• No results found

Dappere Galliërs, beheerste Engelsen en ambitieuze Spanjaarden. Een analyse van de bevolkingsstereotypen in de vroegmoderne romans Argenis en Vervolg op d'Argenis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dappere Galliërs, beheerste Engelsen en ambitieuze Spanjaarden. Een analyse van de bevolkingsstereotypen in de vroegmoderne romans Argenis en Vervolg op d'Argenis"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dappere Galliërs, beheerste Engelsen en ambitieuze Spanjaarden

Een analyse van de bevolkingsstereotypen in de vroegmoderne romans Argenis en Vervolg op d’Argenis

Julia Steiner

Universiteit van Amsterdam MA Nederlandse taal en cultuur Historische Nederlandse letterkunde

Begeleider: prof. dr. Lia van Gemert Tweede lezer: dr. Jeroen Jansen Augustus 2018

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 5

Argenis uit 1621 in biografische en maatschappelijke context 8 Argenis uit 1625 zonder maatschappelijke context 10

Verantwoording edities 11

Onderzoeksvraag 12

Methodologie 13

Imagologie, het stereotype en het land 13

Werkwijze van de imagologen 17

Mijn werkwijze 18

Hoofdstuk 1 De verschillende geografische gebieden in Argenis

Avonturen van Argenis, Poliarchus en Archombrotus 20

Onrusten in Frankrijk 21

Spaanse hulp (en verraad) 22

Steun voor Engeland 23

Selectie gebieden 24 Frankrijk 24 De Fransen in Imagology 24 De Fransen in Argenis 25 De onstuimige Fransen 26 De Franse monarchie 29 Spanje 30 De Spanjaarden in Imagology 30 De Spanjaarden in Argenis 31

Het machtige en arrogante Spanje 31

Listig, ambitieus en slecht 33

Engeland 35

De Engelsen in Imagology 35

De Engelsen in Argenis 36

De emoties en beheersing van koningin Hyanisbé 37

Overige gebieden 39

(4)

Hoofdstuk 2 Nieuwe avonturen – een vervolg op Argenis

Avonturen van Poliarchus, Argenis, Archombrotus… en Cyrthea 44

Poliarchus en Gallië 45

Argenis en Egypte 46

Archombrotus en Mauritanië 47

Cyrthea en Tunesië, Mauritanië, Iberië en Gallië 47

Selectie gebieden 48

Gallië 49

De Galliërs in Imagology 49

De Galliërs in Argenis 50

Hun dapperheid en gastvrijheid 50

Bedreigingen voor de Galliërs 52

Iberië 54

De Iberiërs in Imagology 54

De Iberiërs in Argenis 55

De Iberiërs als vijand: wrede kidnappers (…) 55 De Iberische koning en koningin en (…) 57

Egypte 59

De Egyptenaren in Imagology 59

De Egyptenaren in Argenis 60

Het angstaanjagende Egypte 60

De Egyptenaren als bondgenoten 62

Tunesië 64

De Tunesiërs in Imagology 64

De Tunesiërs in Argenis 65

Tunesië, vol van verliefdheid en magie 65

Overige gebieden 67

Lezers uit 1681 69

Conclusie 72

(5)

Inleiding

Voordat de Romeinen de wereld hadden veroverd en voordat de oceaan zich van de Tiber onderscheiden had, landde op de oever van Sicilië een jonge ridder van

wonderlijke schoonheid. Dit is de eerste zin uit de Nederlandse vertaling van de hand van Jan Hendrik Glazemaker van de roman Argenis (Argenis 1643: I, 1),1 de Neo-Latijnse bestseller van John Barclay die in de zeventiende eeuw o.a. in het Engels, Frans, Duits en Nederlands vertaald werd. Deze eerste zin brengt meteen het verhaal op gang. De jonge ridder die aanspoelt komt een jonge vrouw tegen (Argenis), die hem vraagt om een bende rovers weg te jagen. Bij het spannende gevecht redt de jonge ridder het leven van de ridder Poliarchus. De rest van het verhaal draait om de avonturen van deze drie personages.

Het aanspoelen van de jongeman op onbekend land werkt als een spannende manier om het verhaal te openen. Toch is dit begin meer dan alleen een aandachttrekker: het zegt ook iets over de strekking van de roman. De jongeheer is afkomstig uit

Mauritanië en bezoekt het land Sicilië. Hij introduceert zo een gegeven dat het hele verhaal door terugkomt, namelijk dat mensen uit verschillende gebieden met elkaar in contact komen. Deze jonge ridder, de Mauritanische prins Archombrotus, blijkt uiteindelijk een goede vriend voor Argenis en Poliarchus en bewijst zijn waarde voor het land Sicilië. Maar als later in het verhaal de Sardinische koning Sicilië bezoekt lopen de zaken minder gunstig, tot ontvoeringen en oorlogen aan toe.

De schrijver van dit verhaal, John Barclay, publiceerde dit meesterwerk in 1621. Het boek is meer dan ‘alleen’ een roman, hoewel er toen geen sprake was van een roman zoals we die vandaag de dag bedoelen (zie Van Gemert 2008: 21-22). Het verhaal gaat over de liefde tussen Poliarchus en Argenis, maar is tegelijkertijd een politieke verhandeling en een historische allegorie. Barclay creëerde hiermee een nieuw genre: 1 In deze scriptie gebruik ik de APA-stijl voor de bronvermelding, maar ik verander de in-tekst verwijzingen voor de leesbaarheid. Mijn in-tekst verwijzingen zijn als volgt opgebouwd: (Auteur(s) jaartal : pagina(‘s)). Bij het verwijzen naar Argenis ligt de nadruk op de editie die het betreft, niet op de auteur of vertaler. Deze verwijzingen zijn dan ook (Argenis jaartal: boeknummer, pagina(’s)). Om de juiste versie terug te vinden in de bibliografie: (Argenis 1643: I, 1) verwijst naar Glazemakers vertaling van Barclay uit 1643, (Argenis 1680: I, 1) verwijst naar Glazemakers vertaling van Barclay uit 1680 en (Argenis 1681: I, 1) verwijst naar Glazemakers vertaling van De

(6)

‘the political romance’. (Riley & Pritchard Huber 2008: 11) Het is een gelaagd verhaal met een zeer rijke inhoud, dat zoals gezegd op verschillende manieren gelezen kan worden. Voor deze scriptie richt ik me vooral op Argenis als een historische allegorie.

Het personage Archombrotus is inderdaad afkomstig uit Mauritanië, maar Barclay refereerde hier niet daadwerkelijk aan het West-Afrikaanse land. Mauritanië staat symbool voor Engeland en haar koningin Hyanisbé staat symbool voor koning Elizabeth I. Sicilië, waar het grootste gedeelte van het verhaal zich afspeelt, staat symbool voor Frankrijk en het land Sardinië voor Spanje. Een oorlog tussen Sardinië en Sicilië betekent dus een oorlog tussen Spanje en Frankrijk en dat is zeker

betekenisvol als je nadenkt over de eeuw waarin dit boek werd gedrukt, waarin deze Europese staten vaak met elkaar overhoop lagen. In de sleutel, aan het einde van het verhaal, staan alle belangrijke landen, koningen, edelen en priesters, en waar ze naar verwijzen. Deze sleutel was geen deel van de oorspronkelijke publicatie, maar is in 1630 toegevoegd.2 Een uitleg van wat men in de zestiende en zeventiende eeuw zag als ‘land’, volgt in de methodologie.

Hoewel Barclay sommige verwijzingen zeer ingenieus in zijn tekst verwerkte (zo is Usinulka een anagram voor Kalvinus of Calvijn), zou een uitgewerkte sleutel buiten zijn intenties hebben gelegen. Zoek daarom niet meer dan algemene gelijkenissen tussen de personages en de personen waar ze naar verwijzen, betoogt de Neo-Latinist Jozef IJsewijn. Barclay schreef geen echte geschiedenis van het toenmalige Europa en die moeten academici dan ook niet proberen te reconstrueren. (1983: 13) Pogingen om de personages te analyseren op zoek naar overeenkomsten met de personen uit de werkelijkheid die ze representeren zijn wel gedaan, maar over het algemeen met de conclusie dat er weinig overeenkomsten vast te stellen zijn. (Riley & Pritchard Huber 2004: 22)

Mijn uitgangspunt voor deze scriptie was om iets meer afstand te nemen van de afzonderlijke personages en te kijken naar de manier waarop ze de bevolking van geografische gebieden representeren. Hoewel ons huidige begrip ‘land’ en ook het woord ‘nationaliteit’ zowel qua staatkundige noemer als qua geografisch gebied niet 2 Voor een overzicht van de edities, zie Riley & Pritchard Huber 2004: 51-54.

(7)

altijd overeenstemmen met Barclay’s (en in zijn kielzog de bewerker en vertaler van zijn boek) interpretatie, zal ik af en toe toch die anachronistische begrippen land en nationaliteit gebruiken, om moeizame formuleringen te voorkomen. In de paragraaf over methodologie zal ik hierop terugkomen.

Indachtig IJsewijns advies zal ik mijn analyse niet gebruiken om de toenmalige geschiedenis van Europa te reconstrueren (1983: 13), maar om te zien hoe Barclay de bevolking van deze gebieden representeert. Een snelle blik op de sleutel leert dat er verschillende gebieden voorkomen onder ‘valse’ namen: o.a. Frankrijk, Spanje, Engeland, Duitsland, Roemenië en Zwitserland. (Argenis 1643: 731-735) Door middel van deze gebieden en hun inwoners wist Barclay uiteindelijk zijn romantische plot, zijn politieke ideeën en zijn historische verwijzingen in één groot geheel te verweven. (Riley & Pritchard Huber 2004: 11) Maar hoewel er al aandacht is geweest voor veel aspecten van Argenis, zijn de stereotypen van de verschillende bevolkingen nog niet belicht.

Met de vele bevolkingsgroepen die rondlopen in zijn verhaal is het een intrigerende vraag of Barclay gebruikmaakt van stereotypen. Gedragen de Fransen zich typisch Frans, d.w.z. op een wijze die door een vergelijking met hun gedrag in andere bronnen typisch genoemd kan worden? Zijn zij heel erg anders dan de Spanjaarden, die ‘Spaans’ gedrag vertonen? Met andere woorden, gebruikt Barclay stereotypen die toen circuleerden in de maatschappij? Of gebruikt hij de verschillende gebieden alleen om hier en daar maatschappelijke kritiek te geven en zijn de personages en de

volkeren verder inwisselbaar? Allebei de opties zijn waarschijnlijk en interessant om te onderzoeken.

