• No results found

Emotionele Intelligentie (EQ) en Cognitieve Intelligentie (IQ) als beschermende factoren voor bij depressie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emotionele Intelligentie (EQ) en Cognitieve Intelligentie (IQ) als beschermende factoren voor bij depressie"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Emotionele Intelligentie (EQ) en Cognitieve Intelligentie (IQ) als Beschermende

Factoren voor bij Depressie”

Amber Reuling

Studentnummer: 10341609

Universiteit van Amsterdam

Begeleid door: H.C.M. Vorst

Aantal woorden: 10745

Datum: 06 - 2015

(2)

Abstract 2

Inleiding 3

(1) Cognitieve Intelligentie 5

(2) Emotionele intelligentie 7

(3) Alexithymie 8

Operationalisaties van vier latente trekken door zes instrumenten 9

Methode 10

Proefpersonen 10

Instrumenten 10

(1) Beck Depression Inventory (testnummer 0870B) 10

(2) Raven Progressive Matrices (RPM, Raven) (testnummer 0844B) 11

(3a) ALEX-48/BVAQ (testnummer 0874) 11

(3b) EMOV (testnummer 0874) 12

(4) Schutte Self-Report Emotional Intelligence Test (SSEIS of SSEIT; testnummer 1512) 13 (5) Emotional Intelligence Questionnaire (TEIQue versie 2.0, testnummer 1489) 13

Procedure 14

Analyses 14

Resultaten 15

Deelnemers 15

Betrouwbaarheidsanalyse op de test en schalen 20

BDI 20

Raven 20

ALEX-48 en EMOV-84 21

Schutte (SSEIS) 22

TEIQue 23

Factoranalyse op de potentiële predictoren en depressie 24

Pearson correlaties met depressie 29

Regressie-analyse op de mate van depressie 29

Discriminantanalyse op wel of geen depressie 32

Hypothesetoetsing: verschillen tussen depressieve en niet-depressieve deelnemers 33

Linkshandigheid en depressie 35

Discussie 38

Literatuur 39

Bijlage 41

Abstract

Emotionele intelligentie is een te weinig besproken beschermde factor tegen depressie in de literatuur, dit omdat de literatuur doet suggereren dat bepaalde emotionele vaardigheden van belang zijn bij depressie. In dit onderzoek wordt er daarom onderzoek gedaan naar de emotionele intelligentie en cognitieve intelligentie als beschermende factor bij depressie. Psychologie studenten hebben verschillende testen afgelegd die de mate van depressie (BDI) en de mate van emotionele (BVAQ, EMOV, SSEIS en TEIQue) en cognitieve intelligentie (Raven). Uit de resultaten kwam naar voren dat Emotionele zelfcontrole en Emotionele zelfmotivatie van de SSEIS beschermende factoren vormen bij depressie. Dit onderzoek heeft bijgedragen aan het mogelijk ontwikkelen van behandelmethodes waarbij de vaardigheden Emotionele zelfcontrole en Emotionele zelfmotivatie kunnen worden getraind.

(3)

Inleiding

Bijna twintig procent (18.7%) van de Nederlanders heeft ooit te maken gekregen met een depressieve stoornis. (http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/depressie/feiten-en-cijfers). 500.000 Nederlanders lijden op dit moment aan een ernstige vorm van depressie. De lichtere depressies en de

depressies bij jongeren en ouderen zijn hierbij niet meegerekend (Gezondheidsplein, 2015). Deze cijfers geven aan dat depressie een groot maatschappelijk probleem is.

Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van een depressie, erfelijkheid, verlies van een naaste, stressvolle levensgebeurtenissen, verwaarlozing in de jeugd, piekeren, negatief denken en persoonlijke eigenschappen zoals perfectionisme zijn daar voorbeelden van. Doordat depressie veroorzaakt kan worden door een combinatie van persoonlijke eigenschappen, erfelijkheid en omgevingsinvloeden spreken onderzoekers vaak van een bio-psyscho-sociaal model

(http://www.psychischegezondheid.nl/page/176/ontstaan.html).

Mensen met een depressieve stoornis hebben niet enkel te kampen met somberheid gedurende het grootste gedeelte van de dag, zij ervaren ook een vermindering aan plezier en interesse in hun activiteiten. Andere symptomen bij een depressieve stoornis zijn gewichtsverlies of gewichtstoename, verstoorde slaap, ofwel overmatig slapen, of slapeloosheid, psychomotorische agitatie of remming, moeheid, verlies van energie, gevoelens van schuld en waardeloosheid, concentratieproblemen, besluiteloosheid en suïcidale gedachten. (Diagnostic and Statistical Maual of Mental Disorders-5).

Het verloop van een depressie verschilt per individu. Men kan een eenmalige depressieve episode ervaren, een periode waarin depressieve symptomen zich voordoen, of een terugkerende depressie. Uit onderzoek blijkt dat wanneer men meerdere ernstige depressieve episodes in het verleden heeft ervaren, er minder omgevingsstress nodig is om een terugval of het terugkeren van een ernstige depressie uit te lokken. Wanneer iemand eenmaal een depressieve episode heeft gehad bestaat er een kans op terugval van 50% (Post, 1992, aangehaald in Teasdale, Segal, Williams, Ridgeway, Soulsby & Lau, 2000). Bij zo’n 15% van de mensen krijgt de depressie een chronisch verloop. Wanneer een depressie zich niet goed herstelt, ervaren mensen vaak ernstige beperkingen in hun sociaal en maatschappelijk functioneren (https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/depressie?gclid=CLHKpv_tjMQCFWjlwgodTjYA5A). Onderzoek wijst uit dat het stijgen van depressies niet enkel een sociaal probleem is, het zorgt ook voor economische problemen.

(4)

niet alleen medicatie en therapie spelen hierbij een rol, ook het ziek thuis blijven telt daarbij op. (Hu et al., 2007; Lavretsky, 2008; Luppa et al., 2008 en Welch et al., 2009, aangehaald in Lloyd, Malek-Ahmadi, Barclay, Fernandez & Chartrand, 2012.) Kortom depressie heeft niet alleen cognitieve en emotionele consequenties voor de persoon zelf, ook de sociale omgeving en de maatschappij lijden onder de gevolgen van depressie. Het is dan ook van maatschappelijk, sociaal en economisch belang dat er onderzoek is naar depressie.

Depressie kan op verschillende manieren gemeten worden, de meest gebruikte methode om depressie te meten is met behulp van de Beck Depression Inventory (BDI) ontwikkeld door Aaron T. Beck. Een groot aantal studies heeft aangetoond dat deze test een hoge validiteit en betrouwbaarheid heeft. Om die reden is de BDI in veel verschillende talen vertaald, hierdoor is het een instrument dat wereldwijd wordt gebruikt (Beck et al., 1988; Richter et al., 2000, aangehaald in Sauer, Ziegler en Schmitt, 2013).

Een dikwijls onderzocht vraagstuk is wat de beste behandeling voor depressie is. Met behulp van deze onderzoeken is men achter verschillende effectieve behandelingen gekomen voor depressie, Cognitieve Gedragstherapie (CGT), Interpersoonlike Therapie (ITP) en Farmacotherapie zijn daar voorbeelden van. (http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/depressie/behandeling).

De laatste jaren is er niet alleen aandacht voor beste behandelmethode van depressie, maar ook of, en hoe een depressie te voorkomen is. In de literatuur is veel aandacht besteed aan de risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressie (Hölzel, Härter, Reese en Kriston, 2011; Koppers, Peen, Niekerken & Dekker, 2011). Het onderzoek naar de beschermende factoren voor het ontwikkelen van een depressie is beperkt. Bij het ontstaan van een depressie spelen niet alleen risicofactoren een rol, ook diverse beschermende factoren zijn van belang. Een bekende risicofactor is een hoge mate van het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme (Ormel, Jeronimus, Kotov, Riese, Bos, Hankin, Rosmalen & Oldehinkel, 2013). Andere risicofactoren zijn een chronische ziekte of een andere psychische aandoening, een internaliserende copingstechniek en

homoseksualiteit. Ook laagopgeleiden, gedetineerden, mensen met weinig sociale steun, werklozen en vluchtelingen lijden vaker aan een depressieve stoornis (http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/depressie/oorzaken-en-risicofactoren). Omdat risicofactoren van een depressie in veel literatuur wordt besproken, worden in dit onderzoek verschillende beschermende factoren onder de loep genomen. Beschermende factoren die in de literatuur al naar voren gekomen zijn bijvoorbeeld kennis van depressie, zelfinzicht en zelfvertrouwen, een flexibele persoonlijkheid en het meedoen aan plezierige of fysieke

(5)

(http://www.trimbos.nl/webwinkel/~/media/files/gratis%20downloads/af1115%20factsheet%20preventie%20 van%20depressie_lr.ashx).

In dit onderzoek zal de nadruk gelegd worden op verscheidene componenten van intelligentie, namelijk cognitieve intelligentie (CI) en emotionele intelligentie (EI).

In de literatuur is depressie in verband gebracht met de verschillende onderzoeken van intelligentie. Onderzoek wijst uit dat wanneer iemand een lagere intelligentie heeft tijdens de kindertijd, dit de kans op het ontwikkelen van een psychotische depressie vergroot (Zammit et al., 2004, aangehaald in Gale,Hatch, Batty & Deary, 2009).

