• No results found

Mind and muscle : verbeteren van uithoudingsvermogen door een Korte Mindfulness-Based Interventie (MBI)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mind and muscle : verbeteren van uithoudingsvermogen door een Korte Mindfulness-Based Interventie (MBI)"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naam: B. Baesjou Studentnummer: 10206035 Begeleidster: Dr. A.D. Van Campen Tweede beoordelaar: Drs. G. M. Weltevreden Verbeteren van Uithoudingsvermogen door een Korte Mindfulness-Based Interventie (MBI)

(2)

Abstract P 3 1.1 Introductie P 4 1.1.1 Mentale limitatie P 4 1.1.2 Mindfulness P 5 1.2 Methode P 9 1.2.1 Deelnemers P 9 1.2.2 Onderzoeksopzet P 10 1.2.3 Materiaal P 14 1.2.4 Beschrijvende statistieken P 16 1.3 Resultaten P 18 1.3.1 Hoofdvariabelen P 18 1.3.2 Controlevariabelen P 23 1.4 Discussie P 26 1.4.1 Mechanismen & Verklaringen P 27 1.4.2 Suggesties voor verbetering P 31 1.4.3 Conclusie P 33 1.5 Literatuur P 35 1.6 Bijlagen P 41 1.6.1 Bijlage A P 41 1.6.2 Bijlage B P 47 1.6.3 Bijlage C P 48 1.6.4 Bijlage D P 50 1.6.5 Bijlage E P 57 I n h o u d s o p g a v e

(3)

Abstract

Veel duursporters ervaren weleens het finish line effect. Aan het einde van een marathon geeft het lichaam aan dat het op is en niet meer verder kan. Je hebt alles uit jezelf en de wedstrijd gehaald, denk je, maar wanneer de finish in zicht is wordt er toch nog energie gevonden om de eindsprint in te zetten. Je hersenen vertellen dat je moet stoppen omdat je moe bent, maar je lichaam kan eigenlijk nog wel verder. Dit mentale signaal van vermoeidheid, het opgeven en stoppen waar je fysiek mee bezig bent, is in dit verdere onderzoek aangeduid als het ‘vermoeidheidssignaal’.

De vraag die in dit onderzoek centraal staat is of het aanleren van mentale vaardigheden, gebaseerd op mindfulness, zorgt voor een verbetering in het omgaan met het vermoeidheidssignaal. Met andere woorden: ‘Kan het fysieke uithoudingsvermogen verbeteren door een korte Mindfulness Based Interventie training (MBI-training)’. Deze training is gebaseerd op enkele kernprincipes van mindfulness, waarbij specifiek gefocust op het punt waar mentale en fysieke aspecten samenkomen.

Aan deze studie deden 38 deelnemers mee waarvan er vier (2 mannen en 2 vrouwen) geëxcludeerd zijn. De deelnemers waren verdeeld over twee condities, de MBI-conditie (N=16) en de Controleconditie (N=18). Deelnemers in de MBI-conditie kregen een mentale training gebaseerd op de componenten van mindfulness. De deelnemers in de controleconditie kregen een mentale training gefocust op techniek. In de tweeweekse (thuis)training combineerde de deelnemers met een fysiek vermoeiende houding, om het vermoeidheidssignaal op te roepen, met een audiotraining. Het effect van de mentale training is bekeken aan de hand van prestatie op de Time to Exhaustion test (TTE). Deze test is gebruikt om uithoudingsvermogen te meten en is op de voor- en nameting afgenomen. De totale tijd dat de deelnemers het volhielden op de fietsergometer is als prestatiemaat genomen. Deelnemers in de MBI-conditie presteerde niet beter op de nameting van de TTE test in vergelijking met de deelnemers uit de controleconditie. Ook de maximale hartslag van de deelnemers uit de MBI-conditie was op de nameting niet lager en werd niet later bereikt dan de maximale hartslag van de deelnemers in de controleconditie. Voor motivatie en stemming is gecontroleerd door middel van vragenlijsten. Deelnemers in de MBI-conditie fietsten over het algemeen wel langer op zowel de voor- als de nameting dan deelnemers uit de controleconditie. En ook fietsten de mannelijke deelnemers langer dan de vrouwen. Deze resultaten zijn veelbelovend voor de toekomst. De exploratieve aard van deze studie biedt ruimte voor het bediscussiëren van de bevindingen evenals voor het doen van mogelijke aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

(4)

1.1 Introductie

1.1.1. Mentale limitatie

Sporters besteden sinds jaar en dag veel aandacht aan het trainen van technische en tactische vaardigheden. Aan mentale vaardigheden besteden ze daarentegen over het algemeen veel minder aandacht. Echter voor een optimale fysieke prestatie zijn ook de mentale capaciteit van een sporter van belang is (Crust, Earle, Perry, Earle, Clough, & Clough, 2014; Thelwell & Greenlees, 2003).

Veel duursporters ervaren bijvoorbeeld ‘het finish line effect’. Aan het einde van een marathon of wedstrijd geeft het lichaam aan dat het op is en niet meer verder kan. Je hebt alles uit jezelf en de wedstrijd gehaald, denk je. Maar wanneer de finish in zicht is wordt er toch nog energie gevonden om de eindsprint in te zetten. Waar men eerder nog dacht niet meer verder te kunnen en alles gegeven te hebben, kan men nu zelfs versnellen. Uit onderzoek blijkt dat men vroegtijdig een mentaal signaal van vermoeidheid/uitputting krijgt terwijl men fysiek gezien nog verder kan (Marcora, Staiano & Manning, 2009). De mentale limitatie treedt op vóór de fysieke limitatie (Tamarkin, 2014). Je hersenen vertellen dat je moet stoppen omdat je moe bent, maar je lichaam kan verder. Dit mentale signaal van vermoeidheid, het opgeven en stoppen waar je fysiek mee bezig bent, is in dit verdere onderzoek aangeduid als het ‘vermoeidheidssignaal’. Het vroegtijdig opspelen van dit signaal kan evolutionair gezien erg handig zijn zodat men nooit helemaal zonder energie zit (Marcora et al., 2009). Op topsportniveau kan dit net het verschil maken tussen 1e of 2e op het WK. Efficiënt omgaan met het vermoeidheidssignaal kan dus van groot belang zijn voor een sporter. Mentale weerbaarheid bij het volhouden van een taak; doorgaan wanneer men mentaal en/of fysiek vermoeid is, lijkt een cruciale eigenschap voor topsporters (Thelwell & Greenlees, 2003; Crust et al., 2014). De vraag is hoe dit omslagpunt getraind kan worden.

(5)

1.1.2. Mindfulness

Verschillende psychologische interventies kunnen een positieve invloed hebben op mentale vaardigheden en het subjectieve gevoel van prestatieverbetering van sporters (Theodorakis, Weinberg, Natsis, Douma & Kazakas, 2000; Hardy, 2006; McCormick et al., 2015). In het verleden is vooral gekeken naar interventies zoals doelen stellen, zelfspraak, verbale aanmoedigingen, visualisaties en interventies die de perceptie van inspanning beïnvloeden. Ook relaxatie kan de sporter helpen bij de perceptie van pijn en vermoeidheid waardoor hij hier beter mee om kan gaan (Thelwell & Greenlees, 2003). Een in populariteit toenemende mentale interventie is mindfulness. Mindfulness is bedoeld om een speciaal soort mentale kwaliteit te ontwikkelen; een staat van mindfull zijn. Dit wordt ook wel beschreven als ‘het bewust in het hier en nu zijn zonder te oordelen’ (Sedlmeier et al., 2012). Mindfulness bestaat uit twee fundamentele componenten. Het eerste component is zelfregulatie van aandacht en focus. Het tweede component is bewustzijn van directe ervaringen terwijl men een nieuwsgierige, open en accepterende houding aanneemt (Bishop et al. 2004; Sedlmeier et al., 2012; Delgado-Pastor, Perakakis, Subramanya, Telles & Vila, 2013). Gedachten worden gezien als voorbijgaand en hoeven niet aan te zetten tot actie. Dit creëert ruimte tussen iemands perceptie en reactie en biedt de ruimte om een situatie meer objectief te benaderen in plaats van reflexief. Reflexief wil hier zeggen handelen naar de eerste emotionele reactie die de situatie oproept (Aherne, Moran & Lonsdale, 2011). In de sport kan dit bijvoorbeeld van pas komen bij het verdragen van pijn; maar ook in het omgaan met tegenslagen in een wedstrijd of omgaan met lastige tegenstanders. Er is de laatste jaren veel onderzoek gedaan naar het effect van mindfulness in de klinische praktijk (Keng, Smoski & Robins, 2011). Mindfulness gebaseerde interventies zijn veelbelovend voor het behandelen van angst en stemmingsproblemen in klinische populaties (Hofmann, Sawyer, Witt & Oh, 2010; Nyklíček, 2011). De symptomen bij patiënten met angst en

(6)

stemmingsstoornissen verminderen aanzienlijk na het volgen van een dergelijke interventie

(Nyklíček, 2011). Ook blijkt er een grotere afname in psychische klachten na het volgen van een op mindfulness gebaseerde interventie dan wanneer men enkel op een wachtlijst staat. Vergelijkbare effecten als de effecten van antidepressieve medicatie zijn gevonden (Hofmann, Sawyer, Witt & Oh, 2010).