Hetzelfde geldt voor het vervolgverhaal van Argenis. A.M. de Mouchemberg

publiceerde in 1625 La Seconde Partie de l’Argenis. Waar het eerste deel stopt bij het huwelijk van Poliarchus en Argenis, gaat het tweede deel over de moeilijkheden die het echtpaar daarna meemaakt (tot begrafenissen en ontvoeringen aan toe). Sommige personages, zoals Poliarchus’ zus Cyrthea, krijgen een grotere rol en er worden ook nieuwe personages geïntroduceerd. Maar het belangrijkste is dat ook in dit verhaal bewoners van verschillende gebieden met elkaar in contact komen. Argenis wordt ontvoerd door Egyptische piraten, Poliarchus probeert zijn thuisland Gallia terug te

(8)

veroveren op een usurpator en Cyrthea krijgt de affecties van de Tunesische koning te verduren. De Mouchemberg geeft geen sleutel zoals in de latere edities van Barclay bijgevoegd werd, maar de vraag over de stereotypen blijft staan. Gebruikte De Mouchemberg in zijn vervolg ook stereotypen?

Voordat ik tot mijn definitieve onderzoeksvraag kom, eerst iets over de edities van Argenis die ik ga vergelijken. Ik zal kort ingaan op de biografische en politieke context van Barclay en zijn werk. Ook het vervolgverhaal uit 1625 en de

totstandkoming ervan zal ik in meer detail bespreken. Daarna verantwoord ik de keuze van de edities die ik gebruikt heb. Tot slot zal ik mijn uiteindelijke

onderzoeksvraag en methodologie uitlichten.

Argenis uit 1621 in biografische en maatschappelijke context

John Barclay is wel een ‘truly European citizen’ genoemd. (IJsewijn 1963: 3) Hij kwam in 1582 ter wereld in het Franse Lorraine, als zoon van een Schotse vader en een Franse moeder. Zijn studie Latijn werkte door in de uiteindelijke Latijnse Argenis. Barclay trok door heel Europa: hij vestigde zich eerst in Engeland, later in Rome en reisde als diplomaat voor de Engelse kroon door vorstendommen in Hongarije, Duitsland en Frankrijk. Hij stierf in 1621, vlak voordat Argenis in Parijs werd gepubliceerd. (Riley & Pritchard Huber 2004: 4-11) Zoals gezegd is Argenis te analyseren op verschillende manieren: als romantisch verhaal, als politiek traktaat en als historische allegorie. Ik zal hier kort ingaan op de politieke discussies in het verhaal. Ze komen meestal voor in de vorm van een dialoog, waarbij verschillende opinies elkaar afwisselen en de conclusie gezien kan worden als de mening van Barclay zelf. (Riley & Pritchard Huber: 21) Voor belangrijke politieke standpunten liet Barclay zich inspireren door zijn vader, maar ook door alles wat hij meemaakte aan het hof bij koning James I en bij paus Paul V.

Zo werken de politieke overtuigingen van William Barclay vrij letterlijk door in Argenis. In 1600 publiceerde hij De Regno et Regali Potestate adversus

Buchananum, Brutum, Boucherium, et reliquos Monarchomachos […], waarin hij de absolute monarchie verdedigt. Een van zijn argumenten is dat het droit divin, het goddelijke recht om te heersen, betekent dat een koning boven de wet staat en niemand behalve God hem kan veroordelen. Geen enkele opstand tegen hem, van

(9)

welke aard ook, is toegestaan. (Riley & Pritchard Huber 2004: 7-8) Deze ideeën echoën door in Argenis. In discussies tussen personages, maar ook in de verhaallijn zelf, ligt de nadruk op de deugden van de absolute monarchie en de gevaren die ontstaan als een koning zijn volk (maar vooral ook zijn edelen) niet onder strenge controle houdt. Barclay wilde aantonen dat het voor iedereen essentieel is om zich compleet te onderwerpen aan de autoriteit van de koning, om zo de politieke stabiliteit en het welzijn van het land te waarborgen. (Langford 1947: 62)

Minstens zo belangrijk voor de politieke zaken die hij in Argenis aanstipte was de tijd die hij doorbracht aan het hof van de Engelse koning James I en later in Rome bij Paus Paul V. Hij was er getuige van discussies die zich afspeelden door heel Europa, voornamelijk gericht op de machtsstrijd tussen koningen en hun onderdanen. Een specifiek voorbeeld zijn de debatten tussen James I en het parlement over het innen van belastinggelden. Kan een koning meer geld eisen van zijn parlement? Barclay verwerkte dit tot een discussie tussen Poliarchus en de Mauritaanse koningin

Hyanisbe. Daarnaast waren er problemen in Frankrijk met opstandige edelen die zich verenigden tegenover hun vorst, wat Barclay weergaf in de opstandige edelen die het de Sicilische koning Meleander moeilijk maken.3 Voor deze scriptie is belangrijk te onthouden dat Barclay voor de moeilijkheden die hij de verschillende gebieden (en hun koningen) toeschreef, veelal kennis die hij had opgedaan in zijn werk als

diplomaat verwerkte. En hoewel hij geen geschiedenis van Europa schreef (IJsewijn 1963: 13), zijn de contemporaine discussies en gebeurtenissen (als opstanden

bijvoorbeeld) factoren die niet genegeerd mogen worden. Bij de analyses zal ik dan ook, waar nodig, refereren aan de historische werkelijkheid in Barclay’s tijd en als het relevant is ook in die van Glazemaker, de vertaler.

De belangrijke gebieden die ik uit de 1621-editie zal analyseren zijn: Sicilië (Frankrijk), Mauritanië (Engeland) en Sardinië (Spanje). Daarnaast zijn er wat

kleinere rollen weggelegd voor Mergania (Duitsland), Zwitserland, Gallië en Ligurië.

Argenis uit 1625 zonder maatschappelijke context

3 Voor een volledig overzicht van de politieke zaken die hij bespreekt, zie Riley & Pritchard Huber 2004: 16-22.

(10)

Tot zover Argenis van Barclay uit 1621. Hoewel het analyseren van dit werk alleen al interessant zou zijn, wil ik het contrasteren met een van de latere edities. Daarvoor is bij Argenis een ruime keuze beschikbaar. Het populaire werk kreeg meer dan vijftig edities – in de eerste tien jaar al vierentwintig – en werd vertaald in meer dan dertien talen, waaronder Frans, Engels, Duits, Spaans en Italiaans. (Riley & Pritchard Huber 2004: 3, Davis 1983: 28) Ook werden er drie vervolgverhalen geschreven: het eerste in het Frans door De Mouchemberg in 1625, het tweede in het Spaans door Pellicer de Salas y Tobar in 1626 en het derde in het Latijn door Gabriel Bugnot in 1669. (Riley & Pritchard Huber 2004: 59-60)

Het vervolg van Ancelot-Mathias de Mouchemberg heet La Seconde Partie de l’Argenis en werd gedrukt in Parijs in 1625. Over deze auteur is niet veel bekend. Hij ondertekende de eerste druk met A.M.D.M en zijn anonimiteit bleef de

daaropvolgende eeuwen intact. Ik vond alleen een Franse masterscriptie over hem. (Nouvel 2009) De Mouchemberg, geboren in 1597 in Abbeville, was advocaat van beroep. Mogelijk verzocht de uitgever van Barclay’s roman, Nicolas Buon, hem om een Frans vervolg te schrijven. Buon zag er vermoedelijk kansen op de markt voor. En een succes werd het, met herdrukken in 1633 en 1638. Na nog een andere publicatie bij Buon stopte De Mouchemberg met schrijven en verdween hij van dit ‘podium’.

Bij De Mouchemberg zal ik niet, zoals ik bij Barclay deed, uitweiden over de

maatschappelijke context en de rijke politieke inhoud van zijn roman. Niet alleen door gebrek aan literatuur over hem en zijn boek, maar ook omdat er minder sprake is van een context die doorwerkt in het boek, of van überhaupt een ‘politieke’ inhoud. Barclay maakte diplomatieke reizen en observeerde de diplomatieke cultuur aan verschillende instituties, maar De Mouchemberg was werkzaam als advocaat en schreef eenmalig een vervolgverhaal, mogelijk in opdracht van de uitgever. Van de contemporaine discussies en gebeurtenissen die doorwerken in het verhaal is hier geen sprake. Er staan wel sporadisch betogen in van politieke aard (zie Argenis 1681: VII, 274-298), maar de nadruk ligt op het liefdesverhaal en de bedreigingen en gevaren waar Poliarchus en Argenis mee te maken krijgen. Het boek is in die zin minder historisch geaard. Dit wordt nog versterkt door de fantastische elementen als magie in De Mouchembergs verhaal. (Riley & Pritchard Huber 2004: 59) In mijn

(11)

analyses van de verschillende bevolkingsgroepen zal ik dan ook minder teruggrijpen op de historische werkelijkheid.

De belangrijkste gebieden die voorkomen in de 1625-editie en die ik zal analyseren zijn de volgende: Gallia, Iberië, Egypte en Tunesië.

Verantwoording edities

Voor mijn onderzoek heb ik geen gebruik gemaakt van de originele edities uit 1621 en 1625. Dit is niet alleen omdat ik de Latijnse en Franse taal niet machtig genoeg ben, maar ook omdat de Nederlandse vertaler Glazemaker bekend staat als een bijzonder betrouwbare vertaler, die zijn bronteksten nauwkeurig volgt.