In de literatuur worden verschillende vormen van intelligentie aangehaald. Volgens Daniel Goleman bestaat intelligentie niet enkel uit de cognitieve intelligentie maar ook uit de emotionele intelligentie. Hierin zijn volgens hem de volgende aspecten van belang, het verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen, zelfkennis, en het vermogen tot samenwerken met en het aansturen van anderen (Daniel Goleman,

aangehaald in Gibbs en Epperson, 1995). Ook emotionele intelligentie is in de literatuur in verband gebracht met depressie. Eerder onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat wanneer men een lagere emotionele intelligentie heeft, dit de kans op het ontwikkelen van een depressie vergroot (Lloyd, Malek-Ahmadi, Barclay, Fernandez en Chartrand, 2012).

In dit onderzoek zal daarom gekeken worden of intelligentie bestaande uit de Cognitieve Intelligentie (CI) en de Emotionele Intelligentie (EI) als een beschermende factor voor het ontwikkelen van een depressie kan dienen.

(1) Cognitieve Intelligentie

Intelligentie lijkt van belang bij het ontwikkelen van een depressieve stoornis. Intelligentie is op te delen in verschillende soorten, dit wordt meervoudige intelligentie genoemd. Volgens de theorie van Gardner bestaan er 8 soorten intelligentie, een aantal voorbeelden hiervan zijn, interpersoonlijke intelligentie, verbaal-linguïstieke intelligentie en naturalistische intelligentie(Gardner, 1983).

Cognitieve Intelligentie (CI) is een begrip wat lijkt op wat men in het dagelijks leven intelligentie noemt. Door middel van een IQ-test kan het intelligentiequotiënt (IQ) gemeten worden. Het IQ kan bepaald worden door het functioneren van de cognitieve functies te meten. Cognitieve functies zijn de vermogens die informatie en kennis op nemen en verwerken. In hoeverre men hiertoe in staat is, vertelt iets over het IQ. Des

(6)

te beter de cognitieve functies, des te hoger het IQ en daarmee de cognitieve intelligentie. De cognitieve vermogens komen op de volgende manieren tot uiting, namelijk het geheugen, het maken van plannen, het verdelen van aandacht, taalverwerking en het oplossen van problemen (Niemandsverdriet, 2014).

Het IQ kan worden gemeten met verschillende testen. Zo is de Raven’s Progressive Matrices (RPM) een voorbeeld van een vrij simpel opgezette test die enkel een construct meet, ook zijn er uitgebreide testen die verschillende constructen meten, de Structurele Intelligentie Test 2000R (IST) is daar een voorbeeld van.

Het is interessant te onderzoeken of cognitieve intelligentie gerelateerd is aan het ontwikkelen of de instant houding van een depressie. Depressie lijkt samen te hangen met een verminderd interpersoonlijk functioneren en dus de emotionele intelligentie. Er is weinig literatuur over in hoeverre een lage intelligentie hieraan bijdraagt.

In de beperkte beschikbare literatuur is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar het mentaliserend vermogen. “Mentaliseren is het omgaan met zichzelf en de ander op een reflectieve wijze. Het is het zelf en de ander leren zien als wezens met een binnenwereld gevuld met gedachten, gevoelens, behoeften, wensen, fantasieën en intenties”, schrijft de VCGP (2014). Uit het onderzoek van Fischer-Kern et al. (2013) blijkt dat mensen met een depressie minder in staat waren om te mentaliseren dan mensen zonder een depressie. Dit suggereert dat de cognitieve intelligentie negatief samenhangt met een depressieve stoornis, hoe hoger de cognitieve intelligentie, des te minder kans er is op een depressieve stoornis. Hieruit kan men concluderen dat een hogere cognitieve intelligentie een beschermende factor vormt tegen een depressieve stoornis.

Uit onderzoek van Mandelli et al. (2006) blijkt dat cognitieve intelligentie gerelateerd is aan de symptomen van depressie. De patiënten bij wie als gevolg van behandeling remissie in hun symptomen ervoeren, scoorden hoger op een intelligentietest dan de patiënten bij wie de behandeling niet werkten. De groep met een lagere score op de intelligentietest bleek ook vaker last te hebben van cognitieve stoornissen. Kortom, de symptomen van een depressie lijken samen te hangen met de cognitieve intelligentie. Hoe erger de symptomen zich bij iemand voordoen, des te lager de score op een IQ-test. Dit impliceert dat een depressie zorgt voor cognitieve achteruitgang of dat cognitieve achteruitgang de kans op het ontwikkelen van een depressie vergroot.

Het is aannemelijk dat cognitieve intelligentie samenhangt met depressie, de vraag hierbij is hoe dit verband precies in elkaar steekt. Hetgeen wat regelmatig uit onderzoek naar voren komt is dat wanneer er

(7)

men een hoge intelligentiequotiënt heeft, denk aan biografieën van intellectuelen en kunstenaars, men ook vaak een depressieve stoornis heeft. Dit is echter tot nog toe nog niet uit onderzoek gebleken, vandaar dat de hypothese in dit onderzoek is dat een hoge cognitieve intelligentie een beschermende factor voor depressie is. (2) Emotionele intelligentie

Emotionele intelligentie (EI) is een begrip waar de laatste jaren steeds meer aandacht aan wordt besteed. Aandacht die op zijn plek is wanneer men het heeft over de voorspellende waarde van dit begrip. Zo zou EI een belangrijke rol spelen in het voorspellen van eenzaamheid, middelenmisbruik, voldoening in het leven en depressie. EI kan omschreven worden als bekwaamheid in het gebruiken van emoties om te

redeneren, relaties te hanteren, problemen op te lossen, gedachten te verbeteren en om te slagen in het leven (Rossen, 2007). Sinds de toename in populariteit van EI zijn er verschillende onderzoekers geweest die gepoogd hebben om EI zo volledig mogelijk te conceptualiseren. Op dit moment vindt de theorie van Mayer en Salovey (1997) de meeste empirische ondersteuning. Volgens Mayer en Salovey vormen vier factoren samen de EI. De EI bestaat volgens deze theorie namelijk uit (1) accurate waarneming van emoties, (2) het gebruik van emoties om gedachten te faciliteren, (3) emotiebegrip en (4) het hanteren van emoties. EI kan op verschillende manieren geoperationaliseerd worden. Bij EI kunnen er twee hoofdstromingen onderscheiden worden, namelijk: maximale prestatie tests die het feitelijke niveau van de EI prestatie beoordelen en

zelfrapportagevragenlijsten die het EI functioneren weerspiegelen, laatstgenoemde staat ook wel bekend als trait EI of emotionele self-efficacy (Pérez, Petrides, & Furnham, 2005, aangehaald in Lloyd, Malek-Ahmadi, Barclay, Fernandez & Chartrand, 2012). Op basis van Mayer en Salovey’s theorie is er een maximale prestatietest ontwikkeld om de vier constructen van EI te onderzoeken. EI kan ook gemeten worden met de TEIQUE_V2.0 (Mayer, Salovey, Caruso & Sitarenios, 2003). Deze test meet de Emotionele Intelligentie aan de hand van 141 items die de volgende twee hoofdschalen, vier schalen en acht subschalen vormen:

− Hoofdschalen: Ervaring en Strategie

− Schalen: Waarnemen, Faciliteren, Begrijpen en Regelen (managing)

− Subschalen: Gezichten, Plaatjes, Facilitatie algemeen, Sensaties, Veranderingen, Soorten, Emotioneel regelen en Emotionele relaties.

De vragenlijsttechniek lijkt geschikter voor het meten van EI. Deelnemers worden bij een cognitieve test aangezet de sociale en emotionele problemen cognitief op te lossen. In de werkelijkheid moet de EI-reactie

(8)

razend snel gegeven worden. Iemand die groet verwacht direct een reactie. Als die reactie te lang uitblijft dan is dat verontrustend. Bovendien correleert de mate van EI vastgesteld met een cognitieve methode van onderzoek hoger met CI dan wanneer de emotionele reacties worden onderzocht met een vragenlijst. De deelnemers aan het onderzoek worden gestimuleerd bij stellingen of zinnen tot snelle oordelen te komen op emotionele en sociale kwesties. De TEIQue van Petrides (2001) bestaat uit 153 uitspraken over emotionele en sociale situaties of handelingen. De items vormen 15 schalen van EI. In sectie 2 zijn diverse biografische gegevens opgenomen die mogelijk te maken hebben met sociaal en emotioneel gedrag. De aspecten betreffend biografische gegevens als: sekse, leeftijd, opvoeding in stad versus platteland, huwelijkse staat, huidige beroep, hoogst behaalde opleiding, e.d. (Petrides, 2009 en Petrides, Pita & Kokkinaki, 2007).

Terug komend op Mayer en Salovey hebben niet alleen zij getracht om EI te conceptualiseren, ook Bermond (1995) heeft het concept van een volledige emotionele ervaring omschreven. Volgens Bermond spreekt men van een volledige emotionele ervaring wanneer een persoon (1) in staat is om een emotioneel gevoel te ervaren, (2) weet van welke emotie er op dat moment sprake is, (3) in staat is om de emotionele ervaring te omschrijven, (4) zijn of haar emoties kan analyseren of (5) de emotie door middel van fantasie enigermate weet te verwerken.

