• No results found

Vloeiende informatieverwerking en de perceptie van tijd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vloeiende informatieverwerking en de perceptie van tijd"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthese Sociale Psychologie

Vloeiende Informatieverwerking

en de

Perceptie van Tijd

Olga Derks

Studentnummer: 10354468

Naam begeleider: Mark Rotteveel

Datum: 31 mei 2016

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd het effect van herhaling als vloeiende informatieverwerking op de perceptie van tijd onderzocht. Aan het onderzoek deden 49 deelnemers mee en zij kregen de taak te discrimineren tussen verschillende tijdsaanbiedingen van woorden. Er werden woordparen aangeboden waarvan de deelnemers aangaven of het tweede woord korter of langer was aangeboden dan het eerste woord. De helft van de woorden werd herhaald, de andere helft niet. Dit verduidelijkte het effect van operationalisatie van vloeiende informatieverwerking: middels lettertype of herhaling, naar aanleiding van eerder onderzoek. Uit de resultaten bleek dat herhaalde woorden een onderschatting in de perceptie van tijd tot gevolg hadden. Dit is in lijn met de neural coding efficiency hypothese. Geconcludeerd werd dat de twee operationalisaties van vloeiende informatieverwerking verschillende resultaten opleveren.

(3)

Vloeiende Informatieverwerking en de Perceptie van Tijd

Het eeuwenoude concept van tijd blijft de mens fascineren. Zo dacht wetenschapper Vierordt in het begin van de vorige eeuw dat men structureel korte tijdsintervallen ‘overschat’ en lange tijdsintervallen ‘onderschat’ (Allan, 1979). Deze aanname bleek niet te kloppen in later onderzoek (Woodrow, 1951, aangehaald in Allan, 1979) en de perceptie van tijd is nog steeds een veel onderzocht fenomeen. De hedendaagse mens kent de klok en heeft een absolute en objectieve maat om tijd bij te houden. Deze staat echter niet in lijn met de zogenaamde ‘interne clock’. Zo blijkt uit onderzoek dat het zien van angst-gerelateerde lichaamsexpressies kan zorgen voor een versnelling van de interne klok (Droit-Violet & Gil, 2016). Door deze discrepantie tussen de interne en de objectieve klok is tijd zodoende een relatief concept en wordt het ook zo ervaren. Deze discrepantie is interessant terrein voor onderzoek. Onderzoekers vragen zich af welke factoren invloed hebben op de interne klok, waarmee de subjectieve waarneming van tijd, de perceptie van tijd, bedoeld wordt.

Een voorbeeld hiervan is liking, het toekennen van een positieve beoordeling, en dit kan op de tijdservaring van invloed zijn. Enerzijds kan tijd vliegen, wanneer men iets leuks doet (Conti, 2001, aangehaald in Vliek & Rotteveel, 2012). Anderzijds kan tijd slepen, wanneer men iets doet wat minder leuk wordt gevonden (Sayette, Loewenstein, Kirchner & Travis, 2005). Een ander aspect van invloed op tijdservaring is perceptual fluency, of beknopter fluency. Perceptual fluency, vertaald perceptuele vloeiendheid, is het subjectieve gevoel over hoe makkelijk of moeilijk perceptuele informatie verwerkt wordt (Oppenheimer, 2008). Dit concept werd geïntroduceerd door Jacoby & Dallas (1981) met de term relative perceptual fluency als beschrijving voor de toename in het gemak van informatieverwerking

(4)

na het herhalen van een stimulus. Een stimulus die reeds gezien is zal bij herhaling makkelijker verwerkt worden, ook wel vloeiende informatieverwerking genoemd.

Eerder onderzoek laat verschillende effecten zien van fluency op de perceptie van tijd. Zo kan fluency leiden tot zowel een kortere perceptie van tijd (Matthews, 2011) als een langere perceptie van tijd (Witherspoon & Allan, 1985; Devane, 1974). In een bacheloronderzoek aan de universiteit van Amsterdam is tevens gevonden dat fluency zorgt voor een relatief langere perceptie van tijd (Beerepoot, 2015; Corba, 2015; van Veggel, 2015). Dit is een frappant resultaat, omdat er gebruik is gemaakt van een vergelijkbaar onderzoeksparadigma als in het onderzoek van Matthews en men zou verwachten dat de uitkomsten dan hetzelfde zijn. Om deze reden zal het huidige onderzoek zich richten op de verschillen in voorgaande onderzoeken om meer duidelijkheid te krijgen over het effect van vloeiende informatieverwerking op de perceptie van tijd.