Niet alleen in een klinische populatie maar ook in non-klinische populatie heeft mindfulness een positieve invloed op iemands subjectieve welzijn. Enkele positieve effecten van mindfulness zijn het verminderen van angst, perfectionisme, verstoorde gedachten en het verhogen van zelfvertrouwen (Kaufman et al., 2009). Ook op verschillende mentale vaardigheden zoals aandacht, focus, emotie – en gedragsregulatie heeft mindfulness een positief effect (Bernier er al., 2009; Kaufman et al., 2009; Keng et al., 2011).

Empirische data naar de impact van mindfulness binnen het sportdomein is echter schaars (Bernier, Thienot, Codron & Fournier, 2009). Er is nog nauwelijks gekeken naar de fysieke sportprestatie, wat voor sporters juist zo belangrijk is (Kaufman et al., 2009). Solberg, Berglund, Engen, Ekeberg en Loeb (1996) rapporteerden een verbetering in competitieve schietprestaties gedurende een seizoen waarin 25 topatleten een meditatie-based interventie kregen. Vergelijking van de wedstrijdresultaten van het seizoen na de meditatietrainingsperiode (1993) met de resultaten van het seizoen ervoor (1992) lieten zien dat de meditatiegroep beter presteerde. Deelnemers die de meditatietraining volgden voor het wedstrijdseizoen presteerden significant beter dan deelnemers die deze training niet volgden. John, Verma en Khanna (2011) toonden aan dat een groep schutters die een meditatietraining kregen een significante verbetering in schietprestaties lieten zien. Ook vertoonde zij een afname in cortisol niveau wat een indicatie was van precompetitieve stress (Baltzell & Akhtar, 2014). Deze onderzoeken laten zien dat mindfulness zowel psychologische vaardigheden als sportprestatie verbetert (Birrer, Rothlin & Morgan, 2012). Kanttekening bij

(7)

bovenstaande studies is dat de onderzoeken weinig proefpersonen omvatte en/of quasi- experimenteel waren (Pineau, Kaufman & Glass, 2012; Baltzell & Akhtar, 2014). Ondanks deze kanttekening zijn resultaten uit bovenstaand onderzoek wel veelbelovend.

Een tweede kanttekening is dan ook dat in de onderzoeken naar mindfulness binnen de sport de sessies vaak voor of na een fysieke training geïmplementeerd zijn (Pineau et al., 2012). In sport is de overgang van training naar wedstrijd erg belangrijk. In de training efficiënt voor trainen om in de wedstrijd te kunnen excelleren. Om de transfer van de training naar de praktijk te vergemakkelijken zal de huidige studie zich focussen op een combinatie van een mindfulness training met een fysiek component. De interventie zal door de integratie van deze twee componenten eenvoudiger toe te passen zijn in de training van een sporter. Naast het effect op psychologische factoren in zowel klinische als non-klinische populatie, lijkt mindfulness ook een positief effect te hebben op fysiologische factoren zoals hartslag (Zeidan, Johnson, Diamons, David & Goolkasian, 2010; Peressutti, Martin-Gonzales & Garcia-Manso, 2012). Het onder controle houden van de hartslag, een lage en rustige hartslag, is positief gecorreleerd aan een verschillende mindfulness meditatietraining, ook tijdens fysieke inspanning (Burg, Wolf & Michalak, 2012; Krygier, Heather, Shahrestani, Abbot, Gross & Kemp, 2013; Shearer, Hunt, Chowdhury & Nicol, 2015). In een meditatietraining leert men een verhoogde hartslag te accepteren; los laten zonder te oordelen en hier op een effectieve manier mee omgaan (Zeidan et al., 2010; Peressutti et al., 2012; Krygier et al., 2013; Shearer et al., 2015). Samenvattend lijkt een mindfulness training effectief voor zowel het omgaan met het vermoeidheidssignaal als voor het onder controle houden van de hartslag.

Specifiek is dit onderzoek gekeken of de combinatie van een korte mentale training (MBI-training) met een fysiekvermoeiende houding het uithoudingsvermogen verbetert. Het toevoegen van een vermoeiende houding aan de mentale audiotraining is om zo het

(8)

vermoeidheidssignaal snel binnen een training te bereiken. Op deze manier kunnen de deelnemers de nieuwe mentale technieken, geleerd in de MBI-training, meteen in de praktijk brengen. De technieken in de MBI-training die deelnemers in staat stelt efficiënt om te gaan met het vermoeidheidssignaal, zijn zoals eerder beschreven gebaseerd op de twee componenten van mindfulness (Bishop et al. 2004; Sedlmeier et al., 2012; Delgado-Pastor et al., 2013). Time to Exhaustion test (TTE) op een fietsergometer is gebruikt voor het meten van het uithoudingsvermogen van de deelnemers (Bentley, Newell & Bishop, 2007). Naar verwachting zullen deelnemers na de mentale interventie beter met het vermoeidheidsignaal om kunnen gaan. Hierdoor zullen zij het langer volhouden op de TTE test. Naast het effect van de training op een fysieke prestatiemaat is ook hartslag als fysiologische maat meegenomen. Hartslag is in dit geval een indicatie van hoelang de deelnemers nog doorfietsen ondanks dat ze vermoeid zijn. Naar verwachting zal de maximale hartslag van de deelnemers in de MBI-conditie op de nameting van de TTE test lager zijn en zullen ze de maximale hartslag later bereiken. Ook zullen de deelnemers in de MBI-conditie mogelijk langer doorfietsen na het bereiken van de maximale hartslag op de nameting dan op de voormeting. Samenvattend zorgt de mentale training er voor dat deelnemers het dus niet alleen fysiek langer volhouden maar ook beter leren omgaan met de fysieke ongemakken van een verhoogde hartslag.

Gedurende het onderzoek is er gecontroleerd voor diverse variabelen. Uit onderzoek blijkt dat negatieve stemming/emoties zoals verdriet of depressie een negatieve invloed kunnen hebben op prestaties (Woodman, Davis, Callow, Flasscock & Yuill-Proctor, 2009; Blanchfield, Hardy & Marcora, 2014). Stemming is vooraf aan de TTE test uitgevraagd op zowel de voor - en de nameting. Er is gecontroleerd voor de mate van mindfulness van de deelnemers in beide condities bij aanvang van het onderzoek. Omdat de MBI-training gebaseerd is op de componenten van mindfulness is er ook gekeken of de deelnemers

(9)

vooruitgang vertonen in mindfulnessvaardigheden. Vermoeidheid en motivatie zijn de laatste controlevariabelen die meegenomen zijn in deze studie. Gezien de aard van de test is het aannemelijk dat de TTE test gevoelig is voor zowel vermoeidheid als gebrek aan motivatie.

1.1. Methode

1.2.1 Deelnemers

Aan deze studie deden 38 deelnemers mee waarvan er vier (2 mannen en 2 vrouwen) halverwege het onderzoek zijn geëxcludeerd. Deelnemers waren tijdens het onderzoek uitgesloten voor verdere deelname wanneer ze tot twee keer toe niet op tijd waren met het voltooien van de training; onverwacht niet naar de UvA konden komen voor de tweede meting of zelf besloten niet meer mee te willen doen. Deze deelnemers zijn niet meegenomen in de verdere data-analyses. De overige deelnemers zijn random toegewezen aan de controleconditie (10 mannen en 8 vrouwen) of de experimentele conditie (MBI-conditie; 4 mannen en 12 vrouwen). De leeftijd lag tussen de 19 en 29 jaar met een gemiddelde leeftijd van 24 jaar (± 2,96) jaar. De gemiddelde leeftijd voor de deelnemers in de experimentele conditie (N=16) was 24,8 jaar (± 3,1) en de deelnemers uit de controleconditie (N=18) waren gemiddeld iets jonger met 23,2 jaar (± 2,6) (zie Tabel 1 en Figuur 1).

Exclusiecriteria voorafgaand aan deelname waren: neurologische aandoeningen en/of eerdere blessures aan de onderste ledenmaten; ervaring met mindfulness en/of yoga en wielrenners. Ervaring werd gespecificeerd in het volgen of hebben gevolgd van een volledige cursus of het wekelijks deelnemen aan mindfulness- en/of yogalessen. Inclusiecriteria zijn: iedereen moest boven de 18 jaar zijn, met Nederlands als moedertaal en affiniteit hebben met sport.

Na goedkeuring van de ethische commissie zijn deelnemers benaderd via posters en flyers en via de UvA onderzoeksite. Deelnemers konden zichzelf aanmelden via een e-mail of

(10)

6.2 18.8 50.0 25.0 44.4 11.1 22.2 22.2 0 20 40 60 80 percentage experimentele groep controle groep man vrouw man vrouw Leeftijd sekse en leeftijd

Controle groep en experimentele groep

19-24 jaar 25-29 jaar

de UvA onderzoeksite. Studenten van de UvA ontvingen 5 proefpersoonpunten voor deelname na het voltooien van het onderzoek. Verloting van drie VVV bonnen ter waarde van €50 vond na afronding van het gehele onderzoek plaats.

