• No results found

De materiële geldigheid van een forumkeuzebeding Heeft de Europese Unie de deur geopend voor toepassing van nationaal recht binnen de Brussel I Verordening? Een kritische analyse naar aanleiding van het herschikte artik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De materiële geldigheid van een forumkeuzebeding Heeft de Europese Unie de deur geopend voor toepassing van nationaal recht binnen de Brussel I Verordening? Een kritische analyse naar aanleiding van het herschikte artik"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De materiële geldigheid van een forumkeuzebeding

Heeft de Europese Unie de deur geopend voor toepassing van nationaal recht binnen

de Brussel I Verordening?

Een kritische analyse naar aanleiding van het herschikte artikel 25 van de Brussel I Verordening

Masterscriptie

Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid

Master Privaatrecht – Privaatrechtelijke rechtspraktijk

Naam Michiel Krebbers

E-mailadres: Michielkrebbers@gmail.com

Studentnummer: 10520090

Scriptiebegeleider: Mw. prof. dr. A.A.H. van Hoek

(2)

Abstract

Deze scriptie focust zich door middel van een kritische analyse van literatuur en jurisprudentie op de toevoeging die aan artikel 25 Brussel I Herschikking is gedaan. De toevoeging ziet op de benoeming van de materiële geldigheid van een forumkeuzebeding. De doelstellingen van de Herschikking vormen het normatieve kader waaraan de toevoeging aan artikel 25 Herschikking wordt getoetst. De toevoeging aan artikel 25 Herschikking is gebaseerd op artikel 5 van het Haags Forumkeuzeverdrag. Het literatuuronderzoek inzake het Haags Forumkeuzeverdrag en de vergelijking die op basis van dit onderzoek tot stand komt, beoogt richting te geven aan hoe de toevoeging aan artikel 25 Herschikking moet worden geïnterpreteerd. Rechtspraak gewezen onder toepassing van het Verdrag van New York is voorts uiteengezet om de vraag te beantwoorden hoe nationale rechters omgaan met de vrijheid die zij krijgen bij de beoordeling van begrippen. Deze interpretatie van rechtspraak is behulpzaam bij de beantwoording van de vraag hoe de materiële geldigheid onder het Haags Forumkeuzeverdrag geïnterpreteerd en toegepast gaat worden. Deze toepassing is uiteindelijk dienstig aan de uitleg van de materiële geldigheid onder de Herschikking. Uit het onderzoek met betrekking tot het Verdrag van New York is gebleken dat elk land een andere toetsingsmaatstaf kan aanleggen. Wat betreft de materiële geldigheid formuleert het Verdrag van New York geen autonoom. Uit rechtspraak blijkt dat nationale rechters dit begrip naar eigen nationaal recht beoordelen. Dat resulteert in veel verschillende uitspraken afkomstig uit verschillende landen. Het is denkbaar dat landen de denkwijze en interpretatiemethodes onder het Verdrag van New York ook zullen hanteren onder toepassing van het Haags Forumkeuzeverdrag. Beide regelingen proberen in essentie hetzelfde te regelen, namelijk het aanwijzen van een bevoegd gerecht – waarbij het verschil zit in de aanwijzing van een scheidsgerecht of een overheidsrechter. Het Haags Forumkeuzeverdrag formuleert eveneens geen autonoom begrip voor de materiële geldigheid. Dit kan leiden tot rechtsonzekerheid en onvoorspelbaarheid omdat het nationale recht per land een verschillende uitkomst kan hebben met betrekking tot de materiële geldigheid. Het lijkt mij niet de intentie dat de Europese Unie met de verwijzing dat nationaal recht over de materiële geldigheid moet oordelen, heeft beoogd om nationaal recht speelruimte te geven bij het interpreteren van begrippen binnen een Verordening die juist autonoom moet worden uitgelegd. Wanneer nationaal recht de ruimte krijgt om te oordelen over een begrip zoals de materiële geldigheid onder toepassing van de Herschikking, bestaat de mogelijkheid dat gelijke situaties verschillend worden behandeld. Dat heeft als resultaat dat getornd wordt aan de eenvormigheid en voorspelbaarheid van de bevoegdheidsregels. Dit zorgt ervoor dat de rechtszekerheidsdoelstelling die de Herschikking formuleert, niet meer bereikt wordt.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Hoofdstuk 1 – Totstandkoming en doelstellingen 4

1.1 Brussel I – Van Verdrag tot herschikte Verordening 4

1.1.1 Doelstellingen 4

1.2 Haags Forumkeuzeverdrag 5

1.2.1 Doelstellingen 7

Hoofdstuk 2 – Vereisten voor een geldige forumkeuzeovereenkomst onder artikel 25

Brussel I Herschikking 8

2.1 Algemeen 8

2.2 Formele geldigheid onder Brussel I Herschikking 8

2.2.1 Vormvereisten 9

2.2.1.1 Rechtszekerheid 10

2.2.1.2 De vormvereisten als waarborg voor wilsovereenstemming 11

2.2.1.3 Bescherming van de zwakste partij 13

2.3 Materiële geldigheid onder Brussel I Herschikking 13

2.3.1 De formele- en materiële kant van een forumkeuzebeding 14

2.3.2 Verhouding tussen de materiële geldigheid, het vereiste van

wilsovereenstemming en de vormvereisten van artikel 25 Herschikking 15

2.3.3 Het vermoeden van wilsovereenstemming 17

2.4 Tussenconclusie 19

Hoofdstuk 3 – Vereisten voor een geldig forumkeuzebeding onder het Haags

Forumkeuzeverdrag 21

3.1 Algemeen 21

3.2 Formele geldigheid onder het Haags Forumkeuzeverdrag 21

3.2.1 Vormvereisten 22

3.3 Materiële geldigheid onder het Haags Forumkeuzeverdrag 23

3.4 Doel van de vormvoorschriften en de materiële geldigheid 24

(4)

Hoofdstuk 4 – Vereisten voor een geldige arbitrageovereenkomst onder het Verdrag

van New York 28

4.1 Algemeen 28

4.2 Formele geldigheid onder het Verdrag van New York 28

4.3 Materiële geldigheid onder het Verdrag van New York 29

4.4 Vergelijking van rechtspraak 30

4.4.1 Manier van toetsen 30

4.4.2 Beoordeling van de materiële geldigheid 31

4.4.3 Arbitragebedingen in algemene voorwaarden 32

4.5 Tussenconclusie 34

Hoofdstuk 5 – Vergelijking van de materiële geldigheid onder artikel 25 Herschikking, het Haags Forumkeuzeverdrag en het Verdrag van New York 35

5.1 Algemeen 35

5.2 Waar leidt dit toe onder het Haags Forumkeuzeverdrag? 36

5.3 Wat betekent deze interpretatie van het Haags Forumkeuzeverdrag voor de

interpretatie van artikel 25 Herschikking? 36

5.4 Hoe verhoudt dit zich met het begrip materiële geldigheid onder toepassing van

artikel 25 Herschikking? 37

Conclusies en aanbevelingen 39

Literat uurlijst 43

(5)

1

Inleiding

Het fundamentele startpunt voor commerciële relaties is partijautonomie. De mogelijkheid voor partijen om een overheidsrechter of scheidsgerecht te kiezen is daarmee een belangrijke uitwerking van de partijautonomie.1 Artikel 25 Brussel I Herschikking2 (hierna: Herschikking)

regelt de forumkeuze waarmee een overheidsrechter van een lidstaat van de Europese Unie als bevoegd gerecht kan worden gekozen. Het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze3 (hierna:

Haags Forumkeuzeverdrag) poogt forumkeuzebedingen te reguleren voor – potentieel – de hele wereld.

Deze scriptie gaat in op het vereiste van materiële geldigheid van een forumkeuzebeding onder toepassing van de Herschikking. Aan artikel 25 Herschikking is een toevoeging gedaan die ziet op de beoordeling van de materiële geldigheid van een forumkeuzebeding. Deze toevoeging is gebaseerd op het Haags Forumkeuzeverdrag met de gedachte dat forumkeuzes onder beide regelingen in gelijke gevallen gelijk worden beoordeeld. De vraag die centraal staat in deze scriptie is of deze toevoeging onder de Herschikking in het licht van de doelstellingen van de Herschikking dezelfde werking kan toekomen als onder het Haags Forumkeuzeverdrag. Daarbij wordt de vraag gesteld wat de verwijzing naar het nationale recht in artikel 25 Herschikking precies te betekenen heeft. Om tot de kern van deze vragen te komen worden beide regelingen onder de loep genomen. Gekeken wordt naar de voorschriften die gelden om een geldig forumkeuzebeding op te nemen en wat voor uitwerking deze voorschriften hebben onder het toepassingsgebied van beide regelingen. Om tot een beter begrip te komen wat materiële geldigheid moet inhouden, wordt tevens een vergelijking gemaakt met het Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken4

(hierna: Verdrag van New York). Het Haags Forumkeuzeverdrag beoogt voor het forumkeuzebeding te betekenen wat het Verdrag van New York heeft betekend voor arbitragebedingen.5 De forumkeuzeovereenkomst en de arbitrageovereenkomst vertonen veel

gelijkenissen. Beide overeenkomsten zijn gebaseerd op de instemming van beide partijen, beiden proberen een procedurele zekerheid op grond van de partijautonomie te scheppen,

1 Brand 2009, p. 9.

2Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en

handelszaken, Pb EU 2012, L351/1.

