• No results found

Kerk en kerker : Advies aan Gevangenenzorg Nederland om kerken te ondersteunen bij detentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kerk en kerker : Advies aan Gevangenenzorg Nederland om kerken te ondersteunen bij detentie"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 4 Samenvatting ... 5 Inleiding ... 6 1. Literatuur ... 7 1.1 Inleiding ... 7 1.2 Detentie ... 7

1.3 Functies van detentie ... 7

1.4 Onbedoelde gevolgen van detentie ... 8

1.5 Bijbels perspectief op recht ... 10

1.6 Justitiepastoraat ... 11

1.7 Detentie en kerkelijke ondersteuning ... 12

2. Detentie binnen kerken ... 15

2.1 Inleiding ... 15

2.2 Achtergrondinformatie... 16

2.3 Hoeveelheid detentie binnen kerkelijke gemeenten ... 16

2.4 Communicatie in de gemeente ... 17

2.5 Ondersteuning ... 18

2.6 Hulpvragen ... 20

2.7 Professionele ondersteuning... 21

3. Ervaringen van ex-gedetineerden ... 22

3.1 Inleiding ... 22 3.2 Achtergrondinformatie... 22 3.3 Communicatie in de gemeente ... 23 3.4 Ondersteuning ... 24 3.5 Hulpvragen ... 25 4. Hulpvragen aan GNd ... 27 4.1 Inleiding ... 27 4.2 Knelpunten ... 27 5. Expertise GNd ... 29 5.1 Inleiding ... 29

5.2 Visie en missie en doelstelling ... 29

5.3 Kernwaarden ... 29

5.4 Ervaringen met hulpvragen van kerkelijke gemeenten ... 30

5.5 Expertise op gebied van praktische hulpvragen... 31

(3)

3

6. Aanbevelingen ... 35 6.1 Inleiding ... 35 6.2 Promotie ... 35 6.3 Ondersteuning ... 36 Conclusie ... 37 Bijlage 1 – Bronnen ... 38

Bijlage 2 – Verantwoording onderzoek ... 40

Bijlage 3 – Enquête predikanten ... 47

Bijlage 4 – Enquête ex-gedetineerden ... 61

(4)

4

Voorwoord

In oktober 2010 ontstaat contact tussen ondergetekenden en Gevangenenzorg Nederland (vanaf hier afgekort tot GNd). Als vierdejaars studenten Godsdienst Pastoraal Werk aan de Christelijke Hogeschool Ede raken we in gesprek over de problematiek die kan spelen in kerkelijke gemeenten als een situatie rondom detentie zich voordoet. Uit de gesprekken die volgen blijkt al snel dat we samen een afstudeeronderzoek willen starten naar hoe vaak detentie voorkomt binnen de achterban van GNd en hoe daar door de kerkelijke gemeenten mee om wordt gegaan. Hierna kan worden onderzocht hoe GNd haar kennis en ervaring op eventuele hulpvragen van kerkelijke gemeenten in kan zetten. Het vermoeden bestaat dat kerkelijke gemeenten hier regelmatig mee te maken krijgen en dat hulp van GNd ondersteunend kan zijn voor de kerkelijke gemeenten. In dit rapport worden het onderzoek en de resultaten beschreven, waaruit conclusies worden getrokken.

Het rapport ‘Kerk en kerker’ is allereerst bestemd voor GNd. De verschillende aanbevelingen en de informatie uit het onderzoek zijn van toepassing op deze organisatie. Dit heeft echter ook indirecte gevolgen voor kerkelijke gemeenten, (ex-)gedetineerden en familie. Ook voor hen kan het rapport interessant zijn. Als laatste is het rapport beschikbaar voor de Christelijke Hogeschool Ede, omdat dit onderzoek een opdracht is als afronding van onze studie.

We willen Martine Cammeraat hartelijk bedanken voor haar begeleiding vanuit GNd en Teus van de Lagemaat, onze projectcoach vanuit de opleiding. Beiden hebben ons geholpen bij het verwezenlijken van het onderzoek en dit rapport wat daaruit is voortgevloeid. Ook worden alle medewerkers van GNd hartelijk bedankt voor het opnemen van ons in de organisatie en het geven van informatie en adviezen. Als laatste willen we iedereen die de enquête heeft ingevuld bedanken, met name de personen die hiernaast hun, vaak moeilijke, ervaringen met detentie wilden delen in een interview.

Pieter Nugteren, Geertje Stier – van Dijk.

(5)

5

Samenvatting

Verlies van identiteit, zelfwaardering en vrijheid zijn gevolgen van detentie. Het leven van een gedetineerde en zijn familie zal nooit meer hetzelfde zijn. Veel contacten worden verbroken en eenzaamheid is het gevolg. Kerkelijke gemeenten die direct of indirect met detentie te maken krijgen, hebben de taak pastorale of diaconale hulp te bieden, waardoor relaties blijven bestaan. GNd wil weten of en hoe dit gebeurt en of hierbij ondersteuning nodig is van GNd. De hoofdvraag van het onderzoek luidt:

Welke kennis en ervaring van GNd kan relevant ingezet worden in kerkelijke gemeenten uit haar achterban, zodat voorzien wordt in de behoeften van deze gemeenten en van (ex-)gedetineerden met betrekking tot de ondersteuning van hen vanuit hun kerkelijke gemeenten?

Er is onderzoek gedaan onder predikanten in de achterban van GNd en onder (ex)-gedetineerden en familie die lid waren of zijn van een kerk. Veertig procent van de kerkelijke gemeenten heeft in de afgelopen jaren te maken gehad met een (ex-)gedetineerde en/of zijn familie en waardeert de geboden ondersteuning met een ruime voldoende. Toch weten kerkelijke gemeenten niet goed hoe ze met een dergelijke situatie om moeten gaan. Ze hebben veel praktische en inhoudelijke vragen over detentie. (Ex-)gedetineerden en hun familie voelen zich vaak niet begrepen en niet goed behandeld. Zij waarderen de ondersteuning vanuit de kerkelijke gemeenten met een onvoldoende. Voor GNd is het zaak om daar op een goede manier op in te spelen. Persoonlijke begeleiding en advies aan kerkelijke gemeenten is in een dergelijke situatie een noodzaak.

(6)

6

Inleiding

De kosten die de Nederlandse overheid heeft aan het gevangeniswezen bedragen per jaar 2,3 miljard euro.1 De schade die is aangericht door het strafbare feit wordt hierbij niet meegerekend. Hiernaast zijn er kosten die niet in geld uitgedrukt kunnen worden, zoals emotionele en geestelijke gevolgen. Dit geldt voor slachtoffers, maar ook voor gedetineerden, familie en directe omgeving van de gedetineerde. Onder deze directe omgeving valt ook de kerkelijke gemeente waar een gedetineerde bij aangesloten is. Zij heeft als taak de gedetineerde en zijn familie te ondersteunen in deze moeilijke periode. GNd wil hier meer over te weten komen, zodat (ex-)gedetineerden en hun familie beter ondersteund worden door hun kerkelijke gemeente. De probleemstelling luidt als volgt:

De hoofdvraag wordt door de volgende onderzoeksopzet beantwoord. De onderstaande deelvragen zijn van belang:

1. Wat is in de literatuur geschreven over detentie en hulp vanuit kerkelijke gemeenten in deze situatie?

2. Hoe vaak komt detentie voor binnen de kerkelijke gemeenten uit de achterban van GNd en hoe gaan zij om met de situatie rondom detentie en zijn daarover hulpvragen?

3. Hoe ervaren (ex-)gedetineerden de rol van hun kerkelijke gemeente uit de achterban van GNd ten aanzien van detentie?

4. Is er bij hulpvragen ten aanzien van detentie ondersteuning nodig van GNd? 5. Wat is de expertise van GNd die aansluit bij de hulpvragen?

6. Wat zijn de aanbevelingen aan GNd met betrekking tot de ondersteuning van kerkelijke gemeenten uit haar achterban?

De volgende doelstelling is opgezet, zodat duidelijk is welke concrete resultaten verwacht kunnen worden: In juni 2011 is er een advies voor GNd die de hulpvragen van de kerkelijke gemeenten uit haar achterban helder omschrijft, zodat GNd haar kennis en ervaring aan of via kerkelijke gemeenten beter ter beschikking kan stellen. Dit heeft als doel om (ex-)gedetineerden beter van dienst te kunnen zijn. Daarnaast zijn één of meer concrete handreikingen gedaan voor de eerste stap(pen) in dit proces voor GNd.

Om dit doel te bereiken, beginnen we met een literatuuronderzoek (hs. 1). Vervolgens ontwikkelen we op basis van de literatuur een enquête om de huidige situatie in kaart te brengen. Deze enquête houden wij onder zowel kerkelijke gemeenten (hs. 2) als (ex-)gedetineerden en hun familie (hs. 3). Om ook een kwalitatief inzicht te verkrijgen, houden we interviews onder (ex-)gedetineerden die in de enquête aan geven open te staan voor een gesprek.

Nadat de huidige situatie in kaart is gebracht, onderzoeken we of er hulpvragen leven ten aanzien van detentie en of bij die hulpvragen ondersteuning nodig is (hs. 4). Om de kennis en ervaring van GNd aan te laten sluiten bij de hulpvragen, is onderzoek nodig naar de expertise van GNd (hs. 5). Tot slot doen we aanbevelingen aan GNd over hoe zij haar kennis en ervaring relevant kan inzetten om kerkelijke gemeenten uit haar achterban te ondersteunen in de situatie rondom detentie (hs. 6). Tevens wordt een brochure ontwikkeld waarin concrete handreikingen worden gedaan aan kerkelijke gemeenten die te maken krijgen met detentie.

