheid-blijheid'. Deze tegengestelde verwachtin-gen leverden irritaties op tussen de teams van de
scholen, die niet voor de leerlingen verborgen kon-den blijven. Een andere complicatie vormde het ver-schil in de geschiedenis van de beide scholen. De
scholen zijn op elkaar gaan lijken. In de stedelijke
ge-bieden zijn de meeste autochtone leerlingen, ofhet
nu om openbare of om confessionele scholen gaat, overwegend buitenkerkelijk. De gelovigen vind jeer
vooral onder de allochtone moslims. Ook onder de docententeams op de confessionele scholen worden vee! buitenkerkelijken aangetroffen en steeds min-der docenten hebben nog een speciale band met de
zuil waartoe hun school behoort. De meeste
confes-Gerrit van der Veen school
had zich altijd vereenzel-vigd met het
verzetsverle-den van de naamgever en
heeft misschien trekjes van 'politieke correctheid'. In
de buurt waar de
partner-school stond in
Oost-Ber-lijn, had men tot aan de val van de 'muur' nauwelijks met buitenlanders van
doen gehad. De toename
van crinlinaliteit na 1 9 8 9
werd dan ook rechtstreeks
Kunst leert het kind op een
'andere
manier'
waar
te nemen
en vorm
te
geven aan eigen gevoelens en
gedachten
en
deze te
verbaliseren.
sionele scholen zijn daar-door van 'belijdende'
scho-len eigenlijk 'ontmoe-tings'scholen geworden zoals dit bij het openbaar onderwijs altijd al de be-doeling was. Daarnaast
be-seft ook menig voorstander van het openbaar onderwijs
dat een technocratische
on-derwijsopvatting geen
recht doet aan de culturele
dimensie van het onderwijs en bijvoorbeeld weinig
mo-Kunsteducatie is tenslotte ook
voorbereiding
voor
later, om als
volwassene zijn I haar vrije tijd op
een
zinnige manier inhoud te
kunnen geven.
in verband gebracht met de komst van de buiten-landers. De Berlijnse docenten vreesden dat een sterfscene op het toneel van de Ieider van de jonge Turken wei eens tot applaus in de zaal zou kunnen leiden. Uiteindelijk werden de uitvoeringen van de
musical zowel in Berlijn als in Amsterdam in De Rode Hoed, een groat succes. Dit succes was
behalve aan het enthousiaste spel van de spelers af te meten aan het feit dat de leerlingen op het toneel
een getrouwe afspiegeling vormden van de leer-lingen in de zaal. Dat wil zeggen dat de school erin geslaagd was in voldoende mate leerlingen van
allochtone herkomst bij de kunstzinnige vorming te betrekken. lets wat niet zo voor de handliggend is als een buitenstaander misschien zou
veronderstel-len. De voldoening erover werd nog vergroot door het feit dat tegen de verwachting in zoveel ouders van allochtone herkomst naar het optreden van hun kinderen waren komen kijken. Ook de moeders met hoofddoekjes applaudisseerden enthousiast en met trots voor hun zoon of dochter, zelfs als die de rol
speelde van een meisje ofjongen van 'Iichte zeden'.
Synthese tussen de zuilen.
Het is duidelijk dat maatschappelijke verschijnselen zoals de secularisatie en de instroom van allochtone leerlingen zowel de openbare als de confessionele scholen bei"nvloed hebben. De populaties op de
gelijkheden biedt voor overdracht van waarden en
normen in een pluriforme en multi-etnische
samen-leving. Gelijksoortige situaties kennen
gelijksoor-tige problemen en voor dat je het weet ben je bezig met dezelfde oplossingen. De zuil waartoe de school
formeel hoort, is steeds minder van belang voor de identiteit van de school, doorslaggevend is de
feite-lijke schoolcultuur. Een synthese tussen het over-grate dee! van het openbare onderwijs en het
con-fessionele onderwijs is daarom nu binnen
handbe-reik. Door het culturele aspect van de religie een
plaats te geven als onderdeel van 'integraal cultuur-onderwijs' zou het onderwijs beter aansluiting kun-nen vinden bij de realiteit van de multi-etnische
samenleving en zouden we de 'patstelling van de
on-derwijspacificatie' eindelijk grotendeels kunnen
doorbreken. Integraal cultuuronderwijs zie ik dan als een samenhangend geheel van levensbeschouwe-lijke orientatie, interculturele orientatie en kunste-ducatie in relatie tot de morele opvoeding van de leerlingen, ter bevordering van een humaan en open
intercultureel klimaat op school en ter
voorberei-ding van een later zinvol functioneren in de
maat-schappij.