Figuur 1. Verdeling van sekse en leeftijd in controle – en MBI-conditie in percentages %.

Tabel 1

Gemiddelde Leeftijd in Jaren en Standaarddeviatie (SD) van de Totale Steekproef Gesplitst over Sekse en Conditie.

Leeftijd

Controleconditie MBI-conditie Beide condities

N M (SD) N M (SD) N M (SD) Man 10 23.00 (2.83) 4 25.5 (4.04) 14 23.71 (3.27) Vrouw 8 23.38 (2,45) 12 24.64 (2.98) 20 24.18 (2.81) Totaal 18 23.17 (2.60) 16 24.83 (3.13) 34 24.00 (2.96) 1.2.2 Onderzoeksopzet Metingen op de UvA

Voormeting. De voormeting is afgenomen op de Universiteit van Amsterdam. Nadat de deelnemers waren welkom geheten, lazen ze een informatiebrief over wat hen te wachten stond tijdens deze eerste meting. Na het ondertekenen van het informed consent vulden ze hun

(11)

demografische gegevens, de POMS-NL, de MAAS en de motivatie- en controlevragenlijst in. Alle deelnemers (controleconditie en MBI-conditie) doorliepen dezelfde procedure. Na het invullen van de vragenlijsten was het tijd voor de TTE test. Vooraf aan deze fietstest voerden de deelnemers een balanstest uit. Deze test zal hier verder niet worden besproken omdat het onderdeel uitmaakt van een andere studie.

TTE test. Deelnemers namen plaats op de fietsergometer en kregen een gestandaardiseerde instructie. Ze werden aangesloten op ECG apparatuur die hun hartslag monitorde tijdens de fietstest. Afhankelijk van de conditie waarin de deelnemers zaten kregen ze na de fietstest ofwel een korte psycho-educatie video te zien waarin de basisprincipes van mindfulness werden uitgelegd. Ofwel instructie over de fysieke oefening en technische aanwijzingen van gelijke duur. De houdingen die de deelnemers tijdens de thuistraining aannamen werden uitgelegd en geïllustreerd in beide video’s (zie Bijlage C). De voormeting eindigde met een herhaling van de procedure voor de komende twee weken en het checken van de vervolgafspraak voor de tweede meting.

Nameting. Twee weken na de eerste meting kwamen de deelnemers terug naar de UvA voor de tweede meting. De procedure verliep hier hetzelfde als tijdens de voormeting. Aan het einde van het onderzoek kregen de deelnemers een debriefing en werden de proefpersoonpunten toegekend. Deelnemers uit de controleconditie konden hier aangeven of ze aan het einde van het onderzoek alsnog de MBI-training wilde volgen. Ook kregen ze hier de mogelijkheid tot het stellen van vragen.

Mentale Thuistraining

Inhoud van de training. Deelnemers uit beide condities volgden gedurende twee weken, drie sessies per week, een thuistraining. In totaal bestond de training uit 6 sessies

(12)

waarbij elke sessie maximaal 10 minuten duurde. Tijdens de training hielden de deelnemers zo lang mogelijk een fysiek ongemakkelijke en vermoeiende houding aan. Uitleg over deze houdingen kregen ze op de eerste testdag op de UvA; in het videofragment en met een planning mee naar huis. De houdingen waren zo gekozen dat het uitvoeren ervan het ‘vermoeidheidssignaal’ snel op zou roepen. Elke sessie nam de deelnemer een van de twee houdingen aan (zie Figuur 2). Afwisseling van de houdingen is bewust gedaan om zo leereffect en overbelasting te verminderen/voorkomen. Een audiofragment begeleidden de deelnemers tijdens het volhouden van de houdingen. De audiotraining leert de deelnemers technieken om beter met het ‘vermoeidheidssignaal’ om te gaan (zie Bijlage D). De combinatie van een fysieke oefening met een mentale training zorgt ervoor dat de deelnemers de nieuwe mentale technieken, geleerd in de audiotraining, direct in de praktijk toe kunnen passen. Dit vergemakkelijkt de transfer naar de werkelijkheid. Op deze manier is de interventie in de toekomst eenvoudig om in de training van een sporter toe te passen.

Inhoud van de Audiofragmenten. Bij de experimentele conditie (MBI-conditie) bestond de begeleiding uit mindfulness-based aanwijzingen gebaseerd op de twee kerncomponenten van mindfulness (Bishop et al. 2004; Sedlmeier et al., 2012; Delgado-Pastor et al., 2013). Zinnen zoals: ‘Stuur je aandacht naar je ademhaling’; ‘Het kan zijn dat je aandacht tijdens de oefening wordt afgeleid, dat is normaal en niet erg’ kregen de deelnemers te horen. Voor de deelnemers uit de controleconditie bestond de audiobegeleiding uit het herhaaldelijk wijzen op het juist uitvoeren van de houding en informatie over het belang van in de juiste houding staan. Deze begeleiding bestond dus enkel uit concrete aanwijzingen en technische instructies zoals: ‘Let er op dat je rug recht is en niet overstrekt; ‘Tijdens deze oefening train je verschillende spieren zoals je bil-, been- en armspieren’.

(13)

Lotus. Twee dagen na de voormeting op de UvA ontvingen de deelnemers de eerste e-mail van de tweeweekse thuistraining. Met deze e-e-mail kregen zij nogmaals het videofragment; het audiofragment van de eerste training; het elektronische dagboek (motivatievragenlijst) en een planning met de houdingen (zie Bijlage B) toegestuurd. Daarna ontvingen de deelnemers met een vaste frequentie (om de dag) een e-mail met daarin het bijbehorende audiobestand van de training van die dag. De e-mails fungeerden als herinnering voor het uitvoeren van de training en zorgden ervoor dat ze het audiofragment van die dag binnen handbereik hadden. De e-mails werden allen automatisch verzonden middels het programma LOTUS. Wanneer de deelnemers niet binnen de vastgestelde periode van twee dagen na het ontvangen van de e-mail de training uitvoerden, ontvingen ze een herinneringsmail.

Motivatie dagboek. Gedurende de gehele trainingsperiode van twee weken hield de deelnemer een elektronisch dagboek bij dat bestond uit de 4-item motivatievragenlijst. Na het volbrengen van de training kreeg men automatisch de motivatievragenlijst te zien als men op de ‘klaar’ knop drukte van het audiofragment.

Figuur 2. Twee fysiek vermoeiende houdingen die de deelnemers uit beide condities aanhielden tijdens de 2-weekse interventieperiode.

(14)

1.2.3 Materiaal

Fietsergometerinspanningstest. De maximale prestatie tijdens een inspanningstest is een populaire maat om uithoudingsvermogen te meten op zowel een fietsergometer als een loopband (Bentley, Newell & Bishop, 2007). In deze studie is de Time to Exhaustion test (TTE test) gebruikt voor het meten van uithoudingsvermogen (Taylor & Bronks, 1995; Achten et al., 2002). De fietsergometer is een accurate monitor van duursportprestatie (Balmer, Davison & Bird, 2000; Coso & Mora-Rodriguez, 2006). Na een 3 minuten warming-up op 30 Watt begon de TTE test op 60 Watt. Elke drie minuten werd de belasting met 30 Watt stapsgewijs verhoogd totdat de deelnemers uitgeput waren. Operationalisatie van uitputting was meer dan 5 seconden een pedaalfrequentie van minder dan 80 RPM (Theodorakis et al., 2000; Marcora & Staiano, 2010; Bini et al., 2010; Koga et al., 2011). De test eindigde als deelnemers niet meer aan de vereiste pedaal RPM konden voldoen of aangaven uitgeput te zijn. Daarna startte de cooling down van een minuut. Voorafgaand aan de test kregen deelnemers expliciet de instructie om gedurende de test op het zadel te blijven zitten en dus niet te gaan staan op de pedalen. De Totale Tijd (TT) dat de deelnemer het volhield op de fietsergometer is als prestatiemaat gebruikt (Bini, Diefenthaeler & Mota, 2010). Voor dit onderzoek is de FIT 65000 Hometrainer gebruikt. Uit onderzoek is gebleken dat de TTE test valide en betrouwbaar is voor het meten van duurprestaties (Paton & Hopkins, 2001).

Hartslag. Een betrouwbare maat om hartslag te registeren is door middel van een ECG meting (Nunan, Donovan, Jakovljevic, Hodges, Sandercock & Brodie, 2009). Een ECG hartslagmeter registreerde de hartslag van de deelnemers gedurende de hele TTE test. Deelnemers kregen drie ECG stickers opgeplakt: twee onder de sleutelbeenderen en een op de linker onder-rib. Geproduceerde software vanuit de UvA, Vsrrp98, is gebruikt om de data te

(15)

analyseren. Onder andere minimale, maximale en gemiddelde hartslag werden hiermee berekend.