1

Juul (2009), Kosten van een gevangenisstraf, http://mens-en-samenleving.infonu.nl/diversen/39089-kosten-van-een-gevangenisstraf.html (geraadpleegd op 2-3-2011).

Welke kennis en ervaring van GNd kan relevant ingezet worden in kerkelijke gemeenten uit haar achterban, zodat voorzien wordt in de behoeften van deze gemeenten en van (ex-)gedetineerden

(7)

7

1. Literatuur

1.1 Inleiding

Voordat onderzocht kan worden hoe kerkelijke gemeenten omgaan met de situatie rondom detentie moet duidelijk zijn wat detentie precies inhoudt en wat de gevolgen van detentie zijn voor de gedetineerde en zijn omgeving. In dit hoofdstuk beantwoorden we deelvraag één: Wat is in de literatuur geschreven over detentie en hulp vanuit kerkelijke gemeenten in deze situatie?

Eerst wordt kort uitgelegd wat het proces rondom detentie inhoudt en wat de doelen zijn van detentie. Vervolgens worden een aantal gevolgen benoemd en wordt vanuit Bijbels perspectief gekeken naar recht en naar de hulp en ondersteuning van de kerk op het gebied van detentie.

1.2 Detentie

Het proces van detentie begint bij een misdrijf of overtreding, oftewel een volgens de wet strafbaar feit. Bij een misdrijf is dat een ernstig feit, bij een overtreding betreft het een minder ernstig feit. We spreken ook wel over crimineel gedrag. Crimineel gedrag is gedrag dat afhankelijk van tijd, plaats en omstandigheden strafbaar gesteld wordt.

Gevangenisstraf is één van de hoofdstraffen en heeft betrekking op de term detentie, dat letterlijk hechtenis of opsluiting betekent. Gedetineerden zijn mensen die te maken krijgen met opsluiting in een penitentiaire inrichting of huis van bewaring vanwege een gevangenisstraf of voorlopige hechtenis.2 Voor gedetineerden betekent dit een beperking van hun vrijheid in zowel fysieke, sociale als maatschappelijke zin. Sinds 1975 is het aantal gedetineerden flink toegenomen. Waren er in 1975 nog 35 gedetineerden per 100.000 inwoners in Nederland, in 2005 is dat opgelopen naar ruim 130 per 100.000 inwoners.3 In 2005 is er echter een omslagpunt, vanaf dat moment daalt het aantal gedetineerden. De instroom van nieuwe gedetineerden bedraagt in 2005 44.580 personen, in 2009 is dit gedaald naar 40.312 personen.4 Momenteel zijn er honderd gedetineerden per 100.000 inwoners, wat een daling van 23% betekent over de afgelopen vijf jaar.

1.3 Functies van detentie

De in de literatuur beschreven functies van detentie zijn divers. Er ontstaan verschillen doordat er een onderscheid is tussen latente en manifeste functies van detentie. Latente functies zijn de functies van detentie die niet schriftelijk vastliggen en niet altijd worden uitgesproken. De manifeste functies liggen wel vast. Deze functies hoeven niet per definitie in de wet vast te liggen. Volgens De Graaff 5 wordt meer gewicht gegeven aan de latente functies dan aan de manifeste functies.

De manifeste functies zijn:

Individuele afschrikking (speciale preventie): De wetgever hoopt met strafoplegging te bereiken dat de dader niet nog een keer een misdrijf pleegt.

Collectieve afschrikking (generale preventie): Door iemand te straffen, weerhoudt dit anderen om hetzelfde misdrijf te plegen.

Individuele opvoeding (resocialisatie).

Geen herhaling van een misdrijf binnen een gegeven tijdsbestek (beveiliging).

2

Graaff, K. de, Praktijkboek voor de penitentiair inrichtingswerker (Alphen a/d Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink, 1996) blz. 17.

3 Dirkzwager, A., Na detentie, de gevolgen van rechtspraak (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2009) blz. 9. 4

Lincken, P., Looff, J. de, Gevangeniswezen in getal 2005-2009 (Dienst Justitiële Inrichtingen: Den Haag, 2010) 81 pp.

(8)

8

De latente functies zijn:

Wraak: Genoegdoening voor degene die anders het recht in eigen hand neemt.

Zuivering van de maatschappij: Mensen denken dat de samenleving (tijdelijk) wordt bevrijd van onzuiverheden.

Demonstratie van macht van de machthebbers: Als de misdadiger de vijand van het volk is, laat de overheid zien dat zij sterker is.

Kanalisatie van agressie: Door strafoplegging voorkomt de overheid dat mensen het recht in eigen hand nemen.

Kanalisatie van algemeen schuldgevoel: De misdadiger heeft daden begaan die een ander heeft nagelaten. Daarom moet hij voor de anderen boeten (zondebok).

Volgens Dirkzwager6 is in de loop van de jaren de nadruk op bepaalde doelstellingen veranderd. In de jaren ‘50 en ‘60 is er veel aandacht voor resocialisatie en re-integratie van gedetineerden. Het leven in de gevangenis wordt zoveel mogelijk aangesloten op het leven buiten de gevangenismuren. In de loop van de jaren neemt het vertrouwen in resocialisatie af en wordt de focus meer gelegd op vrijheidsbeneming als straf. Extra leedtoevoeging moet daarbij wel voorkomen worden.

De afgelopen tien jaar wordt detentie gekenmerkt door een verdere versobering. Door het stijgende aantal gedetineerden en de forse bezuinigingen werd de aandacht voor gedetineerden minder en werd de aandacht gelegd op efficiëntie. Daardoor lijkt de aandacht nu vooral te liggen op de preventie van criminaliteit. Dit heeft echter gevolgen voor de manier waarop mensen zich in de gevangenis behandeld voelen.

1.4 Onbedoelde gevolgen van detentie

Door de verandering van de nadruk op bepaalde doelen van detentie, veranderen ook de gevolgen van detentie. Hierover wordt veel geschreven. Volgens Dirkzwager7 moet hier wel tegenin gebracht worden, dat de gevolgen van detentie lastig wetenschappelijk te onderzoeken zijn. De enige mogelijkheid om echt betrouwbaar onderzoek te doen, is een groep gedetineerden haar vrijheid terug te geven en de gevolgen te vergelijken met die van de gedetineerden die vast blijven zitten. Er kan dus niet vastgesteld worden of de veranderingen die plaatsvinden bij gedetineerden, ook echt de gevolgen zijn van detentie. Toch zijn er wetenschappelijk verantwoorde onderzoeken naar detentie, die indicaties geven van de gevolgen. Uit deze onderzoeken kan wel geconcludeerd worden dat er veranderingen plaatsvinden die een negatief effect hebben op het leven van een (ex-)gedetineerde. Met name Dirkzwager8 heeft een uitgebreide literatuurstudie gedaan naar onderzoeken over de effecten van detentie. Zij heeft deze ingedeeld in betrouwbaarheid van methodologie. Haar artikelen geven een helder overzicht van de (onbedoelde) effecten van detentie. Op verschillende levensgebieden ervaren gedetineerden negatieve gevolgen. Veel van hen kampen met psychische problemen. In vergelijking met de algemene populatie is er veel sprake van depressies en verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek.

Gevolgen van detentie hangen vaak met elkaar samen. Zo noemt De Graaff 9 dat veel negatieve gevolgen beginnen bij het verlies van zelfrespect. Dit geldt met name voor de gedetineerden die voor het eerst vastzitten (first-offenders). Het contactverlies met de buitenwereld veroorzaakt eenzaamheid, hierdoor kan psychische achteruitgang optreden. Deze achteruitgang kan inhouden dat een gedetineerde nieuwe problemen krijgt, maar ook dat bekende psychische problemen in

6 Dirkzwager, A.J.E., (e.a.), ‘Onbedoelde gevolgen van vrijheidsstraffen’, Tijdschrift voor Criminologie 2009/51,

blz. 23.

7

Dirkzwager, Na detentie, blz. 17.

8

Dirkzwager, ‘Onbedoelde gevolgen van vrijheidsstraffen’, blz. 21-41.

(9)

9

detentie worden versterkt. Dit hangt vaak samen met het feit dat de mogelijkheid tot sporten in de gevangenis beperkt is, waardoor de lichamelijke conditie achter uit gaat.