(3) Alexithymie

De laatste jaren is er ook meer onderzoek gedaan naar Alexithymie, een begrip dat het best omschreven kan worden als een persoonlijkheidstrek die er voor zorgt dat men nauwelijks of niet emoties ervaart en deze ook niet bij anderen herkent (Straatman, 2014). Dit betreft een concept dat nauw samenhangt met een gebrek aan EI. Alexithymie uit zich namelijk in vijf kenmerken: fantaseren, emotionaliseren,

identificeren van-, of inzicht hebben in emoties, verbaliseren van de emoties en analyseren van emoties (Bermond & Vorst, 2001, aangehaald in Straatman, 2014). Alexithymie kan op twee verschillende manieren tot uiting komen, namelijk in cognitieve alexithymie en in affectieve alexithymie. Bij cognitieve alexithymie is er sprake van het in staat zijn om emoties te voelen maar daarbij moeilijkheden hebben om deze gevoelens te verwoorden. Men vermoedt hierbij een verstoorde verwerking van de emotionele informatie door de cognitieve hersengebieden. Bij affectieve alexithymie spreekt men van een verminderd gevoelsleven, hierbij wordt gedacht aan een verstoring in het vermogen tot het herkennen van emoties bij anderen (Pollatos &

(9)

Gramann, 2012, aangehaald in Straatman, 2014).

Alexithymie lijkt ook een belangrijke rol te spelen in depressie. Wanneer men aan alexithymie lijdt en dus moeite heeft met het voelen en beschrijven van emoties, lijkt men kwetsbaarder te zijn voor een

depressie. Aangezien alexithymie nauw samenhangt met het begrip emotionele intelligentie, zal deze factor dan ook worden behandeld in dit onderzoek.

Operationalisaties van vier latente trekken door zes instrumenten (1) Depressie

De mate van een depressie zal gemeten worden aan de hand van de Beck Depression Inventory (BDI). (2) Cognitieve Intelligentie

Cognitieve Intelligentie zal gemeten worden met behulp van de test die een schatting geeft van het Intelligentiequotiënt (IQ), namelijk de figurale test Raven's Progressive Matrices (RPM).

(3) Emotionele Intelligentie

De Trait Emotional Intelligence Questionnaire (TEIQue) van Petrides meet door middel van 151 items 15 subschalen van EI. Met behulp van factoranalyse zullen principale componenten worden geëxtraheerd teneinde subschalen te kunnen samenstellen uit de items die passen bij Psychologiestudenten van Nederland. De Schutte Self-Report Emotional Intelligence Test (SSEIT) onderzoekt EI met 33 items. Met behulp van factoranalyse zullen principale componenten worden geëxtraheerd om teneinde subschalen te kunnen samenstellen uit de items die passen bij psychologiestudenten van Nederland.

De EMOV-84 (door Bermond en Vorst ontwikkeld) meet vijf dimensies en elf bijzondere aspecten van de emotionele huishouding met behulp van 84 items.

(4) Alexithymie

De ALEX-48 is een uitgebreide versie van de BVAQ. De BVAQ (Vorst en Bermond, 2002) is

internationaal bekend en bestaat uit 40 items die vijf subschalen vormen. De ALEX-48 bevat 48 items waaruit zes subschalen zijn samengesteld (een extra schaal analyseren). De Alex-48 wordt gespiegeld verwerkt als indicatie voor EI.

(10)

Methode

Proefpersonen

Aan dit onderzoek hebben ongeveer 450 eerstejaars Psychologie studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA) mee gedaan. Voor de beoogde analyses in dit onderzoek, is het niet nodig de anonimiteit van de gegevens van de proefpersonen op te heffen.

Instrumenten

De volgende instrumenten werden gebruikt voor dit onderzoek: Beck Depression Inventory

(testnummer 0870B), de Raven (testnummer 0844B), de ALEX-EMOV (testnummer 0874), de Lijst van Schutte (SEIS) en de TEIQUE versie 2.0 (testnummer 1489). Door het afnemen van verschillende testen van EI zullen de resultaten van dit onderzoek beter te generaliseren zijn over instrumenten.

Hier volgt een korte toelichting op de gebruikte instrumenten, die ook in het Testzittingenblad 47 worden genoemd.

(1) Beck Depression Inventory (testnummer 0870B)

De Beck Depression Inventory is een zelfrapportage-instrument ontworpen door Aaron T. Beck om de ernst van een depressie te meten aan de hand van depressieve klachten (Beck et al., 1988; Richter et al., 2000, aangehaald in Sauer, Ziegler en Schmitt, 2013). Aan de hand van 21 items werd de proefpersoon gevraagd op een 4-punts schaal de stelling te kiezen die het beste op hem/haar van toepassing is, dit resulteerde in een score van 0-3 per item. De ernst van de depressie werd gemeten aan de hand van 3 dimensies, namelijk de lichamelijke, cognitieve, en affectieve symptomen van depressie.

Een voorbeelditem van de affectieve symptomen van een depressie is: ‘0. Ik voel me geen mislukkeling,

1. Ik heb het gevoel dat ik vaker iets verkeerd heb gedaan dan een gemiddeld iemand 2. Als ik op mijn leven terugkijk zie ik alleen maar een hoop mislukkelingen en 3. Ik heb het gevoel dat ik als mens een volledige mislukkeling ben’.

(11)

Een voorbeeld van een item van de internationale BDI is hieronder weergegeven .

Figuur 1. Beck Depression Inventory (Beck et al., 1988)

(2) Raven Progressive Matrices (RPM, Raven) (testnummer 0844B)

De Raven Progressive Matrices (Raven) ontwikkeld door John Raven is een test die de cognitieve intelligentie tracht te meten aan de hand van 36 vergelijkbare items van die oplopen in moeilijkheidsgraad. Het is een figurale test met zes antwoordmogelijkheden, waarvan één het juiste antwoord weergeeft. Wanneer de deelnemer deze juiste antwoordmogelijkheid aanklikte werd dit gescoord met één punt, een foutief antwoord werd gescoord met 0 punten. De totaalscore kan daarmee variëren tussen de 0 en de 36

Een voorbeelditem is hieronder weergegeven.

Figuur 2. Voorbeeld van een opgave van de RPM, Raven, (Bron: Raventest.net)

Raven is een non-verbale, figurale test die Algemene intelligentie (g) meet. Bij elk item moest worden aangegeven welk deeltje van de zes deeltjes het missende element is in een patroon. De test duurde ongeveer 20 minuten (Testweekblad 47).

(3a) ALEX-48/BVAQ (testnummer 0874)

De Bermond-Vorst Alexithymia Questionnaire (BVAQ) ontwikkeld door Bermond en Vorst is een test die Alexithymia beoogt te meten aan de hand van 40 items (Vorst en Bermond, 2001). In dit onderzoek is een

(12)

uitgebreidere variant gebruikt, namelijk de ALEX-48. Deze test bestaat uit 48 items die zes subschalen meten, namelijk Emotioneerbaar zijn en Fantaseren (samen de Affectieve dimensie), Analyseren feitelijk, Identificeren en Verbaliseren van eigen emoties (Cognitieve dimensie) en de zesde subschaal analyseren normatief. Elke subschaal werd gemeten aan de hand van 8 items, waarvan vier indicatieve en vier contra-indicatieve items. De eigenschap ‘Analyseren van emoties’ is vervangen door twee eigenschappen, namelijk ‘Analyseren van emoties Feitelijk’ en ‘Analyseren van emoties Normatief’. De respondenten werd gevraagd op een vijfpuntschaal van ‘helemaal niet van toepassing’ tot ‘helemaal van toepassing’ aan te geven in welke mate een item op hem/haar van toepassing is. De Affectieve dimensie bestaat uit 16 items, hierdoor ligt de te behalen score tussen 16-80. De cognitieve dimensie bestaat uit 24 items, hierdoor ligt de te behalen score tussen 24-120. Een totaalscore wordt niet berekend omdat de beide dimensies laag correleren en dus geen schaal vormen. Hoe lager de score is op beide dimensies, des te meer alexithyme een persoon is. Een voorbeelditem van deze vragenlijst betreft: ‘Zelfs met een vriend of vriendin vind ik het moeilijk om over m’n gevoelens te praten’ (Vorst en Bermond, 2001).

(3b) EMOV (testnummer 0874)

De Emotie Vragenlijst (EMOV-84) is een vragenlijst ontworpen door Bermond en Vorst. De EMOV beoogt emotionele intelligentie te meten aan de hand van 84 items bestaande uit elf subschalen die verdeeld zijn in vijf hogere dimensies. De elf subschalen en vijf dimensies zijn respectievelijk: Analyseren van emoties van anderen en Inzicht hebben in de emoties van anderen (samen de Sociale dimensie), Plannen voor emotionele gebeurtenissen en Evalueren van emotionele gebeurtenissen (Analytisch functionele dimensie), Anticiperen op emotionele gebeurtenissen, Reflecteren op emotionele gebeurtenissen en Valideren van cognities door emoties (Intuïtief functionele dimensie), Sociaal-Wenselijke reacties om Indruk te maken en Sociaal-Wenselijke reacties om zichzelf te bedriegen (Controlerende Dimensie) en Psychische en Fysieke stress (Verstorende dimensies van de emotionele huishouding). Een totaalscore wordt niet berekend omdat de elementen geen schaal vormen.

De 84 items worden beantwoord op een vijfpuntschaal. De respondent kiest het antwoord dat het beste beschrijft in welke mate een uitspraak op hem/haar van toepassing is. Dit resulteerde in een score van 1. ‘helemaal niet van toepassing’ tot 5 ‘helemaal van toepassing’ per item. Een schaal van acht items heeft een

(13)

bereik van 8-40. Per dimensie is het bereik meestal 16-80 of 24-120. De totaalscore wordt niet berekend omdat de vijf dimensies geen eenduidige schaal vormen. De combinatie van ALEX-48 en EMOV-84 omvat zeven dimensies bestaande uit 17 subschalen. Daarmee geven beide instrumenten een vrij compleet beeld van de emotionele huishouding van mensen. Het lijkt interessant deze aspecten van de emotionele huishouding te onderzoeken op de samenhang met depressie. Zo blijkt bijvoorbeeld uit een meta-analyse (Li, et al., 2015) dat Alexithymie, gemeten door de TAS-20, positief samenhangt met depressie. EI, de tegenhanger van Alexithymia, zal een negatieve correlatie laten zien met de mate van depressie. Beide instrumenten worden in dit onderzoek gecodeerd als EI.