Hij heeft een uitgebreid oeuvre op zijn naam staan, met vooral veel werken van Spinoza en Descartes.4 Glazemaker was verantwoordelijk voor drie vertalingen van Argenis in het Nederlands: in 1643, 1680 en 1681. Voor de eerste editie in 1643 gebruikte hij een Franse vertaling van P. de Marcussus uit 1623. In 1680 brengt hij nogmaals Argenis op de markt, ditmaal gebaseerd op een Latijnse editie van Gabriel Bugnot uit 1659. De reden voor de hervertaling was zijn verlangen om het verhaal uit het Latijn te vertalen. Latijn gold toen als dé wetenschappelijke taal en door het Latijn als brontekst te gebruiken verhoogde hij de autoriteit van de tekst. In 1643 beheerste hij de taal niet voldoende en koos hij voor het Frans, maar in 1680 was hij bekwaam genoeg. Voor de tweede vertaling kan nog een andere factor meegespeeld hebben: het feit dat Glazemaker zijn geld verdiende met vertalen. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat hij een nieuwe vertaling wilde maken. In elk geval verscheen de vertaling bij een uitgever waar een publiek te verwachten viel: Johannes ten Hoorn, die ernaar streefde om alles van Barclay uit te geven en daarmee reclame maakte. Omdat ook Ten

Hoorns broer Timotheus een uitgeverij had en romans in zijn fonds belangrijk waren, konden ook via hem kopers verwacht worden – de winkels van de twee broers lagen vlak bij elkaar. (Van Gemert 2018a en b)

De twee edities (1643 en 1680) verschillen enigszins van elkaar. De Franse vertaling volgt het origineel van Barclay. Bij de editie van 1680 zijn kleine hoofdstukken met 4 Voor meer informatie over Glazemaker verwijs ik naar Lucas van der Deijl, van wiens nog niet gepubliceerde manuscript ik al gebruik mocht maken. (2018b)

(12)

samenvattingen toegevoegd, zoals ook in de zeventiende eeuw al vrij snel gebeurd was, denkelijk met het oog op de leesbaarheid van de omvangrijke tekst. In beide edities is de ‘sleutel’ toegevoegd: de lijst met personen en gebieden waarnaar ze verwijzen. (Van der Deijl 2018b: 19-20) De plot van het verhaal blijft in de twee verhalen hetzelfde, zonder opmerkelijke verschillen. Dit is ook de reden dat ik ervoor heb gekozen om de vertaling van 1680 buiten beschouwing te laten en me alleen op de eerste editie van 1643 te richten. In 1681 vertaalde Glazemaker het vervolg van Argenis, het werk van De Mouchemberg uit 1625, wat zoals al besproken wel een geheel nieuwe inhoud heeft.

Wat Glazemaker voor mijn scriptie zo belangrijk maakt, is zijn precieze manier van vertalen. (Akkerman 1982: xi, Van der Deijl 2018a & Van Gemert 2018a en 2018b) Ik kan ervan uitgaan dat wat ik in het Nederlands lees over het algemeen hetzelfde is als wat er in het Latijn en Frans stond. Hij verandert niets aan de inhoud en wilde het alleen in begrijpelijk Nederlands verwoorden. Dit betekent dat ik de Nederlandse edities kan gebruiken om uitspraken te doen over de vragen of en hoe Barclay stereotypen in zijn verhaal stopte, en of De Mouchemberg dat ook deed.

Tot slot moet ik nog een andere Nederlandse vertaling van Argenis noemen: Historie van Poliarcus en Argenis uit 1640. Hier is de vertaler anoniem. Het verhaal is

gebaseerd op een Franse editie uit 1624, getiteld Histoire de Poliarque et d’Argénis, van Nicolas Coeffeteau. (Van Gemert 2018b) De inhoud kan worden omschreven als een zeer beknopte samenvatting van het originele verhaal (het telt een luttele 87 pagina’s tegenover de 800 van Barclay). Omdat het verhaal verder overeenkomt met de edities uit 1643 en 1681 laat ik deze korte vertaling buiten beschouwing.

Onderzoeksvraag

Ik richt me dus op de door Glazemaker vertaalde edities van Argenis uit 1643 en 1681, maar beschouw ze als het werk van Barclay en De Mouchemberg omdat Glazemaker als een goede en betrouwbare vertaler geldt.

Dit neemt niet weg dat in beide verhalen de hoofdpersonen, Argenis, Archombrotus en Poliarchus met verschillende volkeren in aanraking komen. Maakt Barclay bij het beschrijven van specifieke eigenschappen van deze groepen gebruik van stereotypen

(13)

die circuleerden in de maatschappij? Was dit ook het geval bij De Mouchemberg? Of worden de verschillende gebieden bij Barclay ingezet om maatschappelijke kritiek te geven en bij De Mouchemberg om een deel te zijn van het decor van zijn

liefdesverhaal? Mijn onderzoeksvraag luidt:

Komen in Argenis uit 1643 en Vervolg op d’Argenis uit 1681 stereotypen voor die als specifieke eigenschappen aan bevolkingsgroepen gekoppeld kunnen worden?

Methodologie

Maar wat zijn ‘stereotypen’ precies, en hoe ga ik erachter komen wat de stereotypen in die tijd waren? Met andere woorden, hoe ga ik dit analyseren? Voor de antwoorden richt ik me op de discipline imagologie, die zich bezighoudt met processen van beeldvorming, specifiek de beeldvorming van volken. (Enenkel, Onderdelinden & Smith 1999) Ik zal deze discipline kort toelichten, met aandacht voor de termen en ‘stereotype’ en ‘land’. Daarna bespreek ik de imagologische werkwijze om teksten te analyseren en mijn eigen werkwijze.

Imagologie, het stereotype en het land

Men denkt al na over ‘de ander’ sinds het begin van de mensheid. (Leerssen 2007: 17) Als echte discipline komt de imagologie echter pas op in de tweede helft van de twintigste eeuw (Leerssen z.d.), als specialisme van de Vergelijkende

Literatuurwetenschap en cultuurgeschiedenis. Het bestudeert nationale beelden (images) en het discours van deze nationale karakterisering en stereotypering. (Leerssen 1998: 136) Een van de belangrijkste onderzoekers op het gebied van de imagologie en mede-auteur van het standaardwerk Imagology: the cultural construction and literary representation of national characters is Joep Leerssen. (Leerssen & Beller 2007) Sinds kort heeft hij ook een website gelanceerd

(http://imagologica.eu).5 Ik gebruik voornamelijk zijn artikel uit 2016, omdat hij daar de belangrijkste standpunten van de discipline goed samenvat.

Aangezien je over imagologie op zich al een scriptie vol kan schrijven, beperk ik me hier tot de zaken die voor mij belangrijk zijn, en dat is wat imagologen verstaan onder 5 Ik verwijs hiernaar met Leerssen z.d., aangezien op geen enkele webpagina een datum staat.

(14)

het ‘stereotype’ en het ‘land’. De term stereotype is zelf al aan verandering onderhevig. In Imagology heeft Leerssen het over ‘national stereotypes’ en

‘representamen’ (Leerssen 2007: 26-27), maar in een later artikel herformuleert hij dit tot ‘representations of national character’ of ‘ethnotypes’. (Leerssen 2016: 16) Om het overzichtelijk te houden blijf ik spreken over stereotypen.

Het eerste dat hij benadrukt is dat stereotypen waar de imagologie zich mee bezighoudt, in geen enkel opzicht gelinkt zijn aan de werkelijkheid. De sociologie houdt zich bezig met het daadwerkelijke volk en kan empirische uitspraken doen over bijvoorbeeld onderlinge relaties tussen bevolkingsgroepen. De imagologie probeert niet het echte volk te doorgronden, maar richt zich op literaire representaties ervan en de tekstuele strategieën die hierachter schuilgaan. Hoe een volk wordt gerepresenteerd hangt namelijk af van het literaire discours dat erover is ontstaan en de toegepaste literaire strategieën, maar niet van het volk zelf. (Leerssen 2000: 275) De stereotypen zijn tekstueel van aard en verwijzen naar alle eerdere teksten die gaan over de

representatie van een volk, maar niet naar dat volk zelf. Dit betekent dat een

imagologist nooit uitspraken over volkeren kan verifiëren of falsificeren. Hij kan wel ingaan op bijvoorbeeld de overtuigingskracht die eruit spreekt. (Leerssen 2007: 26-27, Leerssen 2000: 275, Leerssen 2016: 19)

Ten tweede zijn stereotypen oppositioneel, of het nu expliciet of impliciet gebracht wordt. Ze worden, anders gezegd, altijd gecontrasteerd. Zo is er de oppositie tussen het beeld van de ‘ander’ (hetero-images) en het beeld van ‘jezelf’ (auto-images). Hetzelfde geldt voor het contrast tussen de ‘eigen en normale cultuur’ (ethnocentrism) en de ‘vreemde, andere cultuur’ (exoticism). Hier speelt een belangrijk retorisch instrument een rol dat een stereotype vorm geeft: het effet de typique. Het lijkt alsof de karakteristieken van een bepaald land zijn gekozen omdat ze representatief zijn, maar in feite zijn ze gekozen omdat ze het land daarmee uitlichten als ‘anders’ dan de andere landen. (Leerssen 2007: 26-27, 323-325 & Leerssen 2016: 17)

Het derde punt kan gelinkt worden aan dit effet de typique. Leerssen onderstreept dat niet alles dat gezegd wordt over een bepaald land bijdraagt aan het stereotype ervan. De zin ‘Frankrijk is een republiek’ is hier een voorbeeld van: de bewering kan waar of onwaar zijn, maar verder is hier niets stereotieps uit te halen. (2007: 27) Een

(15)

stereotype maakt dat het land afwijkt van de rest van de landen doordat er een bepaald karakter aan wordt toegeschreven. Dit karakter omschrijft Leerssen als een

‘temperamental or psychological predispositon motivating and explaining a specific behavioral profile’. (2016: 17) Dit klinkt elke literatuurwetenschapper bekend in de oren, aangezien dit voorkomt in narratieven. Imagologen richten zich dan ook

voornamelijk op het narratief (Leerssen 2016: 18) en zoeken naar karakteriseringen en eigenschappen die aan volken worden toegeschreven. Uit de zin ‘De Fransen zijn vrijheidslievende individualisten’ kan dus wel een stereotype worden afgeleid. (Leersen 2007: 27-28)

Ten vierde, in lijn met het oppositie-kenmerk, worden bij contrasten vaak automatisch karakteristieken geactiveerd. Deze karakteristieken staan verder los van de landen in kwestie. Bij het noord/zuid-onderscheid activeert het koude noorden meteen ideeën over een individualistisch en intellectueel volk. In het warme zuiden staat het volk juist bekend als een collectieve gemeenschap van emotionele mensen. Hetzelfde geldt voor het centrum/periferie-onderscheid: de mensen die in het centrum wonen (het meest stedelijk en dichtbevolkte gedeelte van het land) zouden dynamisch en

ontwikkeld zijn, terwijl de mensen in de periferie (het platteland) stilstaan in de tijd en traditioneel zouden blijven. (Leerssen 2000: 275-277, Leerssen 2016: 18)