Ook Eerbeek10 noemt enkele onbedoelde gevolgen van detentie. Op het persoonlijk vlak gaat het volgens hem vooral om achterstanden in persoonlijke ontwikkeling, in relationele en sociale vaardigheden en in scholing. Hiernaast valt op dat er veel onvermogen is tot het voeren van een eigen huishouding, dat er sprake is van instabiliteit in de dagelijkse levensverrichtingen, verslavingsproblematiek, het ontbreken van duurzame contacten en eenzaamheidsproblematiek.11 Opvallend is ook dat in detentiecentra veel antisociale persoonlijkheidsstoornissen voorkomen. In de Westerse landen zou het buiten detentiecentra gaan om ongeveer één á twee procent van de bevolking, terwijl dit in bepaalde detentiecentra kan oplopen tot wel 75 procent.12

Het aantal recidivisten, ex-gedetineerden die opnieuw gedetineerd raken, is hoog. Reden hiervoor kan zijn dat gedetineerden gekenmerkt worden door een hoge werkloosheid (zowel voor als na de detentie), een laag opleidingsniveau en financiële problemen. Het percentage recidivisten begint langzaam te dalen, maar stond in 2006 nog op 54 procent. Dat betekent dat meer dan de helft van de gedetineerden binnen twee jaar weer in de fout gaat.13 Inmiddels is het aantal recidivisten weer iets afgenomen, maar het bedraagt nog steeds de helft van het aantal gedetineerden.14 Om die reden heeft het kabinet Balkenende besloten om meer aandacht te geven aan een persoonsgerichte aanpak en op die manier aan preventie. Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan gedragsbeïnvloedende maatregelen.15

Detentie heeft ook gevolgen voor de omgeving van gedetineerden. Een veel voorkomend probleem bij partners van gedetineerden is het hebben van financiële zorgen door het wegvallen van het inkomen of uitkering van de partner. Daarnaast hebben veel partners van gedetineerden last van gezondheidsproblemen, zoals angsten, slaapproblemen en nervositeit. Als derde wordt vaak de opvoeding van kinderen genoemd, waar de partner op dat moment alleen voor staat. Dit heeft weer gevolgen voor de kinderen. Borst16 noemt een aantal risicofactoren voor kinderen met een ouder in detentie. De risico’s liggen met name op het vlak van verwaarlozing, slechte communicatie in het gezin en een slechte hechting van kinderen met de gedetineerde ouder. De kansen worden hierdoor voor een kind groter om ook in aanraking te komen met criminaliteit.

Onlangs stond in een artikel in de Metro17 dat kinderen beter beschermd moeten worden door niet verplicht te worden bij een gedetineerde ouder op bezoek te gaan. Momenteel is dit wel verplicht. Roger Shaw18 heeft uitgerekend hoeveel kinderen in Groot-Brittannië te maken krijgt met een gedetineerde ouder. Volgens onderzoek gaat het om vijf tot tien procent van de kinderen. Veel van deze kinderen worden hierdoor emotioneel beschadigd.

10

Blom, M.B. (red.), Muurvast, verhalen uit het Justitiepastoraat. (Boekencentrum: Zoetermeer 1996) 257 pp. (Eerbeek, J.D.W.).

11

In een documentaire van de NCRV over Paviljoen 7 in Amsterdam, die op 28 maart 2011 is uitgezonden, komt deze problematiek ook duidelijk terug. De documentaire is terug te zien op

http://beta.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1085787 (geraadpleegd op 31-3-2011).

12

Iersel, A.H.M. van, Eerbeek, J.D.W., Handboek justitiepastoraat, context, theologie en praktijk van het

protestants en rooms-katholiek justitiepastoraat (Budel: Damon, 2009) blz. 150.

13 Lincken, De Looff, Gevangeniswezen in getal 2005-2009, 81 pp. 14

ANP (2011), Criminelen minder snel weer in de fout, http://www.nu.nl/binnenland/2447267/criminelen-minder-snel-weer-in-fout.html (geraadpleegd op 7-3-2011).

15 Van Iersel, Eerbeek, Handboek justitiepastoraat, blz. 88-89. 16

Borst, J.C., Eens een dief, altijd een dief…!? (Heerenveen: Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, 1997) 130 pp.

17

Wegen, J. van der, ‘Kind niet zomaar op bezoek in cel’, Metro 24-2-2011.

(10)

10

Detentie heeft niet alleen effect op de gedetineerde en zijn familie. Ook de kerkelijke gemeenten die te maken krijgen met detentie, zullen gevolgen ervaren. Hoe wordt er met de situatie om gegaan en wat zijn de effecten voor individuen en de kerkelijke gemeente? Een betrouwbaar onderzoek onder deze groep is er niet. Er zijn geen gegevens bekend van het aantal gedetineerden dat is aangesloten bij een kerkelijke gemeente. Wel kan aangenomen worden dat als kerkelijke gemeenten te maken krijgen met detentie, zij ook te maken krijgen met de negatieve gevolgen van detentie voor gemeenteleden.

1.5 Bijbels perspectief op recht

Christopher Townsend19 gaat in op het perspectief op recht in de Bijbel. Hij benoemt een aantal Hebreeuwse woorden die het recht en de ethiek typeren in het Oude Testament. De belangrijkste woorden die verband hebben met dit onderwerp zijn: berith, tsedeq, mishpat en shalom.

Berith betekent verbond. Een verbond gaat verder dan een contract, God heeft een relatie met Israël en geeft hiervoor geboden en een wet. Het verbond wordt getypeerd door relatie. Tsedeq betekent gerechtigheid. Waarden en normen zijn belangrijk in een relatie. Het draait om een positieve en rechte relatie.

Mishpat gaat in op crimineel recht: God geeft Zijn wet en bijpassende straffen als deze overtreden wordt. Mishpat is hetgeen dat nodig is om een relatie te herstellen, zodat er weer tsedeq (gerechtigheid) is.

Shalom is heel breed en raakt het welzijn van een persoon. Het is meer dan alleen vrede. Het ideaal voor de samenleving is, dat iedereen in shalom leeft. Een onderdeel daarvan zijn goede relaties.

Recht is in het Jodendom dus hoogst persoonlijk en relationeel ingesteld. Recht wordt gesproken door de oudsten in een stad. De misdaad wordt gerapporteerd door getuigen of dichtbijstaanden. Als de oudsten er niet uit komen, kan men naar de koning gaan. Hij is de hoogste rechter van het land onder God. De straffen die worden gegeven, zijn vergelijkbaar met de misdaad. Het principe ‘een oog voor een oog…’ is de maximale straf, er kan ook minder zwaar gestraft worden. Als de straf voorbij is wordt de gestrafte direct weer opgenomen in de gemeenschap. Het is de bedoeling dat hij direct weer re-integreert. Hij verliest in principe geen rechten en de relaties zijn hersteld.

In het Nieuwe Testament staat het kruis waaraan Jezus stierf centraal. Het kruis herstelt de relatie tussen God en mens. Ieder mens is schuldig en kan gerechtvaardigd worden door het geloof in Jezus Christus. Hij betaalt de schuld van de mens. Deze kennis maakt ieder mens, ongeacht wat hij op zijn kerfstok heeft, gelijk. Ieder mens heeft een strafblad bij God en verdient straf. Het christendom is een ethiek van liefde. Daniël de Wolf omschrijft in zijn boek ‘De ontdekking van het koninkrijk’ dat iedereen gelijk is en gaat in op de mogelijkheden van de kerk in de samenleving. Volgens hem dekt de lading van het woord ‘tuig’ precies wat gedetineerden, maar ook kerkmensen zijn. Het zijn volgens hem parels, maar tegelijk ook zondige mensen: ‘Elke gemeente is een gemeente vol tuig. We hebben allemaal een strafblad bij God. Ik ben vaak genoeg in kerken en gevangenissen geweest om te kunnen ontdekken dat er weinig verschil is tussen de mensen binnen en buiten de kerkmuren, binnen en buiten de gevangenismuren. Ik heb genoeg van mezelf ontdekt om te weten dat ik niet zo veel verschil van de mannen die vastzitten. Ik heb meer geluk gehad, ben opgegroeid onder andere omstandigheden, heb meer kansen gehad. Maar in mijn hart ben ik een verkrachter, een dief, een moordenaar en een overspelige.’20

19

Burnside, Baker, Relational Justice, 173 pp.

(11)

11

Christopher Marshall schrijft in een artikel ‘Prison, prisoners and the Bible’21 dat een belangrijk punt in de Bijbel is, dat God de mensen vrij wil maken van de gevangenis. In de Bijbel is geen sprake van mensvriendelijke gevangenissen. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat God mensen in geestelijke zin, maar ook zeker in lichamelijke zin wil bevrijden van de gevangenis.22 Aan het begin van Jezus’ taak op aarde (Luc. 4:16-20) haalt hij de woorden van de profeet Jesaja aan en zegt hij dat hij gekomen is om de gevangenen te bevrijden.

Door de dood van Jezus kan gewerkt worden aan een nieuwe gemeenschap. God is vanuit zijn liefde relationeel en mensen zijn relationeel geschapen. Ieder mens heeft verzoening en vergeving nodig van God, maar ook van de mensen in zijn omgeving. Gericht op de situatie rondom detentie is dat erg ingewikkeld. Hoe kan een slachtoffer een dader vergeven? Ruard Ganzevoort23 beschrijft wat vergeving precies inhoudt. Vergeving is een recht van het slachtoffer en niet van de dader. Het slachtoffer heeft de macht om te vergeven. Het vergeven begint bij erkennen van de schuld, het onrecht wordt aan de kaak gesteld. Vergeving is het afzien van wraak door het slachtoffer, maar met erkenning van de schuld van de dader. Verzoening is een ander begrip en gaat verder. Verzoening is het herstel van de relatie. Deze verzoening kan alleen tot stand komen als de dader berouw toont en het slachtoffer bereid is te vergeven. Alleen op deze manier kan de relatie hersteld worden.