3 Verdrag inzake bedingen van forumkeuze, ’s-Gravenhage, 30 juni 2005, Trb. 2009, 31.

4 Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken, New York,

10 juni 1958, Trb. 1958, 145.

(6)

2 evenals voorspelbaarheid ten goede te komen en economische efficiëntie tussen de partijen te bewerkstelligen.6 Het verschil is dat de procedurele functie van een forumkeuzebeding ziet op

de verdeling van jurisdictie tussen overheidsrechters van verschillende staten. De procedurele functie van een arbitragebeding ziet juist op de verdeling van de jurisdictie tussen

overheidsrechter en scheidsgerecht.7 Beide overeenkomsten hebben daarnaast ook

eigenschappen die op het gebied van het materiële recht liggen. De drie regelingen beogen dus een invulling te geven aan de autonomie die partijen toekomt bij de keuze inzake geschilbeslechting. Een vergelijking tussen deze regelingen is dus behulpzaam bij de beantwoording van de vraag wat het begrip materiële geldigheid inhoudt en wat de invloed kan zijn van een verwijzing naar het nationale recht.

Het onderzoek is gebaseerd op een kritische analyse van literatuur en jurisprudentie. Dit onderzoek focust zich op de toevoeging die aan artikel 25 Herschikking is gedaan. De toevoeging ziet op de benoeming van de materiële geldigheid van een forumkeuzebeding. De doelstellingen van de Herschikking vormen het normatieve kader waaraan de toevoeging aan artikel 25 Herschikking wordt getoetst. Deze scriptie gaat ook in op de doelstellingen van het Haags Forumkeuzeverdrag, waarmee de beweegredenen achter het Haags Forumkeuzeverdrag worden onderzocht. Het literatuuronderzoek inzake het Haags Forumkeuzeverdrag en de vergelijking die op basis van dit onderzoek tot stand komt, beoogt richting te geven aan hoe de toevoeging – die gebaseerd is op artikel 5 van het Haags Forumkeuzeverdrag – aan artikel 25 Herschikking moet worden geïnterpreteerd. Rechtspraak gewezen onder toepassing van het Verdrag van New York wordt voorts uiteengezet om de vraag te beantwoorden hoe nationale rechters omgaan met de vrijheid die zij krijgen bij het beoordelen van begrippen uit het Verdrag van New York. Deze interpretatie van rechtspraak is behulpzaam bij de beantwoording van de vraag hoe verschillende begrippen onder het Haags Forumkeuzeverdrag geïnterpreteerd en toegepast gaan worden.

Het eerste hoofdstuk beschrijft de totstandkoming en doelstellingen van de Herschikking en het Haags Forumkeuzeverdrag. De doelstellingen van beide regelingen vormen de basis van het normatieve kader, waaraan de toevoeging aan artikel 25 Herschikking wordt getoetst. Het tweede hoofdstuk zet de vereisten voor een geldige forumkeuzeovereenkomst onder artikel 25

6 Ahmed 2017, p. 37 en 38. 7 Ahmed 2017, p. 38.

(7)

3 Herschikking uiteen. Daarbij ligt de focus met name op de verhouding tussen de vormvereisten, de materiële geldigheid en de wilsovereenstemming. Het derde hoofdstuk bespreekt de vereisten voor een geldig forumkeuzebeding onder het Haags Forumkeuzeverdrag. Middels deze vereisten wordt een vergelijking gemaakt met de werking onder de Herschikking. Het vierde hoofdstuk bespreekt de vereisten voor een geldige arbitrageovereenkomst onder het Verdrag van New York. Daarnaast bevat dit hoofdstuk ook een uiteenzetting van verschillende uitspraken met betrekking tot de werking van het Verdrag van New York. Deze rechtspraak wordt gebruikt om de werking van het Haags Forumkeuzeverdrag te verklaren. In het vijfde hoofdstuk wordt de vergelijking beschreven van de materiële geldigheid onder toepassing van artikel 25 Herschikking, het Haags Forumkeuzeverdrag en het Verdrag van New York. De rechtspraak die besproken wordt in hoofdstuk vier, wordt gebruikt bij de interpretatie van de toevoeging die is gedaan aan artikel 25 Herschikking.

(8)

4

Hoofdstuk 1 – Totstandkoming en doelstellingen

1.1 Brussel I – van Verdrag tot herschikte Verordening

De Europese Unie stelt zichzelf ten doel een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en ontwikkelen. In deze ruimte moeten rechtzoekenden hun rechten kunnen laten gelden met dezelfde waarborgen als voor de rechtbanken van hun eigen land.8 Om dit doel te

verwezenlijken heeft de Europese Unie maatregelen getroffen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.9

Beoogd werd de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te versnellen en te verbeteren.10

In dat kader is het Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken11 (hierna: Verdrag van

Brussel) tot stand gekomen. Het Verdrag was gericht op het vereenvoudigen van formaliteiten waar de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen aan onderworpen zijn. Het Verdrag van Brussel is omgezet in de Brussel I Verordening (hierna: Brussel I), die in werking is getreden op 1 maart 2002.12 Uit artikel 73 Brussel I blijkt dat

uiterlijk vijf jaar na het inwerkingtreden van de Verordening een verslag moet worden opgesteld betreffende de toepassing van de Verordening. Door de Europese Commissie werd op 21 april 2009 het verslag gepresenteerd, waaruit bleek dat de werking van Brussel I als uiterst succesvol werd ervaren. Echter bleek dat er wel bepalingen vatbaar waren voor verbetering.13 Vanaf 10 januari 2015 is Brussel I vervangen door de herschikte Brussel I

Verordening voor rechtsvorderingen ingesteld na deze datum.14 1.1.1 Doelstellingen

Eenvormigheid in de regels inzake jurisdictiegeschillen, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken wordt onmisbaar geacht bij het goed functioneren van de interne markt.15 Met deze gedachte is een systeem van uitgebreide bevoegdheidsregels

ontwikkeld ter bevordering van de juridische samenwerking in grensoverschrijdende

8 COM (1999) 99/0154 (CNS), 14.07.1999, blz 3. 9 COM (1999) 99/0154 (CNS), 14.07.1999, blz 3. 10 COM (1999) 99/0154 (CNS), 14.07.1999, blz 3.

11 Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van

beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb EG 1972, L299, 31.

12 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de

tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Pb EG 2001, L12/1. Zie artikel 76.

13 COM (2008) 174 final, 21.4.2009. 14 Artikel 66 lid 1 Herschikking. 15 Preambule Brussel I, nr. 2.

(9)

5 geschillen. Deze bevoegdheidsregels beogen de gewenste eenvormigheid in de regels inzake jurisdictiegeschillen, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen te bewerkstelligen. Rechtszekerheid is een van de doelstellingen die door de Verordening wordt nagestreefd. De rechtszekerheidsdoelstelling wil de rechtsbescherming van de gevestigde personen in de Europese Unie vergroten door te verzekeren dat de eiser gemakkelijk kan bepalen welk gerecht hij kan aanzoeken. Voor de verweerder brengt de rechtszekerheid mee dat hij redelijkerwijs kan voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen.16 Om de rechtszekerheid te kunnen

waarborgen, dienen de bevoegdheidsregels in hoge mate voorspelbaar te zijn.17 Zoals blijkt uit

rechtspraak van het Hof van Justitie dragen juist deze eenvormige en voorspelbare regels bij aan de rechtszekerheid. Dit leidt tot de algemene regel dat de bevoegdheid van een rechter van een lidstaat dient te worden gegrond op de woonplaats van de verweerder.18

Uit de preambule blijkt dat partijautonomie, naast rechtszekerheid, een belangrijke plaats inneemt in de Verordening. Van de algemene regel mag in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen worden afgeweken waarin het geschil of de autonomie van de partijen leidt tot een ander aanknopingspunt.19 In beginsel is de autonomie van partijen het uitgangspunt

van overeenkomsten die vallen onder de Herschikking anders dan een verzekerings-, consumenten- of arbeidsovereenkomst.20 De uitwerking van partijautonomie in de

Herschikking is het forumkeuzebeding.

1.2 Haags Forumkeuzeverdrag

In 1992 initieerden de Verenigde Staten onderhandelingen over een wereldwijd verdrag inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. De Verenigde Staten bevonden zich in die tijd in een nadelige positie ten opzichte van Europa. Met het Verdrag van Brussel en nu de Herschikking stemmen lidstaten van de Europese Unie in met het automatisch erkennen en tenuitvoerleggen van beslissingen van andere lidstaten. Dit was een probleem voor de Verenigde Staten. Het bleek lastig te zijn om Amerikaanse beslissingen erkend en tenuitvoergelegd te krijgen in Europese lidstaten.21 Onder toepassing van Brussel I zijn

exorbitante regels voor het vaststellen van rechtsmacht verboden. Dit verbod op exorbitante bevoegdheidsregels geldt slechts voor inwoners van een lidstaat.22 Vonnissen van een lidstaat 16 HvJ EU 14 juli 2016, C-196/15, ECLI:EU:C:2016:559, (Granarolo), r.o. 16.