Profile of Mood States (POMS). De POMS (POMS; McNair, Lorr & Droppleman, 1971; POMS-NL; Wald & Mellenbergh, 1990) is een primair meetinstrument om stemming te meten en verbale emoties te categoriseren. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de POMS-NL (Wald & Mellenbergh, 1990), dit is de verkorte en in het Nederlands vertaalde versie van de POMS. De oorspronkelijke POMS bestaat uit 65 items, de verkorte Nederlandse versie bestaat uit 32 items en bestaat uit vijf subschalen/gemoedstoestanden: woede (7 items), spanning (6 items), vermoeidheid (6 items), depressie (8 items) en kracht (5 items) (van Rossum, 2008). De deelnemer gaf bij een reeks bijvoeglijke naamwoorden (zoals: neerslachtig, uitgeput, woedend etc.) op een 5-punts Likertschaal schaal aan in hoeverre deze stemming van toepassing op hem of haar was. De Likertschaal liep van ‘helemaal niet van toepassing’ (0) naar ‘heel erg van toepassing’ (4). De score per schaal kon variëren tussen de 0 en 32. De totaalscore van de 5 schalen kon variëren tussen de -20 en de 88. Hoe hoger de score op elk van de subschalen, hoe sterker die bepaalde stemming was op het moment van de meting. De vragenlijst was in 5 minuten in te vullen. De TMD (total mood disturbance) werd berekend door alles bij elkaar op te tellen en de score van de subschaal kracht eraf te trekken. Deze vragenlijst is beoordeeld als betrouwbaar en valide (Wald & Mellenbergh, 1990; De Groot, 1992).

Mindfulness Attention Awareness Scale (MAAS). Mindfulnessvaardigheden zijn gemeten met de MAAS (Brown & Ryan, 2003). De MAAS vragenlijst is een 15 item vragenlijst gescoord op een 6-punts Likertschaal waarbij een score van 1 stond voor ‘bijna altijd’ en een score van 6 stond voor ‘bijna nooit’. Een voorbeelditem is: ‘Ik eet haastig

(16)

zonder er bewust van te zijn dat ik aan het eten ben’ of ‘Ik vind het moeilijk om mijn aandacht te houden bij wat er op dat moment gaande is’. De antwoorden van de 15 items bij elkaar opgeteld was de totaalscore. Deze score kon variëren tussen de 15 en de 90. Hoe hoger de score hoe meer mindfull de deelnemers waren. Deze vragenlijst is betrouwbaar en valide beoordeeld (Schroevers, Nykliček, & Topman, 2008).

Controlevragenlijst. Voor Confounding variabelen zoals drugs- en alcoholgebruik, medicatie, slaap, meditatie- en yogavaardigheden is gecontroleerd middels vragen zoals: ‘Ik heb voldoende geslapen’ of ‘Ik heb vandaag alcohol gedronken’. Wanneer bij vraag 5, 6 en 7 het antwoord ‘ja’ werd gegeven, is er gevraagd naar aantallen/hoeveelheden. Deze vragenlijst is zelf samengesteld (zie Bijlage A).

Motivatievragenlijst. Motivatie tijdens elke sessie en de motivatie voor de volgende sessie is gemeten met een 4-item vragenlijst. Hierin noteerden ze ook de volgehouden tijd in seconden. Vragen zoals: ‘Hoe gemotiveerd was je om de oefening te volbrengen?’ scoorden men op een 10-punts Likertschaal waarbij 0 stond voor ‘helemaal niet’ en 10 voor ‘heel erg’. Hoe hoger de score hoe gemotiveerder de deelnemers waren. Deze vragenlijst is zelf samengesteld (zie Bijlage A).

1.2.4 Beschrijvende Statistieken

Exclusie. In totaal is van 34 deelnemers de data meegenomen in de analyses. Geen van hen rapporteerden dat ze alcohol en/of drugs gebruikt hadden op het moment van testen. Van één deelnemer (uit de MBI-conditie) zijn de testresultaten van de hartslag niet compleet. Hierbij is de hartslag ofwel niet goed geregistreerd of lieten de ECG stickers vroegtijdig los. De resultaten van deze deelnemer zijn wel in de analyses voor de TTE test meegenomen maar niet in de analyses van hartslag. Outliers zijn gedetecteerd met een boxplot. Er is geen

(17)

correctie toegepast voor outliers vanwege het geringe aantal deelnemers (zie Bijlage F voor de boxplot). Alle effecten worden gerapporteerd als significant bij een p < .05.

Analyses. Two-way repeated measures mixed ANOVA’s met 2x2 factoren zijn uitgevoerd met een tussen-deelnemers variabele Conditie (MBI-conditie vs. Controleconditie) en een binnen-deelnemers variabele Tijd (voormeting vs. nameting). Met deze analyse is gekeken naar het effect van de MBI-training op de eindtijd van de TTE test. Oftewel het verschil in fietstijden op de nameting tussen de condities. Ook is deze analyse gebruikt om te kijken naar het effect van de training op de maximale hartslag; het moment van het bereiken van de maximale hartslag en de tijd van doorfietsen na het bereiken van de maximale hartslag. Effect van de controlevariabelen stemming, motivatie en mindfulnessvaardigheden zijn ook bekeken met deze analyse. Een one-way between subjects ANOVA op de z-scores van de verschilscores (voormeting – nameting) is uitgevoerd om te kijken of de deelnemers in de MBI-conditie op de nameting langer doorfietsten. Een lineaire regressieanalyse is gebruikt voor het bekijken van de richting van het effect van de variabelen leeftijd, conditie, motivatie en sekse op de TTE test.

Assumpties. Assumpties van homogeniteit en normaliteit zijn gecheckt voor alle analyses. Aan de assumptie van sphericiteit is voldaan omdat er maar twee condities zijn. Aanname van de assumpties kan bij een p > .05. Bij schending van de assumpties is de data getransformeerd naar z-scores. Wanneer de assumpties na deze transformatie geschonden blijven is er een variantieanalyse uitgevoerd op de niet getransformeerde data. Dit is om de interpretatie van de analyses duidelijk te houden. Aangezien de condities gelijk zijn en er geen vergelijkbare non-parametrische test is die de schending kan opvangen met deze kleine steekproef, is ondanks schending van een van de assumpties toch verder gegaan met de bovengenoemde analyses. Er is in de regel voldaan aan de assumpties tenzij anders is

(18)

vermeld. Enkel schending van een van de assumpties is benoemd in de resultatensectie en meegenomen in de discussie.

Regressie. Assumpties voor de lineaire regressieanalyse zijn die van lineariteit en subgroepen. Assumptie van lineariteit wil zeggen dat er ofwel een lineair verband is of dat er geen verband is. In geval van schending van deze assumptie is verder gegaan met de analyse, en is dit opgenomen in de resultatensectie en discussie. Als de assumptie van subgroepen is geschonden is er voor elke subgroep apart een regressie analyse uitgevoerd.

1.3 Resultaten 1.3.1 Hoofdvariabelen

TTE. Een Mixed design ANOVA is uitgevoerd met een tussen-deelnemers variabele Conditie en een binnen-deelnemers variabele Tijd. De data op de nameting is voor beide condities niet normaal verdeeld met voor de controleconditie D(18) = 0.27, p = .001, en voor de MBI-conditie D (16) = 0.24, p = .016. Er is in de analyse verder gegaan met de niet-getransformeerde data. Er is geen significant hoofdeffect van tijd, F (1, 32) = 1.66, p = .207, r = .22. Deelnemers uit beide condities hielden het niet significant langer vol op de nameting van de TTE test dan op de voormeting. In Tabel 2 en Figuur 3 is een weergave van de minimale, maximale en gemiddelde eindtijden van beide condities op de twee meetmomenten te zien. Er is geen significant interactie effect tussen de variabele tijd (voor- en nameting) en conditie (MBI-conditie vs. Controleconditie), F (1, 32) < 1, p = .999, r <.01. Deelnemers in de MBI-conditie fietsen niet significant langer door op de nameting van de TTE test dan de voormeting ten opzichte van de controle conditie. Dit is niet in lijn met de verwachting. Om de spreiding tussen de proefpersonen te verminderen is er gekeken naar de verschilscores tussen de voor- en nameting op de TTE test, (M =-1.36 SD = 6.06). Na het corrigeren voor een outlier in de experimentele conditie (zie Bijlage F) is er geen significant effect van de mentale training op de fietstijden gevonden, F (1, 33) < .001, p >.05, r <.01. Deelnemers in de

(19)

MBI-24,8 23,44 25,91 24,55 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 T ot al e Di et st ij d in m in u te n Controleconditie MBI-conditie Voormeting Nameting

conditie fietsten niet significant langer op de nameting van de TTE test in vergelijking met de deelnemers in de controleconditie.

Tabel 2

Gemiddelde, Minimale en Maximale Eindtijden en Standard Error (SE) op de TTE test in Minuten op de Voor - en Nameting voor de MBI-Conditie en de Controleconditie.