Dat fluency invloed heeft op de perceptie van tijd blijkt uit onderzoek van Witherspoon & Allan (1985) waaruit geconcludeerd werd dat fluency zorgt voor een langere perceptie van tijd. Dit is onderzocht aan de hand van het aanbieden van woorden die wel of niet herhaald werden. Hierna maakte de proefpersoon een tijdsinschatting over het tweede woord. Uit het onderzoek van Witherspoon & Allan bleek dat herhaalde stimuli een langere perceptie van tijd tot gevolg hadden. Deze bevinding is in lijn met de zogenaamde misattributiehypothese. Deze stelt dat een herhaalde stimulus zorgt voor een toename in vloeiende verwerking en deze toename wordt verkeerd toegeschreven aan een langere tijdsaanbieding van de stimulus (Witherspoon & Allan, 1985).

Daarentegen toont een soortgelijk onderzoek van Matthews (2011) een tegenstrijdig effect. Fluency zorgde in dit geval voor een kortere perceptie van tijd, een opvallend resultaat in verhouding tot het eerdergenoemde onderzoek. Matthews spreekt zelf niet over fluency, maar over herhaling, en haalt de neural coding efficiency hypothesis aan. Deze stelt dat

(5)

herhaalde aanbieding leidt tot een kortere perceptie van tijd omdat er minder hersenactiviteit nodig is om de informatie te verwerken. Een stimulus die reeds verwerkt is zal een volgende keer minder cognitieve bronnen vragen en deze cognitieve bronnen worden zo bespaard. Er is dan minder hersencapaciteit vereist om de stimulus te verwerken en dit zorgt voor een onderschatting van de tijd waarin de stimulus is aangeboden.

Een recent onderzoek gedaan door Obermeier, Kotz, Jessen, Raettig, von Koppenfels en Menninghaus (2015) haalt een soortgelijke hypothese aan, de cognitive fluency hypothesis. Deze stelt dat terugkerende patronen fluency verbeteren en dit leidt tot een positievere beoordeling. In dit onderzoek maakten de onderzoekers gebruik van EEG-metingen om vast te stellen dat het leuker vinden van een stimulus samengaat met verminderde hersenactiviteit. En aangezien het leuker vinden van iets zorgt voor een verkorte perceptie van tijd (Agarwal & Karahanna, 2000) betekent dit dat minder hersenactiviteit indirect zorgt voor een verkorte perceptie van tijd. Dit is natuurlijk helemaal in lijn met de neural coding efficiency hypothese.

Het blijft opmerkelijk dat het eerdere onderzoek uiteenlopende conclusies trekt. Het verschil zit niet enkel in de verscheidende theorieën, er zijn ook verschillen in onderzoeksopzet wat betreft de gebruikte stimuli. Witherspoon & Allan en Beerepoot, Corba & van Veggel maakten gebruik van woorden, Matthews maakte gebruik van afbeeldingen. Het is mogelijk dat deze twee soorten stimuli, woorden versus afbeeldingen, een verschillend effect hebben op fluency en de perceptie van tijd. Het is mogelijk dat fluency voor woorden voor een langere perceptie in tijd zorgt, zoals gevonden door Witherspoon & Allan en Beerepoot, Corba & van Veggel. Fluency voor afbeeldingen zal wellicht voor een kortere perceptie in tijd zorgen, zoals gevonden door Matthews.