17 Preambule Herschikking, nr. 15. 18 Preambule Herschikking, nr. 15. 19 Preambule Herschikking, nr. 15. 20 Preambule Herschikking, nr. 19. 21 Clermont 2004, p. 13 en 14. 22 Artikel 5 lid 1 Herschikking.

(10)

6 gewezen in het nadeel van een Amerikaan – en dus niet woonachtig in een lidstaat – kunnen in de Europese Unie tegen diegene ten uitvoer worden gelegd, zelfs als de rechtsmacht gebaseerd is op een exorbitante regel.23 De Verenigde Staten waren daarnaast opzoek naar een manier

waarop Amerikaanse uitspraken in het buitenland, zonder opnieuw te hoeven procederen, ten uitvoer konden worden gelegd.24 Een wereldwijd verdrag inzake de erkenning en

tenuitvoerlegging van beslissingen was voor de Verenigde Staten dus heel interessant.

In 1994 en 1996 kwam een speciale commissie van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht bij elkaar. Deze commissie concludeerde dat het verdrag bij voorkeur, naast wereldwijde regels inzake de erkenning van beslissingen, ook regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid zou moeten gaan bevatten.25 Daarnaast werd aangegeven dat het

Verdrag niet naar het evenbeeld van het Verdrag van Brussel zou moeten worden gevormd, omdat het Verdrag van Brussel initieel was gesloten door landen die rechtssystemen hebben die redelijk op elkaar aansluiten.26 Toch komt een ontwerp verdrag tot stand dat in grote mate

lijkt op het Verdrag van Brussel:

“It will be obvious from a reading of the provisions that to some extent the preliminary draft Convention has borrowed from the Brussels and Lugano Conventions, including the recent amendments made to those Conventions.”27

Dit ontwerp Verdrag kreeg in 2000 veel kritiek vanuit de Verenigde Staten. Het Verdrag leek teveel op Brussel I, namelijk een strikt geformuleerd ‘dubbel verdrag’.28 In een ‘dubbel

verdrag’ wordt zowel de bevoegdheid geregeld die de gerechten van de verdragsluitende staten mogen uitoefenen als de voorwaarde voor de erkenning van dergelijke vonnissen.29 De kritiek

van de Verenigde Staten betekende – voorlopig – het einde van de poging tot het opstellen van een wereldwijd Verdrag. In de jaren daarna wordt de focus verlegd naar een verdrag dat minder extensief is geregeld. Een verdrag komt tot stand dat zijn focus heeft op een enkele regel van rechtsmacht, namelijk de forumkeuze.30

23 Clermont 2004, p. 14. 24 Teitz 2005, p. 544. 25 Prel. Doc. No. 2, p. 13. 26 Prel. Doc. No. 6, p. 9. 27 Prel. Doc. No. 11.

28 Brief van 22 februari 2000, J.D. Kovar, Assistant Legal Adviser for Private International Law, namens de United

States Department of State. Online te raadplegen op: www.cptech.org/ecom/hague/kovar2loon22022000.pdf

29 Prel. Doc. No. 11. 30 Prel. Doc. No. 19.

(11)

7

1.2.1 Doelstellingen

Het doel van het Haags Forumkeuzeverdrag is het proces rondom forumkeuzebedingen zo efficiënt mogelijk in richten. Dit komt de effectiviteit van een forumkeuzebeding ten goede.31

Regels met betrekking tot forumkeuze verschillen per land en dit kan tot onzekerheid leiden, bijvoorbeeld over de vraag wanneer het opnemen van een forumkeuzebeding geldig is gedaan. Het Haags Forumkeuzeverdrag probeert dit soort problemen die inherent zijn aan internationaal procederen te voorkomen.32 Het rapport van Hartley & Dogauchi geeft aan dat het Verdrag drie

zaken moet garanderen om een forumkeuzebeding zo efficiënt mogelijk te maken. Ten eerste moet het aangewezen gerecht kennis nemen van de zaak wanneer bij dit gerecht een procedure aanhangig wordt gemaakt. Ten tweede moet elk ander gerecht waarbij een procedure aanhangig wordt gemaakt, weigeren om kennis te nemen van de zaak. Ten derde moet de beslissing van het aangewezen gerecht worden erkend en ten uitvoer gelegd.33 De hoop wordt uitgesproken

dat het Haags Forumkeuzeverdrag eenzelfde werking kan hebben met betrekking tot forumkeuzebedingen, als dat het Verdrag van New York heeft gehad voor arbitragezaken.34

31 Hartley & Dogauchi 2013, p. 22, nr. 1. 32 Kramer 2006, p. 4.

33 Hartley & Dogauchi 2013, p. 22, nr. 1. 34 Hartley & Dogauchi 2013, p. 19.

(12)

8

Hoofdstuk 2 – Vereisten voor een geldige forumkeuzeovereenkomst onder artikel 25 Brussel I Herschikking

2.1 Algemeen

Voor de bespreking van artikel 25 wordt gekeken naar uitspraken gewezen onder de voorgangers van de Herschikking. Wat betreft de interpretatie van het Verdrag, Brussel I en de Herschikking blijkt dat de continuïteit moet worden gewaarborgd.35 Dit houdt in dat de

rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) gewezen tijdens de geldingsperiode van het Verdrag van Brussel en later Brussel I van belang is bij de interpretatie van de Herschikking. Daarbij hoort wel een kanttekening: de uitleg gegeven door het Hof van Justitie kan alleen worden gebruikt indien de bepalingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt.36 Naast de uitleg die het Hof van Justitie geeft aan bepalingen van de

Verordening, is de geschiedenis van het ontstaan, de doelstellingen en de ontwikkeling van het Verdrag en de Verordening van belang bij de interpretatie van bepalingen van de Herschikking.37

Op een essentieel punt is artikel 25 Herschikking ten opzichte van zijn voorgangers veranderd. Daarom dient steeds te worden nagegaan of de uitleg gegeven onder het oude regime nog toepassing kan vinden. De verandering van artikel 25 Herschikking ziet op de benoeming van de materiële geldigheid als vereiste voor een geldige forumkeuzeovereenkomst. Dit hoofdstuk gaat in op de verschillen tussen de oude en de nieuwe regelingen en de toepasselijkheid van de rechtspraak in verband met die verschillen. Daarnaast wordt ingegaan op de betekenis van het begrip materiële geldigheid.

2.2 Formele geldigheid onder Brussel I Herschikking

Artikel 25 Herschikking bevat de forumkeuzeregeling. Een forumkeuze kan onder artikel 25 Herschikking slechts geldig tot stand komen wanneer is voldaan aan een aantal formele vereisten en één materiële eis. De regeling is formeel van toepassing indien partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen. Dit houdt in dat ook wanneer beide partijen buiten de Europese Unie gevestigd zijn, een forumkeuze voor de rechter van een lidstaat wordt beheerst door artikel 25 Herschikking. Een forumkeuzeovereenkomst mag daarnaast niet strijdig zijn met de artikelen 15, 19 en 23

35 Preambule Herschikking, nr. 34.

36 HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525, (Höszig/Alstom), r.o. 30. Zie ook: HvJ EG 24 april

2009, C-533/07, ECLI:EU:C:2009:257, (Falco Privatstiftung/Gisela Weller-Lindhorst), r.o. 50 en 51.

(13)

9 Herschikking. Deze artikelen bieden extra bescherming aan zwakkere partijen zoals bijvoorbeeld de verzekeringnemer, consument en werknemer. Daarnaast mag geen inbreuk worden gemaakt op de exclusieve bevoegdheden genoemd in artikel 24 Herschikking.38

Het materiële voorschrift ziet op het vereiste dat een forumkeuzebeding betrekking moet hebben op een bepaalde rechtsbetrekking. Dit materiële voorschrift ziet niet op de materiële geldigheid, welk onderwerp later besproken wordt. Het materiële voorschrift moet voorkomen dat een van de partijen wordt verrast doordat een bepaald gerecht is aangewezen om kennis te nemen van alle geschillen die zullen ontstaan in haar betrekkingen met haar medecontractant en die hun oorsprong vinden in andere betrekkingen dan die naar aanleiding waarvan de forumkeuze is bedongen.39 De formele geldigheid van een forumkeuzebeding wordt bepaald

aan de hand van de vormvoorschriften die genoemd worden in artikel 25 lid 1 onder a tot en met c Herschikking.

2.2.1 Vormvereisten

Met een forumkeuzebeding wijken partijen af van de algemene bevoegdheidsregels van de Verordening. Gelet op eventuele gevolgen van een dergelijke afwijking, moeten de voorwaarden tot aanwijzing van een rechter middels een forumkeuzebeding strikt worden uitgelegd.40 Deze voorwaarden kunnen onder andere in de vorm van de vormvereisten

gevonden worden in artikel 25 lid 1 sub a tot en met c Herschikking. Met betrekking tot deze vormvereisten formuleert Kuypers in zijn proefschrift drie doelen: (1) rechtszekerheid, (2) waarborg voor wilsovereenstemming en (3) bescherming van de zwakste partij.41 Kuypers

formuleert deze doelstellingen aan de hand van rechtspraak gewezen onder artikel 17 Verdrag van Brussel en artikel 23 Brussel I. Tijdens de bespreking van deze doelstellingen zal ik onder meer ingaan op de vraag of deze doelen onder de werking van artikel 25 Herschikking nog steeds toepassing vinden.