Conditie N Voormeting (TTE1) Nameting (TTE2)

M (SE) Min Max Min Max

Controleconditie 18 24.80 (2.05) 12 41 23.44 (2.14) 11.5 42.75 MBI-conditie 16 25.91 (3.09) 13 51.5 24.55 (3.07) 11.5 54.75

Figuur 3. Gemiddelde eindtijden en error bars (standard errors) op de TTE test voor beide condities (MBI-conditie en controleconditie) op de voor- en nameting.

Opmerkelijk is dat in Figuur 3 te zien is dat de eindtijden op de nameting in beide condities lager zijn op de voormeting. Dit is niet in lijn met de verwachting. Na exploratieve analyses is er een significant effect van conditie te zien. Deelnemers in de MBI-conditie fietsen significant langer op zowel de voor - als de nameting dan deelnemers in de controleconditie, F (1, 28) = 5.12, p = .032, r = .39. Ook is er een verschil in toename van uithoudingsvermogen (eindtijd TTE) tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers, F (1, 28) = 30.04, p < .001. Mannen hielden het langer vol dan vrouwen (zie Tabel 3). Er is

(20)

gecontroleerd voor motivatie van de deelnemers tijdens het onderzoek. De mate van motivatie had geen effect op de resultaten, F (1, 28) = 1.75, p = .197, r = .24.

Tabel 3

Gemiddelde Maximale Eindtijden en Standaarddeviaties (SD) op de TTE test in Minuten op de Voor - en Nameting voor Mannen en Vrouwen.

Voormeting Nameting Mannen 32.20 (8.62) 31.30 (11. 66) Vrouwen 20.51 (8.84) 18.83 (5.76)

Een lineaire regressieanalyse geeft beter inzicht in de richting van de data. In Tabel 4 is af te lezen wat het effect van de variabelen leeftijd, conditie, motivatie en sekse is. Wederom houden mannelijke deelnemers en deelnemers uit de MBI-conditie het langer vol op TTE test. De gemiddelde fietstijd nam af met het toenemen van leeftijd en hoe gemotiveerder men was tijdens de interventieperiode hoe meer de fietstijd toenam. De effecten zijn niet significant maar wel in lijn met de verwachting. Gegeven de kleine sample size zijn dit vooralsnog veelbelovende resultaten voor vervolg onderzoek.

Tabel 4

B-Waardes (SE) voor het Gemiddelde Verschil in Maximale TTE Testscores op de Voor- en Nameting Tussen de Controleconditie en de MBI-conditie Gecontroleerd voor Sekse, Leeftijd, Conditie & Motivatie tijdens de Interventie.

Controle variabelen B waarden Sig.

Sekse 1.49 (2.44) .542 Leeftijd Conditie Motivatie -.37 (0.40) 1.35 (2.44) .88 (0.79) .352 .584 .273

Noot. B waarden is de schatting van de toename in fietseindtijd bij een toename van 1 van de betreffende voorspellende variabele. B-waardes zijn niet gestandaardiseerd. Sig.= significantie niveau, p < .05 is significant.

(21)

Maximale hartslag. Uit een Mixed design ANOVA met een tussen-deelnemers variabele Conditie en een binnen-deelnemers variabele Tijd blijkt dat er geen significant hoofdeffect van tijd is. De maximale hartslag van de deelnemers was lager op de nameting dan op de voormeting, F (1, 31) = 2.76, p = .106, r = .29. Ook was er geen significant interactie effect tussen de variabele meetmoment hartslag (Voormeting x Nameting) en conditie (MBI-conditie x Controleconditie). Er is gecorrigeerd voor een outlier op de voormeting van de hartslagdata in de controleconditie (zie Bijlage F). De maximale hartslag in de MBI-conditie op de nameting (M = 169.40 SE = 3.27) was niet significant lager dan op de voormeting (M = 173.53 SE = 3.51) in vergelijking met de controleconditie, F (1, 31) = 0.32, p = .579, r = .1. Dit was niet in lijn met de verwachting. Zie Figuur 4 en Tabel 5 voor de gemiddelde maximale hartslag per conditie.

Figuur 4. Gemiddelde maximale hartslag en en error bars (standard errors) tijdens de TTE test op de voor – en nameting voor zowel de controleconditie als de MBI-conditie.

Tabel 5

Gemiddelde Maximale Hartslag Scores en Standard Error (SE) op de voor- en nameting voor de MBI-Conditie en de Controleconditie.

Voormeting Nameting

Controleconditie MBI-conditie Controleconditie MBI-conditie Max hartslag 168.72 (6.39) 173.53 (3.51) 160.39 (3.89) 169.40 (3.27) Tijdstip 19.83 (2.18) 22.93 (2.79) 20.17 (1.91) 23.80 (3.19) Noot. Tijdstip is het moment waarop de maximale hartslag bereikt werd in minuten

168,72 160,39 173,53 169,4 100 110 120 130 140 150 160 170 180 190 200 210 M ax im al e h ar tsl ag Controleconditie MBI- conditie Voormeting Nameting

(22)

Tijd maximale hartslag. Uit een Mixed design ANOVA met een tussen-deelnemers variabele Conditie en een binnen-deelnemers variabele Tijd blijkt dat er geen significant hoofdeffect is van tijd. Deelnemers bereiken op de nameting (M = 21.82 SE = 1.78) niet significant later de maximale hartslag dan op de voormeting (M = 21.24 SE = 1.73), F (1,31) = 0.34, p = .562, r = .1. Er is geen significant interactie effect tussen de tijd waarop de maximale hartslag bereikt werd (voor- en nameting) en conditie (MBI-conditie vs. Controleconditie). Deelnemers in de MBI-conditie bereikten niet significant op een later tijdstip (M = 23.80 SE = 3.19) de maximale hartslag dan op de voormeting (M = 22.93 SE = 2.79) in vergelijking met de controleconditie, F (1,31) = 0.07, p = .796, r = .18 De MBI-training heeft er dus niet voor gezorgd dat de maximale hartslag later bereikt werd tijdens fysieke inspanning. Zie Figuur 5 en Tabel 6 voor de gemiddelde tijd waarop de maximale hartslag bereikt werd tijdens inspanning.

Figuur 5. Gemiddelde tijd in minuten en error bars (standard errors) waarop de maximale hartslag bereikt werd voor beide condities op de voor- en nameting.

Tabel 6

Duur van Doorfietsen na Bereiken van Maximale Hartslag. Gemiddelde Scores (M)in minuten op de voor- en de nameting met bijbehorende Standard Error (SE).

Voormeting Nameting M (SE) M (SE) MBI-conditie 2.17 (0.72) 1.30 (0.28) Controleconditie 4.97 (1.15) 3.28 (0.95) 19,83 20,17 22,93 23,8 0 5 10 15 20 25 30 35 40 T ij d m ax im al e h ar tsl ag be re ik t Controleconditie MBI-conditie Voormeting Nameting

(23)

Duur Maximale hartslag. Een Mixed design ANOVA met een tussen-deelnemers variabele Conditie en een binnen-deelnemers variabele Tijd is uitgevoerd. De data van de MBI-conditie is niet normaal verdeeld, D(15) = 0.25, p = .012. Verdere analyses zijn uitgevoerd op de niet-getransformeerde data. Er is geen significant effect van MBI-training op de duur van het fietsen na het bereiken van de maximale hartslag tussen de condities, F (1, 32) = 0.51, p = .480, r = .13. Deelnemers in de MBI-conditie fietsen (M = -0.87 SE = 0.71) niet langer door met een maximale hartslag op de nameting in vergelijking met de controleconditie (M= -1.69 SE=0 .88). De MBI-training zorgde er niet voor dat deelnemers langer doorfietsten met de ongemakken van een verhoogde hartslag. Zie Tabel 7 voor de gemiddelde tijden per conditie en meetmoment.

1.3.2 Controlevariabelen

Zie Tabel 7 voor de gemiddelde en standaarddeviatie scores op de POMS, MAAS op de voor- en nameting en gemiddelde motivatie voor beide condities.

Tabel 7

Gemiddelde (SD) en Range van de POMS, MAAS scores op de Voor- en Nameting en de Gemiddelde Motivatie voor beide condities. De range is de Totaal (mogelijk) te Behalen Minimum en Maximum Score voor de Desbetreffende Test.

MAAS POMS Motivatie

Range 15 – 90 -20 - 88 1 – 10

1 2 1 2 1 2

Controle 54,28 (10,10) 52,78 (10,42) 17,94 (5,15) 21,33 (5,59) 6,11 (2,37) 6,61 (2,06) MBI 56,75 (7,12) 54,13 (6,63) 20,38 (2,59) 20,56 (9,80) 5,93 (1,53) 6,40 (2,03) Totaal 55,44 (8,78) 53,41 (8,74) 19,09 (7,99) 20,97 (7,74) 6,76 (0,33) 6,31 (0,40)

Noot. 1 = voormeting, 2 = nameting, Controle = controleconditie en MBI = MBI-conditie. Totaal score motivatie 1 is de gemiddelde totaalscore gedurende het onderzoek van de controleconditie en totaalscore motivatie 2 is de gemiddelde totaalscore gedurende het hele onderzoek voor de MBI-conditie.