Een ander belangrijk verschil tussen de onderzoeken is dat fluency niet op dezelfde manier is geoperationaliseerd. Waar de onderzoeken van Witherspoon & Allan en Matthews dit deden middels herhaling, heeft het onderzoek van Beerepoot, Corba & van Veggel gebruik

(6)

gemaakt van lettertypen en kleur om fluency te operationaliseren. Zij hebben proefpersonen twee woorden na elkaar aangeboden, het was aan de proefpersonen om in te schatten of de tweede stimulus langer of korter was aangeboden dat de standaard stimulus. Fluency werd geoperationaliseerd middels lettertypen: goed leesbaar of minder goed leesbaar.

In het huidige onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag wat de relatie is tussen vloeiende informatieverwerking en de perceptie van tijd. Het huidige onderzoek zal de drie eerdergenoemde onderzoeksopzetten combineren. Alle deelnemers krijgen 160 woorden aangeboden op dezelfde manier als in het onderzoek van Beerepoot, Corba & van Veggel (2015). De woorden verschillen alleen van elkaar in aanbiedingstijd: het standaardwoord zal telkens 506 ms. aangeboden worden, de tweede stimulus zal in vijf verschillende tijdscondities worden aangeboden (400 ms, 447 ms, 506 ms, 565 ms of 612 ms). Er is gekozen voor twee fluency-condities: herhaald of niet-herhaald. In het huidige onderzoek wordt fluency geoperationaliseerd op dezelfde wijze als in het onderzoek van Matthews (2011). De deelnemers geven aan of de tweede stimulus korter of langer is aangeboden dan de standaard stimulus door op de ‘K’ voor kort, of de ‘S’ voor langzaam (slow) te drukken. Verwacht wordt dat deelnemers bij de herhaalde woorden vaker op de knop ‘K’ drukken dan de knop ‘S’ ten opzichte van niet-herhaalde woorden. In dit geval zorgt fluency voor een kortere tijdsinschatting, hetgeen in lijn is met de neural coding efficiency hypothese.

(7)

Methode Design

Er zijn twee onafhankelijke variabelen: tijdsaanbieding (400, 447, 506, 565 en 612 ms) en fluency (herhaald en niet-herhaald), beide variabelen worden volledig binnen proefpersonen gevarieerd. De afhankelijke variabele tijdsperceptie komt in de resultaten weer als een getal tussen de 1 en 2, waarbij 1 staat voor korter en 2 staat voor langer. De data zullen worden geanalyseerd met een Repeated Measures ANOVA.

Deelnemers

Er hebben 49 deelnemers meegedaan aan het onderzoek (12 mannen en 37 vrouwen). Het grootste gedeelte bestond uit eerstejaars studenten psychologie aan de universiteit van Amsterdam. Hiervoor ontvingen zij één proefpersoonpunt. Alle proefpersonen ondertekenden na uitleg van het experiment een informed consent alvorens het beginnen van de procedure. Na het onderzoek vulden zij een exitinterview in.

Materialen

Het onderzoek werd gedraaid met het programma Presentation op een Benq-computer met een 24inch-beelscherm van 120hz in een afgesloten cubicle. Er is gebruik gemaakt van een woordenlijst van 249 neutrale woorden (Moors et al., 2013), zes woorden zijn hier uitgehaald: porno, truck, scène, penis, miss en totaal. In het programma werden telkens woordparen aangeboden, zie figuur 1. Het eerste woord was de standaard, het tweede woord was de stimulus welke in tijdsaanbieding verschilde. Aan het begin van elke trial werd eerst een wit scherm van 1 seconde aangeboden gevolg door de target stimulus, welke telkens 506ms in beeld was. Hierna kwam wederom een wit scherm in beeld voor 306ms gevolgd

(8)

door de tweede stimulus welke in aanbiedingstijd verschilde (400-447-506-565-612ms). Hierna volgde nogmaals een wit scherm voor 1 seconde met daarna de keuze voor de deelnemers om op S voor langzamer of K voor korter te drukken. Alle woorden werden gerandomiseerd aangeboden. Ook de herhaalde en niet-herhaalde woorden werden gerandomiseerd aangeboden. De verdeling van herhaalde en niet-herhaalde woordparen was gelijk over alle vijf de tijdscondities.

Figuur 1. Volgorde van schermen bij woordaanbieding met tijdsaanbieding voor de niet-herhaalde en niet-herhaalde trials.