38 Strikwerda 2015, p. 43.

39 HvJ EU 21 mei 2015, C-352/13, ECLI:EU:C:2015:335, (CDC/Akzo Nobel NV), r.o. 68. 40 HvJ EG 14 december 1976, C-24/76, ECLI:EU:C:1976:177, (Colzani/Rüwa), r.o. 7. 41 Kuypers 2008, p. 469 – 477.

(14)

10

2.2.1.1 Rechtszekerheid

Zoals Kuypers aangeeft is de hoeksteen van artikel 23 Brussel I dat de vormvoorschriften in alle lidstaten op eenzelfde manier worden uitgelegd.42 Het Hof maakt dit op de volgende manier

duidelijk:

“Een bevoegdheidsbeding, dat een procedurele functie heeft, wordt beheerst door de bepalingen van het [Verdrag van Brussel], dat tot doel heeft eenvormige regels voor de internationale rechterlijke bevoegdheid in het leven te roepen.”43

De eenheid van vormvoorschriften die wordt nagestreefd, blijkt ook uit het feit dat iedere afwijking van de vormvoorschriften verboden is.44 In zijn proefschrift geeft Kuypers aan dat

rechtszekerheid de belangrijkste doelstelling is van artikel 17 Verdrag van Brussel. Dit wordt bereikt doordat de vormvoorschriften een volledig uniform karakter hebben en de rechtspraak zonder uitzondering het artikel van de forumkeuze erkent als leidende procesrechtelijke regel. Nationale rechters laten dus in beginsel nationale bepalingen buiten toepassing.45 Een strikte

uitleg houdt in dat een forumkeuze alleen mag worden getoetst aan de vereisten van artikel 17 Verdrag van Brussel.46 Tegenwoordig wordt de rechtvaardiging van de strikte uitleg van de

voorwaarden van artikel 25 Herschikking gestoeld op het feit dat dit artikel zowel de algemene beginselen van artikel 4 als de bijzondere bevoegdheden van artikel 7 tot en met 9 Herschikking uitsluit. Uit vroegere rechtspraak van het Hof blijkt dat de vormvoorschriften de wil van de partijen tot uitdrukking brengt.47 Tegenwoordig blijkt uit de rechtspraak dat de rechter moet

nagaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen, waarbij de vormvereisten van artikel 25 lid 1 Herschikking er in dat verband toe strekken te waarborgen dat de wilsovereenstemming inderdaad vaststaat.48 Het valt op dat de formulering

van het Hof ten opzichte van eerdere jurisprudentie enigszins is veranderd, maar het dat het geformuleerde doel van de vormvoorschriften gelijk is gebleven. Het forumkeuzebeding moet onder toepassing van artikel 25 Herschikking nog steeds duidelijk en specifiek een gerecht aanwijzen. Daarnaast blijkt dat de wilsovereenstemming duidelijk en nauwkeurig tot uiting

42 Kuypers 2008, p. 469.

43 HvJ EG 3 juli 1997, C-269/95, ECLI:EU:C:1997:337, (Benincasa/Dentalkit), r.o. 25. 44 HvJ EG 16 maart 1999, C-159/97, ECLI:EU:C:1999:142, (Castelleti/Trumpy), r.o. 38. 45 Kuypers 2008, p. 470.

46 HvJ EG 3 juli 1997, C-269/95, ECLI:EU:C:1997:337, (Benincasa/Dentalkit), r.o. 28. 47 HvJ EG 3 juli 1997, C-269/95, ECLI:EU:C:1997:337, (Benincasa/Dentalkit), r.o. 29.

(15)

11 moet komen, waarbij de vormvereisten waarborgen dat die wil tot uitdrukking is gekomen. Uit het feit dat de wilsovereenstemming duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen waarmee duidelijk en specifiek een gerecht wordt aangewezen, blijkt mijns inziens dat het doel rechtszekerheid nog steeds een grote rol speelt.

2.2.1.2 De vormvereisten als waarborg voor wilsovereenstemming

Het Hof van Justitie laat zich op de volgende manier uit over de verhouding tussen de wilsovereenstemming en de vormvoorschriften:

“Meer in het bijzonder moet de aangezochte rechter in limini litis nagaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen, waarbij de vormvereisten van artikel 25 lid 1, van verordening nr. 1215/2012 er in dat verband toe strekken te waarborgen dat de wilsovereenstemming inderdaad vaststaat.”49

Deze overweging komt in nagenoeg gelijke strekking voor in oudere uitspraken van het Hof van Justitie.50 Dat het Hof van Justitie de vormvoorschriften ziet als waarborg voor het bestaan

van de wilsovereenstemming betekent volgens Kuypers echter niet dat de vormvoorschriften de wilsovereenstemming vervangen.51 Deze standaardoverweging, zoals hierboven geciteerd,

wordt in het arrest MSG/Les Gravières nagenoeg gelijk herhaald, maar er wordt wel een toevoeging gedaan. Aan de oorspronkelijke tekst van het Verdrag van Brussel wordt een derde geval toegevoegd die rekening houdt met gebruiken in het internationale handelsverkeer. Zo kunnen partijen ook een bevoegde rechter aanwijzen in een vorm die wordt toegelaten door de gebruiken op het gebied van het internationale handelsverkeer en die de partijen kennen of geacht worden te kennen.52 Daaraan voegt het Hof van Justitie toe dat bij deze vorm de

wilsovereenstemming wordt vermoed te bestaan.53 Deze nieuwe vorm in het Verdrag van

Brussel betekende niet dat de wilsovereenstemming niet langer vereist is. Het Hof geeft aan dat de daadwerkelijk instemming van de belanghebbenden nog steeds één van de doelstellingen is van die bepaling.54 Volgens Kuypers duidt deze uitspraak op een bewuste wijziging van de 49 HvJ EU 8 maart 2018, C-64/17, ECLI:EU:C:2018:173, (Saey Home/Lusavouga), r.o. 25.

50 Zie bijvoorbeeld: HvJ EU 28 juni 2017, C-436/16, ECLI:EU:C:2017:497, (Leventis&Vafeias/Malcon&Brave

Bulk), r.o. 33. HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525, (Höszig/Alstom), r.o. 37.

51 Kuypers 2008, p. 471.

52 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 16. 53 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 19. 54 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 17.

(16)

12 standaardformulering zoals gegeven in Colzani/Rüwa55 met betrekking tot de verhouding

tussen de wilsovereenstemming en de vormvereisten. Kuypers geeft aan dat de vormvoorschriften in beginsel een waarborg blijven voor de wilsovereenstemming. Wanneer het betrekking heeft op een vorm die gebruikelijk is in het internationale handelsverkeer, dan zijn de vormvoorschriften een vermoeden van wilsovereenstemming, en dus geen waarborg. Niet bevestigd wordt of dit vermoeden van wilsovereenstemming ook geldt met betrekking tot de vormen genoemd in artikel 23 lid 1 sub a en b Herschikking.56 A-G Bot beantwoordt deze

vraag mijns inziens deels:

“(…) heeft het Hof geoordeeld dat artikel 23 lid 1 Brussel I derhalve aldus dient te worden uitgelegd dat, zoals reeds het geval was met de doelstelling van artikel 17 Verdrag van Brussel, de daadwerkelijke instemming van de belanghebbenden een van de doelstellingen van die bepaling is.”57

Volgens A-G Bot kan instemming met een forumkeuzebeding dus niet louter stilzwijgend zijn of uit de omstandigheden worden afgeleid. Dat houdt in dat, behoudens de gevallen van artikel 23 lid 1 onder b en c, de geldigheid van een forumkeuzebeding afhankelijk is van expliciete instemming die tot uitdrukking komt door het gebruik van een van de formele uitdrukkingswijzen bepaald in artikel 23 lid 1 onder a en lid 2 Brussel I.58 Mijns inziens volgt

uit deze conclusie dat A-G Bot ook een vermoeden van wilsovereenstemming wil aannemen als wordt voldaan aan het vormvereiste uit artikel 23 lid 1 sub b Brussel I.