(24)

0 10 20 30 40 50 60 70 M A A S sc or e Controleconditie MBI-conditie Voormeting Nameting

Mindfulness. Uit een Mixed design ANOVA met een tussen-deelnemers variabele Conditie en een binnen-deelnemers variabele Tijd blijkt dat er geen significante verschillen op de baseline scores van de MAAS tussen de deelnemers in de controleconditie (M = 54.28 SE = 2.38) en de MBI-conditie (M = 56.75 SE = 1.78), t (32) = - 0.82, p = .421. De condities zijn gelijk in de mate van mindfulness op de voormeting. De mentale interventie is gebaseerd op mindfulness. Ter controle is er daarom ook gekeken of de mate van mindfulness van de deelnemers vooruit is gegaan. Deelnemers uit de MBI-conditie vertonen niet een significant grotere vooruitgang in mate van mindfulness dan deelnemers uit de controleconditie, F (1, 32) = 0.46, p = .504. De MBI-training heeft de mate van mindfulness van de deelnemers niet bevorderd. Opvallend is dat beide condities significant lager scoorde op de nameting van de MAAS dan op de voormeting F (1, 32) = 6.15, p = .019, r = .40. (zie Figuur 6). In de discussiesectie zijn mogelijke verklaringen hiervoor besproken.

Figuur 6. Gemiddelde MAAS scores en error bars (standard errors) op de voor- en nameting voor zowel de controle als de MBI-conditie.

Motivatie. Motivatiescores van de controleconditie tijdens de training D(17) = 0.24, p < .05, is niet normaal verdeeld. Er is in de analyse verder gegaan met de niet-getransformeerde data. Er is geen hoofdeffect van motivatie, F (1, 31) = 2.57, p = .119, r = .28. Motivatie van de deelnemers uit beide condities was op de eerste en laatste dag van de

(25)

thuistraining gelijk (zie Tabel 7). Er is geen interactie effect van tijd en conditie. De motivatie van de deelnemers uit controleconditie en de motivatie van de deelnemers uit de MBI-conditie op de voormeting en nameting gelijk waren, F (1, 31) = 0.003, p = .956.

Stemming. De totale POMS scores op de voormeting voldeed niet aan de assumptie van homogeniteit, F(1, 32) = 6.53, p < .05. Er is in de analyse verder gegaan met de niet-getransformeerde data. Deelnemers in beide condities hadden op de voormeting dezelfde stemming als op de nameting, F (1, 32) = 1.31, p = .260, r = .20 (zie Tabel 7). In deze analyse is gekeken naar de totale POMS score op de twee meetmomenten voor beide condities. In Figuur 7 staan de gemiddelde scores van de individuele stemmingsschalen weergegeven.

Figuur 7. Schematische weergave van de losse scores op de vijf stemmingen van de POMS voor beide condities op de voor- en nameting. VC = score controleconditie deelnemers op de voormeting; NC = score controleconditie deelnemers op de voormeting; VMBI= score MBI-deelnemers op de voormeting; NMBI = score MBI-MBI-deelnemers op de nameting.

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 P O M S sc or e VC NC VMBI NMBI

(26)

1.4 Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar het effect van een korte Mindfulness-Based Interventie (MBI) op het verbeteren van uithoudingsvermogen. De tweeweekse mentale interventie die in deze studie is gebruikt heeft geen significant effect op de fietsprestaties en de maximale hartslag. Deelnemers uit beide condities verbeterden niet in uithoudingsvermogen op de TTE test en deelnemers uit de MBI-conditie fietsten over het algemeen langer dan deelnemers uit de controleconditie. Ook lieten de resultaten zien dat mannen het langer volhielden dan vrouwen op de TTE test. Er is gecontroleerd voor motivatie tijdens het onderzoek. Hoe gemotiveerder de deelnemer waren tijdens het onderzoek, hoe langer de fietstijd. Dit effect was niet significant. Ook is er gecontroleerd voor de mate van mindfulness van de deelnemers. Deelnemers uit de MBI-conditie vertoonde geen significante vooruitgang in mindfulness vaardigheden ten opzichte van deelnemers uit de controleconditie. Analyses voor de effecten op de maximale hartslag lieten zien dat de maximale hartslag lager was op de nameting dan op de voormeting voor beide condities. Ook de tijd waarop de maximale hartslag bereikt werd voor beide condities later op de nameting dan op de voormeting. Deze effecten waren niet significant maar wijzen op een trend in de juiste richting. Deelnemers uit beide condities fietsten minder lang door na het bereiken van de maximale hartslag op de nameting dan op de voormeting. Deze trend tegen de verwachting in was echter niet significant.

Bovenstaande resultaten laten zien dat de mentale training die gebruikt is in deze studie niet zorgt voor een verbetering in uithoudingvermogen op een fysieke fietstest. Gegeven de kleine sample size zijn de gevonden resultaten vooralsnog veelbelovend. Aangezien dit het eerste onderzoek is dat gebruik maakt van deze interventie kunnen eventuele limitaties direct worden vertaald naar suggesties voor vervolgonderzoek. Bespreking van mogelijke verklaringen en onderliggende mechanismen gebeurt in de

(27)

volgende paragraaf. Daarna volgen enkele suggesties voor vervolg onderzoek en een eindconclusie.

1.4.1 Mechanismen & Verklaringen

Allereerst is het goed om te kijken naar wat de vooraf beoogde mechanismen waren van het effect. De mindfulness componenten, de manipulatiecheck en het transfer effect worden besproken. Ook worden verschillende mogelijke verklaringen besproken. Verklaringen die in deze paragraaf aan bod komen zijn de criteriumvaliditeit van de mentale training; motivatie van de deelnemers; de duur van het onderzoek, sessies en/of training en de vereiste RPM tijdens de TTE test.

Mindfulness. De MBI-training is gebaseerd op de componenten van mindfulness. Voorafgaand aan het onderzoek werd er vanuit gegaan dat de technieken geleerd in de MBI-training er voor zorgen dat de deelnemers hun aandacht verleggen. In de MBI-training leren ze de ongemakken rond het vermoeidheidssignaal te accepteren en wordt hun aandacht afgeleid van de verzuring (Bishop et al. 2004; Sedlmeier et al., 2012; Delgado-Pastor, Perakakis, Subramanya, Telles & Vila, 2013). Bewust wording van het idee dat het enkel een mentaal signaal is dat vroegtijdig aangeeft niet meer verder te kunnen en dat men fysiek gezien zou in principe nog even door kunnen gaan. In plaats van meteen toe te geven aan het signaal kan het erkent en geaccepteerd worden en wellicht zorgt dit ervoor dat men niet zich ‘overgeeft’ aan het signaal maar doorzet. De verwachting was dat dit het mechanisme was waardoor de training een positief effect zou hebben op het uithoudingsvermogen van de deelnemers. Criteriumvaliditeit. Uit de resultaten blijkt dat de deelnemers in de MBI-conditie geen vooruitgang vertoonden op de nameting van de MAAS vragenlijst ten opzichte van de voormeting. Opvallend is dat beide condities significant lager scoorde op de nameting van de MAAS dan op de voormeting. Dit kan verklaard worden doordat deelnemers aan het begin

(28)

van het onderzoek misschien nog niet (helemaal) bekend zijn met mindfulness. De vragen kunnen een afschrikkend effect hebben of er werd misschien niet goed begrepen wat er werd bedoeld. Op de nameting zijn de deelnemers bekend met mindfulness en met de vorm van de vragen. De vragen kunnen hierdoor anders geïnterpreteerd en beantwoord worden dan toen ze de vragenlijst voor het eerst zagen. De gevonden resultaten kunnen dan iets zeggen over een test- hertest effect en niet direct iets over of de mate van mindfulness toe of afgenomen is. Echter is ook het uithoudingsvermogen van de deelnemers niet significant vooruit gegaan na het volgen van de MBI-training. Wellicht traint de MBI-training niet traint wat hij beoogt te trainen. Dit wil zeggen dat de training de mindfulnessvaardigheden van de deelnemers niet voldoende stimuleerde of dat er te weinig ruimte was om deze vaardigheden gedurende de training verder te ontwikkelen. Een andere verklaring kan zijn dat de componenten van mindfulness maar motivatie van de deelnemers cruciaal is voor het verbeteren van de prestaties.

Motivatie. Om te zorgen dat deelnemers verbeteren in prestatie op de TTE test had de mentale training zich wellicht moeten focussen op motivatie. Zoals eerder aangehaald spelen misschien niet mindfulnessvaardigheden maar motivatie een cruciale rol bij het omgaan met het vermoeidheidssignaal. In dat geval zou een training die gebaseerd is op bewustwording van het signaal en motivatie in plaats van op het accepteren van het ongemak en de aandacht hiervan afleiden meer effect hebben. In het onderzoek is er gecontroleerd voor motivatie tijdens de thuistraining met een zelf samengestelde motivatievragenlijst. In de vragenlijst is geprobeerd te controleren of de deelnemers serieus aan het onderzoek mee deden en of ze dit gedurende het onderzoek bleven doen. Sommige deelnemers (studenten van de UvA) kregen proefpersoonpunten voor deelname. Dit kan de motivatie van de deze deelnemers ook beïnvloed hebben. Uit de resultaten van de motivatievragenlijsten blijkt dat de motivatie gelijk is tussen zowel de groepen als de meetmomenten. De vragenlijst is alleen gevoelig voor

(29)

sociaal wenselijke antwoorden en is dus misschien geen realistische weerspiegeling van de werkelijke motivatie van de deelnemers. Ook is in de vragenlijst niet meegenomen hoeveel tijd en motivatie ze hadden om het onderzoek juist uit te voeren en of ze ook echt doorgingen met de oefening tot ze niet meer konden.