Procedure

Bij aankomst werd de deelnemer in een cubicle achter een computer geplaatst door de proefleider. In elke cubicle bevond zich een intercom met daarop een knop waarmee de proefleider kon worden opgeroepen. De deelnemer kreeg de instructie hierop te drukken wanneer hij/zij klaar was met een onderdeel van het onderzoek, dan zou de proefleider langskomen met verdere instructies. De deelnemer kreeg een clipboard met daarop de informatiebrochure (zie appendix A) en informed consent (zie appendix B) welke na het lezen

(9)

van de informatiebrochure, indien de deelnemer nog wilde deelnemen, tweemaal ondertekend werd. Hierna startte de proefleider de taak en kreeg de deelnemer de instructies alles aandachtig te lezen en pauze te nemen indien nodig. Bij het starten van het taakje deed de deelnemer eerst een oefentrial, om met het taakje bekend te worden. In deze oefentrial kreeg de deelnemer steeds twee woorden achter elkaar te zien met daarna de vraag of het tweede woord korter of langer was aangeboden dan het eerste woord. De deelnemer drukte op ‘K’ wanneer het tweede woord korter leek en op ‘S’ wanneer het tweede woord langer leek. Hierna volgde het echte onderzoek, welke uit tien blokken bestond. Tussen elk blok kon de deelnemer pauze nemen. Het duurde ongeveer 30 minuten voordat de deelnemer klaar was met het volledige taakje. Hierna kreeg de deelnemer een exitinterview (zie appendix C) aangereikt met een aantal vragen over het onderzoek. Hierna was het onderzoek afgelopen en kreeg de deelnemer een proefpersoonpunt.

(10)

Resultaten

Aan dit onderzoek hebben 49 deelnemers meegedaan. Bij het inspecteren van de data zijn geen outliers naar voren gekomen. Er zijn zeven deelnemers uitgesloten vanwege een bug in het programma Presentation, waardoor zij te weinig trials kregen aangeboden en de data van deze deelnemers ontbruikbaar waren. Dit zijn deelnemers 1, 10, 11, 12, 19, 23 en 24 (2 mannen, 5 vrouwen). De gegevens van de overgebleven 42 deelnemers zijn gebruikt voor de analyses. Omdat in dit onderzoek de proefpersoonvariabele tijdsconditie uit meer dan twee niveaus bestond is er gecontroleerd op sfericiteit (Mauchley’s W). De sfericiteit bleek geschonden, X²(9) = 49.44, p<.001, daarvoor werden de vrijheidsgraden gecorrigeerd middels Greenhouse Geisser.

Na het controleren van de assumpties van de ANOVA is een herhaalde variantieanalyse uitgevoerd (repeated measures ANOVA) op de gemiddelde scores voor tijdsperceptie (Tabel 1, volgende pagina), met de twee binnen-groepsvariabelen fluency (herhaald, niet-herhaald) en tijdsconditie (400, 447, 506, 565, 612ms). Het hoofdeffect van

fluency was significant, F(1, 41) = 30.118, p<.001. Deelnemers scoorden in de herhaalde trials lager op button

(M = 1.39, SD = .19) dan in de niet-herhaalde trials (M = 1.51, SD = .18). Dit betekent dat tijdens de herhaalde trials de deelnemers de aanbiedingstijd van de tweede stimulus significant korter inschatten dan tijdens de niet-herhaalde trials. Dit is in lijn met de neural

(11)

coding efficiency hypothese, omdat deze voorspelt dat niet-herhaalde stimuli een korte perceptie van tijd tot gevolg hebben.

Tevens is er een hoofdeffect voor tijdsconditie, F(2.25, 149.78) = 93.298, p<.001. Deelnemers scoorden in de langere tijdscondities hoger op tijdsperceptie dan in de kortere tijdscondities. Wanneer de tweede stimulus langer was, werd er vaker op de knop ‘S’ voor ‘langer’ gedrukt (M = 1.60, SD = .02, M = 1.69, SD = .03), dan op de knop ‘K’ voor kort (M = 1.21, SD = .02, M = 1.29, SD = .03).