De lezing van het arrest MSG/Les Gravierès door Kuypers laat dus geen mogelijkheid bestaan voor het vermoeden van wilsovereenstemming ten aanzien van artikel 25 lid 1 sub a en b Herschikking, wanneer voldaan wordt aan de vormvereisten. Mijns inziens bestaat die ruimte bij de lezing door Strikwerda wel. Strikwerda geeft allereerst het hoofddoel van de vormvereisten aan, namelijk een waarborg dat de wilsovereenstemming vaststaat. Het lijkt Strikwerda aannemelijk dat behoudens tegenbewijs – wanneer voldaan is aan de vormvereisten – de wilsovereenstemming wordt vermoed te bestaan.59 Deze aanname wordt niet toegelicht,

er wordt slechts verwezen naar de uitspraak MSG/Les Gravières. A-G Szpunar geeft in zijn

55 HvJ EG 14 december 1976, C-24/76, ECLI:EU:C:1976:177, (Colzani/Rüwa), r.o. 7. 56 Kuypers 2008, p. 473.

57 Concl. A-G Bot, ECLI:EU:C:2015:274, (Profit Investment Sim), r.o. 41.

58 Concl. A-G Bot, ECLI:EU:C:2015:274, (Profit Investment Sim), r.o. 41, 42 en 43. 59 Strikwerda 2019, p. 94.

(17)

13 conclusie eveneens niet duidelijk aan of er sprake is van een vermoeden van wilsovereenstemming wanneer voldaan wordt aan de vormvoorschriften. A-G Szpunar geeft slechts aan dat aan de formele vereisten van artikel 23 lid 1 Brussel I is voldaan, wanneer sprake is van wilsovereenstemming die duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking is gekomen.60 2.2.1.3 Bescherming van de zwakste partij

Het derde doel is de bescherming van de zwakste partij:

“De zwakste partij bij het contract moet namelijk worden beschermd door te voorkomen dat een partij ongemerkt een clausule tot aanwijzing van de bevoegde rechter in het contract opneemt.”61

Zoals eerder opgemerkt moeten de vormvereisten strikt worden geïnterpreteerd. Volgens A-G Bot is dat gerechtvaardigd, nu door middel van de vormvereisten de zwakste partij bij de overeenkomst beschermd kan worden. Het risico dat een forumkeuzebeding wordt opgenomen waar de aandacht van de partij onvoldoende op gevestigd was, wordt hiermee voorkomen.62 2.3 Materiële geldigheid onder Brussel I Herschikking

Artikel 23 Brussel I bevat geen bepaling met betrekking tot de materiële geldigheid. Omdat geen duidelijkheid bestaat over de inhoud van dit begrip, komt in de literatuur de vraag naar voren hoe de materiële geldigheid moet worden beoordeeld.63 In hoeverre toetst artikel 23

Brussel I daadwerkelijk de materiële geldigheid? Zijn de vereisten die gesteld worden in artikel 23 een voldoende waarborg om aan te kunnen nemen dat voldaan is aan de materiële geldigheid? Als dit niet het geval is, dan kan het de vraag zijn in hoeverre nationale rechtstelsels over dit onderwerp mogen oordelen.64 Om duidelijkheid te verschaffen met betrekking tot deze

vragen is aan artikel 25 Herschikking de volgende toevoeging gedaan: “tenzij de overeenkomst

krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft.” 65 De vraag

of een forumkeuzebeding materieel geldig is, wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar het aangewezen gerecht is gevestigd, met inbegrip van het conflictenrecht.66 Deze bepaling in 60 Concl. A-G Szpunar, ECLI:EU:C:2016:525, (Höszig/Alstom), r.o. 38.

61 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 17. 62 Concl. A-G Bot, ECLI:EU:C:2015:274, (Profit Investment Sim), r.o. 43.

63 Camilleri 2011, p. 307. 64 Ahmed 2017, p. 67. 65 Artikel 25 Herschikking. 66 Ahmed 2017, p. 216.

(18)

14 de Herschikking komt in nagenoeg gelijke bewoording voor in het Haags Forumkeuzeverdrag. Daar is bewust voor gekozen zodat vragen naar de materiële geldigheid gelijk behandeld zouden worden onder beide regelingen. In de Verordening of de preambule van de Herschikking wordt echter geen invulling van het begrip materiële geldigheid gegeven. De vraag is dus hoe dit begrip moet worden getoetst, wat voor rol spelen de nationale rechters bij deze beoordeling en wat voor gevolgen deze toevoeging heeft met betrekking tot de materiële geldigheid voor het al dan niet voldoen aan de doelstellingen van de Herschikking.

2.3.1 De formele- en materiële kant van een forumkeuzebeding

Allereerst blijkt uit de literatuur dat artikel 23 Brussel I een procedurele functie heeft. Een op grond van dit artikel geldig forumkeuzebeding bepaalt welk gerecht de partijen als bevoegd gerecht aanwijzen. In de literatuur wordt nog wel eens betoogd dat een forumkeuzebeding eigenlijk niet een materiële kant heeft. Ahmed zet in zijn boek uiteen dat het Hof van Justitie daarin niet geheel duidelijk is. Een forumkeuzebeding zou niet een overeenkomst op zichzelf zijn, maar een onderdeel zijn van de hoofdovereenkomst.67 Ahmed merkt hierbij op dat het Hof

van Justitie heel simpel zegt dat de aanwezigheid en werking van een forumkeuzebeding wordt bepaald door het voldoen aan de formele vereisten.68 Wanneer een forumkeuzebeding wordt

bezien in dit licht, is het volgens Ahmed logisch dat geen nadruk wordt gelegd op de materiële geldigheid. Wanneer de vraag met betrekking tot de geldigheid opkomt, moet slechts worden gekeken of ingestemd is op de formele wijze zoals voorgeschreven in het artikel.69 Dit doet

denken aan de bewoording die uit jurisprudentie blijkt, namelijk dat het vaststellen van de wilsovereenstemming gebeurt aan de hand van de vraag of aan de formele vereisten in artikel 23 lid 1 is voldaan.70

Ahmed vraagt zich af in hoeverre de toevoeging aan artikel 25 Herschikking (en de codificatie van het separabiliteitsbeginsel) in combinatie met het vereiste van overeenstemming ertoe leidt dat forumkeuzebedingen, daadwerkelijk als aparte overeenkomsten moeten worden gezien. Ahmed is namelijk van mening dat het te makkelijk is om slechts de procedurele functie van een forumkeuzebeding te erkennen.71 Volgens Ahmed vertoont een forumkeuzebeding

namelijk een duaal karakter, dat zich uit in het hebben van een processuele- en een contractuele

67 Ahmed 2017, p. 79. 68 Ahmed 2017, p. 79. 69 Ahmed 2017, p. 79.

70 HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525, (Höszig/Alstom), r.o. 37. Zie ook: HvJ EU 28 juni

2017, C-436/16, ECLI:EU:C:2017:497, (Leventis&Vafeias/Malcon&Brave Bulk), r.o. 33.

(19)

15 functie. In het arrest MSG/Les Gravières werd toentertijd al aangegeven dat de geldigheid van een clausule tot aanwijzing van een bevoegde rechter afhankelijk is van het bestaan van een overeenkomst tussen partijen.72 De vraag is of hier een losse overeenkomst naast de

hoofdovereenkomst wordt bedoeld. Het Hof van Justitie beargumenteerde in de zaak

Benincasa/Dentalkit dat de gewilde rechtszekerheid gemakkelijk in gevaar kan komen,

wanneer het forumkeuzebeding opzij kan worden gezet enkel door de bewering dat de gehele overeenkomst nietig is wat betreft materieelrechtelijke redenen – in 1997 werd mijns inziens dus al uitgegaan van het separabiliteitsbeginsel dat nu in artikel 25 Herschikking is gecodificeerd.73 Tegenwoordig wordt de materiële geldigheid als een zelfstandig onderdeel van

de geldigheidstoets van een forumkeuzebeding benoemd in artikel 25. Mijns inziens bevestigt het bovenstaande, dat wil zeggen het separabiliteitsbeginsel en de benoeming van de materiële geldigheid, de zienswijze van Ahmed dat een forumkeuzeovereenkomst een processuele- en een contractuele kant heeft. De processuele kant van een forumkeuzebeding uit zich doordat met een forumkeuzebeding de bevoegdheid van een rechter wordt weggenomen, waarbij gelijktijdig de bevoegdheid aan een andere rechter wordt toegekend. De contractuele kant van een forumkeuzebeding komt tot uiting in het feit dat sprake is van een aparte overeenkomst betreffende het forumkeuzebeding.

2.3.2 Verhouding tussen de materiële geldigheid, het vereiste van wilsovereenstemming en de vormvereisten van artikel 25 Herschikking

Wanneer sprake is van een aparte overeenkomst naast de hoofdovereenkomst, moet om aan de materiële geldigheid te voldoen in de eerste plaats sprake zijn van wilsovereenstemming. Daarmee wordt de aangezochte rechter verplicht om te onderzoeken of de clausule die hem bevoegd verklaart, het voorwerp heeft uitgemaakt van wilsovereenstemming tussen partijen.74

Maar dan komt wel de volgende vraag naar voren: wat is materiële geldigheid en wat is de verhouding tussen de materiële geldigheid, het vereiste van wilsovereenstemming en de vormvereisten van artikel 25 Herschikking.

Uit rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt dat wilsovereenstemming een belangrijk vereiste is van het forumkeuzebeding. De daadwerkelijke instemming en dus ook de wilsovereenstemming van de partijen is immers een van de doelstellingen van artikel 25

72 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 15. 73 HvJ EG 3 juli 1997, C-269/95, ECLI:EU:C:1997:337, (Benincasa/Dentalkit), r.o. 29. 74 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 15.