1.6 Justitiepastoraat

Ook in detentie hebben mensen recht op het belijden van hun godsdienst. De rol van de instellingspastor is hierbij van groot belang. Zijn positie is lastig te definiëren. Het volgende citaat van een gedetineerde laat duidelijk zien waarom: ‘Jullie hoeven geen moeite te doen om begrip voor ons op te brengen of te tonen. Er zijn hier maar twee soorten mensen: aan de ene kant wij, gedetineerden, en aan de andere kant: alle anderen […]. Want er is één ding wat jullie fundamenteel van ons onderscheidt: als je het werk hier hebt gedaan ga je naar huis. Je vrouw, je vriend, je vriendin wacht. Je bent ons vergeten. En wij zijn hier 24 uur, altijd, elke dag. En alle gepraat van jullie over solidariteit, het is onzin. De enigen hierbinnen, die solidair zijn, zijn wij.’24

Geestelijk verzorgers die verbonden zijn aan een gevangenis kunnen zich vrijelijk met de gedetineerde onderhouden. Wel moeten zij zich houden aan de bepaalde tijden en plaatsen. Een briefwisseling tussen gedetineerde en een geestelijk verzorger is niet onderworpen aan censuur. Binnen het protestantse justitiepastoraat worden bepaalde doelen gebruikt. Eén hiervan is dat het de justitiepastor als eerste gaat om het volledig mens-zijn van de gedetineerden en pas in tweede instantie om geloof in God en de kerk.25

In ‘Recht door de gemeente’ worden de wetten omschreven die gaan over de geestelijke verzorgers. De geestelijke verzorging binnen detentie wordt geregeld in artikel 41 van de PBW (Penitentiaire beginselenwet): ‘De gedetineerde heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. Er moet voor gezorgd worden dat er in de inrichting voldoende geestelijke verzorging is. Een gedetineerde heeft het recht op vaste tijden en plaatsen contact te hebben met een geestelijk verzorger van de instelling, een eigen geestelijk

21

Marshall, C.D., ‘Prison, prisoners and the Bible’, Justice Reflections 13/issue 3 (2003) pp. 1-20.

22

Marshall noemt een reeks teksten uit de Bijbel die daarop duiden, het gaat om de volgende teksten: Deut. 7:8; 24:18; Ps. 68:6; 79:11; 102:19-20; 107:10-16; 118:5; 146:7; Jes. 42:7; 45:13; 49:8-9; 61:1; Micha 6:4; Zach. 9:11; Hand. 5:19; 16:25-26; 1 Pet. 3:19; Openb. 2:10.

23

Ganzevoort, R., ‘Klem tussen schuld en vergeving’ in: Houtman, C., (e.a.), Ruimte voor vergeving (Kampen: Kok, 1998) blz. 147-158.

24

Spoor, J. (red.), De kerk in de gevangenis (Kampen: Kok, 1983) blz. 89.

25

Van Iersel, Eerbeek, Handboek justitiepastoraat, blz. 245. Vanaf pagina 551 worden 21 pastorale doelen beschreven die gebruikt worden door het protestantse justitiepastoraat.

(12)

12

verzorger of een geestelijke bijeenkomst in de instelling. Deze onderdelen moeten zoveel mogelijk aansluiten bij de religieuze richting van de gedetineerde.’ 26

Roscam-Abbing27 beschrijft een achttal theologisch-ethische vooronderstellingen waaruit een instellingspastor werkt. Deze zijn belangrijk om de rol van pastor duidelijk te houden. Ook voor pastors van buiten de gevangenis zijn deze vooronderstellingen van belang.

Ieder mens is gelijk, de gedetineerde en de pastor kunnen elkaar de hand geven.

Pastoraat is gericht op de gemeente en is geen evangelisatie of zending. Gedetineerden kunnen gezien worden als gemeenteleden.

De gedetineerde heeft een zwaar lot te dragen en heeft niet gekozen voor de gevangenis. Zijn lijden vraagt om hulp.

De rechter heeft de gedetineerde schuldig verklaard. Hij is ook schuldig in godsdienstige zin. Op schuld volgt een veroordeling. De daad wordt afgekeurd en de dader wordt veroordeeld. Het nee wat de daad krijgt, krijgt ook de dader. Wel is er een onderscheid in de nee. De daad krijgt een absoluut nee, de dader een relatief of voorlopig nee. Er is een conflict tussen dader en gemeenschap en dat moet opgelost worden.

Op de veroordeling volgt een straf. De liefde zit achter de straf die iemand moet veranderen. De visie op straf zorgt voor de manier van pastoraat. De misdadiger als slachtoffer van maatschappelijke wantoestanden zorgt voor een ander karakter van pastoraat dan dat de straf als vergelding wordt gegeven.

De strafduur uitzitten duurt lang en gaat gepaard met eenzaamheid.

Er zit discrepantie tussen wat objectief waar is en wat subjectief wordt beseft. De gevangene kan objectief schuldig bevonden zijn. Het is de vraag of de gevangene dat ook zo voelt en aanvaardt.

De versobering die genoemd wordt in alinea ‘1.4 Onbedoelde gevolgen van detentie’ is ook merkbaar in bezuinigingen op het vlak van geestelijke verzorging. Het aantal geestelijk verzorgers in detentiecentra wordt minder. Het aantal arbeidsplaatsen daalt op 1 januari 2012 van 177 naar 160. Bijna alle religies en het humanisme leveren plaatsen in. Het aantal imams stijgt van 35 naar 43. De herverdeling van de geestelijke bijstand is gebaseerd op een onderzoek naar de behoeften van gedetineerden. Hieruit blijkt dat het aanbod van geestelijk verzorgers niet aansluit bij de vraag.28

1.7 Detentie en kerkelijke ondersteuning

Als de gedetineerde bezoek van een externe geestelijk verzorger verlangt, moet hij dit zelf aanvragen. De geestelijke verzorger van buiten de gevangenis wordt niet gelijkgesteld aan de verzorger binnen de gevangenis. In beginsel geldt hij als bezoeker, waardoor hij op de bezoekerslijst geplaatst moet worden. Een gedetineerde heeft recht op minimaal één uur bezoek per week. In dat uur moet het gesprek met de geestelijk verzorger van buiten de gevangenis plaats vinden. De correspondentie is in het begin onderworpen aan censuur. Ook is er in het begin toezicht bij (telefoon)gesprekken. Als de geestelijk verzorger een bijzondere positie wenst, moet hij contact op nemen met de directeur van de inrichting. De directeur kan bepalen dat bepaalde personen en instanties buiten het bezoekuur mogen komen om de gedetineerde in een aparte ruimte te spreken.29

26

Verhage-van Kooten, M., Recht door de gemeente. Juridische gids voor het pastoraat (Zoetermeer: Boekencentrum, 2002) 345 pp.

27

Spoor, De kerk in de gevangenis, 173 pp.

28

‘Gevangenis huurt meer imams en minder pastors en humanisten’, Trouw 26-1-2011.

(13)

13

Er is vanuit de Bijbel veel te zeggen over de taak van christenen en de kerk op het gebied van de ondersteuning van (ex-)gedetineerden en hun familie. De Heere Jezus geeft onderwijs op dit punt en is duidelijk over de taak die er ligt voor christenen. In Mattheüs 25 noemt Hij een paar zaken die horen bij rechtvaardige mensen. Er staat in vers 36: ‘ik was gevangen en jullie kwamen naar mij toe’. Als deze mensen zich afvragen wanneer dat was, antwoordt de Mensenzoon in vers 45: ‘alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken hebben gedaan, hebben jullie voor mij gedaan.’ Het is dus belangrijk dat christenen in dit leven zorg dragen voor gevangenen. Opvallend is dat de Heere Jezus zich in deze rede steeds identificeert met degene die zich in een moeilijke positie bevindt en hulp nodig heeft. Christophel Marshall zegt: ‘There where we expect to meet monsters, we meet God instead.’30 Waar we denken dat we door en door slechte mensen gaan ontmoeten, daar wordt God ontmoet. Het is een aansporing om met andere ogen, Gods ogen, naar mensen te kijken.

Het praktische gedeelte van de opdracht van Jezus wordt duidelijk in Hebreeën 13:3. Hier worden enkele oproepen aan gelovigen gedaan. Eén hiervan is: ‘Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangen zat.’ Bekommeren om gevangenen houdt meer in dan alleen gevangenen bezoeken. Het is de taak van christenen de kwaliteit van het leven van gedetineerden in het oog te houden. Een mogelijkheid is het bezoeken van en zorgen voor gedetineerden.31 Hiernaast moet de kerk zich bewust zijn van de rol van de politiek en de overheid. De afgelopen decennia is het gevangeniswezen versoberd. Marshall32 roept op om dit niet verder te laten gaan. Het is belangrijk dat de positie van gedetineerden verbetert, waardoor ze betere kansen hebben in de samenleving. Sociale controle is van belang voor de re-integratie van gedetineerden. Volgens Michael Schluter33 wordt sociale controle niet bereikt door gevangenismuren en de vergaande individualisering. Sociale controle wordt bereikt door positieve en rechte relaties tussen mensen. Door relaties hebben we een doel in het leven. Relaties maken het leven zinvol en geven blijdschap, waardoor het welzijn van een mens wordt versterkt. Langetermijn-relaties spelen een cruciale rol in gezondheid, carrière en moeilijke situaties in het leven. Zo kan de morele ontwikkeling van een persoon gemeten worden aan de kwaliteit van relaties in de kindertijd. Dit is de basis van het crimineel rechtssysteem. Onderzoek toont aan dat een slechte of geen relatie met ouders geweld en criminaliteit veroorzaakt. Ook kinderen die te maken krijgen met adoptie en scheiding vallen binnen deze risicogroep. Het is belangrijk dat de samenleving openstaat voor positieve en rechte relaties. De kerk kan een goed voorbeeld zijn in het begeleiden en opvangen van (ex-)gedetineerden en familie. Doordat een goede sociale omgeving wordt geboden, is de kans op recidive kleiner.

Michael Schluter34 omschrijft waardoor goede relaties gekenmerkt worden: Directheid, face-to-face ontmoetingen.