Tabel 1

Gemiddelde scores op button (1 is kort, 2 is lang) en en Standaarddeviaties (tussen haakjes) per tijdsconditie en fluency-conditie.

Tijd in Herhaald Niet Herhaald Gemiddeld

msec. 400 1.16 (.12) 1.25 (.20) 1.21 (.02) 447 1.21 (.21) 1.36 (.20) 1.29 (.03) 506 1.40 (.20) 1.55 (.18) 1.47 (.02) 565 1.54 (.21) 1.66 (.16) 1.60 (.02) 612 1.64 (.22) 1.74 (.17) 1.69 (.03) Gemiddeld 1.39 (.19) 1.51 (.18)

(12)

Figuur 2. Gemiddelde score op tijdsinschatting voor de fluency-condities per tijdsconditie.

Uit figuur 2 blijkt duidelijk dat de gemiddelden op tijdsinschatting hoger liggen voor niet-herhaalde trials en lager liggen voor de herhaalde trials op alle tijdscondities, dit illustreert het hoofdeffect voor fluency. Ook hoofdeffect voor tijdsconditie is te zien, waar bij langere tijdsaanbiedingen een hoger gemiddelde van tijdsinschatting is. Er is geen sprake van een interactie effect tussen fluency en tijdsconditie, F(4) = 1.174, p=.324. Dit is in lijn met de verwachtingen gebaseerd op de neural coding efficiency hypothese waarin de deelnemer de

(13)

aanbiedingstijd van herhaalde stimuli korter inschat dan van niet-herhaalde stimuli, tevens gevonden in het onderzoek van Matthews (2011).

Uit het exitinterview dat is afgenomen bij alle deelnemers aan het einde van de computertaak, kwamen twee opvallende antwoorden naar voren. Allereerst hebben twaalf deelnemers ingevuld dat zij hadden opgemerkt dat in sommige gevallen de woorden even lang in beeld waren. Sommigen lichtten dit toe; dit zou zorgen voor een gevoel van gokken, of ‘maar wat doen’. Het tweede opvallende antwoord was dat acht deelnemers helemaal niet door had dat er een verschil in tijdsaanbieding was. Dit zal in de discussie verder worden besproken.

Discussie

In deze studie werd het effect van herhaling als operationalisatie van vloeiende informatieverwerking op de perceptie van tijd onderzocht. Er werd een duidelijk effect van herhaling gevonden: deelnemers schatten de tijdsaanbieding van herhaalde stimuli korter in dan niet-herhaalde stimuli. Dit effect werd evenredig gevonden over alle tijdscondities heen. Door herhaalde woorden tegen niet-herhaalde woorden af te zetten werd een verschil in de perceptie van tijd getest. Bij herhaalde woorden was de perceptie van tijd structureel korter dan bij niet-herhaalde woorden. Deze bevindingen liggen in lijn met de neural coding efficiency hypothese. Deze hypothese stelt dat herhaling van een stimulus zorgt voor een onderschatting in tijd. Dit zou komen doordat een stimulus die reeds aangeboden is een volgende keer minder cognitieve bronnen gebruikt als deze wordt verwerkt. Dit zorgt voor een onderschatting in tijd waarin de stimulus is aangeboden.

(14)

Het is van belang op te merken dat deelnemers in dit onderzoek in een vijfde van de tijdsinschattingen een gedwongen keuze maakten voor een fout antwoord. De antwoordmogelijkheden die aangeboden werden waren ‘korter’ of ‘langer’ dan het eerste woord, terwijl bij een vijfde van de woordparen de twee woorden beide 506ms in beeld waren. Een goed antwoord was dan onmogelijk omdat het tweede woord niet langer of korter was, maar even lang, en een dergelijke antwoordmogelijkheid stond er niet tussen. Uit de exitinterviews bleek dat het sommige deelnemers was opgevallen dat woorden soms even lang in beeld waren en hierdoor het idee hadden te moeten gokken. Dit kan gezorgd hebben voor onnodige ruis, aangezien de deelnemers naar eigen zeggen ‘maar wat deden’. Men zou ook kunnen beredeneren dat deze tijdsconditie het meest interessant is voor de onderzoeksvraag. Als er namelijk geen verschil is in tijdsaanbieding en deze wel zo wordt ervaren in het geval van herhaalde woorden, is het effect van herhaling extra evident. Als de deelnemers daadwerkelijk in deze tijdsconditie ‘maar wat deden’ zou er in de resultaten geen verschil moeten zijn tussen herhaalde en niet-herhaalde woorden. Bovendien is er een hoofdeffect gevonden voor herhaling en lijkt het niet noodzakelijk het effect van een derde antwoordmogelijkheid op de resultaten in deze tijdsconditie te onderzoeken.

