• No results found

Net zoals in het vorige hoofdstuk begin ik met een samenvatting van de inhoud van het vervolgverhaal dat A.M. de Mouchemberg in 1625 schreef en dat Glazemaker in 1681 in Nederlandse vertaling publiceerde bij Johannes ten Hoorn (uitgever). Ik zal de belangrijkste gebieden uit het verhaal selecteren voor verdere analyse. Vervolg op d’Argenis bestaat uit twee delen: een ‘tweede’ en ‘darde’ deel. Het tweede deel bestaat uit zeven boeken en het derde deel uit vijf.10 Elk boek is weer opgedeeld in ‘hoofddelen’, die functioneren als subhoofdstukjes. Voorafgaand aan elk hoofddeel staat een kleine samenvatting van de inhoud, waardoor de lezer overzicht houdt in het redelijk lange en ingewikkelde verhaal. Net als in het vorige hoofdstuk concentreer ik mijn samenvatting op de gebieden die in het verhaal voorkomen en laat ik de overige thematiek buiten beschouwing (hieronder vallen o.a. de vele liefdesverwikkelingen en een aantal personages).11

Avonturen van Poliarchus, Argenis, Archombrotus… en Cyrthea

Vervolg op d’Argenis gaat opnieuw over de avonturen van Archombrotus, Poliarchus en Argenis. Er wordt één nieuw hoofdpersonage toegevoegd: Cyrthea (soms Eliza genoemd), de zus van Poliarchus. Deze jonge vrouw werd aan het einde van Argenis van Barclay uitgehuwelijkt aan Archombrotus. De Mouchemberg werkt verder met deze (en andere) gegevens uit het eerste deel en beëindigt zijn verhaal met het huwelijk tussen Archombrotus en Cyrthea. Net als Barclay kiest De Mouchemberg voor een vertelstijl waarbij de verhaallijnen van de personages door elkaar lopen. Een mooi voorbeeld hiervan is als Cyrthea en Archombrotus op zee Poliarchus

tegenkomen en ze langs elkaar heen varen (II: IV, 192), wat later vanuit het Poliarchus’ perspectief ook wordt verteld. (II: V, 213) Andere personages zijn vertrouwelingen van Argenis en Poliarchus (Galakcio, Gelanorus, Gobrias en Aneroëstus), of de koningen van de verschillende gebieden die worden bezocht (koningin Hyanisbé van Mauritanië, koningin Timandra van Gallië, koning Argontonius en de koningin van Iberië, koning Nebridonbureus van Egypte, de 10 Voor de bronvermelding van Vervolg op d’Argenis verwijs ik als volgt naar pagina 225 uit het zesde boek van het tweede deel: (II: VI, 225) en als volgt naar pagina 398 uit het tweede boek van het derde deel: (III: II, 298).

11 Zie Leerssen & Beller 2007: 59 voor een samenvatting van het eerste boek en Schmid 1977: 149-164 voor een volledige samenvatting.

koning van Tunesië, koning Archocedon van Duiveneiland en de koning van Liguriën).

Wat blijkt de grote hoofdlijn van het verhaal? Het feit dat beide stelletjes hun liefde en standvastigheid moeten bewijzen. Poliarchus en Argenis worden gescheiden en krijgen afzonderlijk moeilijkheden te verduren (Argenis wordt eerst bijna verkracht en daarna voor de leeuwen gegooid, Poliarchus wordt neergestoken en moet incognito Gallië terugveroveren). Voor het nieuwe stel Archombrotus en Cyrthea geldt hetzelfde, hoewel vooral Cyrthea het moeilijk krijgt (o.a. ongewenste avances van verschillende koningen, valse beschuldigingen over haar onzedelijkheid en geselingen in de gevangenis). Aan het slot hebben de vier personages alle obstakels overwonnen en komen ze weer bij elkaar, om de bruiloft van Archombrotus en Cyrthea te vieren. Voor de overzichtelijkheid vat ik het verhaal samen per personage en het gebied waar ze het meest mee te maken krijgen.

Poliarchus en Gallië

Poliarchus’ moeilijkheden betreffen Gallië. Hij krijgt te horen dat zijn rijk in zijn afwezigheid is overgenomen door de edelman Ambiodorix. Deze opstandeling heeft door middel van listen het Gallische volk tegen hem en zijn moeder, koningin Timandra, opgezet. Om zijn rijk terug te winnen gaat Poliarchus met Argenis

onderweg naar Gallië, maar ze komen zeerovers tegen (iets dat veel vaker terugkomt in het verhaal). Deze mannen steken hem neer, voeren Argenis mee en dumpen hem op ‘Duiveneiland’, een afgelegen eiland dat vernoemd is naar de duiven die zich er vestigden. Poliarchus geneest hier van zijn wonden en reist door naar Iberië, waar hij merkt dat de Iberische koning Argontonius zich heeft aangesloten bij zijn vijand Ambiodorix. Hij houdt zijn identiteit verborgen, om mee te kunnen reizen met het Iberische leger dat naar Gallië trekt. Voordat ze vertrekken weet hij nog incognito het leven te redden van de Iberische koningin, wat later een rol speelt in Cyrthea’s

verhaal. (III: III, 423-429)