(4) Schutte Self-Report Emotional Intelligence Test (SSEIS of SSEIT; testnummer 1512)

Een andere manier om EI te meten is met behulp van de lijst van Schutte (SSEIS) ontworpen door Schutte et al. (1998) bestaande uit 33 items. Dit betreft een zelfrapportagevragenlijst. De respondenten werd gevraagd op een vijfpuntschaal aan te geven in welke mate een item op hem/haar van toepassing is,

resulterend in een score 1. ‘helemaal niet van toepassing’ tot 5. ‘helemaal van toepassing’ per item. Het bereik is 33-165 voor de totaalscore. Een voorbeeld van een item is de volgende: “Ik weet wanneer ik met anderen over mijn persoonlijke problemen moet praten” (Schutte et al. 1998). De 33 items zijn op de studentengroep gefactor-analyseerd. Zeven principale componenten zijn geëxtraheerd. Deze zeven vormden een oplossing met 60% gemeenschappelijke variantie. Alle zeven waren goed interpreteerbaar en worden voor zover nodig besproken in de resultatensectie.

(5) Trait Emotional Intelligence Questionnaire (TEIQue versie 2.0, testnummer 1489)

Een laatste manier om EI in dit onderzoek te meten is met behulp van de TEIQue. De respondenten werd gevraagd op een vijfpuntschaal aan te geven in welke mate een item op hem/haar van toepassing is. Dit resulteerde in een score van 1-5 per item. Het bereik per schaal is afhankelijk van het aantal items in de schaal. Een totaalscore wordt niet berekend. Een voorbeelditem betreft ‘Wat zou een persoon kunnen doen om zijn/haar boosheid te verminderen?’. Deze test is een van de meest steekhoudende methoden van het meten van emotionele intelligentie (Testzittingenblad 47, 2014). Op de 141 items is een factoranalyse uitgevoerd voor de studentengroep. Negentien principale componenten zijn geëxtraheerd. Deze 19 vormden 60% van de

(14)

gemeenschappelijke variantie. Alle 19 principale componenten waren goed interpreteerbaar op de laatste na (onbekend). De factoren worden voor zover nodig besproken in de resultatensectie.

Procedure

Bij dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de testweekgegevens van het Testzittingenblad 47 uit oktober en november 2014. De werving van de gegevens is gedaan door middel van de testzittingen. De testzittingen waren een verplicht onderdeel van de Propedeuse Psychologie aan de UvA. Wanneer de

studenten afzagen van deelname aan het onderzoek, moesten zij een vervangende opdracht maken (tentamen testleer). De deelnemers aan het onderzoek kregen van te voren een korte inleidende tekst te lezen met informatie over de gang van zaken tijdens het onderzoek. Het onderzoek werd digitaal afgenomen met behulp van vragenlijsten in de computerzalen van de UvA. Elke sessie duurde ongeveer twee uur en een kwartier, afhankelijk van de individuele snelheid van de deelnemer. De deelnemers moesten in totaal aan vijf zittingen deelnemen. De deelnemers werd anonimiteit gegarandeerd door hun gegevens te koppelen aan een nummer in plaats van aan hun naam. Na afloop van elke zitting kregen zij informatie over het onderzoek in de vorm van een Debriefing (Testzittingenblad). Aan het eind van de vijfde zitting daarnaast het verzoek of hun testgegevens aan elkaar gekoppeld mochten worden. Alle deelnemers gaven hiervoor toestemming met uitzondering van één student. De gegevens van deze student zullen dan ook niet worden meegenomen in dit onderzoek. Analyses

De volgende analyses worden uitgevoerd over 43 schalen en vijf dimensies.

1. Betrouwbaarheid van de schalen en dimensies met gemiddelden en spreidingsmaten. Van de 43 schalen worden gemiddelde scores, standaarddeviaties en betrouwbaarheidsschattingen volgens Cronbach’s alpha berekend en weergegeven.

2. Van de 43 schalen en vijf dimensies worden de correlaties berekend met behulp van Pearson Product Moment Correlatie Coëfficiënten. Met name over de correlaties tussen Depressie en de overige variabelen zijn hypotheses gesteld.

3. Factoranalyses zijn gedaan over de schalen en dimensies, deze geven een indruk van de interne samenhang van de metingen.

(15)

4. Regressie-analyse van de beschermende factoren op depressie. Met deze analyse zullen de hypothesen scherper getoetst kunnen worden. Ook kan met behulp van de regressie-analyse een formule worden opgesteld die de mate van depressie voorspelt aan de hand van verschillende voorspellende variabelen. 5. De discriminant analyse wordt gebruikt om de deelnemers onder te verdelen in de deelnemers met een depressieve stoornis en de deelnemers zonder een depressieve stoornis. Met behulp van deze analyse kun je toetsen welke onafhankelijke variabelen het beste het toewijzen tot de groepen prediceren.

6. Hypothesetoetsing. Deze eerder genoemde analyses geven de mogelijkheid de hypothesen te toetsen over of de emotionele en cognitieve intelligentie beschermende factoren vormen bij depressie.

Resultaten

Deelnemers

Met zorg zijn er een aantal deelnemers verwijderd, omdat zij bijdroegen aan vertekening van de gegevens. Zo zijn twee deelnemers met testweeknummer 47417 en 47433 uit de dataset gehaald, omdat zij alle antwoorden op de BDI misten.

In de Raven dataset zijn er ook een aantal deelnemers verwijderd. De deelnemer met testweeknummer 47417 is verwijderd vanwege missende gegevens. De deelnemers met de volgende testweeknummers 47115, 47421, 47485, 47553, 47563, 47060, 47234, 47406, 47505 en 47582 zijn ook uit de dataset gehaald, omdat zij meer dan 28 items fout hadden. In de oorspronkelijke frequentieverdeling in figuur 3 is namelijk te zien dat de waarde 28 een duidelijke grens vormt, deelnemers met een waarde van 28 of meer zijn dan ook verwijderd omdat zij buiten de frequentieverdeling vielen. In dezelfde dataset waren ook drie deelnemers, namelijk 47512, 47302 en 47432 met 20 of meer missende antwoorden, deze zijn ook verwijderd. In de oorspronkelijke frequentieverdeling in figuur 4 is te zien dat de vastgestelde grens inderdaad 20 of meer missende responsen betreft. Met andere woorden vallen de deelnemers met de twee bovenstaande

testweeknummers buiten de verdeling, waardoor zij verwijderd mogen worden. Na verwijdering van in totaal vijftien proefpersonen, zijn er nog 408 proefpersonen over die meegenomen worden in de analyses van de Raven.

(16)

Figuur 3: Aantal fout ingevulde antwoorden Figuur 4: Aantal ontbrekende responsen In de ALEX-EMOV waren er vier deelnemers die vertekening in de gegevens veroorzaakten. Twee deelnemers met testweeknummer 47219 en 47481 hadden op meer dan 100 van de 112 items dezelfde antwoordmogelijkheid gekozen, bovendien hadden zij in zeer korte tijd (100 seconden) de test gemaakt. Deze deelnemers zijn dan ook verwijderd. Twee andere deelnemers met testweeknummer 47581 en 47399 hadden niet alleen deze test, maar ook andere testen in een extreem snelle tijd gemaakt. Dit geeft de suggestie dat deze deelnemers de testen niet serieus hebben gemaakt, deze zijn dan ook verwijderd uit de dataset.

In het databestand van de TEIQue was er een deelnemer met testnummer 47406 die de test in 40 seconden had gemaakt, bovendien had hij/zij niets ingevuld. Een andere deelnemer met testnummer 47276 had de test ook in een zeer korte tijd gemaakt en ongeveer twee derde van de vragen niet beantwoord. Deze twee deelnemers zijn dan ook verwijderd.

De deelnemer met testnummer 47548 koos bij 157 van de 172 items antwoordmogelijkheid 1. In verband met vertekening van de gegevens is deze deelnemer niet meegenomen in de analyses. In Figuur 5 is te zien dat deze deelnemer buiten de normaalverdeling valt. Ook zijn er een aantal proefpersonen die vaak antwoord 4 als antwoordoptie kozen, deze zijn te zien in Figuur 6. Na het bestuderen van de data is besloten de

(17)

grens te trekken bij 130, waardoor vier deelnemers met testweeknummer 47232, 47028, 47075 en 47055 zijn verwijderd.

Figuur 5: Aantal keer antwoord 1 ingevuld Figuur 6: Aantal keer antwoord 4 ingevuld

In het databestand van de Schutte waren drie deelnemers zonder testweeknummer. Waarschijnlijk zijn dit personen geweest die de test hebben uitgevoerd om te kijken of de test goed werkte. Zij hadden niet alleen een proefpersoon-identiteit genaamd ‘test’, maar ook een ander projectnummer (4484) ten opzichte van de andere deelnemers. Deze drie deelnemers zijn dan ook verwijderd. Zij hebben geen testweeknummers, maar om ze te kunnen benoemen, worden hierbij de testnummers gegeven: 62419, 62420 en 62413.