Continuïteit, regelmatige ontmoetingen over een langere periode.

Meervoudigheid, ontmoetingen in verschillende omstandigheden en situaties. Gelijkheid, elkaar als gelijken ontmoeten.

Gemeenschappelijkheid, tijdens een ontmoeting zoeken naar gemeenschappelijkheid, zoals doelen of ervaringen.

30

Marshall, ‘Prison, prisoners and the Bible’, blz. 13.

31 Leeuwen, M. van, ‘Bekommer u om de gevangenen’, Reformatie Jaargang 85/nr. 20 (2010) pp. 326-327. 32

Marshall, ‘Prison, prisoners and the Bible’, pp. 1-20.

33

Burnside, Baker, Relational Justice, 173 pp.

(14)

14

Het is van groot belang dat in relaties wordt geïnvesteerd. Een onderdeel hiervan kan zijn dat dader en slachtoffer elkaar ontmoeten. Organisaties zoals Eigen Kracht en Restorative Justice Nederland en ook GNd proberen daar vorm aan te geven.35 Door bemiddeling van een derde persoon kan een relatie hersteld worden. Ook kan door familiegroepen (die niet alleen bestaan uit familie) geprobeerd worden om over een situatie te oordelen zonder dat de rechter er aan te pas komt. In Nieuw-Zeeland wordt dit systeem al gebruikt. Ook in het justitiepastoraat is steeds meer aandacht voor herstelgericht pastoraat. Hierin wordt aandacht gegeven aan de gevolgen voor het slachtoffer, maar ook aan de schuldverwerking van de dader.36

De rol van kerkelijke gemeenten is belangrijk in de ondersteuning van het justitiepastoraat. Jo Dobbelaer beschrijft met twee collega’s37 waarom het pastoraat vanuit kerkelijke gemeenten van belang is: De gedetineerde is opgesloten en zit in een isolement, maar dit gevaar dreigt ook voor de justitiepastor. Het is daarom belangrijk dat mensen uit kerkelijke gemeenten justitiepastores ondersteunen op pastoraal en diaconaal gebied.

De ondersteuning vanuit kerkelijke gemeenten kan opgesplitst worden in pastorale en diaconale zorg. Van der Meulen38 beschrijft het pastoraat als ‘het omzien naar mensen op hun levens- en geloofsweg binnen de context van de samenleving’. Meestal gebeurt dit door gesprekken tijdens verschillende soorten bezoek, maar ook is telefonisch contact mogelijk. Diaconale zorg is praktisch gericht en wordt door Crijns39 omschreven als ‘het handelen dat gericht is op voorkomen, opheffen, verminderen of mee uithouden van lijden en sociaal-maatschappelijke nood van mensen, en op het scheppen van rechtvaardige verhoudingen in kerk en samenleving’. Zowel pastoraat als diaconaat hebben als doel om te zien naar de medemens.

Voor gedetineerden is pastorale en diaconale zorg van belang. Zij hebben mensen nodig die in hen geloven en hen ondersteunen. Voor een gedetineerde is de begeleiding van één justitiepastor niet voldoende. In het Handboek Justitiepastoraat40 wordt een oproep gedaan aan (kerkelijke) vrijwilligers. Vanaf het ontstaan van het justitiepastoraat maakt de justitiepastor gebruik van vrijwilligers. Vrijwilligers draaien vooral mee in het pastoraat tijdens diensten, groepsgesprekken en bijzondere activiteiten. Hiernaast worden ze ook ingezet voor individueel pastoraat, diaconale steun en nazorg. Momenteel zijn ongeveer vijftienhonderd vrijwilligers actief binnen het justitiepastoraat.41

Deze vrijwilligers en de ondersteuning van kerkelijke gemeenten en christelijke organisaties zijn belangrijk voor het herstel van de gedetineerden. Dit omdat een stabiele levenssituatie en betekenisvolle relaties belangrijke factoren zijn voor een succesvolle integratie in de maatschappij en het de kans op recidive verkleint.42

35

Over deze organisaties is meer informatie te vinden op www.eigen-kracht.nl en www.restorativejustice.nl. Ook is er een Engelstalig artikel over herstelrecht in Nederland beschikbaar: Gönczöl, K. (2010), European best practices of restorative justice in the criminal procedure, www.eucpn.org/download/?file=RJ_ENG.pdf&type=8 (geraadpleegd op 2-3-2011).

36

Van Iersel, Eerbeek, Handboek justitiepastoraat, blz. 240-241.

37

Dobbelaer, J. (e.a.), Veroordeeld? Over kerk en gevangenis (Kampen: Gooi & Sticht, 1986) blz. 58-60.

38 Meulen, H.C. van der (red.), Liefdevol oog en open oor, handboek pastoraat in de christelijke gemeente

(Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 1999) blz. 17, 68-91.

39

Crijns, H. (e.a.), Barmhartigheid en gerechtigheid, handboek diaconiewetenschap (Kampen: Uitgeverij Kok, 2004) blz. 13-14, 392-394.

40

Van Iersel, Eerbeek, Handboek justitiepastoraat, blz. 275-286.

41

Eerbeek, J. Een misdadiger is meer dan zijn delict (Amsterdam, Ark Media, 2009) blz. 131.

(15)

15

2. Detentie binnen kerken

2.1 Inleiding

In het voorgaande hoofdstuk is de situatie rondom detentie beschreven. In dit hoofdstuk wordt de situatie van detentie binnen de kerkelijke achterban van GNd behandeld. Hiermee worden de volgende zaken bedoeld:

Een gemeentelid komt in detentie.

Een familielid van een gemeentelid komt in detentie. Een ex-gedetineerde bezoekt de kerkelijke gemeente.

De tweede deelvraag is: Hoe vaak komt detentie voor binnen de kerkelijke gemeenten uit de achterban van GNd en hoe gaan zij om met de situatie rondom detentie en zijn daarover hulpvragen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is op basis van de literatuur een enquête43 opgezet voor predikanten. Bij het opzetten van de enquête is gebruik gemaakt van Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn.44 Dit boek geeft meer informatie over onderzoeksmethodiek, het opzetten van vragenlijsten, representativiteit en betrouwbaarheid van de uitkomsten.

Om erachter te komen voor welk soort enquête predikanten de voorkeur hebben, is een kort vooronderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat een online enquête het meest gewaardeerd wordt. Omdat deze manier van onderzoek bovendien goed statistisch te verwerken is en mogelijkheden biedt voor het werken met SPSS is gekozen voor het gebruik van een online enquête.

Om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen, zijn alle kerkelijke gemeenten uit de achterban van GNd benaderd voor het invullen van de enquête, dit is een steekproefmarge van nul procent. Hierdoor is het betrouwbaarheidspercentage 99 procent, als er voldoende respons is.45 De enquête is naar 627 predikanten of kerkelijke gemeenten gestuurd. Er hebben in totaal 190 personen gereageerd op de oproep om de enquête in te vullen. Dit is een respons van 30,3 procent.46 Er is bewust gevraagd naar een reactie van de predikant, omdat hij of zij waarschijnlijk het beste op de hoogte is van de gebeurtenissen in en rondom de gemeente. Wel is de mogelijkheid open gehouden om een ander persoon uit de gemeente de enquête te laten invullen, voor het geval dat de gemeente vacant is of omdat iemand anders beter op de hoogte is van een situatie rondom detentie. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze enquête weergegeven en besproken.

Een aantal ingevulde enquêtes is niet bruikbaar, aangezien niet de hele enquête is ingevuld. Als grens is gesteld dat tot en met vraag 18 ingevuld moet zijn om bruikbaar te zijn. Dit is het gedeelte tot en met de vragen over welke hulp gegeven is en hoe deze gewaardeerd wordt. In het vervolg van de enquête worden vragen gesteld over welke ondersteuning wenselijk is in een situatie rondom detentie. Deze vragen kunnen los gezien worden van de voorgaande vragen. Hierdoor komen we uit op 167 bruikbare respondenten.

43 De enquête kunt u vinden in ‘Bijlage 3 – Enquête predikanten’. 44

Migchelbrink, F., Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn (Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2004 (9e druk)) 221 pp.

45 Op internet zijn er calculators die de betrouwbaarheid berekenen aan de hand van de populatie (onder

andere op http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Extra/steekproef.aspx).

46

Een steekproefgrootte van 190 respondenten levert volgens www.allesovermarktonderzoek.nl een betrouwbaarheidspercentage op van 90 procent. Voor onderzoek is dit een prima resultaat.

(16)

16

2.2 Achtergrondinformatie

Ruim tachtig procent van de respondenten is predikant. De rest heeft een andere functie, zoals ouderling, diaken, scriba of lid van een pastoraal team. De achterban van GNd bestaat uit kerkelijke gemeenten van diverse signatuur. Verschillende kerkelijke gemeenten hebben meegewerkt aan het onderzoek. De meeste reacties komen uit de PKN (43 %). Daarnaast is 37,7 procent werkzaam binnen een kleine gereformeerde kerk (Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt en Christelijk Gereformeerde Kerk). De bevindelijk gereformeerde kerken zijn met achttien procent vertegenwoordigd (Gereformeerde Gemeente, Oud Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente in Nederland, Hersteld Hervormde Kerk). Hiernaast is nog 1,2 procent werkzaam in overige kerkelijke gemeenten (Gemeente Gods en Vergadering van gelovigen).