Verrassende jusies, die seen jusies mosen heten Dit soort van ideeen ontwikkelt zich in de onder-wijspraktijk van alle dag. Het veronderstelt wei een
2~4
---~~- - -
.
s &_n > 2ooo
zekere ontvankelijkheid voor niet voor de
handlig-gende oplossingen. Op een gegeven ogenblik was
voor de school waarvan
ik
de directeur was, fuseren noodzakelijk. Er was echter geen vanzelfsprekendepartner uit de eigen zuil voorhanden. Dan komt de
vraag op of het nu per se noodzakelijk is om een
fu-siepartner bij de eigen openbare zuil zoeken. Op
grond van bestaande contacten bleek een naburige
protestants-christelijke school eigenlijk de
aange-wezen gesprekspartner omdat er wat de
schoolcul-turen aangaat, sprake was van doorslaggevende
overeenkomsten. Beide scholen waren gevestigd in
grootstedelijke gebieden, dat wil zeggen dat beide
scholen te maken hadden met vee! buitenkerkelijke
autochtone leerlingen en met een groot percentage
leerlingen van allochtone herkomst. Onze openbare school had zich steeds meer geprofileerd op het
ge-bied van kunsteducatie en multiculturele orientatie en de confessionele school had daar belangstelling
voor getoond. De confessionele school was erin
ge-slaagd meer allochtone ouders bij de school te be-trekken. Er werden ideeen uitgewisseld en er was
een vorm van samenwerking ontstaan. De beide
do-cententeams hadden elkaar leren waarderen. Wat
het godsdienstonderwijs aangaat, had zich op de
protestants-christelijke school inrniddels een ont-wikkeling in gang gezet in de richting van
'levens-beschouwelijke orientatie'. Het streven was er ook
op gericht een wisselwerking tot stand te brengen
fussen levensbeschouwelijke en interculturele
orientatie. Het feit dat we vanuit het openbare
on-derwijs de algemene toegankelijkheid van een
nieuw te vormen school benadrukten met
non-dis-crirninatie en eerbiediging van ieders
levensovertui-ging als basis, leverde dan ook geen verschil van me-ningop.
De besturen zagen in dat een fusie van deze
scho-len voor beide positief zou kunnen zijn en stelden zich constructief op. Bij nadere informatie bleek
echter dat de Onderwijsraad de grondwet zo
uit-legde dat een fusie tussen een openbare en een
bij-zondere school formeel niet mogelijk was. Een van
beide scholen zou door het andere schoolbestuur
overgenomen moeten worden. Omdat het in de
be-doeling lag dat er door 'fusie' met confessionele
vbo's een brede scholengemeenschap zou ontstaan,
werd er besloten dat de open bare school aan de con-fessionele schoolvereniging overgedragen zou
wor-den.
Inrniddels vindt de Onderwijsraad dat dit soort
fusies voortaan wel mogelijk moet zijn, maar dan
wei als uitzonderingsgevallen (Trouw, 18 jan. 2ooo ). Gelet op feit dat de tegenstellingen tussen de zuilen
steeds relatiever worden, getuigt zo'n houding van
kortzichtigheid, die voortvloeit uit gebrek aan in-zicht in de realiteit van aile dag in het onderwijs. ln-terzuilaire samenwerking en fusies zouden juist
ge-stimuleerd moeten worden.
De identiteit van de aifuseerde school
Een preambule was een van de zaken, die voor de nieuwe school moest worden vastgesteld. In betrek-kelijk korte tijd wisten we elkaar op grond van de
volgende formulering te vinden:
'In onderwijsaanbod, leerlinabeaeleidinB en personeelsbe-leid staan voorop de zora voor en solidariteit met de mede-mens. De schoo!filosifle is aebaseerd op de overtuiainB dat elk mens in aanlea een sociaal, een cultureel en een waar-den verwerkelijkend wezen is en als zodaniB hierop dient te worden aanaesproken.