Ten vijfde lijkt het alsof een stereotype een eeuwenoude waarheid verkondigt, maar niets is minder waar. Ze blijven niet constant en veranderen al naargelang de context, het historische moment of het discours. Er treden al verschillen op als het land als ‘noord’ of ‘zuid’ gezien wordt, of wordt bekeken vanuit de ogen van een bevriend of vijandig buurland. Ook verandert een beeld van een volk door de tijd heen, wat Leerssen het ontstaan van ‘counter-images’ noemt: op een gegeven moment wordt het heersende stereotype vervangen. Vaak is dit nieuwe stereotype in scherp contrast met de eerdere. Deze oudere stereotypen verdwijnen niet helemaal, maar blijven op de achtergrond aanwezig en kunnen weer geactiveerd worden als de situatie daarom vraagt. Als voorbeeld dienen de Engelsen. Ze stonden lang bekend als ‘phlegmatic dandy[’s] with a “stiff upper lip”’ (Leerssen 2016: 18), maar als Churchill begint met oorlogspropaganda gebruikt hij het achttiende-eeuwse stereotype van de Engelsman als het literaire personage John Bull (nors, sterk en no-nonsense) om de Engelsen op te zwepen tot actie. (Leerssen 2000: 278, Leerssen 2016: 18, Leerssen z.d.)

(16)

Het in kaart brengen van deze veranderingen door de eeuwen heen is een van de taken van de imagologen. In het standaardwerk Imagology wordt per land een overzicht gegeven van de stereotypen die circuleerden in de samenleving en hoe ‘anderen’ (bevriende of niet-bevriende landen) het land zagen. Dit is in historisch perspectief geplaatst. Per land begint het overzicht met het ‘eerste’ stereotype (vaak het eerste waar het volk bekend om stond), tot en met nu. Door het overzicht valt goed te zien welke stereotypen opkomen, plaatsmaken voor andere en hoe de tijd en het

perspectief zorgen voor de verschillende en vaak contrasterende beelden. Deze onderliggende contrasterende beelden worden ook wel imagemes genoemd. (Leerssen 2000: 279, Leerssen 2016: 18, Leerssen & Beller 2007)

Hoewel Leerssen nog andere kenmerken noemt van het stereotype (zie Leerssen 2016: 19), heb ik alleen de belangrijkste punten behandeld. Toch is er nog een andere term die uitleg behoeft, en dat is ‘land’. In mijn onderzoek wil ik me richten op de landen in Argenis, maar de eeuw waarin beide verhalen werden geschreven en vertaald was er niet hetzelfde begrip van een land als wij nu hebben. Pas bij de opkomst van het nationalisme in de achttiende en negentiende eeuw kwam de definitie die wij nu kennen, waarbij het ‘volk’ en de ‘natie’ synoniemen zijn. (Leerssen 2007: 378) In eerdere perioden identificeerden mensen zich niet met het overkoepelende land, maar met de kleinere gemeenschappen in de regio waar ze vandaan kwamen. Land betekende dus meer als iets als ‘gebied’. Hier kwam

verandering in toen de verschillende staten zich gingen moderniseren: mensen gingen zich steeds meer één voelen met hun ontstane land. (Leerssen 2007: 412) In de zeventiende eeuw had het ‘land’ dus niet precies dezelfde betekenis als het nu heeft. In mijn scriptie kies ik er dan ook voor om over ‘gebied’ te spreken in plaats van ‘land’ en over ‘bevolkingsgroepen’ in plaats van ‘volk’. Op het eerste oog lijkt Argenis te bestaan uit landen met een verenigd volk, maar bij nadere analyse zijn sommige ‘landen’ onderling verdeeld. Een neutrale term als ‘gebied’ past in het tijdbeeld en staat me toe te beschrijven hoe Barclay en De Mouchemberg de

bevolkingsgroepen representeren. Ik ben me er wel van bewust dat Leerssen redeneert vanuit nationaliteit en landen; bij de bespreking van zijn theorieën kunnen de

(17)

Werkwijze van de imagologen

Uit bovenstaand overzicht blijken de volgende conclusies. Een stereotype is tekstueel van aard en verwijst niet naar een volk zelf. Het is van nature oppositioneel en bij sommige van die opposities worden automatisch karakteristieken geactiveerd (het intellectuele noorden versus het emotionele zuiden). Een stereotype maakt dat een gebied afwijkt van andere doordat er een karakter aan wordt toegeschreven. En tot slot verandert een stereotype al naargelang de context, gebruikt perspectief of

historisch moment. Ze zijn niet constant en dit blijkt uit Imagology, waar per land een overzicht wordt gegeven van de stereotypen die vaak met elkaar contrasteren.

Maar hoe analyseren imagologen deze stereotypen? Hoe worden ze uit de teksten gehaald en geïnterpreteerd? Leerssen formuleert de werkwijze in een overzichtelijk drieluik: de intertekst, de context en de tekst zelf. (2016: 19-21)

Het eerste waar de imagoloog zich op moet richten is de intertekst. Hiermee wordt de ‘trac[ing] the paper trail’ bedoeld. (19) De imalogoog moet aandacht besteden aan alle eerdere keren dat het land is genoemd en op welke manier, om uiteindelijk het

stereotype in de context te plaatsen van de algemene typologie. Denk aan het eerdere voorbeeld uit Engeland, waarbij Churchill in zijn oorlogspropaganda de Engelsman neerzet als een norse en sterke man. Er is geen volledig begrip van dit stereotype als niet wordt verwezen naar de herkomst ervan (in dit geval de achttiende eeuw). Volgens Leerssen heeft de Europese imagoloog inmiddels genoeg secundaire

literatuur om de ‘paper trail’ helemaal te volgen tot aan het begin. Op deze manier kan men onderzoeken hoe het stereotype zich verhoudt tot de traditie waar hij toe behoort: zet het stereotype zich af tegen bestaande beelden in die tijd of bevestigt hij deze? (Leerssen 2007: 28)

Het tweede waar de imagoloog zich op moet richten is de context. Dit zijn de historische, politieke en sociale omstandigheden in de tijd waarin het stereotype voorkomt. De teksten waarin de stereotypen voorkomen staan niet los van de tijd waarin ze gedrukt zijn. Als voorbeeld noemt Leerssen de joodse personages in Shakespeares The Merchant of Venice. Voor hun analyse is het erg belangrijk om erbij te betrekken hoe men in 1600 in Londen tegen de joodse gemeenschap aankeek.

(18)

Het derde waar de imagoloog zich op moet richten is de tekst zelf. Hoe functioneert het stereotype in het verhaal, in welk genre is het geschreven, welk verhaalperspectief wordt gehanteerd, komen er meerdere nationaliteiten in voor en op welke manier, etc. Leerssen benadrukt dat voor deze analyse een zekere kunde in literair onderzoek instrumenteel is.

Mijn werkwijze

De eerste stap die ik bij mijn analyse steeds heb genomen is die van de intertekst. Imagologen moeten een stereotype uiteindelijk in de context plaatsen van de algemene typologie, om te kijken hoe dit specifieke beeld zich verhoudt tot de voorgaande. Hiervoor zal ik het standaardwerk Imagology gebruiken. Zoals gezegd staan daar per land de stereotypen opgeschreven, vanaf het moment dat er iets bekend over was tot en met nu. Zo kan ik opzoeken hoe men in de zeventiende eeuw aankeek tegen de gebieden die voorkomen in de twee delen van Argenis (o.a. Spanje,

Engeland, Egypte). Dit beeld kan ik vervolgens naast het boek zelf houden om te kijken of de stereotypen uit het verhaal overeenkomen of niet.

Mijn tweede stap was die van de context. Hier ben ik al op ingegaan in de inleiding. Bij Barclay is de toenmalige historische context van groot belang omdat hij zich liet beïnvloeden door de gebeurtenissen en discussies aan het hof en die in zijn verhaal verwerkte. Bij De Mouchemberg speelt de historische context minder mee, omdat hij nauwelijks inging op politiek en voornamelijk een romantisch verhaal schreef. Hierom betrek ik bij Barclay meer context dan bij De Mouchemberg. Daarnaast zal ik ingaan op de context van waaruit de Nederlandse lezers uit 1643 en 1681 de werken lazen.

De derde stap was de tekstuele analyse. Zoals Leerssen voorstelt zal ik de

verschillende bevolkingsgroepen in de verhalen analyseren aan de hand van hoe ze functioneren, vanuit welk perspectief ze worden bekeken en met welke andere groepen ze in aanraking komen. Andere interessante zaken die ik tegenkom bij de tekstuele analyse worden ook genoemd.

Ik heb besloten om de verslaglegging van het onderzoek naar de stereotypen niet weer te geven in drie hoofdstukken die bestaan uit de intertekst, context en analyse. Dit zou

(19)

de scriptie onnodig laten uitdijen. Ik zal alle drie de punten in een lopend betoog integreren. De twee hoofdstukken, Argenis van 1643 en 1681, beginnen met een samenvatting van het verhaal. Hieruit selecteer ik de gebieden en bevolkingsgroepen die verder geanalyseerd worden. Per gebied begin ik met een analyse van het

stereotype in Imagology, waarna de analyse in Argenis volgt. Bij Argenis uit 1643 betrek ik waar nodig de historische context. Ik bekijk steeds of het stereotype uit Imagology wel of niet overeenkomt met de bevolking uit het betreffende gebied. Elk hoofdstuk sluit ik af met de potentiële lezersreacties van Nederlanders uit die tijd, die vanuit hun maatschappelijke context het verhaal interpreteerden.