Eenmaal aangekomen in Gallië begint Poliarchus een campagne om alle steden terug te veroveren. Dit gaat met horten en stoten. Hij lijkt Ambiodorix te hebben

weggejaagd na het belegeren en veroveren van de stad Massiliën (III: II, 384-386), maar voor het uiteindelijke gevecht roept Ambiodorix de hulp in van zijn Iberische

bondgenoten. Poliarchus, inmiddels herenigd met Archombrotus, gaat het grote gevecht aan met Ambiodorix en koning Argontonius van Iberië en weet hen te verslaan. Hierbij verliest koning Argontonius zijn leven. (III: IV, 537) Ambiodorix overleeft de strijd. In plaats van hem terecht te stellen kiest Poliarchus ervoor om hem te laten leven, wat een fout blijkt. Later, als Poliarchus in Iberië is om de koningin te vertellen over haar omgekomen man, zorgt Ambiodorix voor een nieuwe opstand. Die wordt gelukkig in de kiem gesmoord en uiteindelijk verliest Ambiodorix zijn hoofd. (III: V, 603) Vlak voor het slot van het verhaal verkondigt Poliarchus dat hij heeft geleerd dat een koning altijd sterk moet zijn. Hij moet geen spot of andere lasteringen van zijn volk verdragen (III: V, 604-605); iets dat, zoals in het vorige hoofdstuk bleek, in eenzelfde lijn is met Argenis uit 1643.

Argenis en Egypte

De moeilijkheden van Argenis zijn van andere aard dan bij Poliarchus, maar zeker niet minder zwaar. Het grootste deel van haar avonturen vindt plaats in Egypte, waar de zeerovers die Poliarchus dumpen op Duiveneiland haar naar toe voeren. De reis verloopt niet soepel, want de aanvoerder van de zeerovers raakt verliefd op haar en probeert haar te verkrachten. Op het laatste moment weet Argenis hem neer te steken. (II: III, 132-135) Als ze aanmeren in Egypte wordt Argenis voor deze moord ter dood veroordeeld. (II: VI, 232-247) Het vonnis wordt voltrokken in een arena,

vergelijkbaar met het Romeinse Colosseum, waar ze moet wachten op hongerige leeuwen. Voordat het zover is geven enkele vooraanstaande Egyptenaren (o.a. de jonge vorst Nebridonbureus) een pleidooi voor haar onschuld. Uiteindelijk spaart de Egyptische koningin haar leven.

Toch betekent dit niet dat Argenis Egypte mag verlaten. Zij en haar dienaar

Aneroëstus blijven lang genoeg om een tempel op te richten (II: VI, 251) en de strijd om de Egyptische troon mee te maken. De koning van Egypte komt namelijk tijdens een jacht op olifanten om het leven. Omdat hij kinderloos sterft, gaat de kroon naar Nebridonbureus, dezelfde jonge vorst die Argenis verdedigde in de arena. Deze jongeman moet meteen de macht grijpen en streng optreden tegen opstandige edelen, maar vindt steun onder het volk. (II: VII, 304-305) Hij geeft Argenis en Aneroëstus verlof om te vertrekken. Nadat deze twee vertrokken zijn naar Gallië om Poliarchus te zoeken blijft Argenis’ rol klein, op haar hereniging met Archombrotus (III: I, 338) en

Poliarchus na. (III: IV, 508) In het laatste gedeelte van het verhaal gaat het namelijk over de afrekening met Ambiodorix en hierin voeren Poliarchus en Archombrotus de boventoon.

Archombrotus en Mauritanië

Van de vier hoofdpersonages heeft Archombrotus de kleinste rol. Hij komt in actie als de koningin van Mauritanië, zijn moeder, ziek wordt en hem per brief vraagt naar huis te komen. Onderweg naar zijn thuisland lijdt hij schipbreuk op de kust van Tunesië. De koning van Tunesië ontvangt hem en vraagt meteen een gunst. Hij beschuldigt zijn aanstaande vrouw van ontucht met zijn zoon en wil dat Archombrotus haar meeneemt naar Mauritanië om haar onkuisheid te testen in een speciale ‘proefbron’ die daar staat. (II: II, 106) Deze vrouw blijkt Cyrthea te zijn, die door de koning van Tunesië was opgesloten in een toren (hierover bij Cyrthea meer). Als Archombrotus met haar naar Mauritanië zeilt, raakt hij verliefd op haar zonder haar werkelijke identiteit te weten. Eenmaal aangekomen in Mauritanië is hij getuige van het proces tegen Cyrthea. Ze bewijst haar ongeschonden eer door het water uit de bron te drinken en even mooi te blijven (schuldigen raken verminkt door het water). Hierna trekken ze naar Gallië, waar ze herenigd worden met Argenis (III: I, 338) en met Poliarchus. (III: II, 389)

In het laatste gedeelte van het verhaal staat Archombrotus vooral Poliarchus bij in zijn strijd om Gallië te veroveren. Verder focust hij zich op zijn liefde voor Cyrthea en de ups en downs die ze meemaken (o.a. de strijd tussen hun gevoelens en hun eer). Op het einde komen ze weer bij elkaar en trouwen met elkaar.