De overdracht van waarden en normen zal een voor-name plaats innemen in het proaramma. Behalve een aede-aen voorbereidina op de toekomstiae maatschappelijke loopbaan van de leerlinaen beooat de school daarom even-eens de riflectie op de verschillende levensbeschouwinaen en de kennis van en het bearip voor de verschillende culturele achteraronden van alle leden van de schoolpopulatie te be-vorderen. Op arond van dezefllosifle is de school toeaanke-lijk VOOT alle leerlinaen. Discriminatie op welke arond dan ook wordt derhalve cifaewezen.'
De kenners van het sociaal-democratisch denken
zullen in deze formulering nog de hand van dr Wil-lem Banning herkennen. Deze zuiloverstijgende
fusie, die geen fusie mocht heten, had nog meer
in-teressante aspecten. Ondergetekende kreeg het
ver-zoek het begrip 'integraal cultuuronderwijs' nader
uit te werken zodat dit met de preambule, de basis
zou kunnen vormen voor de onderwijsfilosofie en
het profiel van de nieuwe scholengemeenschap.
De keuze voor 'integraal cultuuronderwijs'
bracht ook met zich mee dat het bestuur begrip toonde voor de bezwaren die er leefden tegen
schaalvergroting als effect van fusies. Er werd
daarom gekozen voor een zodanige
organisatie-structuur van de nieuwe scholengemeenschap, dat
er per locatie eenheden gevormd konden worden van maximaal ongeveer soo leerlingen. Oat is van
belang omdat bij zo'n omvang het mogelijk blijft dat leerlingen en docenten elkaar nog enigszins kennen, dat wil zeggen dat de 'menselijke maat' als uitgangs-punt genomen is.
1 r s :1 p n d s &..o s 2ooo Conclusie
Vooropgesteld dient te worden dat de politiek zich
moet hoeden voor een overschatting van het
pro-bleemoplossend vermogen van het onderwijs met
betrekking tot allerlei maatschappelijke vraagstuk-ken.
Om een einde te maken aan de demotivatie van
de onderwijsgevenden en om het onderwijs en
on-derwijskundige hervormingen ook effectief te doen
zijn, zal er niet aileen meer in het onderwijs
ge'inves-teerd moeten worden, maar er zal ook meer
reke-ning gehouden moeten worden met de
professiona-liteit van de docent. Er dient daarom een einde te
komen aan de 'topdown' -benadering van de kant
van het ministerie. De bezinning op de problemen in het onderwijs door de docenten zelf, zal
gestimu-leerd moeten worden evenals onderwijsresearch
door docenten die blijk geven van belangstelling
daarvoor (Leo Prick, Onderwijs op de divan).
In het algemeen kunnen we stellen dat de
maat-schappelijke ontwikkelingen vragen om een minder
technocratische benadering van het onderwijs en om
meer oog voor de culturele dimensie ervan.
Ge-schetst 'integraal cultuuronderwijs' als samenhan-gend geheel van levensbeschouwelijke orientatie, in-terculturele orientatie en kunsteducatie kan daarbij een essentiele functie hebben. Op grond daarvan zijn
autonome ontwikkelingen in het onderwijs
moge-lijk, die een synthese tot gevolg kunnen hebben van
het openbare en het confessionele onderwijs,
waar-door er grotendeels een natuurlijk einde kan komen
aan de verzuiling en het ontstaan van een islamitische
zuil overbodig wordt. Het is juist dat de 'paarse' par-tijen de vrijheid van onderwijs niet ter discussie
stel-len, maar het zou wei zo verstandig zijn
ontwikkelin-gen in deze richting waar mogelijk te bevorderen.
COOS HUIJSEN
van 1985 tot 1998 rector van een openbare scholen-Bemeenschap in Amsterdam; heqt op 1 april een beleids-nota over 'intearaal cultuuronderwijs' cifaerond voor
de Scholenaemeenschap Amsterdam-Zuid vallend onder
het bestuur van de ISA (de lntercoifessionle Scholenaroep