Nadat ik dit voor beide boeken heb gedaan, kom ik tot mijn conclusie. Daar kom ik terug op mijn onderzoeksvraag, of en zo ja welke stereotypen over bevolkingsgroepen voorkomen in de verhalen, en welke de belangrijkste zijn. Ook vergelijk ik hierin de twee verhalen met elkaar. Tot slot reflecteer ik op mijn werkwijze. Is mijn

methodologie, waarbij ik de imagologie als discipline en Imagology als

(20)

Hoofdstuk 1 De verschillende geografische gebieden in Argenis

In dit hoofdstuk begin ik met een samenvatting van het ruim 800 pagina’s tellende verhaal dat Glazemaker in 1643 bij uitgever Joost Broertz op de markt bracht,

gebaseerd op het origineel van John Barclay uit 1621. Uit deze samenvatting selecteer ik de belangrijkste gebieden voor verdere analyse.6 Argenis bestaat uit vijf boeken, zonder verdere hoofdstukken of tussentijdse samenvattingen. Dat geeft weinig houvast tijdens het lezen, vergeleken met Vervolg op d’Argenis, waar wel subhoofdstukken zijn toegevoegd (zie hoofdstuk 2).

Ik beperk me in mijn samenvatting tot de gebieden die in het verhaal voorkomen en laat de overige thematiek, zoals de liefde, buiten beschouwing.7 Daarnaast verander ik de naam Polyarchus in Poliarchus, zodat de spelling van de naam in Argenis en Vervolg op d’Argenis gelijk blijft.

Avonturen van Argenis, Poliarchus en Archombrotus

Zoals uit de inleiding al blijkt, draait het verhaal om de avonturen van drie

personages: Argenis, Poliarchus en Archombrotus. Archombrotus spoelt aan op de kust van Sicilië en komt in contact met de jonge prinses Argenis en een andere buitenlandse ridder, Poliarchus.

Aan het einde van het verhaal heeft Glazemaker een sleutel toegevoegd (731-735) die aangeeft waarnaar elk gebied verwijst. Zo verwijst Sicilië naar Frankrijk, Mauritanië naar Engeland, Sardinië naar Spanje en Margania naar Duitsland. Sicilië en Sardinië zijn bestaande gebieden in het Middellandse Zeegebied, Mauritanië is een land in Afrika. Margania, ook wel Mergania genoemd, is een anagram voor Germania. Om het overzichtelijk te houden, gebruik ik in de samenvatting de namen van de ‘echte’ gebieden.

Dit betekent niet dat Barclay de ‘nep’-gebieden (zoals Sicilië, Sardinië) lukraak heeft gekozen. Behalve hun ligging in het Middellandse Zeegebied delen ze nog iets: de 6 Voor de bronvermelding van Argenis verwijs ik eerst naar het boek en vervolgens naar de betreffende pagina: met (III: 284) verwijs ik dus naar pagina 284 uit het derde boek.

(21)

vroegere Romeinse en Griekse cultuur. De Grieks-Romeinse cultuur speelt een grote rol in Argenis (en ook in Vervolg op d’Argenis). Dit uit zich niet alleen in de vele tempels en beelden die verspreid staan over de gebieden, maar ook in de vieringen die gehouden worden ter ere van de Grieks-Romeinse goden. Verder is het verhaal onthecht van elke verwijzing naar de ‘echte’ wereld. Het landschap is verzonnen en de tijd is onbepaald, behalve dat het zich in het Grieks-Romeinse verleden afspeelt. Op deze manier kon Barclay reflecteren op de zeventiende-eeuwse politieke en religieuze problemen zonder bang te hoeven zijn voor censuur. (Riley & Pritchard Huber: 2004: 15)

Wat blijkt de grote hoofdlijn van het verhaal? Door verschillende lagen in het verhaal (liefdesverhaal, politiek traktaat, historische allegorie) is het lastig hier één antwoord op te geven. Toch zijn enkele generaliserende opmerkingen mogelijk. Het

liefdesverhaal draait om Poliarchus en Argenis: ze worden uit elkaar gedreven door oorlog en andere kandidaten die naar Argenis’ hand dingen, maar op het einde

trouwen ze met elkaar. Verweven door dit liefdesverhaal zijn de politieke lessen die in de inleiding zijn besproken (het belang van een sterke koning die zijn edelen en volk onder bedwang houdt). Dit komt aan bod in verschillende discussies, maar wordt ook indirect aangetoond door te beschrijven waar verdeelde koninkrijken, als Frankrijk, onder gebukt gaan. Voor de overzichtelijkheid vat ik het verhaal samen door per gedeelte op één gebied te focussen.

Onrusten in Frankrijk

Als Archombrotus aanspoelt op de kust van Frankrijk, blijkt al snel dat men in een crisis verkeert. Hij raakt meteen in een gevecht verwikkeld als hij, op Argenis’ verzoek, Poliarchus redt van een roversbende. (I: 1-4) Hierna vertellen Poliarchus en Argenis over de interne problemen van Frankrijk. De koning Meleander, Argenis’ vader, is naar hun zeggen een goede koning, maar heeft last van opstandige edelen. De edelman die er uitspringt, is Lycogenes. Onder het bewind van Meleander, die zo zachtmoedig is dat hij zijn onderdanen en edelen veel te veel vrijheid geeft, krijgt Lycogenes de kans om in opstand te komen. Hij zet de Fransen op tegen hun rechtmatige koning en schaart de andere edelen achter zich. (I: 9-14) Archombrotus reist met Argenis door om koning Meleander te ontmoeten, terwijl Poliarchus Frankrijk ontvlucht (meer hierover bij ‘Steun voor Engeland’). Aan het hof van

(22)

Meleander is Archombrotus getuige van de vredesonderhandelingen tussen Meleander en Lycogenes. Argenis gelooft niet dat Lycogenes oprecht is en als de

vredesceremonie plaatsvindt, doet ze alsof ze een toeval krijgt om de ceremonie te boycotten. (I: 129)

Vrede of geen vrede, Lycogenes blijkt inderdaad niet te vertrouwen. Hij begint een opstand tegen koning Meleander en is hierin zeer succesvol. Al snel valt bijna elke stad in Frankrijk onder zijn bewind. Meleander is genoodzaakt zich terug te trekken in zijn laatste toevluchtsoord, de havenstad Epircte. (II: 136) Hier wacht hij op een wonder en begint hij al schepen gereed te maken om te vluchten. Op het laatste moment ziet hij een enorme vloot aan de horizon verschijnen. Bang voor de schepen van Lycogenes, of een andere vijand, maakt hij zich klaar voor een laatste strijd. Dan blijkt de identiteit van deze oorlogsvloot: het zijn de Spanjaarden.

Spaanse hulp (en verraad)

Aan het hoofd van deze Spaanse oorlogsvloot staat Radirobanes, de koning van Spanje. Hij biedt Meleander zijn hulp aan, en dit blijkt doorslaggevend voor de daaropvolgende strijd. Als Lycogenes eenmaal aanvalt, staat hij niet alleen tegenover Meleander en zijn leger, maar ook tegenover de Spaanse krijgsmacht. (III: 287-288) Hij maakt geen schijn van kans. Archombrotus is diegene die Lycogenes uiteindelijk vermoordt en een einde maakt aan de binnenlandse dreiging.

In de vieringen die hierop volgen, merkt Argenis dat Radirobanes interesse in haar toont. Al snel blijkt dat de Spaanse koning zijn hulp niet zomaar aanbood: hij wilde trouwen met Argenis en zijn rijk uitbreiden. De Spanjaard doet alles om Argenis te verleiden, onder andere door Meleander aan te spreken en hem te imponeren met zijn macht. Toch wil Argenis niets van hem weten. Zij is in het geheim verliefd op

Poliarchus en wil zich aan niemand anders binden. Radirobanes, die zowel bij Argenis als Meleander geen antwoorden krijgt, richt zich tot Argenis’ bediende Selenisse. Zij is ontvankelijk voor zijn verleidingen en vertelt hem over de liefde tussen Poliarchus en Argenis. (III: 332, 343-344) Radirobanes, woedend, besluit om over te gaan tot geweld en Argenis te ontvoeren. Archombrotus komt hier achter en weet dit te stoppen. Radirobanes die nu ook dit listige plannetje mislukt ziet, raakt opnieuw

(23)

buiten zinnen en vertrekt uit Frankrijk. Hij besluit zijn razernij op een ander gebied te richten: Engeland. (IV: 554-55)

Steun voor Engeland

In Engeland staat koningin Hyanisbé aan het roer. Zij is degene die Archombrotus heeft opgevoed en naar Frankrijk heeft gestuurd om te leren over de omringende gebieden. Als Poliarchus aan het begin van het verhaal wegvlucht uit Frankrijk, omdat hij uit de gratie is geraakt van koning Meleander, komt hij op zee piraten tegen. Hij overmeestert ze en ziet dat ze schatten hebben gestolen van koningin Hyanisbé. Als een echte heer besluit hij de gestolen juwelen terug te brengen naar de koningin en vaart hij door naar Engeland (II: 192-193). Koningin Hyanisbé is dolblij met haar juwelen en prijst Poliarchus de hemel in.

Hierna trekt Poliarchus door naar Gallië8, waar hij de koning blijkt te zijn. Hij verzamelt zijn troepen en zet koers terug naar Frankrijk, waar hij met zijn militair overwicht Meleander wil overtuigen dat hij de goede keuze is als Argenis’

echtgenoot. Een grote storm dwingt hem ertoe om aan te meren bij Engeland, waar hij op precies het juiste moment arriveert. Radirobanes heeft net Engeland de oorlog verklaard, woedend over zijn gefaalde missie in Frankrijk. Koning Hyanisbé vraagt Poliarchus om hulp in de strijd tegen Spanje, wat hij, als een echte heer, niet wil weigeren. (IV: 561)

De uiteindelijke strijd tussen Poliarchus en Radirobanes wordt groots beschreven. (IV: 596-599) Als Poliarchus Radirobanes’ hoofd er afslaat, lijken alle problemen voorbij, maar dat is niet het geval. Archombrotus, die met al zijn heldendaden in Frankrijk de gratie van Meleander gewonnen heeft, is verliefd geraakt op Argenis. Tussen Poliarchus en Archombrotus dreigt een strijd te ontstaan over de hand van Argenis, maar hierin weet koningin Hyanisbé te bemiddelen. Zij is diegene die iedereen inlicht over Archombrotus’ werkelijke achtergrond, als Argenis’ halfbroer, wat hem meteen buitenspel zet als mogelijke echtgenoot. (V: 722-726) Poliarchus belooft Archombrotus dat hij met zijn zusje mag trouwen (over deze Cyrthea gaat het 8 In de samenvatting van Riley & Pritchard Huber 2004: 12-14 staat dat Poliarchus de koning is van ‘Frankrijk’. Ik verander dit in Gallië. Ten eerste omdat het verwarrend is om tweemaal over Frankrijk te hebben en ten tweede omdat in het verhaal zelf ook over Gallië wordt gesproken.