De achterban van GNd bestaat voor ongeveer de helft uit de PKN, voor ongeveer een derde uit kleine gereformeerde kerken en voor een kleine twintig procent uit bevindelijk gereformeerde kerken. 1,3 procent van de kerken bestaat uit gemeenten met een evangelische grondslag. De respons komt overeen met de financiële achterban van GNd. Van elke kerkelijke stroming heeft ongeveer een kwart gereageerd, waarbij de kleine gereformeerde kerken iets uitschieten met een derde aan reacties. Hieruit blijkt dat de respons representatief is.

Uit elke provincie in Nederland hebben respondenten de enquête ingevuld. Veel respondenten zijn werkzaam in Zuid-Holland (28,1 %) en Gelderland (16,8 %). Weinig respondenten zijn werkzaam in Friesland (1,8 %), Limburg (2,4 %) en Drenthe (3 %). Ongeveer een derde van de respondenten is werkzaam in een gemeente met minder dan vierhonderd leden. Ongeveer de helft is werkzaam in een gemeente met vierhonderd tot duizend leden. De rest is werkzaam in een gemeente met meer dan duizend leden. De meeste respondenten zijn bekend met GNd. 52,7 procent is een beetje bekend met de organisatie en 26,3 procent is goed bekend. De rest (21 %) is niet bekend met GNd.

2.3 Hoeveelheid detentie binnen kerkelijke gemeenten

Eén van de zaken waar onderzoek naar is gedaan, is hoe vaak detentie voorkomt binnen de kerkelijke gemeenten in de achterban van GNd. Uit het onderzoek blijkt dat 40,1 procent van de respondenten wel eens met detentie te maken heeft gehad binnen zijn huidige kerkelijke gemeente.47 Van deze groep is 76,1 procent in de laatste twee jaar nog in aanraking geweest met een situatie rondom detentie, waarvan 28,4 procent meerdere malen.

Kerkelijke gemeenten die in de afgelopen twee jaar met een situatie rondom detentie in aanraking zijn geweest, hadden vooral te maken met gemeenteleden die gedetineerd raakten. Dit geldt voor 70,6 procent van de respondenten. 37,3 procent van deze groep kreeg (hiernaast) te maken met familie van een gedetineerde en 13,7 procent met een ex-gedetineerde.

In het begin van de enquête is, door middel van een open vraag, gevraagd naar knelpunten die zijn ervaren door kerkelijke gemeenten die met detentie te maken hebben gehad. 67 respondenten hebben deze vraag gesteld gekregen en 37 hebben deze daadwerkelijk beantwoord. De gegeven antwoorden zijn redelijk goed in categorieën te verdelen. Vijftien respondenten geven aan problemen te hebben ervaren in het contact maken met gedetineerden of familie. Zo schrijft één respondent: ‘We konden heel moeilijk contact krijgen met de persoon. Onduidelijkheid over hoe de procedure om tot een gesprek te komen gaat.’ Uit de literatuur blijkt dat de gedetineerde recht heeft op zijn eigen pastor48, maar in de praktijk blijkt dit niet altijd te werken. Contacten gaan vaak toch ten koste van het bezoekuur.

47

Met 99 procent zekerheid kan gezegd worden dat minimaal 30 en maximaal 50 procent van de kerkelijke gemeenten te maken heeft (gehad) met detentie (met 95 procent betrouwbaarheid ligt het percentage tussen 35 en 45). Waarschijnlijk ligt het aantal tussen de 30 en 40 procent, omdat respondenten die met detentie te maken hebben gehad eerder geneigd zijn te reageren.

(17)

17

Ook worden knelpunten ervaren in de communicatie naar de gemeente toe. Er worden vragen gesteld als: ‘wat moet meegedeeld worden over het strafbare feit’ en ‘hoe ga ik als pastor om met de taboesfeer rondom detentie’. Verder antwoorden vijf respondenten dat er onbekendheid en onbegrip is in de gemeente. Vijf respondenten antwoorden dat ze geen knelpunten hebben ervaren. Zes antwoorden zijn divers en niet in te delen. Het gaat hier om vragen rondom vergeving, hulpverlening, beeldvorming en dader – slachtoffer verhouding in de gemeente. Opvallend is dat de gegeven antwoorden later in de enquête terugkomen in de gestelde vragen.49

2.4 Communicatie in de gemeente

Van alle respondenten denkt een vijfde goed voorbereid te zijn op een situatie rondom detentie. Twee op de vijf respondenten twijfelen hierover en nog eens twee op de vijf respondenten denken dat zij als gemeente niet goed zijn voorbereid. Sommige gemeenten hebben het pastoraat goed opgezet en zijn goed voorbereid. Een voorbeeld is de predikant die het volgende schrijft: ‘Wij werken in onze gemeente met deskundige vertrouwenspersonen. Het pastoraat is tamelijk professioneel. Diakenen krijgen ondersteuning van een plaatselijk pastoraal werker.’ Toch blijkt het voor veel andere kerkelijke gemeenten moeilijk om goed voorbereid te zijn. Een andere predikant die met detentie te maken heeft gehad zegt hierover het volgende: ‘Mijn ervaring is dat zowel gedetineerde als hulp van uit de kerk tegen muren oplopen. Er is heel weinig bekent omtrent gevangenenzorg. Ex-gedetineerden voelen zich letterlijk en figuurlijk in de kou staan.’

Met name over de communicatie naar gemeenteleden hebben veel respondenten vragen. 31 procent van de kerkelijke gemeenten die nog nooit met detentie te maken hebben gehad, denkt de gemeente niet in te lichten over een situatie rondom detentie. In de praktijk komt dit vaker voor. Van de kerkelijk gemeenten die wel met detentie in aanraking zijn geweest heeft bijna de helft de gemeente niet ingelicht (49,3 %).

Een kwart van de kerkelijke gemeenten die in aanraking zijn geweest met detentie heeft de gemeente op de hoogte gebracht via het kerkblad en 16,4 procent via een mededeling tijdens de dienst. 14,9 procent heeft dit op een andere manier gedaan, bijvoorbeeld door middel van een brief, via kringen of tijdens de voorbede.

De respondenten die niet met detentie te maken hebben gehad, denken dat zij de gemeente vooral door middel van een mededeling tijdens de kerkdienst (33 %) bekend maken met een situatie rondom detentie. Hiernaast denkt tweeëntwintig procent dat zij de gemeente via het kerkblad inlichten, negentien procent denkt dit op een andere manier te doen.

Het is duidelijk dat veel kerkelijke gemeenten moeite hebben met het communiceren naar de gemeente. In bijna de helft van de

gevallen wordt de gemeente niet op de hoogte gebracht van de situatie rondom detentie. Het blijkt dat dit in de praktijk vaker voor komt (49,3 %), dan de respondenten zonder ervaring inschatten (31 %). In de grafiek worden deze gegevens overzichtelijk weergegeven. De verschillen tussen kerkelijke gemeenten die wel of niet met detentie te maken hebben gehad, worden hierin zichtbaar.

49 Meer informatie over hulpvragen van kerkelijke gemeenten vindt u in alinea ‘2.6 Hulpvragen’. Hoe werd de gemeente bekend gemaakt met

detentie 0 10 20 30 40 50 60

Wel Niet Totaal

In aanraking met detentie

%

Kerkblad Kerkdienst Anders Niet

(18)

18

2.5 Ondersteuning

Uit de literatuurstudie50 blijkt wat het belang is van relaties en hoe goede relaties worden getypeerd. Ondersteuning van een kerkelijke gemeente aan een persoon is het aangaan en onderhouden van een goede relatie. Binnen het onderdeel ‘ondersteuning’ van het onderzoek is sprake van een driedeling: hulp aan een gedetineerde, hulp aan de familie van een gedetineerde en hulp aan een ex-gedetineerde. De hulp die geboden wordt, is op te splitsen in twee soorten hulp: de pastorale hulp, hieronder worden (telefonische) gesprekken verstaan en de diaconale hulp (hulp bij financiële en praktische zaken). In het pastoraat is het van belang om rekening te houden met de theologisch-ethische vooronderstellingen die eerder beschreven werden.51 Respondenten kunnen bij het beantwoorden van deze vragen meerdere antwoorden aanvinken, aangezien meerdere soorten hulp geboden kunnen zijn en bepaalde respondenten ook meerdere keren met een situatie rondom detentie te maken hebben gehad.

Uit de vraag over hulp aan een gedetineerde blijkt dat de respondenten die hier mee te maken hebben bijna altijd pastorale hulp aanbieden. Dit wordt in geen enkel geval afgewezen. Er wordt minder diaconale hulp geboden en dit wordt bij 11,1 procent van de respondenten afgewezen. 8,3 procent van de

respondenten die met een gedetineerd gemeentelid te maken heeft, biedt geen hulp aan. Kerkelijke gemeenten met ervaring bieden en geven meer pastorale hulp. Verder zijn er geen opvallende verschillen met het totale aantal respondenten. (zie grafiek).

Ook aan de familie van een gedetineerde wordt vaak hulp aangeboden (zie grafiek). 5,3 procent van de respondenten heeft geen hulp geboden. Bij 5,3 procent slaat de familie van de gedetineerde pastorale hulp af.

Niemand slaat de diaconale hulp af.

Van alle

respondenten denkt zes procent dat de diaconale hulp wordt afgeslagen. Er wordt in verhouding tot de pastorale hulp, weinig diaconale hulp geboden (minder dan de helft van de respondenten).

50

Zie paragraaf ‘1.5 Bijbels perspectief op recht’ en paragraaf ‘1.7 Detentie en kerkelijke ondersteuning’.