Manipulatiecheck. Naast motivatie is ook de manipulatie, de verwachtte manipulatie van de componenten uit de training, niet helder genoeg in kaart gebracht. Er is niet gekeken in hoeverre de deelnemers de technieken uit de training, of eventueel andere strategieen, toepasten tijdens de TTE test. Enkele deelnemers gaven bijvoorbeeld aan dat ze een eindtijd of wattage hoogte als doel hadden gesteld voor zichzelf. Inzicht in strategieen tijdens het fietsen en/of reden van opgeven kunnen nuttig zijn voor het interpreteren van de data. Hier kan nu weinig over gezegd worden. Een juiste manipulatiecheck had meer inzicht kunnen bieden in onder andere het transfer effect.

Transfer effect. Een tweede onderliggend mechanisme is dat er vanuit werd gegaan dat de transfer van het bovenstaande automatisch plaats zou vinden. Tijdens de thuistraining voeren deelnemers de fysieke houding uit in combinatie met de mentale training. Op de voor- en nameting was er tijdens de TTE test geen auditieve begeleiding. Er is vanuit gegaan dat de informatie en technieken geleerd in de thuistraining effectief worden toegepast in een andere fysieke prestatiesituatie. In eerder onderzoek naar langdurigere trainingen van mindfulness is vaak gebruik gemaakt van dezelfde opzet (Thelwell & Greenlees, 2003; Zeidan et al., 2010). Vanwege de praktische relevantie en generalisatie naar de praktijk is bewust gekozen om dit op deze manier uit te voeren. In de praktijk zullen sporters ook enkel de training volgen in hun trainingsperiodes en niet tijdens een wedstrijdsituatie. Echter kan het zijn dat door de korte duur van de training de transfer (nog) niet plaats heeft gevonden. De duur van het onderzoek zou dan meteen een tweede verklaring kunnen zijn voor de gevonden resultaten.

(30)

Het kan zijn dat de training te kort was in zowel frequentie als intensiteit: aantal weken, duur per sessie en/of aantal sessies per week.

Duur van het onderzoek. Traditionele mindfulness is vaak acht weken met sessies van 60 tot 90 minuten (Pineau et al., 2012 & Spijkerman & Bohlmeijer, 2016). Eerder onderzoek liet zien dat de MAAS scores bij langdurigere mindfulness training vaak wel tot een toename leidden (Birrer et al., 2012). In deze studie is echter bewust gekozen voor een korte trainingsperiode van twee weken zodat de training makkelijk toe te passen is in een trainingsschema van een sporter. De huidige training is twee weken met 6 sessies van maximaal 10 minuten. Twee weken is misschien te kort. Men heeft wellicht tijd nodig om aan de audiotraining te wennen en de nieuwe technieken eigen te maken. Het kan zijn dat ze hier na twee weken nog niet aan toe zijn gekomen. Dit kan ook meteen een verklaring zijn waarom de mindfulness scores op de MAAS niet zijn toegenomen. Naast de duur van het gehele onderzoek kan een verklaring voor de gevonden effecten ook de lengte van de sessies van de thuistraining zijn.

Duur van de sessies. Uit onderzoek blijkt dat veel mensen de lengte per sessie van traditionele mindfulness als te lang beschouwen (Pineau et al., 2012). Ook zijn deze lange sessies minder eenvoudig toe te passen in de training van een (top)sporter. Daarom is niet alleen de duur van de gehele training maar ook de sessies per keer bewust kort gehouden in deze studie. Een onderzoek van drie dagen waarbij de deelnemers 20 minuten per dag een mindfulness meditatietraining kregen, liet een significante vermindering in pijnsensitiviteit bij deelnemers zien (Zeidan, Gordon, Merchant & Goolkasian, 2010). Ondanks deze bevindingen kan het toch zijn dat de sessies in deze studie te kort waren om het gewenste effect te hebben. Daarbij komt dat de duur van de mentale audiotraining afhing van hoelang de deelnemers de fysieke houding volhielden.

(31)

Duur van de training. Tijdens het uitvoeren van de fysieke oefening in de thuistraining kregen de deelnemers tegelijkertijd de mentale audiotraining. De duur van deze audiotraining hing af van hoelang de deelnemers de fysieke houding volhielden. De inhoud van de training is hierdoor niet voor alle deelnemers uit dezelfde conditie gelijk. Deelnemers die de fysieke houding tijdens de thuistraining minder lang volhielden kregen dus ook minder van de mentale training te horen. Standaardisatie van de duur van de audiotraining kan uitkomst bieden. Een andere mogelijke verklaring kan het voldoen aan en het monitoren van de vereiste RPM tijdens de TTE test zijn.

RPM. Deelnemers kregen de instructie om te fietsen met een RPM (revolutions per minute) van 80 tijdens de TTE test (Theodorakis et al., 2000; Marcora & Staiano, 2010; Bini et al., 2010; Koga et al., 2011). Op de fietsergometer verscheen de RPM af en toe in beeld en was dus niet de gehele test te zien. Hierbij komt dat de instructie was dat de RPM van de deelnemers niet lager mocht zijn dan 80. Er is niet gecontroleerd voor een RPM hoger dan 80. Het kan zijn dat deelnemers op de voormeting precies op de 80 RPM hebben gefietst maar op de nameting tussen de 90 of 95 RPM zaten. Dit kan effect hebben op de resultaten. Gezien de reeds eerder genoemde mogelijke verklaringen is een voorzichtige interpretatie van de resultaten wenselijk.

1.4.2 Suggesties voor verbetering

De huidige studie is een exploratieve studie en dus is er nog ruimte voor verbetering. Om de bevindingen in context te kunnen plaatsen is het belangrijk om naar enkele suggesties voor mogelijke verbetering van de studie te kijken. In de deze paragraaf worden verbeteringen omtrent de steekproef, de begeleiding, de transfer van training naar testmoment, de manipulatiecheck en/of voldoen aan de RPM tijdens de TTE test besproken.

De steekproef. Op basis van een poweranalyse is er in huidig onderzoek gestreefd naar 40 deelnemers in totaal (N = 20 per conditie) (Field, 2009). Vervolgonderzoek met een

(32)

grotere en meer heterogene steekproef kan zorgen voor sterkere en betrouwbaardere conclusies die meer in lijn liggen met de verwachtingen. Alle deelnemers kwamen uit Amsterdam/Utrecht en omgeving, waren gemiddeld rond de 24 jaar en allen student en/of hoogopgeleid. De steekproef was dus erg homogeen. Daarnaast waren de deelnemers sportief van aard maar verre van echte (top)sporters te noemen. Interessant zou zijn om deze studie te herhalen met een steekproef van enkel (top)sporters. Misschien (Top)sporters namelijk gemotiveerder en meer toegewijd om mee te doen aan de training. Alles omwille van het verbeteren van hun sportprestaties. Daarbij komt dat topsporters vaak al bijna op de toppen van hun kunnen presteren waardoor de eventuele verbeteringen door een mentale training wellicht duidelijker aan te tonen is. Vrijwel zeker zal de verbetering in dat geval effect zijn van de mentale training en niet enkel van de fysieke training. Dit alles bij elkaar genomen is een aanbeveling voor vervolgonderzoek in ieder geval een studie met een grotere heterogene steekproef. Idealiter uitgevoerd met (top)sporters, maar in ieder geval met enkel geïnteresseerde, gemotiveerde en zelf aangemelde deelnemers. Een tweede punt van verbetering kan zitten in de begeleiding, zowel in de persoonlijke- als de audiobegeleiding. Persoonlijke begeleiding. Mindfulness leer je door te ervaren. Het is een leerproces wat vaak gepaard gaat met de juiste begeleiding. In traditionele mindfulness begeleidt een mindfulness coach vaak enkele keren de deelnemers persoonlijk. Met name bij een eerste aanraking met mindfulness is het effectiever als een coach of trainer dit proces begeleidt (Gupta, Singh, Bhatt, & Gupta, 2015). In deze studie hebben de deelnemers geen persoonlijk contact. Er ontbreekt een coach die het aanleren van de technieken begeleidt.

Audio begeleiding. De audiotraining was, zoals reeds eerder genoemd, niet voor alle deelnemers van gelijke duur. Voor vervolg onderzoek is het nuttig om dit nog meer te standaardiseren zodat alle deelnemers dezelfde hoeveelheid training krijgen. Interessant hierbij is ook om de training iets langer te maken, bijvoorbeeld maximaal vier weken. Enkel

(33)

de frequentie van de sessies te verhogen (bv: één a twee weken elke dag 10 minuten) kan ook een suggestie zijn voor vervolgonderzoek (Zeidan, Gordon, Merchant & Goolkasian, 2010).