(24)

in Vervolg op d’Argenis). Met alle obstakels uit de weg geholpen, en met Meleanders toestemming, vieren Poliarchus en Argenis een grootste bruiloft.

Selectie gebieden

Uit de samenvatting kunnen de volgende conclusies worden afgeleid. De belangrijkste gebieden zijn Frankrijk, Spanje en Engeland (in die volgorde). Gebieden die niet, of heel kort zijn genoemd in de samenvatting zijn Duitsland, Zwitsersland, Gallië en Ligurië. Zwitserland is een speciaal geval, omdat de Zwitsers niet worden neergezet als een apart volk: zij zijn de ‘boeren’ die in Frankrijk wonen en op wie wordt

neergekeken. Op deze vier gebieden kom ik kort op het einde terug, na de analyse van de drie belangrijkste gebieden.

Frankrijk

De Fransen in Imagology

Zoals al is toegelicht in de methodologie, verandert het beeld van een volk door de tijd heen. Er komen ‘counter-images’ op en heersende stereotypen worden vervangen door nieuwere, die in scherp contrast kunnen staan met de vorige. Bij de uitleg over het Franse stereotype wordt in Imagology deze overgangen onderstreept. Over het algemeen worden de Fransen gezien als aristocratische mensen, van goede afkomst, die bekendstaan om hun gastvrijheid. Dit kan echter ook omslaan in het negatieve beeld van een volk dat veranderlijk, wispelturig en losbandig is. Hoe ze gezien worden, hangt af van de tijd, het gebruikte perspectief en de context. (Beller & Leerssen 2007: 154-155)

Voor de herkomst van het Franse volk wordt in Imagology gekeken naar de Galliërs, het volk dat zich in de eeuwen v.Chr. verspreid had over het huidige Frankrijk, Zwitserland, België en Nederland. Dit laat ik buiten beschouwing; de Galliërs benoem ik later apart en in Vervolg op d’Argenis spelen ze een nog grotere rol. Belangrijk is wel dat uit een van de stereotypen van de Galliër (trots, besluiteloos en laf) het stereotype van de Fransman ontstond als veranderlijk, ijdel en bedrieglijk. Dit veranderlijke aspect van de Fransen is ook terug te zien in hun sanguinische

temperament. In de temperamentenleer, waar het sanguinisch temperament een van de vier is, staat een sanguinicus voor iemand die opgewekt, maar ook oppervlakkig en snel afgeleid is. Hun ‘love of passionate affairs’ wordt ook benadrukt.

(25)

Tot slot keek men in zeventiende en achttiende eeuw in Europa naar Frankrijk als hét voorbeeld van de absolute monarchie. Dit is de tijd dat Lodewijk XIX aan de macht kwam: de Zonnekoning en de belichaming van het droit divin waar Barclay in Argenis voor predikt. De positieve stereotypen die de Fransen hierdoor genoten, waren geconcentreerd rondom hun beschaafdheid, hun socialiteit, elegantie en hun liefde voor hun koning. De negatieve stereotypen die ze ook met zich meedroegen, zijn hun arrogantie, ijdelheid, lichtzinnigheid en oneerlijkheid.

Voor de analyse van de Fransen in Argenis zal ik letten op het stereotype dat rondwaarde in de zeventiende eeuw. Toentertijd zag men de Fransen als beschaafd, sociaal, elegant en vol liefde voor hun koning. Tegelijkertijd waren ze arrogant, ijdel, lichtzinnig en oneerlijk. Wellicht kunnen hun eerdere stereotypen, zoals die van veranderlijkheid, ook nog meespelen.

De Fransen in Argenis

Frankrijk is, zoals gezegd, het belangrijkste gebied in het verhaal. Het grootste gedeelte van de tijd speelt zich af op Franse bodem. De interne en externe onrust van het gebied, wat ook al uit de samenvatting blijkt, baseerde Barclay op de

werkelijkheid. De externe onrusten, zoals de oorlogen tussen Frankrijk en Spanje, worden bij Spanje besproken.

Meleander, Poliarchus en Lycogenes staan alle drie symbool voor een historisch persoon die aanspraak maakte op de Franse troon in de zestiende eeuw. Meleander is koning Hendrik III, Poliarchus is koning Hendrik IV, en Lycogenes is hertog Hendrik de Guise. De machtsstrijd tussen deze drie, ook wel de drie-Hendriken-oorlog

genoemd, draaide om de troonsopvolging en de katholieke invloeden in het rijk. Uiteindelijk weet Hendrik IV de opvolger van Hendrik III te worden. Argenis staat symbool voor de Valois, een andere adellijke familie uit Frankrijk. Buiten het liefdesverhaal om verbeeldt Barclay in Argenis de interne strijd, van verschillende Franse vorstenhuizen, om de troon. Daarnaast is er aandacht voor de religieuze onrusten. In het verhaal wordt gesproken over de Hyperephaniers die de oude godsdiensten verwierpen. De haat die heerst tussen de Hyperephaniers en de volgelingen van de oude godsdiensten, zou Frankrijk verzwakken, zelfs na het

(26)

beëindigen van de burgeroorlog. (I: 157, 160) De Hyperephaniers verwijzen hier naar de hugenoten, en de beschreven godsdienstige onrust verwijst naar die in Frankrijk. Een voorbeeld hiervan is de Bartholomeusnacht, waarbij de gemoederen zo hoog opliepen, dat er een enorme moordpartij op hugenoten volgde en de nationale solidariteit in gevaar kwam. (Riley & Pritchard Huber 2004: 18)

Voor nu richt ik me op hoe de Fransen in Argenis worden omschreven. Zo kunnen ze worden getypeerd door hun onstuimigheid en hun omgang met de monarchie.

De onstuimige Fransen

Het eerste wat opvalt bij de analyse van de gewone Franse bevolking, is dat de genoemde beschaafdheid en elegantie uit Imagology over het algemeen ver te zoeken is. Dit is niet het geval bij de bovenlaag van de Franse elite. Daar ligt wel de nadruk op zelfbeheersing en beschaafdheid, vooral in het openbaar. Als Argenis nieuws krijgt over Poliarchus’ vermeende dood, wacht ze tot ze alleen in haar kamer is om zich aan haar verdriet over te geven. (I: 45) Als Meleander door andersoortig slecht nieuws wordt overvallen, doet hij zijn best om uitdrukkingsloos te blijven, ‘om te betonen, dat zijn stantvasticheid niet kon bewogen worden.’ (II: 257) Dit zijn maar enkele voorbeelden van de beschaafdheid die terug te vinden is in het Franse vorstenhuis. Argenis laat zich alleen gaan in het openbaar als ze doet alsof ze gek is, om de vredesonderhandelingen tussen Lycogenes en haar vader te boycotten. (I: 129) Dit was met voorbedachten rade, ze blijft de controle houden over haarzelf.

Bij het volk ligt dit anders. Ze zijn blij als veldslagen gewonnen worden, verdrietig als hun geliefden begraven worden en doen weinig tot geen moeite om zich te beheersen. (‘Daar vergaderden ook een grote meenigte wijven, en kinderen, die bitterlijk

weenden, en de haeren uitrukten, om [hun] droefheid te betuigen’ III: 299). Deze emoties worden goedgekeurd of getolereerd: ze worden in elk geval niet sterk veroordeeld door de hoofdpersonages. Maar soms wordt de onstuimigheid van het volk vervelend gevonden, of zelfs gevaarlijk. Als de verteller spreekt over hoe Lycogenes het volk doet overhalen zijn kant te kiezen, kiest hij deze woorden.

Sicilien was toen in een Elendige staat: De Gods-dienst was’er gebannen. De gerechticheid wierd’er veracht, en vertreeden. De weegen waren gevarelijk om te reizen. De Straten en Huizen waren met vuur en staal vervult. Het eenige, dat

(27)

noch eenige glans had, waren de wapenen, die op de velden glinsterden. Het volck, zich latende vervoeren van d’eerste beweegingen van zijn razernij, bemerkte niet dat’et meer te lijden had onder de meenigte der dwingelanden, dan onder zijn Koning, over de welk het zich verkeerdelijk wilde wreeken. Verblinde menschen! Bemerkte gy niet, dat gy u zelven verried, en dat gy u den wreedheid der vyanden van de staat, tot hun vergelding, overgaft? (II: 230) Volgens de verteller laat het Franse volk zich verblinden door de razernij van Lycogenes. Ze willen zich wreken voor de slechte omstandigheden waaronder ze leven, maar steunen juist de veroorzaker ervan. Lycogenes gebruikt woede om hen aan te sporen zich op de verkeerde persoon te richten. Het zich laten meeslepen door emoties en hierdoor foute keuzes maken, wordt hier sterk veroordeeld (‘Verblinde menschen!’). Van elegantie en socialiteit is nauwelijks sprake in de woedende

menigte. Een van de meer negatievere stereotypen uit Imagology, lichtzinnigheid, past meer bij de Franse bevolking,

Hetzelfde is het geval bij een soortgelijk, maar minder serieus fragment: de beschrijving van Argenis’ verjaardag. Bij het voorbereiden van de dans wordt de menigte buitengehouden, maar die wordt helemaal wild.

De weegen, en poorten waren met krijgslieden bezet: maar dit alles kon de meenigte niet stutten. Men hoorde niets, dan slaan, en krijten. De zommigen sloegen, d’anderen stieten: in voegen dat de verwarring, die men daar zag, wel voor een gedeelte van deze pracht mogt verstrekken. Meleander quam zelf aan de poort, en bad, met een koninglijk gelaat, dat men geen moedwil teegens zijn wacht zou bedrijven, zo men hem niet wilde verstoren. (III: 435)

Er is meteen een chaotische sfeer, met de mensen die opgewonden slaan en

schreeuwen om binnen te komen. De koning komt zelf zijn volk toespreken, met een koninklijk gelaat (oftewel: beheerst). Uiteindelijk weet de menigte toch binnen te komen. Het wordt dan zo druk, dat Meleander moet schreeuwen om orde, maar niemand hoort hem. Uiteindelijk kalmeert de menigte en schamen ze zich als ze zien dat de koning vertrokken is. Ze worden uitgefoeterd door een van Meleanders’ adviseurs. (III: 436) Qua plot ligt de nadruk op het feit dat Archombrotus de menigte stiekem binnenliet om Radirobanes te dwarsbomen, omdat hij Argenis ten dans wilde vragen op haar verjaardag. Maar wat hier doorheen sijpelt, is het gegeven van mensen die zich niet kunnen beheersen en uiteindelijk streng worden toegesproken. De reactie van de koning geeft het gevoel van een volk dat zich gedraagt als een stout kind.