(19)

19

Uit de literatuur blijkt dat detentie voor de familie een grote impact heeft.52 Niet alleen op het psychische vlak, maar ook op het financiële vlak. Pastorale én diaconale hulp zijn voor de familie en voor (ex-)gedetineerden van groot belang om deze moeilijke periode door te komen. 12,6 procent van alle respondenten denkt dat zij geen hulp aanbieden aan de familie. Van de respondenten met ervaring heeft 5,3 procent geen hulp geboden.

Zeven respondenten hebben daadwerkelijk te maken gehad met een ex-gedetineerde die in de gemeente kwam (zie grafiek). Al deze respondenten hebben hulp geboden aan de ex-gedetineerde. Van het totaal van de respondenten denkt 10,8 procent dat zij geen hulp aanbieden. Er wordt door de respondenten met ervaring vooral pastorale hulp geboden, het totaal aantal respondenten zou minder pastorale hulp aanbieden. De respondenten met ervaring bieden en geven redelijk vaak diaconale hulp. Dit is

meer dan de

kerkelijke gemeenten die te maken hebben

gehad met

gedetineerden en/of hun familie. Ook in vergelijking tot het totaal van de respondenten hebben de respondenten met ervaring meer diaconale steun geboden.

Samenvattend kan uit het onderzoek geconcludeerd worden dat er bijna altijd pastorale hulp wordt geboden aan mensen die te maken krijgen met detentie. Diaconale hulp wordt in veel mindere mate geboden. De aangeboden hulp wordt vaak daadwerkelijk gegeven, maar in enkele gevallen wordt de aangeboden hulp afgeslagen. Bij 5,3 procent van de respondenten wordt geboden hulp afgeslagen. De respondenten denken dat de

(ex-)gedetineerden en hun families de geboden hulp redelijk tot goed waarderen. Gemiddeld denken zij gewaardeerd te worden met een 3,8 op een schaal van één tot en met vijf. Dit valt tussen redelijk en goed en zit dicht tegen goed aan (zie grafiek).

Als de kerkelijke gemeenten zichzelf moeten beoordelen met een rapportcijfer op het gebied van detentie, geven de gemeenten die met

detentie te maken hebben gehad zichzelf gemiddeld een 6,5. Gemeenten die niet met detentie te maken hebben gehad, geven zichzelf gemiddeld een 6,4.

52 Zie hiervoor paragraaf ‘1.4 Onbedoelde gevolgen van detentie’.

Waardering van geboden hulp

0 10 20 30 40 50

Gedetineerden Familie Ex-gedetineerden Categorie P ro c e n t Zeer slecht Slecht Redelijk Goed Zeer goed N.v.t. Niet ingevuld

(20)

20

2.6 Hulpvragen

De hulpvragen die kunnen spelen binnen kerkelijke gemeenten op het gebied van detentie zijn opgedeeld in praktische en inhoudelijke vragen. Veel kerkelijke gemeenten (84,4%) hebben praktische hulpvragen op het gebied van detentie (zie grafiek). Slechts 15,6 procent heeft geen praktische hulpvragen en denkt dat zij als gemeente zelf weet hoe zij op een goede manier moet reageren bij een situatie

rondom detentie. Op praktisch gebied leven er bij kerkelijke gemeenten vooral vragen op

het gebied van de

communicatie naar de gemeenteleden toe (51,5 %). Van de gemeenten die daadwerkelijk te maken hebben met detentie heeft 55 procent

hulpvragen over de

communicatie naar de gemeente. Ook zijn er veel hulpvragen over het contact leggen met de gedetineerde

(45,4 %), het omgaan met de media (34,7 %) en het verloop van de strafprocedure (29,9 %). De minste vragen zijn er op het gebied van ondersteuning bij financiële zaken (18 %). Bij de antwoordmogelijkheid ‘anders’ vult men vooral in dat er op dit moment (nog) geen vragen zijn of dat zij op dit moment niet bekend zijn met detentie. Er worden geen andere concrete praktische gebieden aangedragen.

Er is weinig verschil tussen de hulpvragen van kerkelijke gemeenten die wel en de kerkelijke gemeenten die niet met detentie te maken hebben. Meer respondenten zonder ervaring met detentie denken hulp nodig te hebben bij het omgaan met media en ondersteuning op het gebied van financiën. In de open vraag over knelpunten, die in paragraaf 2.3 beschreven wordt, worden gelijke antwoorden gegeven. Zo wordt het contact met de gedetineerde en de communicatie naar de gemeente vaak genoemd. De gegeven antwoordmogelijkheden zijn dus herkenbaar voor kerkelijke gemeenten.

Ook op inhoudelijk gebied leven heel wat vragen onder kerkelijke gemeenten uit de achterban van GNd (zie grafiek). Van de respondenten heeft 14,4 procent geen hulpvragen en denkt dat haar kerkelijke gemeente weet hoe zij moet reageren bij detentie. De helft van de respondenten (50,9 %) denkt ondersteuning nodig te hebben bij de dader – slachtoffer verhouding. Ook over geheimhouding (43,7 %), familiehulp (38,3 %) en de schuldvraag (33,5 %) hebben de

respondenten vragen. Bij de antwoordmogelijkheid ‘anders’ wordt door één respondent genoemd dat hij vragen heeft over hoe hij persoonlijk moet omgaan met de situatie. Verder wordt bij ‘anders’

Praktische vragen over detentie

0 10 20 30 40 50 60

Wel Niet Totaal

In aanraking m et detentie P ro c e n t Contact leggen Omgaan met media Verloop straf procedure Communicatie naar gemeente Ondersteuning gebied f inanciën Anders Geen vragen

Inhoude lijk e vrage n ove r de te ntie

0 10 20 30 40 50 60

Wel Niet Totaal

In aanrak ing m e t de te ntie

P ro c e n t Schuldvraag Dader-slachtof f er verhouding Geheimhouding

Hulp aan f amilie

Anders

(21)

21

vooral geantwoord dat er op dit moment nog geen vragen zijn. Ook op inhoudelijk gebied komen de hulpvragen van kerkelijk gemeenten die wel en kerkelijke gemeenten die niet met detentie te maken hebben vrijwel overeen. Op het gebied van de schuldvraag hebben meer respondenten die ervaring hebben met detentie vragen. Kerkelijke gemeenten die geen ervaring hebben met detentie hebben vaker vragen over de dader – slachtoffer verhouding. Van de 167 respondenten hebben er 16 zowel geen praktische als inhoudelijke hulpvragen (9,6 %).

Zoals verwacht hebben kerkelijke gemeenten, die zeggen dat ze niet goed voorbereid zijn, meer hulpvragen dan kerkelijke gemeenten die zeggen dat ze goed voorbereid zijn. Een derde van de respondenten die goed voorbereid zeggen te zijn heeft geen praktische vragen, veertig procent heeft geen inhoudelijke vragen. Kerkelijke gemeenten die niet goed voorbereid denken te zijn, hebben meer hulpvragen. 6,9 procent heeft geen praktische vragen en 5,6 procent heeft geen inhoudelijke vragen.

2.7 Professionele ondersteuning

Het grootste gedeelte van de kerkelijke gemeenten uit de achterban van GNd wil ondersteuning ontvangen van GNd in een geval van detentie. Twaalf procent heeft hier geen behoefte aan. De kerkelijke

gemeenten die wel

ondersteuning willen ontvangen, willen dit het liefst door middel van een informatiefolder (49,7 %) of persoonlijk advies (46,1 %). Van de respondenten denkt 21

procent praktische

ondersteuning van GNd nodig te

hebben. Er is weinig behoefte aan een toerustingavond (5,4 %) of een cursus (2,4 %). De antwoorden van de respondenten die te maken hebben gehad met detentie, zijn vrijwel gelijk aan de antwoorden van de respondenten zonder ervaring. Respondenten met ervaring kiezen iets vaker voor een folder en respondenten zonder ervaring voor persoonlijk advies. Het is duidelijk dat ondersteuning vanuit GNd bij een situatie rondom detentie door de kerkelijke achterban nodig is en op prijs wordt gesteld. In de beantwoording van de open vraag naar knelpunten wordt weinig geschreven over de situatie van de (ex-)gedetineerde en de familie. Waar je vanuit de literatuur53 zou verwachten dat er veel (psychische) problemen spelen bij met name gedetineerden zie je dit in de beantwoording van de vragen niet duidelijk terugkomen. Een enkeling schrijft hier wat over. Zo schrijft een predikant over een gedetineerde in zijn gemeente: ‘De jongen die gevangen zat, had psychische problemen. Er was toen geen zicht op wat hij precies had. Zijn vader had veel problemen met zijn gedrag en kon daar moeilijk mee omgaan.’

Aan het einde van de enquête is ruimte voor een afsluitende opmerking. Een heel aantal respondenten hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en benoemen met name positieve en negatieve punten van de enquête en wensen GNd zegen toe bij haar werk. Een veel gemaakt punt is dat het lastig is om de enquête goed in te vullen als je nog nooit met detentie te maken hebt gehad. Hiernaast hebben zeventien respondenten een ervaring gedeeld of nog een korte opmerking gemaakt over detentie.