Confounding variabelen. Een aanbeveling die in lijn ligt met de manipulatiecheck is het uitvragen van externe variabelen en motivatie. In huidig onderzoek was er tijdens de thuistraining nog weinig controle voor hoeveelheid slaap, alcoholgebruik, stemming, motivatie en blessures. Deze confounding variabelen zijn wel op de voor- en nameting gemeten. Voor vervolgonderzoek kan het interessant zijn om hier ook tijdens de thuistraining voor te controleren. Zoals eerder aangegeven kan het controleren voor motivatie op de voor- en nameting en ook een betrouwbaardere meting tijdens de thuistraining van belang zijn.

1.4.3 Conclusie

Samenvattend lijkt de korte Mindfulness-Based Interventie (MBI) niet het verwachtte effect te hebben op het verbeteren van uithoudingsvermogen en hartslag. In het onderzoek is gecontroleerd voor variabelen zoals stemming, mindfulness vaardigheden en motivatie. De maximale hartslag van de deelnemers was lager na het volgen van de MBI-training en werd later bereikt na het volgen van de MBI-training. Deze effecten waren niet significant. Na het bereiken van de maximale hartslag fietsten deelnemers op de nameting niet langer door met deze maximale hartslag dan op de voormeting. Na het volgen van de MBI-training konden deelnemers niet beter om gaan met een verhoogde hartslag. Deze resultaten komen niet overeen met de literatuur en verwachtingen voorafgaand aan het onderzoek. Zoals in de vorige paragrafen besproken is zijn hier diverse mogelijke verklaringen, onderliggende mechanisme en verbeteringen van het onderzoek voor te vinden. Het is daarom te voorbarig om te concluderen dat de MBI-training niet effectief is voor het verbeteren van uithoudingsvermogen. Ook wijzen de resultaten wel in de juiste richting maar zijn ze enkel

(34)

niet significant. Om gegronde conclusies te kunnen trekken over de effectiviteit van de MBI-training op het verbeteren van uithoudingsvermogen is vervolgonderzoek vereist.

(35)

1.5. Literatuuroverzicht

Achten, J., Gleeson, M. I. C. H. A. E. L., & Jeukendrup, A. E. (2002). Determination of the exercise intensity that elicits maximal fat oxidation. Medicine and Science in Sports and Exercise, 34(1), 92-97.

Aherne, C., Moran, A. P., & Lonsdael, C. (2011). The effect of mindfulness training on athletes’ flow: An initial investigation. Sport Psychologist, 25(2), 177-189. Balmer, J. A. M. E. S., Davison, R. R., & Bird, S. R. (2000). Peak power predicts performance power during an outdoor 16.1-km cycling time trial.Medicine and

Science in Sports and exercise, 32(8), 1485-1490.

Baltzell, A., & Akhtar, V. L. (2014). Mindfulness Meditation Training for Sport (MMTS) intervention: Impact of MMTS with Division I female athletes. The Journal of Happiness & Well-Being, 2(2), 160-173.

Bentley, D. J., Newell, J., & Bishop, D. (2007). Incremental exercise test design and analysis. Sports medicine, 37(7), 575-586.

Bernier, M., Thienot, E., Codron, R., & Fournier, J. (2009). Mindfulness and acceptance approaches in sport performance. Journal of Clinical Sport Psychology, 4, 320-333.

Bishop, S. R., Lau, M., Shapiro, S., Carlson, L., Anderson, N. D., Carmody, J., ... & Devins, G. (2004). Mindfulness: A proposed operational definition. Clinical psychology: Science and practice, 11(3), 230-241.

Bini, R. R., Diefenthaeler, F., & Mota, C. B. (2010). Fatigue effects on the coordinative pattern during cycling: Kinetics and kinematics evaluation.Journal of

Electromyography and Kinesiology, 20(1), 102-107.

Birrer, D., Röthlin, P., & Morgan, G. (2012). Mindfulness to enhance athletic performance: Theoretical considerations and possible impact mechanisms.Mindfulness, 3(3), 235- 246.

(36)

Blanchfield, A., Hardy, J., & Marcora, S. (2014). Non-conscious visual cues related to affect and action alter perception of effort and endurance performance. Front Hum

Neurosci, 8(1), 1-16.

Brown, K. W., & Ryan, R. M. (2003). The benefits of being present: mindfulness and its role in psychological well-being. Journal of personality and social psychology, 84(4), 822.

Burg, J. M., Wolf, O. T., & Michalak, J. (2012). Mindfulness as self-regulated attention. Swiss Journal of Psychology.

Coso, J. D., & Mora-Rodríguez, R. (2006). Validity of cycling peak power as measured by a short-sprint test versus the Wingate anaerobic test. Applied physiology, nutrition, and metabolism, 31(3), 186-189.

Crust, L., Earle, K., Perry, J., Earle, F., Clough, A., & Clough, P. J. (2014). Mental toughness in higher education: Relationships with achievement and progression in first-year university sports students. Personality and Individual Differences, 69, 87-91.

Delgado-Pastor, L. C., Perakakis, P., Subramanya, P., Telles, S., & Vila, J. (2013).

Mindfulness (Vipassana) meditation: Effects on P3b event-related potential and heart rate variability. International Journal of Psychophysiology,90(2), 207-214.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Gupta, R. K., Singh, S., Bhatt, S., and Gupta, S. (2015). A Review of Mindfulness Meditation and Its Effects on Adolescents’ Aggression. Online Journal of Multidisciplinary Research, 1(1): 12-17.

Hardy, J. (2006). Speaking clearly: A critical review of the self-talk literature.Psychology of Sport and Exercise, 7(1), 81-97.

Hofmann, S. G., Sawyer, A. T., Witt, A. A., & Oh, D. (2010). The effect of mindfulness based therapy on anxiety and depression: A meta-analytic review. Journal of

(37)

consulting and clinical psychology, 78(2), 169.

John, S., Verma, S., & Khanna, G. (2011). The effect of mindfulness meditation on HPA Axis in precompetition stress in sports performance of elite shooters. National Journal of Integrated Research in Medicine, 2(3), 15-21.

Kaufman, K. A., Glass, C. R., & Arnkoff, D. B. (2009). Evaluation of Mindful Sport Performance Enhancement (MSPE): A new approach to promote flow in

athletes. Journal of Clinical Sport Psychology, 25(4), 334.

Keng, S. L., Smoski, M. J., & Robins, C. J. (2011). Effects of mindfulness on psychological health: A review of empirical studies. Clinical psychology review, 31(6), 1041-1056.

Koga, S., Poole, D. C., Fukuoka, Y., Ferreira, L. F., Kondo, N., Ohmae, E., & Barstow, T. J. (2011). Methodological validation of the dynamic heterogeneity of muscle

deoxygenation within thequadriceps during cycle exercise.American Journal of

Physiology-Regulatory, Integrative and Comparative Physiology, 301(2), R534-R541.

Krygier, J. R., Heathers, J. A., Shahrestani, S., Abbott, M., Gross, J. J., & Kemp, A. H. (2013). Mindfulness meditation, well-being, and heart rate variability: a preliminary investigation into the impact of intensive Vipassana meditation. International Journal of Psychophysiology, 89(3), 305-313.

Marcora, S. M., & Staiano, W. (2010). The limit to exercise tolerance in humans: mind over muscle?. European journal of applied physiology, 109(4), 763-770.

Marcora, S. M., Staiano, W., & Manning, V. (2009). Mental fatigue impairs physical performance in humans. Journal of Applied Physiology, 106(3), 857-864.

McCormick, A., Meijen, C., & Marcora, S. (2015). Psychological determinants of whole body endurance performance. Sports Medicine, 45(7), 997-1015.

McNair, D. M., Lorr, M., & Droppleman, L. F. (1971). Manual for the profile of mood states Educational and Industrial Testing Service. San Diego.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

We nemen aan dat elke keer dat de test wordt gedaan de kans op succes 0,3 is, onafhankelijk van eventuele vorige testen.. De verwachtingswaarde van het aantal keren dat

Een open klimaat betekent dat alle perspectieven naar voren komen en dat leerlingen het gevoel hebben dat zij hun opvattingen kunnen geven, ook als die anders zijn dan wat

People networking forms an integral part in achieving the goals and objectives of an individual and I or the organisation and not only with entrepreneurial success, but

Overall, the actor network needs input on the involved actors, information about aspects of the involved actors in the life cycle and information about their products that

Een andere verklaring waarom er geen samenhang gevonden werd zou kunnen zijn dat niet het gebruik van sterke kanten in het algemeen, maar specifieke sterke kanten eerder de

In de twee verhaallijnen van Mies en de eerste verhaallijn van Bram zijn de protagonisten wat onzeker: Mies over haar kunnen en het gevoel te hebben niet goed genoeg

Daarnaast zou Van der Meer zou volgens Kuijpers bezig zijn met één van de grootste stedelijke omwente- lingsoperaties van Nederland op dit moment, waar bouwen aan de