(20)

16 Herschikking.75 Camilleri merkt op dat de meeste jurisprudentie van het Hof van Justitie zich

richt op problemen met betrekking tot de formele geldigheid en niet op de materiële geldigheid. De formele- en materiële geldigheid worden in beginsel getoetst door de nationale rechter. Wat betreft de toetst van de materiële geldigheid bestaat echter veel onduidelijkheid. Een strikte en autonome uitleg is niet mogelijk, omdat noch in de preambule noch in rechtspraak van het Hof van Justitie uitleg wordt gegeven aan het begrip. Mag het nationale recht een rol spelen bij de beoordeling van de materiële geldigheid?76 Volgens Camilleri bestaan twee opvattingen met

betrekking tot de rol van de nationale rechter. Enerzijds bestaat de opvatting dat artikel 23 Brussel I geen ruimte laat voor de toepassing van nationaal recht. Anderzijds bestaat de opvatting dat deze ruimte wel bestaat, maar binnen gelimiteerde omstandigheden.77 Volgens

Camilleri wijst het rapport van de Europese Commissie naar de opvatting dat deze ruimte voor toepassing van nationaal recht bestaat onder toepassing van artikel 25 Herschikking.78 Mijns

inziens blijkt dit niet zo duidelijk uit het rapport van de Europese Commissie, nu alleen aan wordt gegeven dat het voorstel een geharmoniseerd collisieregel bevat betreffende de materiële geldigheid. Niet aangegeven wordt dat nationaal recht mag worden gebruikt bij de beoordeling van de materiële geldigheid.79 De vraag is dus hoe een nationale rechter de

wilsovereenstemming in combinatie met de vormvereisten moet onderzoeken. Volgens Camilleri volgt uit Colzani/Rüwa dat voor de wilsovereenstemmingstoets een hoge standaard moet worden aangehouden. Bij beantwoording van de vraag of de wilsovereenstemming voldoende nauwkeurig en duidelijk tot uiting is gekomen, kan een nationale rechter niet volstaan met een oppervlakkige beschouwing. Het aangewezen gerecht moet de eventuele twijfel die bestaat bij de partijen ten aanzien van de bevoegdheid wegnemen, zodat vaststaat dat de wilsovereenstemming voldoende nauwkeurig en duidelijk tot uiting is gekomen. Echter blijkt volgens Camilleri uit de zaak Colzani/Rüwa niet dat deze toets van de nationale rechter ook ziet op de materiële geldigheid.80 Camilleri stelt voor dat het begrip formele geldigheid

breed moet worden geïnterpreteerd, de materiële geldigheid is dan onderdeel van dit bredere begrip:

75 HvJ EG 20 februari 1997, C-106,95, ECLI:EU:C:1997:70, (MSG/Gravières), r.o. 17. Zie ook: HvJ EU 7 juli

2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525, (Höszig/Alstom), r.o. 36 en 37.

76 Magnus & Mankowski 2012, p. 475 en 476. 77 Camilleri 2011, p. 297.

78 Camilleri 2011, p. 297. 79 COM (2010) 748 definitief. 80 Camilleri 2011, p. 301.

(21)

17

“any legal requirement which concerns the form in which the contract is to be expressed or the procedure by which it is to be made or by which it is to be accompanied.”81

Volgens Camilleri doelt deze zinsnede op beide aspecten van de wilsovereenstemming, zowel formeel als materieel.82 Wanneer dit wordt toegepast op artikel 25 Herschikking, dan kan

worden gezegd dat de vormvereisten slechts de formele geldigheid toetsen. Daarmee is echter nog niet duidelijk wat de rol van de nationale rechter is volgens Camilleri.

Deze twee opvattingen met betrekking tot toepassing van nationaal recht worden ook besproken door Magnus. De materiële- en formele geldigheid kan enerzijds autonoom worden uitgelegd door de standaarden gesteld in artikel 23 Brussel I of volgens de standaarden van nationaal toepasselijk recht.83 Magnus geeft in ieder geval aan dat het startpunt artikel 23

Brussel I moet zijn, zodat de uniformiteit in de toepassing van de bepaling wordt gewaarborgd. Daaraan wordt toegevoegd dat de basisvereisten van de wilsovereenstemming in beginsel dus worden bepaald door artikel 23 Brussel I. De autonome uitleg brengt het effect mee dat uit artikel 23 een simplistische vorm van toestemming volgt.84 Echter, zonder richting vanuit de

Verordening is dus geen autonome uitleg van de materiële geldigheid mogelijk. In het licht van deze uitleg zou dit betekenen dat deze vragen dus naar nationaal recht moeten worden beantwoord.85

2.3.3 Het vermoeden van wilsovereenstemming

A-G Szpunar concludeert dat het bestaan van de forumkeuzeovereenkomst wordt bevestigd, wanneer voldaan wordt aan de formele vormvereisten zoals genoemd in artikel 23 Brussel I.86

Hiermee geeft hij mijns inziens in feite aan dat wanneer aan de vormvereisten is voldaan, er inderdaad wilsovereenstemming is en de forumkeuzeovereenkomst dus geldig is. Of met het voldoen aan de vormvereisten daarmee ook gegeven is dat de forumkeuze materieel geldig is, wordt echter niet beantwoord. A-G Szpunar erkent ook dat een overeenkomst niet alleen

81 Camilleri 2011, p. 301. 82 Camilleri 2011, p. 301.

83 Magnus & Mankowski 2012, p. 473. 84 Magnus & Mankowski 2012, p. 475. 85 Magnus & Mankowski 2012, p. 476.

(22)

18 bestaat uit formele vereisten, maar ook uit subjectieve elementen. Deze subjectieve (materieelrechtelijke) elementen, vormen een onderdeel van de wilsovereenstemming. 87 Maar

A-G Szpunar laat zich niet verleiden tot een algemene bespreking wat deze materiële elementen inhouden.88 Niet duidelijk wordt dus wat onder het begrip materiële geldigheid moet worden

verstaan. Een interessant stuk van de conclusie met betrekking tot de materiële geldigheid kan gevonden worden aan het einde:

“Betoogd zou kunnen worden dat deze nieuwe formulering thans alle materieelrechtelijk aspecten omvat, met inbegrip van de vereisten waaraan een overeenkomst moet voldoen, en dat met de nieuwe formulering dus wordt beoogd de rechtspraak van het Hof inzake de autonome vaststelling of er inderdaad wilsovereenstemming is, terzijde te schuiven. Ik zou echter terughoudend zijn om dit aan te nemen. Het woord ‘tenzij’ lijkt erop te wijzen dat een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt vermoed geldig te zijn.”89

Dit is mijns inziens een belangrijk punt dat A-G Szpunar aankaart. Volgens A-G Szpunar duidt het woord ‘tenzij’ op het feit dat een forumkeuzebeding wordt vermoed geldig te zijn. Dit kan mijns inziens het volgende betekenen: het voldoen aan de vormvereisten onder lid 1 sub a en b – net zoals sub c – levert dus een vermoeden van wilsovereenstemming op. De vormvereisten waarborgen dat een forumkeuzebeding tot stand komt, tenzij deze overeenkomst krachtens het recht van de aangewezen lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. De waarborgfunctie die de vormvereisten hebben voor de wilsovereenstemming zou mijns inziens daarmee veranderen. Ik zou het volgende willen betogen: de vormvereisten waarborgen in die zin nog de wilsovereenstemming, dat in het geval dat wordt voldaan aan de vormvereisten in artikel 25 lid 1 sub a, b of c het vermoeden van wilsovereenstemming wordt aangenomen. Daarmee waarborgen de vormvereisten het feitelijke minimumvereiste van wilsovereenstemming. De beoordeling van de materiële geldigheid van het forumkeuzebeding zou daarmee een aparte toets kunnen zijn die naar nationaal recht moet worden beoordeeld. Daarmee komt met de waarborgfunctie van de vormvoorschriften de focus meer te liggen op het beschermen van de zwakkere partij bij het contract. De vormvereisten waarborgen dat een partij niet ongemerkt een forumkeuze in een overeenkomst kan opnemen. Doordat het Hof van

87 Concl. A-G Szpunar, ECLI:EU:C:2016:224, (Höszig/Alstom), r.o. 34, 35. 88 Concl. A-G Szpunar, ECLI:EU:C:2016:224, (Höszig/Alstom), r.o. 36. 89 Concl. A-G Szpunar, ECLI:EU:C:2016:224, (Höszig/Alstom), r.o. 47.

(23)

19 Justitie, de Verordening zelf en de literatuur niet duidelijk zijn wat betreft een uitleg omtrent dit begrip, is het nog steeds niet duidelijk wat de verwijzing naar de nationale rechter te betekenen heeft. Krijgt het nationale recht bij de invulling van de materiële geldigheid grip op hoe de wilsovereenstemming getoetst moet worden en wellicht ook de vormvereisten? Waar A-G Szpunar voorzichtig wil zijn met het argument dat de rechtspraak van het Hof inzake de autonome uitleg van de vormvereisten en dus ook de vaststelling van de wilsovereenstemming niet terzijde mag worden geschoven, ben ik van mening dat dit een onvermijdelijke uitwerking kan zijn door de toevoeging aan artikel 25 Herschikking. De wilsovereenstemming kan door de verwijzing naar het nationaal recht niet meer door alleen de Verordening autonoom worden vastgesteld.