(28)

Hoewel het niet direct met emoties te maken heeft, is een volgend fragment van belang om het volk te analyseren. Meleanders leven wordt gered door Poliarchus, die incognito wil blijven en wegvlucht zonder zijn identiteit prijs te geven. Meleander raakt er dan van overtuigd dat zijn leven is gered door de godin Pallas, en een menigte mensen hoort hem. Dit wordt als volgt beschreven.

Gy weet dat de menschen, en voornamelijk ’t gemeen, lichtelijk den Goden die dingen, die ongemeen zijn, en zelden gebeuren, toeëigenen. Zy, die lichtelijk den waan geloven, geloofden terstont dat Meleanders reedenen waarachtig waren […] Derhalven begonnen zy te roepen, en Pallas aan te bidden met alle die namen, die haar vonden, en de plaatzen, daar zy aangebeeden word, haar gegeeven hebben, de zommigen door waangeloof, de zommigen om den Koning te behagen, en de zommigen door overgroote blijdschap. Denk eens hoe ik, en Argenis in ’t heimelijk om deze beuzelen lachten. […] Deze beuzelen wierden terstont aan-genomen. Zy zeiden alle, datze ’t ook gezien hadden. Zie hoe deze beuzeling voor een ware geschiedenis wierd gehouden. Yder bragt zijn reedenen by, en bewees haar grote eerbiedicheid, zeggende dat men Pallas voortaan, onder de naam van Theocrina, zou aanbidden. (III: 405)

De verteller van dit verhaal, Selenisse, begint met een algemene opmerking over hoe het volk vaak bijzondere dingen aan goden toeschrijft en hoe iedereen die ‘lichtelijk den waan’ is, Meleander gelooft. Deze opmerking is lichtelijk hypocriet omdat dit waangeloof van de koning zelf is, maar tekenend voor hoe de elite het volk ziet: als bijgelovige mensen. Hoewel niet iedereen het meteen gelooft (sommigen omarmen het zogenaamd), roepen sommige mensen dat ze Pallas hebben gezien. Anderen vallen hen bij. En opeens is iedereen om. De opgejutte menigte dwingt iedereen een leugen te geloven, en opeens is het waarheid geworden. Dit lijkt een voorbeeld van hoe groot de macht van de menigte is, en hoe snel men elkaar beïnvloedt.

Voorlopig zijn in Argenis de positieve stereotypen van de Fransen, hun beschaafdheid en elegantie, alleen terug te vinden in het Franse vorstenhuis, bij Meleander en Argenis. Bij de normale Franse bevolking ligt de nadruk op hun negatieve eigenschappen, vooral hun lichtzinnigheid (arrogantie, ijdelheid en oneerlijkheid komen verder niet terug). Hun onstuimigheid, dat ze zich laten meeslepen door hun emoties en elkaar aansteken (dan wel met bijgeloof, dan wel met woede), blijkt een doorn in de oog van de hoofdpersonages. Sterker nog: het is gevaarlijk. Lycogenes had zich nooit tegen Meleander kunnen verzetten zonder de steun van het volk.

(29)

De Franse monarchie

En hoe moet een koning hiermee omgaan? Hoe houdt hij de teugels in handen? Uit het verhaal blijkt dat koning Meleander, met zijn zachtmoedigheid, de plank misslaat. Juist door zijn mildheid en vergevingsgezindheid ontstaan de opstanden. Alleen een absolute vorst kan zorgen voor welvarendheid. (Riley & Pritchard Huber 2004: 17) De wisselwerking tussen de koning en zijn bevolking komt constant terug. Zie het citaat hieronder, waarin Meleander met Argenis spreekt over hoe de

ongehoorzaamheid van de bevolking even schadelijk is als hun onachtzaamheid met het omspringen van belangrijke zaken (in dit geval het niet-uithuwelijken van Argenis, waardoor Lycogenes en Radirobanes hun machtscampagne begonnen).

“Waarde Dochter! Ik weet niet wie van twee meer stoffe om te klagen heeft, of wy over de weêrspannicheid van Sicilien, of Sicilien over onze heersching: want onze onachtzaamheid, in ’t bezorgen der gewichtige zaken, is haar zo

schadelijk, als haar ongehoorzaamheid ons verdrietig” (IV: 485).

De verbinding tussen de koning en zijn bevolking wordt als zo sterk beschreven, dat de absolute monarchie, die Barclay zo nastreeft, meer dan duidelijk wordt. Als Theocrina (de vermomde Poliarchus) het leven van Meleander redt, zegt Meleander meteen dat iedere Siciliaan verplicht is aan haar. (III: 404) Het verkrijgen van een andere vorst, in dit geval Radirobanes, zou meteen het einde betekenen van het gebied. Ze zouden lijden, en Frankrijk zou ten onder gaan. (III: 418, 420, 443)

Toch komt Meleander naargelang het verhaal vordert tot de realisatie dat hij de macht van zijn volk minder moet onderschatten. Dit blijkt uit zijn besluit om Argenis tot priesteres te benoemen. Dit doet hij onder andere om Argenis meer onder de mensen te brengen, zodat ze aan haar kunnen wennen als toekomstige koningin. (I: 116) Meleander “[...] hoopte, door deze middel, de geene, die hy, in d’eenzaamheid, byna verloren had, in zeekerheid te stellen”. (III: 409) Argenis is zich ook bewust van haar toekomstige functie. Als Selenisse zelfmoord pleegt, springen Argenis’ gedachten als eerste naar haar volk. (IV: 467) Ze is duidelijk bang om slecht beoordeeld te worden in het ogen van de mensen. De macht van het volk blijft doorspelen op de achtergrond van het verhaal. Het volk heeft een machtige vorst nodig voor haar problemen: dit is ook waarin Meleander heeft gefaald. (Riley & Pritchard Huber 2004: 15)

(30)

Concluderend is de beschaafdheid, elegantie en socialiteit van de Fransen in

Imagology terug te vinden bij het Franse koningshuis, maar niet bij het normale volk. Integendeel, het volk neigt naar de negatieve stereotypen: de mensen zijn lichtzinnig en laten zich meeslepen door hun emoties. De koning moet dan ook streng optreden om ze in bedwang te houden. Dat Barclay het Franse volk zo neerzet, is geen toeval: in de periode waarin hij dit schreef, werd Frankrijk geteisterd door opstanden, zowel van politieke als religieuze aard. Denk aan de drie-Hendriken-oorlog, maar ook aan de Bartholomeusnacht. Hij, als voorstander van de absolute monarchie, zag een groot gevaar in de oproer van het volk en gebruikt Argenis om dit te beschrijven.

Spanje

De Spanjaarden in Imagology

Van alle gebieden in mijn analyse (Frankrijk en Engeland in Argenis, Gallië, Tunesië, Egypte en Iberië in Vervolg op d’Argenis) bezit Spanje het meest ‘duidelijke’

stereotype in de zestiende en zeventiende eeuw. Met ‘duidelijk’ bedoel ik dat het stereotype over de Spanjaarden door de omringende gebieden werd gedeeld en

consensus groeide over dit beeld van de Spanjaard. Dit beeld was niet positief. Sterker nog: de Spanjaarden werden gehaat. (Beller & Leerssen 2007: 242-245)

Dit kan worden verklaard door de machtige positie waarin Spanje verkeerde. Ze waren zeer rijk, hadden een groot leger op land en zee en breidden hun rijk uit door middel van het stichten van koloniën. Naast dat hun macht imponeerde raakte Spanje in oorlogen met zijn buurlanden (o.a. met de Republiek) en werden er verhalen verspreid over hun slechte omgang met de koloniën. Dit leidde tot negatieve stereotypen, samengevat onder de noemer leyenda negra: Black Legend. De

Spanjaarden werden van alles beschuldigd, ook van dingen die ze niet per se hadden gedaan. Maar zoals al bleek uit de inleiding, staat de waarheid hier los van en gaat het om het beeld dat ontstaat.

Wat werd er precies bedoeld met de leyenda negra? Hoewel iedereen op zijn eigen manier naar Spanje keek, zijn de negatieve klanken uit Engeland en Nederland niet te nuanceren. De Engelsen zagen de Spanjaarden als ‘evil, deceitful, murderous,

ambitious, etc’ (Leerssen & Beller 2007: 244). Willem van Oranje beschuldigt ze van ‘murder, arrogance, avarice, excessive territorial ambition, fanaticism, cruelty,

(31)

brutality and lack of education’. (Leerssen & Beller 2007: 244). Bij Frankrijk en Duitsland was het beeld genuanceerder, maar over het algemeen ook negatief. Terugkerende elementen zijn hun slechtheid, arrogantie, moordpartijen, listigheid en vooral ambitie. Het is begrijpelijk dat ze de territoriale ambitie van de Spanjaarden zeer negatief inzagen: Spanje werd een gevaar voor hen allemaal.

Voor de analyse van de Spanjaarden in Argenis zal ik kijken of de negatieve stereotypen van de leyenda negra terug te vinden zijn. Men zag de Spanjaarden als slecht, moorddadig, arrogant, listig en vooral ambitieus.

De Spanjaarden in Argenis

Spanje is, op Frankrijk na, het belangrijkste gebied in Argenis. Aan het hoofd staat Radirobanes, die symbool staat voor Filips II van Spanje. Ook hier verwijst Barclay met enkele gebeurtenissen in het verhaal naar de werkelijkheid. Radirobanes ontpopt zich tot de grote vijand van Engeland, schiet Frankrijk eerst te hulp en blijkt dan toch een bedreiging te zijn. Dit reflecteert de complexe verhoudingen tussen Frankrijk en Spanje tijdens de zestiende eeuw, die afwisselend vrienden en vijanden waren. De aanval op Engeland refereert aan 1588, toen Filips II faalde in zijn missie met de Aramada-vloot Engeland binnen te vallen. (Riley & Pritchard Huber 2004: 17) Voor mijn analyse van de Spanjaarden bespreek ik eerst hun macht en arrogantie, en vervolgens hun slechtheid, listigheid en ambitie. De nadruk ligt op het karakter van de Spaanse koning Radirobanes en niet op zijn volk, omdat Radirobanes meer belicht wordt in het verhaal.