Daarnaast waren er nog drie deelnemers zonder testweeknummer die deze test hebben gemaakt, deze kunnen niet gekoppeld worden aan de andere gegevens en zijn daarom ook verwijderd. Vanwege het missen van alle gegevens, kunnen deze niet benoemd worden. Verder waren er nog twee proefpersonen met een raar invulpatroon. De deelnemer met testweeknummer 47339 koos alsmaar hetzelfde antwoord en de deelnemer met testweeknummer 47019 koos op drie keer na, waar hij een ander maar eenzelfde antwoord koos, hetzelfde antwoord. Ook deze twee deelnemers zijn uit de dataset gehaald.

(18)

meegedaan, hoeveel deelnemers er zijn verwijderd per test en hoeveel deelnemers er overgebleven zijn per test voor de analyse.

Test-naam Aantal deelnemers voorafgaande aan

verwijdering

Aantal verwijderde

deelnemers per test overgebleven Totaal aantal deelnemers per test

BDI 423 2 421

Raven 423 15 408

ALEX-EMOV 411 4 407

TEIQUE 414 7 407

Schutte 422 8 414

Tabel 1: Start- en eindsaldo deelnemers per test

Het totaal aantal overgebleven deelnemers zijn N=402. Het aantal deelnemers waarvan alle gegevens beschikbaar zijn (volgens listwise deletion) is N=363. In Tabel 2 zijn de beschrijvende statistische gegevens gerapporteerd van de vijf instrumenten: de BDI (een maat voor depressie), de Raven (een figurale maat voor Cognitieve intelligentie), de ALEX (zes basisschalen voor Alexithymia gecodeerd naar Emotionele intelligentie), de EMOV (elf subschalen Emotionele Intelligentie), de ALEX&EMOV (vijf samengestelde schalen Emotionele Intelligentie), de TEIQue (19 factoren Emotionele Intelligentie) en de SSEIS (zeven factoren Emotionele Intelligentie). Weergegeven zijn respectievelijk: de namen van de variabelen, de aantallen observaties, de laagste (minimum) en hoogste (maximum) en de gemiddelde waarden (mean) en de standaarddeviatie.

(19)

Variabelen: tests en (sub)schalen N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

depressi BDI depressie 396 21 57 27,65 5,74

RAVEN Aantal goed totaal 396 4 33 20,62 4,26

emo ALEX emotioneerbaarheid 386 10 39 20,75 5,05

fan ALEX fantaseren emotioneel 386 8 40 19,54 6,84

anf ALEX analyseren feitelijk 386 8 40 19,13 5,56

ann ALEX analyseren normatief 386 8 40 16,52 6,40

ver ALEX verbaliseren van emoties 386 8 40 21,50 6,72

inz ALEX inzicht in emoties 386 8 38 20,15 5,57

ana EMOV analyseren emoties anderen 374 15 40 30,49 4,59

ina EMOV inzicht in emoties anderen 374 15 40 29,53 4,44

pla EMOV planning voor emo-gebeuren 374 16 40 28,69 4,88

eva EMOV evalueren van emo-gebeuren 374 15 40 30,79 3,80

ant EMOV anticiperen op emo-gebeuren 374 16 40 28,99 4,44

ref EMOV reflecteren op emo-gebeuren 374 15 40 29,31 4,41

val EMOV valideren emo*cog waarnemingen 374 10 42 23,19 6,10

ssd EMOV SW zelfbedrog 374 8 39 17,84 6,19

sim EMOV SW indruk maken 374 13 38 25,49 4,46

pystress EMOV psychische stress 374 4 18 7,69 3,08

fystress EMOV fysieke stress 374 4 20 5,06 2,69

emovaffe ALEX affectieve dimensie 386 21 74 40,29 9,55

emovcogn ALEX cognitieve dimensie 386 30 106 60,79 13,84

emovande EMOV sociale dimensie 374 30 80 60,02 8,38

emofunca EMOV analytisch functionele dimensie 374 34 79 59,47 7,41 emofunci EMOV intuitief functionele dimensie 374 63 106 81,49 7,53

TEIQue-Optimisme 390 82 145 113,77 8,46 TEIQue-Emotieuiting 390 45 114 69,89 9,54 TEIQue-Socialeintelligentie 390 37 99 71,03 8,85 TEIQue-Narcismeasociaal 390 32 103 61,20 12,41 TEIQue-Omgaanmetstress 390 14 43 30,93 4,93 TEIQue-Zelfmotivatie 390 17 53 35,66 6,31 TEIQue-Emotioneleflexibiliteit 390 8 55 38,08 6,24 TEIQue-Zelfregulatie 390 20 52 33,64 4,33 TEIQue-Gewoonte 390 3 19 11,33 2,78 TEIQue-Belangvaneerlijkheid 390 7 26 15,16 2,75 TEIQue-Beheersing 390 16 49 32,72 5,38 TEIQue-integriteitbescheidenheid 390 4 21 13,60 2,74 TEIQue-geenbehoefteaandiscussie 390 7 23 14,99 2,58 TEIQue-Bedachtzaamheid 390 3 21 13,32 3,05 TEIQue-Standvastigheid 390 4 19 10,59 2,15 TEIQue-Zelfverzekerdheid 390 5 24 15,76 2,66 TEIQue-Onverschilligheid 390 3 14 9,36 1,82 TEIQue-Productiviteitgeluk 390 2 14 7,68 1,71 TEIQue-Onbekend 390 2 13 8,76 2,25 SSEIN-Socialevaardigheid 391 16 47 36,29 4,97 Schutte-Emotionelezelfcontrole 391 10 35 24,24 4,17 Schutte-Inzichtemotiesanderen 391 20 49 34,90 5,46 Schutte-Emotieswaardevol 391 5 20 13,67 2,81 Emotionelemotivatie 391 7 28 20,45 3,34 Schutte-Belangemoties 391 7 21 15,75 2,53 Schutte-Inzichteigenemoties 391 7 21 15,66 2,45 Valid N (listwise) 363

(20)

Betrouwbaarheidsanalyse op de test en schalen

Om de mate van betrouwbaarheid van de verschillende instrumenten te meten wordt er gebruik gemaakt van de Cronbach’s alpha van de betrouwbaarheidsanalyse. Deze meet de interne consistentie van de verschillende items van de vragenlijst. De volgende instrumenten zijn op hun betrouwbaarheid geanalyseerd: BDI, Raven, ALEX-48 en EMOV-84, Schutte (SSEIN) en de TEIQUE. De betrouwbaarheidsanalyse vond na de her-codering van de items plaats. De ALEX-48 en EMOV-84, Schutte en TEIQUE bestaan uit verschillende sub-schalen waarbij de Cronbach’s alpha wordt toegepast.

BDI

De BDI bestaat uit één schaal zonder subschalen, de schaal meet Depressie. De gegevens zijn opgenomen in Tabel 3. Weergegeven zijn de naam van de schaal, het aantal items van de schaal, de waarde van Cronbachs alfa (α), de gemiddelde totaalscore over alle items (M), de standaardafwijking (SD) en het aantal observaties (N).

Depressie, bestaande uit 21 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .833. De schaal had een gemiddelde van 27.65 met een standaardafwijking van 5.7.

Schaal

N Items α

M

SD

N

Depressie 21 .833 27.65 5.7 396

Raven (Figurale Cognitieve Intelligentie) 36 .738 20.62 4.3 396 Tabel 3. Betrouwbaarheid van de schaal van de BDI en de Raven

Raven

De Raven bestaat uit één schaal, namelijk Ravegoed, het aantal goed beantwoorde opgaven. Er zijn geen sub-schalen.

Ravegoed, bestaande uit het aantal goed beantwoorde opgaven van de 36, behaalde een Cronbach’s alpha van .738. De schaal had een gemiddelde van 20.62 met een standaardafwijking van 4.3 (zie Tabel 3).

(21)

ALEX-48 en EMOV-84

De ALEX-48 en EMOV-84 bestaan samen uit 15 subschalen, deze zullen in Tabel 4 gerangschikt worden op basis van de Cronbach’s alpha.

Analyseren Normatief, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .912. Het gemiddelde van deze schaal was 16.52 met een standaardafwijking van 6.4.

Sociaal Wenselijk Self Deception, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .875. De schaal had een gemiddelde van 17.84 met een standaardafwijking van 6.2.

De sub-schaal Fantaseren, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .873. Het schaalgemiddelde was 19.54 met een standaardafwijking van 6.8.

Verbaliseren, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .873. Het schaalgemiddelde was 21.50 met een standaardafwijking van 6.7.

De schaal Inzicht Eigen Emoties, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .823. Het gemiddelde van deze schaal was 20.15 met een standaardafwijking van 5.6.

Analyseren feitelijk, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .822. Het schaalgemiddelde was 19.13 met een standaardafwijking van 5.6.

De sub-schaal Analyseren Anderen, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .818. Deze schaal had een gemiddelde van 30.49 met een standaardafwijking van 4.6.

Inzicht Emoties Anderen, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .810. Het gemiddelde van de schaal was 29.53 met een standaardafwijking van 4.4.

Valideren, bestaande uit 9 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .783. Dit is de betrouwbaarheid na het excluderen van items val084np, val108np, val124pp. Het niet meenemen van deze items zorgde namelijk voor een grotere betrouwbaarheid. Indien deze items wel meegenomen waren komt men uit op een Cronbach’s alpha van .707. Het schaalgemiddelde was 23.19 met een standaardafwijking van 6.1.