2.4 Tussenconclusie

Volgens het Hof van Justitie dient de rechter na te gaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen. Van belang is dat deze wilsovereenstemming duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt. De vormvereisten die artikel 25 stelt aan een forumkeuzebeding, moeten autonoom en strikt worden uitgelegd. Dat houdt dus ook in dat de wilsovereenstemming in een autonome vorm wordt gegoten, welke ziet op de uitleg van de vormvereisten. De vormvereisten van artikel 25 lid 1 sub a en b hebben een waarborgfunctie met betrekking tot de wilsovereenstemming. Wordt voldaan aan het vormvereiste onder sub c, dan wordt een vermoeden van wilsovereenstemming aangenomen. De toevoeging aan artikel 25 Herschikking heeft mijns inziens gevolgen voor de waarborgfunctie van de vormvereisten. In dit hoofdstuk heb ik het volgende betoogd: de vormvereisten waarborgen in die zin nog de wilsovereenstemming, dat in het geval dat wordt voldaan aan de vormvereisten in artikel 25 lid 1 sub a en b ook het vermoeden van wilsovereenstemming wordt aangenomen. Alle vormvereisten – uit lid 1 sub a, b en c – zien dan op een vermoeden van wilsovereenstemming. De beoordeling van de materiële geldigheid wordt dan een aparte toets, aangezien het vermoeden van wilsovereenstemming een feitelijke minimumvereiste van wilsovereenstemming impliceert. De uitwerking hiervan is dat de verwijzing naar nationaal recht in de toevoeging de deur dus open zet voor nationale rechter om eigen recht toe te passen binnen een Verordening die eigenlijk autonoom moet worden toegepast. Dit lijkt mij een onvermijdelijke uitwerking van de toevoeging die gedaan is aan artikel 25 Herschikking.

In hoofdstuk drie worden de vereisten onderzocht waaraan een forumkeuzebeding onder toepassing van het Haags Forumkeuzeverdrag moet voldoen. Getracht wordt een begrip te

(24)

20 formuleren voor de materiële geldigheid en hoe het Haags Forumkeuzeverdrag de beoordeling van dit begrip en de verwijzing naar nationaal recht heeft geregeld.

(25)

21

Hoofdstuk 3 – Vereisten voor een geldig forumkeuzebeding onder het Haags Forumkeuzeverdrag

3.1 Algemeen

De Herschikking heeft de toevoeging aan artikel 25 gebaseerd op de verwoording van de materiële geldigheid in het Haags Forumkeuzeverdrag. Zoals gebleken, is niet duidelijk hoe dit begrip moet worden geïnterpreteerd. In dit hoofdstuk bespreek ik de eisen die het Haags Forumkeuzeverdrag stelt aan een forumkeuze, waarbij wordt gekeken of deze informatie nuttig is bij de interpretatie van het begrip materiële geldigheid onder de Herschikking.

3.2 Formele geldigheid onder het Haags Forumkeuzeverdrag

Wil een forumkeuzebeding binnen het toepassingsgebied van het Verdrag vallen, dan moet worden voldaan aan de bepalingen van de artikelen 1 en 3. Allereerst is het Verdrag alleen van toepassing op forumkeuzebedingen in internationale situaties. Een situatie is internationaal wanneer partijen niet in dezelfde Verdragsluitende Staat hun verblijfplaats hebben en de betrekkingen tussen de partijen en alle andere voor het geschil belangrijke elementen niet uitsluitend met die Staat verbonden zijn.90 Daarnaast is vereist dat het forumkeuzebeding is

gemaakt in een burgerlijke- of handelszaak. Waarbij het ook van belang is dat het forumkeuzebeding gemaakt is voor het beslechten van geschillen die in verband met een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of kunnen ontstaan.91 Uit artikel 3 onder a Haags

Forumkeuzeverdrag volgt voorts dat er sprake moet zijn van een exclusief forumkeuzebeding. Dit houdt in dat de gerechten van een Verdragsluitende Staat of een of meer bepaalde gerechten van een Verdragsluitende staat worden aangewezen als het bevoegde gerecht. Een forumkeuzebeding wordt geacht exclusief te zijn, tenzij partijen deze exclusiviteit uitdrukkelijk anders hebben afgesproken.92 De aangewezen gerechten zijn met uitsluiting van de

bevoegdheid van alle andere gerechten bevoegd om kennis te nemen van de zaak.93

Het Haags Forumkeuzeverdrag past ook het separabiliteitsbeginsel toe, dat is vastgelegd in artikel 3 onder d. Op grond van het separabiliteitsbeginsel moet het forumkeuzebeding worden gezien als losse overeenkomst. Voor het tot stand komen van deze losse overeenkomst is vanzelfsprekend instemming van beide partijen vereist. Uit het rapport van Hartley & Dogauchi

90 Artikel 1 lid 2 Haags Forumkeuzeverdrag. 91 Hartley & Dogauchi 2013, p. 35.

92 Artikel 3 onder b Haags Forumkeuzeverdrag. 93 Artikel 3 onder a Haags Forumkeuzeverdrag.

(26)

22 volgt dat de aanwezigheid van overeenstemming wordt getoetst aan de hand van het recht van het aangewezen gerecht. Het rapport voegt daar het volgende aan toe:

“Het verdrag in zijn geheel treedt echter alleen in werking als er een forumkeuzebeding is, en dit veronderstelt dat aan de feitelijke basisvereisten voor instemming is voldaan.”94

De vraag die hierbij opkomt is: wanneer is dan sprake van een forumkeuzebeding? Mijns inziens wordt met de feitelijke basisvereisten gedoeld op de vereisten die gesteld worden in artikel 1 en 3 van het Haags Forumkeuzebeding. Wanneer voldaan wordt aan de formele vereisten van het Verdrag, dan is sprake van een formeel geldig forumkeuzebeding dat toepasbaar is onder het Verdrag. Verondersteld wordt dat dit formeel geldige forumkeuzebeding voldoet aan de feitelijke basisvereisten voor instemming.95

3.2.1 Vormvereisten

Artikel 3 onder c Haags Forumkeuzeverdrag bevat de vormvereisten waaraan een forumkeuzebeding dient te voldoen. Een exclusief forumkeuzebeding moet schriftelijk worden vastgelegd of door middel van enig ander communicatiemiddel waarmee informatie toegankelijk wordt gemaakt voor latere raadpleging.96 Wat betreft dit schriftelijkheidsvereiste

blijkt dat de formele geldigheid van een schriftelijk beding niet afhangt of het een ondertekend document is. Wel kan het lastiger zijn om het bestaan van een forumkeuzebeding dat niet ondertekend is te bewijzen.97 De andere mogelijkheid richt zich op middelen voor elektronische

gegevensoverdracht. Van belang daarbij is dat de gegevens oproepbaar zijn en kunnen worden geraadpleegd.98 Voor de geldigheid van een forumkeuzebeding is een schriftelijke bevestiging

van de wederpartij dus niet nodig. Het draait met name om de vraag of de forumkeuze zelf op enige wijze schriftelijk traceerbaar is.99

De vormvereisten in het Verdrag geven minder mogelijkheden om een forumkeuzebeding af te spreken dan onder de Herschikking. Het Verdrag kent geen mogelijkheid voor een forumkeuzebeding dat opgenomen is in een vorm die overeenstemt met een gewoonte of

94 Hartley & Dogauchi 2013, p. 35. 95 Hartley & Dogauchi 2013, p. 35.

96 Artikel 3 onder c Haags Forumkeuzeverdrag. 97 Hartley & Dogauchi 2013, p. 38.

98 Hartley & Dogauchi 2013, p. 38. 99 Kramer 2006, p. 8.

(27)

23 handelsgebruik tussen partijen, zoals artikel 25 lid 1 sub c Herschikking. De reden dat het Verdrag striktere vormvereisten kent komt voort uit de bedoeling om onduidelijkheid en interpretatieproblemen te vermijden.100 Zoals uit de totstandkomingsgeschiedenis van het

Verdrag blijkt, is het lastig om eenduidige begrippen te definiëren waar elke Verdragsluitende Staat het mee eens is.

Wat betreft de toepassing van nationaal recht blijkt dat het nationale recht geen andere vormvereisten kan opleggen wanneer het forumkeuzebeding de vormvereisten van het Verdrag in acht neemt.101 Dat houdt in dat wanneer de vormvereisten in acht worden genomen en het

verdrag dus van toepassing is, een gerecht in een Verdragsluitende Staat dat aangewezen wordt als bevoegd gerecht deze bevoegdheid niet mag weigeren omdat het niet voldoet aan nationaalrechtelijke vereisten. De autonome uitleg van de vormvereisten houdt dus in dat wanneer niet wordt voldaan aan de vormvereisten, zoals opgenomen in het Haags Forumkeuzeverdrag, het Verdrag niet van toepassing is op dat forumkeuzebeding. Dat betekent echter niet dat het forumkeuzebeding geen werking kan toekomen.102 Het Verdrag kent

namelijk geen uitputtend bevoegdheidsregime. Wanneer het forumkeuzebeding niet valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag, dan kan de nationale rechter op grond van zijn eigen bevoegdheidsregels zich bevoegd verklaren.

3.3 Materiële geldigheid onder het Haags Forumkeuzeverdrag

Artikel 5 geeft aan dat de gerechten bevoegd zijn om kennis te nemen van het geschil, wanneer zij zijn aangewezen in een exclusief forumkeuzebeding. Het aangewezen gerecht is niet bevoegd om kennis te nemen wanneer het beding nietig is volgens het recht van die Staat. De nietigheidsbepaling van artikel 5 Haags Forumkeuzeverdrag is de enige algemeen toepasselijke uitzondering op de regel dat het aangewezen gerecht kennis moet nemen van de zaak. 103 Of

het forumkeuzebeding al dan niet nietig is, moet worden beslist door het recht van de Staat die wordt aangewezen als bevoegd gerecht.104 Het recht van de aangewezen Staat omvat ook het

conflictenrecht.105 Wat betreft het conflictenrecht past het aangewezen gerecht het recht van

een andere staat toe, wanneer het van mening is dat het conflictenrecht hier aanleiding toe geeft.