Opvallend blijft dat de resultaten uit het huidige onderzoek de resultaten van het bacheloronderzoek van vorig jaar tegen lijken te spreken. Waar het huidige onderzoek een onderschatting in perceptie van tijd aantoont, werd in het onderzoek van vorig jaar een relatieve overschatting in perceptie van tijd gevonden. Het grootste verschil van designs zit in de operationalisatie van fluency. Het huidige onderzoek gebruikt herhaling, het onderzoek van vorig jaar gebruikt lettertype en kleur. En hoewel het onderzoek van Matthews, waarop de onderzoeksopzet van het huidige onderzoek is gebaseerd, niet spreekt van fluency, is herhaling wel degelijk een gepaste operationalisatie van fluency (Phaf & Rotteveel, 2005; Reber, Schwarz & Winkielman, 2004). Het is mogelijk dat deze twee vormen van fluency een

(15)

verschillend effect hebben op de perceptie van tijd. Het herkennen van een stimulus door herhaling zorgt middels afgenomen hersenactiviteit voor een onderschatting in tijd. Minder goed leesbare teksten, door handschrift of kleurgebruik, zorgen daarentegen voor een relatieve overschatting in tijd. Fluency lijkt een construct van een dergelijk complexe aard dat deze in verschillende vormen niet eenzelfde effect heeft voor de perceptie van tijd.

Een laatste punt van discussie is de meting van de perceptie van tijd. In het huidige onderzoek maakten de deelnemers vrijwel meteen een inschatting, terwijl in ander onderzoek dit niet het geval was. Een tijdsinschatting die meteen gemaakt wordt over woorden die kort zijn aangeboden, korter dan een seconde, betreft een bijna niet waarneembaar verschil in tijdsaanbieding. Uit de exitinterviews bleek dat een hoop deelnemers geen besef had van de verschillen in aanbiedingstijd, wat eventueel kan duiden op een automatische tijdsinschatting. Toch is er een sterk effect gevonden voor herhaling en het is mogelijk dat dit berust op een automatisch proces. In een onderzoek gedaan door Sanchez & Jaeger (2014) is een andere maat gebruikt om de perceptie van tijd te meten. Hier is onderzocht wat het effect is van leesbaarheid als fluency op de perceptie van tijd. Dit hebben zij gedaan door deelnemers recepten te laten lezen en daarna een inschatting te laten maken over hoe lang het zou duren om het gerecht te bereiden. Moeilijk leesbare recepten, gemanipuleerd met lettertypen verschillend in leesbaarheid, zorgden voor een langere tijdsinschatting dan beter leesbare teksten. Dit is een interessant resultaat, aangezien in het bacheloronderzoek van Beerepoot, Corba & van Veggel eenzelfde operationalisatie is gebruikt voor fluency, maar niet hetzelfde resultaat is gevonden.