Schaal

N Items α

M

SD

N

Emotioneren 8 .726 20.75 5.0 386

Fantaseren 8 .874 19.54 6.8 386

Analyseren Feitelijk 8 .822 19.13 5.6 386

Verbaliseren 8 .873 21.50 6.7 386

Inzicht Eigen Emoties 8 .823 20.15 5.6 386

Analyseren Normatief 8 .912 16.52 6.4 386

Analyseren Anderen 8 .818 30.49 4.6 386

Inzicht Emoties Anderen 8 .810 29.53 4.4 386

Planning 8 .730 28.67 4.9 386

Evalueren 8 .635 30.79 3.8 386

Anticiperen 8 .662 28.99 4.4 386

Reflecteren 8 .687 29.31 4.4 386

Valideren 9 .783 23.19 6.1 386

Sociaal Wenselijk Self Deception 8 .875 17.84 6.2 386

(22)

Planning, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .730. Het gemiddelde van deze schaal was 28.67 met een standaardafwijking van 4.9.

De sub-schaal Emotioneren, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .726. Het schaalgemiddelde was 20.75 met een standaardafwijking van 5.0.

Reflecteren, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .687. Het gemiddelde van deze schaal was 29.31 met een standaardafwijking van 4.4.

Sociaal Wenselijk Impressie Management, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .686. Het gemiddelde van deze sub-schaal was 25.49 met een standaardafwijking van 4.5.

Anticiperen, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .662. Het gemiddelde was 28.99 met een standaardafwijking van 4.4.

De sub-schaal Evalueren, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .635. Deze schaal had een gemiddelde van 30.79 met een standaardafwijking van 3.8.

Schutte (SSEIS)

De Schutte vragenlijst (SSEIS) bestaat uit 7 subschalen (factoren), deze zullen In Tabel 5 gerangschikt worden op basis van de Cronbach’s alpha.

Inzicht Emoties Anderen, bestaande uit 7 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .786. Het gemiddelde van deze schaal was 34.90 met een standaardafwijking van 5.5.

Emotionele Zelfcontrole, bestaande uit 5 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .723. De schaal had een gemiddelde van 24.23 met een standaardafwijking van 4.2.

Sociale Vaardigheid, bestaande uit 7 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .718. Het gemiddelde van deze schaal was 36.29 met een standaardafwijking van 5.0.

Emotionele Motivatie, bestaande uit 4 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .671. Het gemiddelde van deze schaal was 20.45 met een standaardafwijking van 3.3.

Emoties Waardevol, bestaande uit 3 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .623. De schaal had een gemiddelde van 13.67 met een standaardafwijking van 2.8.

Inzicht Eigen Emoties, bestaande uit 3 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .592. De schaal had een gemiddelde van 15.66 met een standaardafwijking van 2.5.

Belang Emoties, bestaande uit 3 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .549. Het gemiddelde van de schaal was 15.75 met een standaardafwijking van 2.5.

(23)

Factoren van de SSEIS

N Items α

M

SD

N

Emotioneren 7 .786 34.90 5.5 391 Emotionele Zelfcontrole 5 .723 24.23 4.2 391 Sociale Vaardigheid 7 .718 36.29 5.0 391 Emotionele Motivatie 4 .671 20.45 3.3 391 Emoties Waardevol 3 .623 13.67 2.8 391

Inzicht Eigen Emoties 3 .592 15.66 2.5 391

Belang Emoties 3 .549 15.75 2.5 391

Tabel 5. Betrouwbaarheid van de factorschalen van de Schutte (SSEIS)

TEIQue

De TEIQue bestaat uit 19 subschalen (factoren), deze zullen in Tabel 5 gerangschikt worden op basis van de Cronbach’s alpha.

Optimisme, bestaande uit 27 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .935. Het gemiddelde van deze schaal was 137.31 met een standaardafwijking van 22.5.

Emotie uiting, bestaande uit 19 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .924. Het gemiddelde van deze schaal was 60.48 met een standaardafwijking van 18.5.

Narcisme asociaal, bestaande uit 20 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .870. Het gemiddelde van deze schaal was 55.76 met een standaardafwijking van 14.5.

Sociale intelligentie, bestaande uit 17 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .854. Het gemiddelde van deze schaal was 76.81 met een standaardafwijking van 12.8.

Zelfmotivatie, bestaande uit 9 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .806. Het gemiddelde van deze schaal was 33.65 met een standaardafwijking van 8.3.

Omgaan met stress, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .776. Het gemiddelde van deze schaal was 30.10 met een standaardafwijking van 7.7.

Zelfregulatie, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .766. Het gemiddelde van deze schaal was 30.58 met een standaardafwijking van 7.2.

Emotionele flexibiliteit, bestaande uit 8 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .719. Het gemiddelde van deze schaal was 38.08 met een standaardafwijking van 6.2.

Beheersing, bestaande uit 7 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .652. Het gemiddelde van deze schaal was 32.72 met een standaardafwijking van 5.4.

Geen behoefte aan discussie, bestaande uit 4 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .606. Het gemiddelde van deze schaal was 14.77 met een standaardafwijking van 4.0.

Zelfverzekerdheid, bestaande uit 4 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .602. Het gemiddelde van deze schaal was 12.32 met een standaardafwijking van 3.7.

Belang van eerlijkheid, bestaande uit 4 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .577. Het gemiddelde van deze schaal was 10.38 met een standaardafwijking van 4.1.

(24)

van deze schaal was 13.32 met een standaardafwijking van 3.1.

Standvastigheid, bestaande uit 3 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .486. Het gemiddelde van deze schaal was 9.79 met een standaardafwijking van 2.9.

Productiviteit geluk, bestaande uit 2 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .382. Het gemiddelde van deze schaal was 8.59 met een standaardafwijking van 2.2.

Integriteit bescheidenheid, bestaande uit 3 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .358. Het gemiddelde van deze schaal was 13.60 met een standaardafwijking van 2.7.

Gewoonte, bestaande uit 3 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .338. Het gemiddelde van deze schaal was 11.33 met een standaardafwijking van 2.8.

Onverschilligheid, bestaande uit 2 items, behaalde een Cronbach’s alpha van .252. Het gemiddelde van deze schaal was 7.25 met een standaardafwijking van 2.1.

Onbekend (?), bestaande uit 2 items, behaalde een Cronbach’s alpha van -.095. Het gemiddelde van deze schaal was 8.76 met een standaardafwijking van 2.2.

Factoren van de TEIQue

Items

α

M

SD

N

Optimisme 27 .935 137.31 22.5 390

Emotie uiting 19 .924 60.48 18.5 390

Sociale intelligentie 17 .854 76.81 12.8 390

Narcisme asociaal 20 .870 55.76 14.5 390

Omgaan met stress 8 .776 30.10 7.7 390

Zelfmotivatie 9 .806 33.65 8.3 390

Emotionele flexibiliteit 8 .719 38.08 6.2 390

Zelfregulatie 8 .766 30.58 7.2 390

Gewoonte 3 .338 11.33 2.8 390

Belang van eerlijkheid 4 .577 10.38 4.1 390

Beheersing 7 .652 32.72 5.4 390

Integriteit bescheidenheid 3 .358 13.60 2.7 390

Geen behoefte aan discussie 4 .606 14.77 4.0 390

Bedachtzaamheid 3 .529 13.32 3.1 390 Standvastigheid 3 .486 9.79 2.9 390 Zelfverzekerdheid 4 .602 12.32 3.7 390 Onverschilligheid 2 .252 7.25 2.1 390 ?Onbenoemd? 2 -.095 8.76 2.2 390

Productiviteit geluk

2

.382

8.59

2.2

390

Tabel 6. Betrouwbaarheid van de sub-schalen van de TEIQue

Factoranalyse op de potentiële predictoren en depressie

In Tabel 7 is de oplossing weergegeven van de Principale Componenten Analyse op 43 geselecteerde variabelen voor dit onderzoek naar factoren die negatief samenhangen met de mate van Depressie. Tien factoren zijn geëxtraheerd die ruim 60% van de variantie gemeen hebben. De oplossing vergde 17 iteraties. De gebruikte methode van rotatie is Varimax en de Kaiser normalisatie is toegepast.

(25)

Component Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative %

1 6,642 15,448 15,448 6,642 15,448 15,448 4,131 9,606 9,606 2 5,063 11,775 27,222 5,063 11,775 27,222 4,119 9,579 19,185 3 3,587 8,342 35,564 3,587 8,342 35,564 3,178 7,390 26,575 4 2,212 5,144 40,709 2,212 5,144 40,709 3,006 6,991 33,566 5 1,829 4,254 44,963 1,829 4,254 44,963 2,960 6,884 40,450 6 1,503 3,495 48,458 1,503 3,495 48,458 2,257 5,249 45,699 7 1,494 3,475 51,933 1,494 3,475 51,933 1,848 4,298 49,997 8 1,422 3,307 55,240 1,422 3,307 55,240 1,676 3,898 53,895 9 1,224 2,847 58,086 1,224 2,847 58,086 1,487 3,457 57,352 10 1,076 2,501 60,588 1,076 2,501 60,588 1,391 3,235 60,588 11 ,995 2,314 62,902 12 ,962 2,237 65,139 13 ,921 2,143 67,282 14 ,871 2,025 69,307 15 ,823 1,914 71,221 16 ,813 1,890 73,111 17 ,775 1,802 74,913 18 ,732 1,702 76,614 19 ,704 1,637 78,252 20 ,678 1,576 79,828 21 ,631 1,467 81,295 22 ,613 1,426 82,721 23 ,579 1,347 84,067 24 ,549 1,276 85,343 25 ,521 1,211 86,554 26 ,495 1,151 87,705 27 ,481 1,118 88,823 28 ,442 1,029 89,852 29 ,437 1,016 90,868 30 ,421 ,979 91,848 31 ,387 ,900 92,748 32 ,374 ,871 93,618 33 ,352 ,818 94,436 34 ,323 ,751 95,187 35 ,307 ,713 95,900 36 ,280 ,651 96,551 37 ,269 ,624 97,176 38 ,254 ,590 97,766 39 ,235 ,546 98,311 40 ,214 ,498 98,810 41 ,200 ,464 99,274 42 ,169 ,394 99,668 43 ,143 ,332 100,000

Tabel 7. Factoranalyse (Principale Componenten Analysis) over 43 variabelen depressie, CI en EI Het verloop van de verklaarde variantie is van 10% (PC_1) naar 3% (PC_10). In Figuur 7 zijn de gegevens gerapporteerd in termen van eigenwaarden. De uiteindelijke oplossing is weergegeven in Tabel 8 waarbij de ladingen per (sub)tests en (sub)schalen per factor zijn gegeven. De interpretatie van elke factor is in de tekst onder de tabel opgenomen.