100 Kramer 2006, p. 8.

101 Hartley & Dogauchi 2013, p. 37. 102 Hartley & Dogauchi 2013, p. 24. 103 Hartley & Dogauchi 2013, p. 39. 104 Hartley & Dogauchi 2013, p. 39. 105 Hartley & Dogauchi 2013, p. 39.

(28)

24 Volgens Hartley & Dogauchi ziet de nietigheidsbepaling alleen op materiële gronden van nietigheid:

“Ze is bedoeld om hoofdzakelijk te verwijzen naar algemeen erkende gronden zoals bedrog, fouten, onjuiste voorstelling, dwang en onbevoegdheid. Ze maakt de vormvereisten in artikel 3, onder c), die bepalen welke forumkeuzebedingen onder het verdrag vallen en die door het nationale recht niet mogen worden gewijzigd, niet ruimer of enger.”106

In artikel 6 en 9 van het Verdrag kan een gelijksoortige verwijzing naar de materiële geldigheid worden gevonden. Artikel 6 geeft een gerecht dat niet in een forumkeuzebeding wordt aangewezen als bevoegd gerecht – maar waar wel het geschil aanhangig wordt gemaakt – de mogelijkheid om het geschil toch in behandeling te nemen. Dit kan bijvoorbeeld wanneer het forumkeuzebeding ingevolge het recht van de aangewezen Staat materieel ongeldig is.107

Artikel 9 geeft gerechten de mogelijkheid om de erkenning en tenuitvoerlegging te weigeren op grond van de materiële geldigheid.108

3.4 Doel van de vormvoorschriften en de materiële geldigheid

Wat betreft het doel van de vormvereisten van het Haags Forumkeuzeverdrag is weinig duidelijk. In het rapport van Hartley & Dogauchi wordt slechts kort verwezen naar de vormvereisten109, zonder enige uitleg met betrekking tot het doel van de vormvereisten.

Kuypers verwijst in verband met het doel van de vormvoorschriften, naar de totstandkomingsgeschiedenis van het ontwerp Haags Bevoegdheids- en Executieverdrag (hierna: ontwerp Verdrag). Volgens Kuypers is het doel van de vormvoorschriften niet wezenlijk anders in het ontwerp Verdrag.110 Zijn interpretatie van het rapport van Nygh &

Pocar leidt Kuypers tot de conclusie dat de vormvoorschriften in het Haags Forumkeuzeverdrag zijn opgenomen om de wilsovereenstemming te waarborgen.111 Mijns

inziens is deze redenering lastig te volgen. Allereerst volgt uit het rapport van Nygh & Pocar dat er een overeenkomst moet zijn tussen partijen. Een forumkeuzeovereenkomst moet voldoen

106 Hartley & Dogauchi 2013, p. 39 en 40. 107 Artikel 6 sub a Haags Forumkeuzeverdrag. 108 Artikel 9 sub a Haags Forumkeuzeverdrag. 109 Hartley & Dogauchi 2013, p. 37.

110 Kuypers 2008, p. 479. 111 Kuypers 2008, p. 479.

(29)

25 aan de vormvereisten én moet materieel geldig zijn.112 Aangegeven wordt dat de instemming

met het contract niet expliciet hoeft te worden gegeven of hoeft te worden ondertekend door de wederpartij. Daarvoor is het voldoende wanneer uit algemene omstandigheden blijkt dat beide partijen het eens zijn geworden over de voorwaarden. Wat betreft de materiële geldigheid geeft het rapport van Nygh & Pocar het volgende aan:

“Paragraph 2 is restricted to validity as to form. There are no provisions in the Convention which address the question what conditions must be fulfilled for substantial validity, such as the conditions for a valid consent. (…) Thus, in so far as the issue of agreement raises questions of law as to the requirements of consent, as opposed to the purely factual question of whether the parties actually agreed, the national law of the forum seized, including its of private international law, must determine those questions.”113

Uit dit citaat volgt dat in het ontwerp Verdrag een keuze werd gemaakt voor het niet vastleggen van vereisten waaraan de materiële geldigheid zou moeten voldoen. Voor de beantwoording van de vraag naar de materiële geldigheid, zou worden verwezen naar het recht van de aangewezen Staat. Het Haags Forumkeuzeverdrag kent eenzelfde oplossing, waar een autonome conflictregel verwijst naar het recht van de aangewezen staat.114 Matthias Weller

merkt daarover het volgende op:

“Under this interpretation there would be a conclusive autonomous standard for formal validity, no autonomous standard at all for consent, all issues of substantive validity including consent would be covered by the choice of law rule selecting the law of the chosen court.”115

Hieruit volgt mijns inziens dat de vormvereisten en de materiële geldigheid uit elkaar worden gehaald. Het Haags Forumkeuzeverdrag geeft een autonome standaard voor wat betreft de formele vereisten, zodat nationale rechters geen extra formele eisen kunnen stellen. De vraag of er wilsovereenstemming is, moet echter wel worden beoordeeld naar het recht de

112 Prel. doc. no. 11, p. 42. 113 Prel. doc. no. 11, p. 43. 114 Brand 2009, p. 13. 115 Weller 2016, p. 9.

(30)

26 aangewezen Verdragsluitende staat. 116 De vormvoorschriften hebben wel een uitwerking op

deze wilsovereenstemming. Zoals eerder aangegeven veronderstelt het voldoen aan de vormvereisten namelijk dat aan de feitelijke basisvereisten voor instemming is voldaan, dus in zoverre kan ik de koppeling van Kuypers tussen de vormvereisten en de wilsovereenstemming begrijpen. De vormvereisten bakenen echter mijns inziens juist het toepassingsgebied van het Verdrag dus af. Het Verdrag treedt namelijk niet in werking wanneer niet wordt voldaan aan de autonome standaard die het Verdrag formuleert voor de formele vereisten. Het ontbreken van een autonome standaard voor de materiële geldigheid leidt mij tot de conclusie dat de vraag naar wilsovereenstemming in beginsel geheel moet worden beantwoord aan de hand van nationaal recht. Daarmee zijn de vormvereisten mijns inziens niet een waarborg voor de wilsovereenstemming.

Het doel dat van het Verdrag is het proces rondom forumkeuzebedingen zo efficiënt mogelijk inrichten. Regels met betrekking tot forumkeuze verschillen per land en dit kan tot onzekerheid leiden. De vraag is of dit doel wel bereikt wordt. Het ontbreken van een autonome uitleg aan het begrip materiële geldigheid zorgt ervoor dat nationale rechters onder toepassing van eigen nationaal recht zelf bepalen wat de vereisten zijn voor de materiële geldigheid. Dat betekent dus dat de regels voor een forumkeuze blijven verschillen per land. Dit leidt mijns inziens juist tot rechtsonzekerheid en onvoorspelbaarheid, dat het tegenovergestelde is van de doelstellingen die het Haags Forumkeuzeverdrag beoogt.

3.5 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk ben ik op zoek gegaan naar een invulling van het begrip materiële geldigheid onder toepassing van het Haags Forumkeuzeverdrag. De literatuur blijkt echter niet een eenduidig antwoord te geven op de vraag wat de materiële geldigheid inhoudt. Allereerst is gebleken dat de vormvereisten autonoom moeten worden uitgelegd, maar dat zij niet de wilsovereenstemming waarborgen in vergelijking met artikel 25 Herschikking. Het voldoen aan de vormvereisten veronderstelt wel dat is voldaan aan de feitelijke basisvereisten voor instemming. Daarnaast is duidelijk geworden dat het Haags Forumkeuzeverdrag geen autonome standaard formuleert voor de materiële geldigheid. De vraag naar de materiële geldigheid – en dus de wilsovereenstemming – moet dus volledig naar nationaal recht worden beoordeeld. Het doel van het Verdrag is het proces rondom forumkeuzebedingen zo efficiënt

(31)

27 mogelijk inrichten.117 De vraag is echter of deze invulling van het Haags Forumkeuzeverdrag

dat doel wel bereikt. In het volgende hoofdstuk vergelijk ik het Haags Forumkeuzeverdrag met het arbitrageverdrag van New York. Onderzocht wordt hoe het Verdrag van New York omgaat met nationale rechters die eigen nationaal recht toepassen binnen de werking van het Verdrag van New York.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Vooral hoogproductieve koeien zijn veelal niet in staat om voldoende extra ruwvoer op te nemen om de conditie op peil te houden.. Wellicht door het jaarrond ver- strekken van

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

Specifically, the study explored factors contributing to incest, how incidences of incest become known, different ways that incest can affect the offender, the

Gebleken is dat bij de verdeling van het deelbudget voor ‘Te goeder trouw’ (in de definitieve vaststel- ling 2017) de Aanwijzingen besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2017 van

Tot slot zullen de onderzoeksgegevens en analyses geïnterpreteerd worden binnen de ruimere archeologische en historische context van de gemeente Asse en zijn Romeinse vicus in

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en