Een ander verschil tussen de onderzoeken is de meting van de perceptie van tijd. In het bacheloronderzoek werden inschattingen gemaakt over korte tijdsintervallen en op basis van een standaard. In het onderzoek van Sanchez & Jaeger werd een tijdsinschatting gemaakt aan de hand van één stimulus, zonder standaard. Het lijkt erop dat tijdsinschattingen aan de hand

(16)

van een standaardstimulus, het eerste woord, een ander resultaat opleveren dan inschattingen zonder standaardstimulus, zoals een tekst die gelezen wordt. Veel van het voorgaand onderzoek maakt gebruik van een standaard voor het maken van een tijdsinschatting, maar wat is het effect van fluency op tijdsinschatting zonder gebruik te maken van een standaardstimulus? Het is mogelijk dat verschillende processen van invloed zijn, denk aan automatische en intuïtieve processen. Eventueel vervolgonderzoek kan hier duidelijkheid in brengen.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat vloeiende informatieverwerking een kortere perceptie van tijd tot gevolg heeft. Wanneer een stimulus eerder is waargenomen zal een volgende keer minder verwerking behoeven waardoor het lijkt dat de tijd sneller gaat. Dit duidelijke effect van herhaling lijkt haaks op eerder onderzoek te staan (Witherspoon & Allan, 1985; Corba, Beerepoot & van Veggel, 2015) al is het ook mogelijk dat verschillende vormen van fluency verschillende effecten hebben op de perceptie van tijd. En met genoeg ideeën voor vervolgonderzoek blijft het eeuwenoude concept van tijd fascineren.

(17)

Literatuur

Allan, L. G. (1979). The perception of time. Perception & Psychophysics, 26(5), 340-354.

Agarwal, R., & Karahanna, E. (2000). Time flies when you're having fun: Cognitive absorption and beliefs about information technology usage. MIS quarterly, 665-694.

Beerepoot, W. (2015). De Invloed van Perceptuele Vloeiendheid en Affect op Subjectieve Tijdwaarneming. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Corba, J. (2015). Perceptual Fluency bij de Informatieverwerking van Affectieve Stimuli en de Effecten op de Subjectieve Tijdwaarneming. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

(18)

Devane, J. R. (1974). Word characteristics and judged duration for two response sequences.

Perceptual and Motor Skills, 38(2), 525-526.

Droit-Volet, S., & Gil, S. (2015). The emotional body and time perception. Cognition and Emotion, 1-13.

Jacoby, L. L., & Dallas, M. (1981). On the relationship between autobiographical memory and perceptual learning. Journal of Experimental Psychology: General, 110(3), 306.

Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: The effects of prior exposure on temporal discrimination, judgment, and production. PLoS one, 6(5), e19815.

Moors, A., De Houwer, J., Hermans, D., Wanmaker, S., van Schie, K., Van Harmelen, A. L., & Brysbaert, M. (2013). Norms of valence, arousal, dominance, and age of acquisition for 4,300 Dutch words. Behavior research methods, 45(1), 169-177.

Oppenheimer, D. M., & Frank, M. C. (2008). A rose in any other font would not smell as sweet: Effects of perceptual fluency on categorization. Cognition, 106(3), 1178-1194.

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bias. Emotion, 5(3), 309.

(19)

Reber, R., Schwarz, N., & Winkielman, P. (2004). Processing fluency and aesthetic pleasure: Is beauty in the perceiver's processing experience?.Personality and social psychology review, 8(4), 364-382.

Sanchez, C. A., & Jaeger, A. J. (2015). If it’s hard to read, it changes how long you do it: Reading time as an explanation for perceptual fluency effects on judgment. Psychonomic bulletin & review, 22(1), 206-211.

Sayette, M. A., Loewenstein, G., Kirchner, T. R., & Travis, T. (2005). Effects of smoking urge on temporal cognition. Psychology of Addictive Behaviors, 19(1), 88.

Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgments in a perceptual identification task. Memory & Cognition, 13(2), 101-111.

Veggel, J. v. (2015). De Invloed van Perceptual Fluency en Affect op Subjectieve Tijdswaarneming. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Vliek, M. L., & Rotteveel, M. (2012). If time flies, are you more fun? The relative effect of expected exposure duration on the evaluation of social stimuli. European Journal of

Social Psychology, 42(3), 327-333.

Xuan, B., Zhang, D., He, S., & Chen, X. (2007). Larger stimuli are judged to last longer.

(20)

Appendix A

De kunst van tijdwaarneming

Informatiebrochure

U gaat deelnemen aan het onderzoek ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In dit experiment onderzoeken wij hoe goed u kunt discrimineren tussen verschillende tijdsaanbiedingen. Het gaat hierbij om de snelheid en juistheid waarin dit gedaan wordt.