(26)

In Figuur 7 is de Eigenwaarde per factor weergegeven. De knik van de lijn komt overeen met de keuze niet meer dan tien factoren in de oplossing op te nemen. Na factor 10 verloopt de toename van de eigenwaarde per factor weinig toe en volgt de toename een lineair verloop.

(27)

Namen van

43 (sub)schalen en (sub)tests

---Component

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

ref EMOV reflecteren op emo-gebeuren ,798 ,117 ,124 ,100

ant EMOV anticiperen op emo-gebeuren ,777 -,130 ,207 -,134

ssd EMOV SW zelfbedrog -,737 ,168 -,174

pla EMOV planning voor emo-gebeuren ,729 ,174 -,132 ,194

eva EMOV evalueren van emo-gebeuren ,686 ,294 ,228 ,193 -,104

val EMOV valideren cognities door emoti -,585 -,147 ,356 ,196 -,190 -,208

Narcisme asociaal -,127 ,695 -,291 -,337 -,130

Emotie uiting ,681 -,280 ,115 ,249

Geen behoefte aan discussie ,582 -,206 ,178 ,164

Zelfverzekerdheid ,580 -,198 ,179 -,196

Zelfmotivatie ,579 -,114 -,103 -,467 ,143

Omgaan met stress ,166 ,579 -,187 -,243 ,109 ,312

Productiviteit/geluk ,571 ,150 -,141 -,124

Zelfregulatie ,283 ,560 -,123 ,194 ,244 ,144

Optimisme ,546 ,450 ,108 ,280

Standvastigheid ,496 ,233 ,129 -,357 -,373

TEIQue Emotionele zelfcontrole -,126 ,758 ,164 ,202 ,155

TEIQue Emotionele motivatie ,689 ,158 ,163 ,279

depressi BDI depressie ,258 -,678 ,141 ,109 -,124 -,188

TEIQue Sociale vaardigheid ,493 -,177 ,464 ,271 ,335 -,230

TEIQue Inzicht eigenemoties ,461 -,319 ,295 ,287 ,100

ann ALEX analyseren normatief -,167 ,874 -,170

anf ALEX analyseren feitelijk -,170 ,837 -,163 -,149

inz ALEX inzicht in emoties ,159 -,370 ,616 -,175 ,267 ,140

ver ALEX verbaliseren van emoties -,337 ,570 -,103 ,112 -,374

fan ALEX fantaseren emotioneel -,183 -,104 ,478 -,168 ,293 ,149

emo ALEX emotioneerbaarheid -,443 ,186 ,467 ,193 -,159 -,209 -,291

TEIQue Inzicht emoties van anderen ,125 ,120 -,127 ,773 ,169 ,121

ina EMOV inzicht in emoties anderen ,379 -,182 ,198 -,147 ,702 -,114

ana EMOV analyseren emoties anderen ,496 -,178 ,142 -,210 ,576 ,105 -,131

Sociale intelligentie -,214 ,363 ,171 ,460 ,267 -,306 ,202

Bedachtzaamheid ,105 ,206 -,159 ,451 ,188 ,312 ,222 ,313

Integriteit/bescheidenheid -,125 ,430 ,342 ,112 ,136 ,162

Beheersing ,130 -,141 ,156 ,762

Emotionele flexibiliteit -,102 ,232 ,736 ,153

TEIQue Emoties zijn waardevol ,229 -,154 ,720

TEIQue Belang van emoties ,160 ,131 ,261 ,619 -,115 -,179

sim EMOV SW indruk maken -,202 ,139 ,153 ,159 ,739

Gewoonte ,267 -,383 ,592

Belang van eerlijkheid ,161 -,236 ,593 -,239

Onbekend (niet benoembaar) ,198 -,192 ,205 -,183 ,389 ,109

ravegoed: N goed totaal ,157 ,125 -,105 ,691

Onverschilligheid ,174 ,380 ,469

(28)

Factor1 betreft de intuïtieve en cognitieve functies van emoties: het reflecteren en anticiperen op emotionele gebeurtenissen, het plannen en evalueren van emotionele gebeurtenissen met positieve ladingen, emotioneel valideren van cognities en SW zichzelf bedriegen met negatieve ladingen.

Factor 2 betreft persoonlijkheidskenmerken betreffende emoties: asociaal narcisme, uiten van emoties, (weinig) verbaliseren van emoties, zelfverzekerdheid, motivatie, stresscontrole, productiviteit, emotionele zelfregulatie, optimisme en standvastigheid, alle met positieve ladingen.

Factor 3 betreft het beïnvloeden van en inzicht hebben in emoties: emotionele zelfcontrole,

emotionele motivatie, sociale vaardigheid en inzicht in eigen emoties met positieve ladingen en BDI depressie met een negatieve lading.

Factor 4 betreft het analyseren, begrijpen en ervaren van de eigen emoties: analyseren emoties normatief, analyseren emoties feitelijk, inzicht in emoties, verbaliseren van emoties, emotioneel fantaseren en emotioneerbaarheid met alle positieve ladingen.

Factor 5 betreft de sociaal emotionele intelligentie en emotionele bedachtzaamheid: inzicht in emoties van anderen, analyseren van emoties van anderen, sociale intelligentie, bedachtzaamheid en integriteit bescheidenheid, alle met positieve ladingen.

Factor 6 betreft de emotieregulatie: beheersing en emotionele flexibiliteit, beiden hebben positieve ladingen.

Factor 7 betreft de inzicht in het belang van emoties: emoties waardevol en belang van emoties, beiden hebben positieve ladingen.

Factor 8 betreft sociaal gedrag: sociaal wenselijk indruk maken en gewoonte, beiden hebben positieve ladingen.

Factor 9 betreft het belang van eerlijkheid: belang van eerlijkheid en onbekend, beiden hebben positieve ladingen.

Factor 10 betreft een inhoudelijk moeilijk te duiden factor: het totaal aantal vragen goed voor de Raven (Figurale intelligentie) en onverschilligheid. Beiden hebben positieve ladingen.

Verder valt in Tabel 8 op dat Depressie in factor 3 is opgenomen met een sterk negatieve lading. De overige vier ladingen op die factor zijn positief. Dat resultaat suggereert dat er vier eigenschappen aangevoerd kunnen worden als potentiële beschermers tegen een sterke mate van depressie: Emotionele zelfcontrole, Emotionele motivatie, Sociale vaardigheid en Inzicht in eigen emoties. Het zijn schalen (factoren) die in de TEIQue werden geëxtraheerd. Depressie heeft met de andere factoren geen hoge ladingen (horizontaal in de tabel). In de paragraaf betreffende de toetsing van de hypothese zal daarop nader worden ingegaan.

(29)

Pearson correlaties met depressie

De correlaties tussen de potentiële predictoren en depressie worden in de bijlage weergegeven. De correlaties variëren van -0.426 tot 0.259.

De correlaties van -0.3 en lager worden hieronder vermeld, omdat deze indicatoren waarschijnlijk gezien kunnen worden als beschermende factoren tegen depressie.

Emotionele zelfcontrole heeft een r van -0.426. Emotionele motivatie heeft een r van -0.375.

Emotionele zelfcontrole is samengesteld uit de volgende items: Ik heb controle over mijn emoties (r=-0.404)

Ik weet waarom mijn emoties veranderen (r=-0.188)

Als ik een positieve emotie ervaar weet ik hoe ik deze vast kan houden (r=-0.394)

Ik gebruik mijn positieve stemming om te blijven proberen als ik problemen tegenkom (r=-0.214) Ik probeer dingen te doen waar ik blij van word (r=-0.272).

Emotionele motivatie is samengesteld uit de volgende items:

Ik verwacht dat ik goed presteer in de meeste dingen waaraan ik begin (r=-0.164) Ik verwacht dat er goede dingen gebeuren (r=-0.418)

Als ik voor een uitdaging sta, geef ik het op omdat ik denk dat het niet zal lukken (r=-0.185) Ik motiveer mezelf door me de positieve uitkomst voor te stellen van taken die ik oppak (r=-0.300). Uit bovenstaande blijkt dat twee schalen relatief hoog negatief correleren met depressie. Dit zijn twee kandidaten die als beschermende factor tegen depressie zouden kunnen fungeren.