Het machtige en arrogante Spanje

Al vanaf het eerste moment dat de Spanjaarden voorkomen in het verhaal, ligt de nadruk op hun macht. Hun moment van aankomst per boot is cruciaal: koning

Meleander staat op het punt overmeesterd te worden door de opstandeling Lycogenes. Meleander ziet de Spanjaarden aankomen en beschrijft een zee bedekt met schepen, met wapperende vaandels, een grote vloot gevuld met mensen die zich zijn kant op spoedden. (II: 256) Aan boord van een van deze schepen staat Radirobanes.

(32)

Aan ’t boord van ’t Schip waren, om bequamelijk af te konnen gaan, trappen, bekleed met heemels-blaauwe tapijten, op de welken Radirobanes stont, Meleander verwachtende. Hy was met een kostelijke gewrochte rok gekleed, gegord met een gordel, van gout en zijde geweeven, aan de welk een zwaard hing, daar van de scheê, met koststelijke parlen, ingeleid was. Zijn haer, gekronkelt en geparfumt, meer dan een krijgs-man betaamt, zwierde op zijn schouders. (III: 263)

Uit deze omschrijving valt al veel af te leiden. Dit is een hetero-image, gezien vanuit Meleanders ogen (een buitenlander). De eerste indruk is die van macht en rijkdom. Radirobanes staat op hemelsblauwe tapijten, is in een kostelijke rok gekleed en de schede van zijn zwaard heeft kostelijke parels. Naast deze rijkdom ligt de nadruk op zijn ijdelheid, zeker door de toevoeging ‘meer dan een krijgsman betaamt’ met betrekking tot zijn gekronkelde en geparfumeerde haar. Door deze beeldende omschrijving lijkt het of Barclay verwijst naar schilderijen van Spaanse koningen, maar de Spaanse koning in kwestie (Filips II) en zijn voorgangers hebben allemaal kort haar. Waarschijnlijk probeerde Barclay door middel van de beschrijving de ijdelheid van het personage te benadrukken, maar het kan ook een knipoog zijn naar de langharige koning Lodewijk XIII, die over Frankrijk heerste toen Argenis

gepubliceerd werd. (Louis XIII, King of France)

Waar de arrogantie van Radirobanes in het vorige fragment nog impliciet blijft, wordt het later in het verhaal expliciet gemaakt. Hij helpt Meleander bij het verslaan van Lycogenes (waarbij de Spanjaarden er op het slagveld afschrikwekkend uitzien met helmen die met leeuwen- en berenhoofden zijn versierd, II: 267-266), maar later blijken zijn echte bedoelingen: hij wil met Argenis trouwen en zijn rijk uitbreiden. Om dit voor elkaar te krijgen, gaat hij naar koning Meleander en vraagt hij om Argenis’ hand. Hij doet dit door de nadruk te leggen op zijn eigen macht.

De Koning ging terstont met hem in een Galdery, daar Radirobanes dus sprak: zo ’t een ander was, dan gy, van de welk ik mijn beede trachte te verwerven, ik zou hem vertonen, dat ik Koning ben van Sardinia, van Corcyre, en van d’Eilanden Beleares: dat ik veel havens heb in mijn gebied, zo wel in Afrika, als in Liguria, en dat mijn landen, in krijgsvolk, en rijkdom, machtig zijn: Dat ik een machtige vloot heb, door de welke ik de geheele Zee, van d’Oceaan, tot mijn havens, onder mijn gebied houd. Ik zou hem, vervolgens, d’afkomste der Koningen, mijn Voorvaders vertonen, die hun afkoomst van de Goden hebben. (III: 322-323)

(33)

Radirobanes is de koning van Sardinië (Spanje), van Corcyre, van de Belearische eilanden, van havens in Afrika en Ligurië. Zijn gebieden zijn rijk in krijgsvolk en in geld, zijn vloot omvat de zee van de oceaan tot aan zijn havens, zijn afkomst loopt terug tot op de goden. Er valt weinig bescheidenheid bij hem te bespeuren. Hij probeert zichzelf natuurlijk te verkopen als schoonzoon bij koning Meleander, maar doet dit niet door goede daden te verrichten (als Archombrotus). Hij schept op over zijn macht, rijkdom en afkomst.

Dit hooghouden van zijn eigen afkomst komt verschillende malen terug. Als Radirobanes erachter komt dat Argenis in het geheim verliefd is op Poliarchus, probeert hij haar te ontvoeren. Als dit mislukt, ontsteekt hij in woede en schrijft hij een brief aan Meleander. Hierin zegt hij dat hij het Sardinische bloed geen oneer wil aandoen door met Argenis te trouwen, omdat zij in het geheim is verloofd met Poliarchus en dus niet rein meer is.

Het Sardinisch bloet kan geen smaat, en laster in zijn leedekant lijden. Hoe kon ik, zonder schaamt, en schande, met my neemen, niet een Maagd, die de heilige band des huwelijks, en ’t onbesmette maagdehulzel, waerdig is; maar een boelin van d’een of d’ander Polyarchus? (IV: 456)

Hoewel het in het citaat lijkt alsof hij zijn nobele lijn niet wil besmetten met

onwaardige mensen, wat patriottisch lijkt, is dit maar schijn. Hij schrijft dit uit woede omdat het niet gelukt is Argenis te ontvoeren: hiervoor maakte haar eerdere belofte niet uit. Nu hij geen kans meer maakt, gooit hij het over een andere boeg en wil hij haar kost wat kost vernederen. Het Sardinische bloed is dus niet zo hoogstaand als hij wil beweren.

Listig, ambitieus en slecht

De belangrijkste en meest opvallende eigenschap van Radirobanes, is zijn listigheid. Dit blijkt al uit een korte samenvatting van zijn rol in het verhaal. Hij schiet

Meleander te hulp Lycogenes te verslaan, maar doet dit alleen om later met Argenis te trouwen. Hierna gebruikt hij Selenisse, een bediende, om informatie over Argenis te verkrijgen en haar te verleiden. (III: 332, 343-344) Hij probeert Argenis te ontvoeren en verschuilt zich later in het verhaal tussen de krijgslieden van Poliarchus als hij moet vluchten. (IV: 584-588) Dit veinzende en berekenende is een diepgeworteld deel

(34)

van zijn identiteit en dit blijkt ook uit onderstaand fragment, als Radirobanes probeert vertrouwen te winnen bij Argenis.

Derhalven begon Radirobanes zijn natuur t’overweldigen. Hy was gestadig by hem, en at met hem, zonder eenige lijfwacht by zich te hebben; op dat

Meleander zich onbeschroomt in hem mogt betrouwen. En op dat zijn grote macht hem niet verdacht zou maken, zond zijn heir naar huis: in voegen dat hy niet by zich hield, dan zijn gestoet, en zijn lijfwachten, die in alles niet boven de zes honderd mannen uitbragten, zonder de Boots-gezellen en roey-slaven van vijf, de beste Galeyen, te tellen, die hy, voor zich in de haven had gehouden, gelovende dat dit genoech was om zijn aanslag te volvoeren (III: 424).

Om Meleander het idee te geven dat hij betrouwbaar is en geen kwade bedoelingen heeft, spendeert hij veel tijd met het Franse koningshuis en doet hij dit zonder

beveiliging. Ook stuurt hij zijn leger naar huis om verdere argwaan in de kiem te doen smoren. Met andere woorden: Radirobanes is berekenend en werkt naar zijn doel toe om Argenis te ontvoeren.

Als deze ontvoeringspoging mislukt, besluit hij Frankrijk op te geven en zich op Engeland te richten. Dit doet hij om zijn volk tevreden te houden en om zichzelf af te leiden. (IV: 554) Hij grijpt een overval van Engelse zeerovers aan als zogenaamde oorzaak, ook al verleent koningin Hyanisbé hem alle medewerking bij het oppakken en straffen van de mannen. (IV: 554-555) Deze vrij lukrake beslissing is te koppelen aan Radirobanes’ onbeheerste temperament: er wordt gezegd dat zijn geest ‘heevig van natuur, door ’t gevoelen van ’t verleede, de reede had verloren’. (III: 454) Soms laat hij zich meeslepen door zijn emoties, wat leidt tot onbeheerste acties (zoals het schrijven van de brief aan koning Meleander).

Alles bij elkaar genomen, komt een beeld naar voren van een zeer ongeschikte koning. Dit wordt ook letterlijk zo gezegd: Sicilië zou het ellendigste rijk ter wereld worden onder zijn bestuur (III: 386), en volgens Argenis zullen zijn gebreken Sicilië ten onder doen gaan. (III: 421) Het stereotype van de Spanjaarden uit Argenis komt overeen met die uit Imagology. Net zoals men in de zestiende en zeventiende eeuw aankeek tegen de leyenda negra, wordt ook in Argenis op een zeer negatieve manier naar Spanje gekeken. De koning is machtig, arrogant, listig, ambitieus en ronduit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

SttL beschrijft zelfs heel concreet hoe de zangleider voor de samenzang enkel als tijdelijke maatregel een micro kan gebrui- ken, maar wanneer hij of zij voelt dat het volk

W.P. Gerritsen en A.G. van Melle, Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst.. Alexander

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

Dit kan mogelijk verklaren dat Van Onna geen aandacht schenkt aan de wezenlijke maatschappelijke veranderingen die de laatste jaren in onze samenleving hebben plaats

This article discusses a method presented by Maurer which is claimed to be generally applicable but which, according to the prsent author, is itself based on ideological values

(iv) Beheer en finansiering: Die staatshulp wat gedurende hierdie periode in die Kaapprovinsie ingestel is, was nie van toepassing dp die skole in die gebied noord van die

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Aangesien dit so is, moet daar soos mot reg verwag kan word, ruimskoots aandag aan die kern van die persoonlikheidstruktuur skenk word, wat ook insluit die