(21)

Instructie

Tijdens het experiment zit u voor een computerscherm waarop woorden zullen worden aangeboden. We vragen u te beoordelen hoe lang de tijdsaanbieding van een tweede woord is geweest in vergelijking met een voorgaand woord. Daarnaast kan het zo zijn dat bepaalde woorden herhaald worden. U krijgt eerst een aantal oefentrials, om vertrouwd te raken met de experimentele procedure en de verschillende woorden.

Metingen

Tijdens het experiment zal uw reactietijd en uw accuratesse gemeten worden.

Vrijwilligheid

Uw deelname is geheel vrijwillig, het zal op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben als u nu of tijdens het onderzoek afziet van deelname aan dit onderzoek. U kunt ook tot 24 uur na het onderzoek nog uw toestemming voor het gebruiken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te alle tijden staken; U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. In dat geval zullen uw gegevens uit onze bestanden verwijderd en vernietigd worden.

Veiligheid en verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens

(22)

en blijft de anonimiteit gewaarborgd. De gegevens kunnen eventueel ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers, maar dan wel in volstrekt anonieme vorm.

Vergoeding

De deelnemer krijgt een vergoeding van één proefpersoonpunt per uur voor deelname aan het onderzoek.

Nadere inlichtingen

Voor eventuele extra informatie over het onderzoek, kunt u zich wenden tot Max Roks (maxmroks@gmail.com; 06-27878161). Voor eventuele klachten over dit onderzoek, kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020-5256755).

Appendix B

Informed consent

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure ‘De kunst van tijdwaarneming’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar

(23)

zullen worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn nadrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik mij wenden tot Max Roks (maxmroks@gmail.com; 06-27878161). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

Aldus in tweevoud getekend:

………. ……….

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

………. ……….

Naam onderzoeker Handtekening

Appendix C

Exit interview bij: “De kunst van tijdwaarneming” Proefpersoonnummer:

1. Zijn er dingen die je zijn opgevallen tijdens het onderzoek (maakt niet uit wat)?

(24)

---2. Hoe ging de taak voor je eigen gevoel?

--- ---3. Is het gelukt om geconcentreerd te blijven tijdens het uitvoeren van de gehele taak? Zo niet, van welk moment af aan lukt het niet meer om je goed te concentreren?

---

4. Is het je opgevallen dat de standaardstimulus en targetstimulus verschillende aanbiedingstijden hadden?

---5. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en de herhaalde aanbieding van de targetstimulus?

(25)

---6. Had je het idee dat wanneer de targetstimulus gelijk was aan de standaardstimulus, de aanbiedingstijd langer of korter leek dan wanneer dit niet het geval was?

---

7. Waren er dingen zoals een slechte nachtrust of een vervelende proefleider etc. die jouw prestatie op deze taak beïnvloed hebben?

(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

van de Title: The role of quiescent and cycling stem cells in the development of skin cancer Issue

VTCPUHGEVCPVU CPF VTCPUIGPGU TGURGEVKXGN[ +V JCU PQV DGGP GZENWFGF VJCV %& OKIJVCUUQEKCVGYKVJQVJGTRTQVGKPUKPCOCPPGTYJKEJUJKGNFUVJGRQUKVKXGEJCTIG UKOKNCT VQ VJCV FGUETKDGF HQT

[r]

[r]

[r]

RSTTUVWXVYZVX[W\W]^VT_XV`ZVaZ]VbWZ]V\ZY]Vc[VYW]VUTb]cc\dVeZbV`ZVbWZ]

Author: Runtuwene, Vincent Jimmy Title: Functional characterization of protein-tyrosine phosphatases in zebrafish development using image analysis Date: 2012-09-12...

68 67888942 WXYZ[Y\]Y^_YZ]\Y`aYb_cZ\Y`dYe_ZbfZg`hbiYeZjklcZ^gghZfgZ]mZ_YZ^YdYe_YZagf_Yebf^YfZ]mZYnoe]bhghbYZ