Regressie-analyse op de mate van depressie

Er zijn 43 potentiële predictoren ingevoerd voor de voorspelling van de score op depressie (BDI). Uit de analyse blijkt dat zes onafhankelijke voorspellers de score het best prediceren (zie Tabel 9). Deze zes voorspellers voldoen aan de inclusie criteria (zie: kolom Methode). De tabel moet als volgt gelezen worden: model 1 bestaat uit een constante en een gewogen score van Emotionele zelfcontrole, model 2 bestaat uit een

(30)

constante, de gewogen score van Emotionele zelfcontrole en een gewogen score van Belang van emoties. In model 3 wordt de gewogen score van Emotionele motivatie toegevoegd, in model 4 wordt de gewogen score van Zelfverzekerdheid toegevoegd, in model 5 wordt de gewogen score van Inzicht in eigen emoties

toegevoegd en in model 6 wordt de gewogen score van Valideren van cognities door emoties toegevoegd. Tabel 9. - Regressie-analyse: Opbouw van zes modellen

Model Opgenomen en verwijderde variabelen

1 Emotionele zelfcontrole

2 Belang van emoties

3 Emotionele motivatie

4 Zelfverzekerdheid

5 Inzicht in eigen emoties

6 Valideren van cognities door emoties

a. Dependent Variable: depressie (BDI depressie); methode Stepwise (Criteria: Probability-of-F-to-enter <= ,050, Probability-of-F-to-remove >= ,100).

In Tabel 10 zijn de zes modellen (kolom 1) weergegeven met onder andere de samengestelde R (kolom 2), het kwadraat van R (kolom 3) en de aangepaste R kwadraat (kolom 4). Uiteindelijk is de samengestelde R=0.588 van het model met de zes predictoren. Ongeveer 35% van de variantie tussen depressie en de zes predictoren is gemeenschappelijk (verklaarde variantie). De overige gegevens zijn van minder belang (standaardmeetfout van de schatting, de veranderingen van de R-kwadraat, van de F-waarde, de vrijheidsgraden en de verandering van de significantie van F). De modellen van 1 tot 6 zijn onder de tabel uitgeschreven als a t/m f.

Tabel 10. - Regressie-analyse: Samenvatting van de geconstrueerde modellen

Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate Change Statistics R Square Change F Change df1 df2 Sig. F Change 1 ,444a ,197 ,195 5,11 ,197 88,815 1 361 ,000 2 ,498b ,248 ,244 4,95 ,051 24,372 1 360 ,000 3 ,536c ,287 ,281 4,83 ,039 19,491 1 359 ,000 4 ,561d ,315 ,307 4,74 ,027 14,339 1 358 ,000 5 ,578e ,334 ,325 4,68 ,020 10,519 1 357 ,001 6 ,588f ,346 ,335 4,65 ,012 6,577 1 356 ,011

a. Predictors: (Constant), emotionelezelfcontrole

b. Predictors: (Constant), emotionelezelfcontrole, belangemoties

c. Predictors: (Constant), emotionelezelfcontrole, belangemoties, emotionelemotivatie

d. Predictors: (Constant), emotionelezelfcontrole, belangemoties, emotionelemotivatie, zelfverzekerdheid

e. Predictors: (Constant), emotionelezelfcontrole, belangemoties, emotionelemotivatie, zelfverzekerdheid, inzichteigenemoties

f. Predictors: (Constant), emotionelezelfcontrole, belangemoties, emotionelemotivatie, zelfverzekerdheid, inzichteigenemoties, val EMOV valideren van cognities door emoties

(31)

Tabel 11. - Regressie-analyse: Coefficientsa Model Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients T --- Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 42,178 1,577 26,749 ,000 Emotionele zelfcontrole -,603 ,064 -,444 -9,424 ,000 2 (Constant) 35,852 1,994 17,977 ,000 Emotionele zelfcontrole -,678 ,064 -,499 -10,614 ,000

Belang van emoties ,518 ,105 ,232 4,937 ,000

3

(Constant) 38,850 2,060 18,858 ,000

Emotionele zelfcontrole -,503 ,074 -,370 -6,817 ,000

Belang van emoties ,585 ,103 ,262 5,659 ,000

Emotionele motivatie -,405 ,092 -,241 -4,415 ,000

4

(Constant) 32,413 2,642 12,267 ,000

Emotionele zelfcontrole -,482 ,073 -,355 -6,633 ,000

Belang van emoties ,543 ,102 ,244 5,317 ,000

Emotionele motivatie -,361 ,091 -,215 -3,976 ,000

Zelfverzekerdheid ,361 ,095 ,170 3,787 ,000

5

(Constant) 30,582 2,668 11,461 ,000

Emotionele zelfcontrole -,562 ,076 -,414 -7,411 ,000

Belang van emoties ,495 ,102 ,222 4,866 ,000

Emotionele motivatie -,432 ,092 -,257 -4,677 ,000

Zelfverzekerdheid ,351 ,094 ,165 3,725 ,000

Inzicht in eigen emoties ,391 ,121 ,170 3,243 ,001

6

(Constant) 32,099 2,713 11,832 ,000

Emotionele zelfcontrole -,521 ,077 -,384 -6,766 ,000

Belang van emoties ,480 ,101 ,215 4,738 ,000

Emotionele motivatie -,426 ,092 -,253 -4,651 ,000

Zelfverzekerdheid ,338 ,094 ,159 3,613 ,000

Inzicht in eigen emoties ,413 ,120 ,180 3,439 ,001

Valideren van cognities door

emoties -,108 ,042 -,116 -2,565 ,011

a. Dependent Variable: depressi BDI depressie (0) geen depressie, (1) wel depressie

In Tabel 11 zijn de gewichten weergegeven van de voorspellingsformule van de predictoren op depressie per model. Model 6 is het belangrijkste omdat het leidt tot de meeste verklaarde variantie. De

ongestandaardiseerde coëfficiënten vormen de predictieformule. Voor model 6 is de volgende formule van toepassing:

Depressie = 32,099 -0,521*score op Emotionele zelfcontrole + 0,480*score op belang van emoties - 0,426*score op emotionele motivatie + 0,338*score op zelfverzekerdheid + 0,413*score op inzicht in eigen emoties - 0,108* val EMOV valideren van cognities door emoties.

(32)

De gestandaardiseerde gewichten geven het relatieve belang aan van de predictoren. Voor model 6 is de Emotionele zelfcontrole de belangrijkste predictor (-0,384). Op grond van deze gewichten kan men de predictoren met een negatief gewicht zien als beschermde factoren bij depressie, dat zijn in model 6

respectievelijk de volgende predictoren: Emotionele zelfcontrole (-0,384), emotionele motivatie (-0,253) en val EMOV valideren van cognities door emoties (-0,116).

Discriminant analyse op wel of geen depressie

Op basis van een discriminant analyse wordt voorspeld hoeveel personen tot de groep depressieven (1) en de groep niet-depressieven (0) behoort (zie Tabel 12). Uit de analyse blijkt dat van de 43 potentiële predictoren (CI en EI) 5 onafhankelijke voorspellers de groep waartoe een persoon behoort volgens de meting van de BDI het best prediceert (zie Tabel 13). De variabelen met een negatieve lading komen in aanmerking voor beschermende factoren voor depressie, dit betreft Geen behoefte aan discussie, Belang van emoties en Inzicht in eigen emoties. De analyse kan een aardige voorspelling maken, namelijk 74% van de gevallen wordt correct voorspeld. Dit houdt in dat deze analyse 26% meer juist kan voorspellen dan op basis van toeval voorspeld zou kunnen worden. In eerste instantie kan 76% van de gevallen correct voorspeld worden, na deze kruisvalidatie is dit nog 74%. Met andere woorden er kan aan de hand van een discriminant analyse een stabiele voorspelling gedaan worden.

Tabel 12. - Discriminantanalyse: Classificatie resultaten van gemeten en voorspelde depressiea,c

Soort analyse Gemeten Depressie Voorspeld Groepslidmaatschap Total

geen depressie wel depressie Oorspronkelijke

analyse

Aantallen geen depressie 261 81 342

wel depressie 12 25 37

% geen depressie 76,3% 23,7% 100,0

wel depressie 32,4% 67,6% 100,0

Kruis-validatieb

Aantallen geen depressie 256 86 342

wel depressie 14 23 37

% geen depressie 74,9 25,1 100,0

wel depressie 37,8 62,2 100,0

a. 75,5% of original grouped cases correctly classified.

b. Cross validation is done only for those cases in the analysis. In cross validation, each case is classified by the functions derived from all cases other than that case.

c. 73,6% of cross-validated grouped cases correctly classified.

In Tabel 13 zijn de gewichten weergegeven op grond waarvan de discriminantanalyse het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Beargumenteer je antwoord door Nussbaums onderscheid tussen de cognitieve en evaluatieve lading van emoties toe te passen op tekst 8.. Dieren lijken soms medelijden te kunnen

• een argumentatie dat er volgens Nussbaum bij de chimpansee Joni in tekst 8 sprake is van een emotie vanwege de cognitieve lading: er lijkt sprake te zijn van de overtuiging bij

Table 3 Associations of ultimate and distal cultural, social and intrapersonal factors with three clusters of co-occurring HRBs for late adolescents: Alcohol, Health and Delinquency

design that had limitations in range of motion, measurement accuracy and maximum applicable assistance, while also reducing setup and device calibration times, since our defi

• Jiapan Guo, Chenyu Shi, George Azzopardi, and Nicolai Petkov, Recognition of archi- tectural and electrical symbols by COSFIRE filters with inhibition, In Computer Analysis of

The disputes concerning river-water sharing, usually arise among the riparian states on three grounds: quantity, quality, and control.. The different views concerning the quality and

The use of ratiometric fluorescence measurements of the voltage sensitive dye Di-4-ANEPPS to examine action potential characteristics and drug effects on human induced pluripotent