53 Zie paragraaf ‘1.4 Onbedoelde gevolgen van detentie’.

Behoefte aan toerusting / inform atie GNd

0 10 20 30 40 50 60

Wel Niet Totaal

In aanraking m et detentie P ro c e n t Folder Persoonlijk advies Praktische ondersteuning Toerustingsavond Cursus Anders Geen behoefte

(22)

22

3. Ervaringen van ex-gedetineerden

3.1 Inleiding

Om de gegevens van de enquête onder kerkelijke gemeenten te kunnen controleren en te kunnen vergelijken is besloten om ook onderzoek te doen onder (ex-)gedetineerden en hun familie die lid zijn (geweest) van een kerkelijke gemeente. Het is mogelijk dat kerkelijke gemeenten hun eigen werk als positief ervaren, terwijl dit door (ex-)gedetineerden en hun familie anders wordt ervaren. Concreet is de vraag die beantwoord wordt in dit hoofdstuk: Hoe ervaren (ex-)gedetineerden de rol van hun kerkelijke gemeente uit de achterban van GNd ten aanzien van detentie?

De volgende vragen zijn in de enquête uitgewerkt: Is er steun vanuit de kerkelijke gemeente en hoe wordt die steun gegeven? Sluit de geboden hulp aan bij de hulpvraag van de (ex-)gedetineerde? Ook deze enquête54 is online opgezet, zodat op verschillende manieren potentiële respondenten worden binnengehaald. Er wordt een oproep gedaan aan alle kerkelijke gemeenten in de achterban om een stuk te plaatsen in het kerkblad met een oproep voor (ex-)gedetineerden en hun familie. Ook wordt een oproep geplaatst op openbare fora op internet. Verder worden ex-gedetineerden die bekend zijn bij GNd benaderd voor de enquête. Als laatste wordt via de communicatiemedewerker van de Christelijke Hogeschool Ede een oproep geplaatst op Twitter. Op deze manier wordt gepoogd een sneeuwbaleffect te creëren, zodat er voldoende respons binnenkomt. Uit de reacties blijkt dat respons is gekomen vanuit de internetfora en de oproep in de kerkbladen. Deze deelvraag dient ter ondersteuning van de resultaten van het onderzoek onder predikanten.

Voor een bruikbare enquête wordt dezelfde vraag als bij de enquête voor predikanten als grens gesteld. Het betreft hier vraag veertien. Het gaat hier weer om het gedeelte over welke ondersteuning wordt gegeven en hoe dat gewaardeerd wordt. In totaal zijn er 36 reacties op deze enquête, 23 reacties waren bruikbaar. Door het beperkte aantal reacties is deze enquête niet representatief te noemen, maar geeft deze wel een goede indicatie van hoe (ex-)gedetineerden en hun familie de ondersteuning door hun kerkelijke gemeente waarderen. Door het lage aantal respondenten is het niet zinvol om de (ex-)gedetineerden en familie te scheiden in de resultaten. De achterliggende verhalen verschaffen wel duidelijkheid over hoe (ex-)gedetineerden en hun familie zich behandeld voelen door de kerkelijke gemeente waar ze lid van zijn (geweest). Er zijn zowel positieve als negatieve ervaringen gedeeld. Er zijn meer negatieve dan positieve ervaringen. Het is mogelijk dat mensen met een negatieve ervaring eerder geneigd zijn hun ervaring te delen. Om die reden wordt bij zes personen aanvullend een interview afgenomen om nog meer inzicht te krijgen in de positieve en negatieve ervaringen. Uit deze interviews worden in de onderstaande tekst uitgebreidere citaten gegeven, waarbij hun naam uiteraard is gewijzigd.55

3.2 Achtergrondinformatie

Van de bruikbare respondenten is ongeveer de helft man en de helft vrouw. Een derde is ouder dan 55 jaar, een kwart tussen de 45 en 55 en een kwart tussen de 35 en 45 jaar oud. De rest is jonger dan 35 jaar. Er is dus een grote spreiding, met een accent op de groep van 35 tot en met 55 jaar (52,2 %). Bijna de helft van de respondenten is lid van een kerkelijke gemeente tijdens de situatie rondom detentie en is die daarna ook blijven bezoeken. Eén respondent is overgegaan naar een andere gemeente. Dertien procent (vier personen) bezocht geen gemeente en is een gemeente gaan bezoeken. Dertien procent bewandelde de omgekeerde weg: ze bezochten een gemeente, maar

54 De enquête kunt u vinden in ‘Bijlage 4 – Enquête ex-gedetineerden’. 55

Deze respondenten hebben zichzelf vrijwillig aangemeld voor een diepgaander gesprek, door bij de laatste enquêtevraag hun gegevens achter te laten. Alle namen en gegevens die naar personen verwijzen zijn gefingeerd.

(23)

23

hebben daarna geen gemeente meer bezocht. Ruim een vijfde deel van de respondenten was geen lid van een kerkelijke gemeente tijdens de detentie en is er ook geen gaan bezoeken. Deze laatste groep respondenten is niet interessant voor ons onderzoek en kan daarom de meeste vragen overslaan. Dit betekent dat achttien bruikbare enquêtes overblijven over hoe (ex-)gedetineerden en hun familie de kerkelijke ondersteuning waarderen Van deze respondenten is 33 procent lid van de PKN tijdens de detentie, 22 procent van een kleine gereformeerde kerk en een derde is lid van een bevindelijk gereformeerde kerk.56 Eén respondent is lid van de Vergadering van Gelovigen en één is lid van een vrije gemeente. Bijna driekwart is langer dan tien jaar lid van een kerkelijke gemeente (geweest). Dat dit slechts formele gegevens zijn waarbij ook meerdere kerkelijke gemeenten bezocht kunnen zijn blijkt uit één van de interviews. Eric Pieters heeft twee keer vastgezeten voor een zedendelict. Voor en tussen deze twee detenties heeft hij minimaal acht kerkelijke gemeenten regelmatig bezocht. Het bleek door zijn situatie in meerdere kerken niet mogelijk lid te worden: ‘Het zijn heel veel verschillende kerken. En je komt eigenlijk met een hulpvraag, dan was ik open en had ik het hele verhaal op tafel gelegd en dan: nee, dat zien wij niet zitten. Je kunt geen lid worden bij ons.’ Ruim de helft van de respondenten was gedetineerd of had een taakstraf. De andere helft is familie van of bevriend met een (ex-)gedetineerde.

Bijna tweederde van de respondenten is goed bekend met GNd. Een kleine dertig procent is een beetje bekend met de organisatie en slechts één respondent is onbekend met het werk van GNd. Dat een detentieperiode impact heeft op de gedetineerde en de familie blijkt uit de literatuur.57 Dit wordt bevestigd door de reacties van de respondenten die zij halverwege en aan het einde van de enquête geven. Eén respondent schrijft: ‘Mensen die nooit met detentie van familie te maken hebben gehad, kunnen niet begrijpen hoe groot de impact hiervan is. Op dat moment bleek ook welke mensen (vrienden) je echt steunen, en dat is veel minder dan je ooit kunt bedenken.’ Een andere respondent schrijft: ‘Bij detentie van een gezinslid ga je als gezin door een heel diep dal. Als ik nu woorden hoor als: gevangenis, rechtszaak, advocaat, enz. roept dat toch een stuk herinnering bij me op, wat ik niet zomaar kwijt ben.’ Deze woorden zeggen iets over wat detentie met iemand doet en wat de noodzaak is van ondersteuning door kerkelijke gemeenten. Een andere reactie op de vraag ‘heeft u nog opmerkingen’ is: ‘nee nog niet, zit er een beetje doorheen’.

Gelukkig weten enkele kerkelijke gemeenten hoe ze hier mee om moeten gaan. Een respondent schrijft: ‘Zowel kerkeraad als gemeente (maar vooral ook de toenmalige predikant) hebben mij enorm goed opgevangen,evenals mijn vrouw!’

Verder wordt door de meeste respondenten kort omschreven in welke situatie zij verkeren en hoe hier door de kerkelijke gemeente mee om wordt gegaan. Dit zijn zowel positieve als negatieve reacties.

3.3 Communicatie in de gemeente

Uit de respons, die zowel positief als negatief over kerkelijke gemeenten oordeelt, wordt duidelijk dat 89 procent vindt dat de kerkelijke gemeente niet goed is voorbereid op de situatie rondom detentie. Eén respondent weet niet of de gemeente goed is voorbereid en één persoon vindt dat zijn gemeente goed is voorbereid. De kerkelijke gemeente wordt in meer dan de helft van de

56

Zie voor de indeling van kerken paragraaf 2.2. ‘Achtergrondinformatie’.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bereken de hoeveelheid warm en koud water die je moet mengen.. Neem de vergelijkingen over en bereken

96 Huis van het Nederlands Brussel - Duidelijk Nederlands: Tips voor Nederlandstalige basisscholen in Brussel. Nederlands Frans

Ik heb niets tegen het feit dat je zoon zijn smartphone meeneemt naar school, maar hij moet wel leren zijn geluid op stil te zetten of zijn smartphone volledig uit te schakelen.

lijke voorkeur voor. bepaalde kandidaten eri met huri meer of mindere populariteit in de vei·schillende strelwn van het land. _in de verschillende kieskringen uitkomt

 Noardeast-Fryslân kent een prachtig vestigingsklimaat voor ondernemers en dat moet veel actiever gepromoot worden, zodat ook nieuwe bedrijven en startups de weg naar onze

Wanneer deze methodegebonden toetsen alleen, zonder andere bronnen, gebruikt worden voor een rapportwaardering, dan wordt dit middel, lettend op het doel, oneigenlijk toegepast..

Een blind kind neemt een speelgoedauto in zijn handen en betast het. Schrijf de namen bij

Doordat de gelezen interviews niet expliciet over plaatsverbondenheid gaan, wordt aangenomen dat de plekken die in de interviews genoemd worden belangrijk zijn voor