Cyrthea en Tunesië, Mauritanië, Iberië en Gallië

Van alle personages heeft Cyrthea, Poliarchus’ zusje, het het zwaarst. Ze wordt meerdere malen ontvoerd en komt terecht in de meeste gebieden: Tunesië, Mauritanië, Iberië en haar thuisland Gallië. Haar eerste ontvoering vindt plaats in Gallië zelf. Een bende Iberiërs, onder bevel van Ambiodorix, overvalt haar en voeren haar naar een burcht. (II: I, 49) Galakcio, een van haar dienaars, weet haar te

bevrijden en ze vluchten weg. Ze komen echter niet ver: op de terugweg naar

koningin Timandra, Cyrthea’s moeder, worden ze opgepakt door Iberische zeerovers. (II: I, 63) Ze weten te ontsnappen en komen dan in contact met de koning van

Tunesië. Deze koning wordt verliefd op Cyrthea en sluit haar op in een hoge toren. (II: II, 84-85) Er volgt een klein familiedrama als de zoon van de koning ook verliefd raakt op haar. De koning betrapt de twee samen en steekt zijn zoon neer. (II: II, 87) Rond deze tijd is Archombrotus aangekomen in Tunesië en geeft de koning Cyrthea aan hem mee om haar zedelijkheid te testen in de proefbron in Mauritanië.

Zoals verteld reist ze met Archombrotus naar Mauritanië, waar ze haar onschuld bewijst door te drinken uit de proefbron. Hierna reizen ze door naar Gallië om te herenigen met Poliarchus en Argenis. Argenis verdwijnt op dit punt in het verhaal naar de achtergrond, maar Cyrthea niet. Haar problemen zijn nog lang niet voorbij. Ze wordt opnieuw ontvoerd, ditmaal door Ambiodorix. Ook hij raakt verliefd op haar, maar net als bij de vorigen weigert ze elke advance en uit woede stuurt hij haar naar een gevangenis in Iberië.

Deze gevangenschap is de ergste beproeving voor Cyrthea tot dusver, onder andere doordat ze gegeseld wordt. Gelukkig vindt ze een bondgenoot in de koningin van Iberië. De koningin ziet het als haar taak is om het zusje van Poliarchus te helpen, omdat Poliarchus haar leven redde toen hij nog incognito in Iberië verbleef. Door middel van een list laat ze Cyrthea ontsnappen uit de gevangenis en regelt een schip om haar naar Gallië te brengen. De bemanning blijkt echter te bestaan uit zeerovers die haar verkopen als slaaf. Net als bij haar eerste ontvoering is het Galakcio die haar weet te bevrijden. Ze voegt zich weer bij de anderen in Gallië, eindelijk voorgoed. Als Poliarchus zijn rijk weer voor zich gewonnen heeft komen afgezanten uit andere gebieden hem bezoeken. Hierdoor komt ze weer oog in oog te staan met de koning van Tunesië, die haar destijds gruwelijk behandeld heeft. Hij maakt zijn excuses en ze vergeeft hem, om vervolgens te trouwen met haar grote liefde Archombrotus.

Selectie gebieden

Uit de samenvatting kunnen de volgende conclusies worden afgeleid. De belangrijkste gebieden zijn Gallië, Iberië, Egypte en Tunesië (in die volgorde). Mauritanië heeft een beduidend kleinere rol: alleen de proefbron waarin Cyrthea wordt getest is van

belang. Ik zal dit gebied kort behandelen, maar niet terug laten komen in de conclusie. Hetzelfde geldt voor Sicilië, Ligurië en de stad Lamia, die zo weinig aandacht krijgen dat ze niet terugkomen in de samenvatting. Het ‘Duiveneiland’ waar Poliarchus enige

tijd verblijft is niet van belang, behalve dat het een vredige rustplaats is. De Mouchemberg bedoelde waarschijnlijk het Turkse eiland dat bekend staat om de vogels die er verblijven (“Duiveneiland”, 2013). Ik laat het verder buiten

beschouwing.

Gallië

De Galliërs in Imagology

Het beeld van Gallië in Imagology is niet coherent. Dit heeft twee redenen. Ten eerste was het toen een uitgestrekt gebied met veel verschillende deelgebieden, en ten tweede bestaat ‘Gallië’ natuurlijk niet meer. De toenmalige Gallische gebieden zijn opgedeeld in huidige naties als Frankrijk, Zwitserland, België en Nederland. Voor stereotypen van de toenmalige Gallische stammen moet dus worden teruggegrepen op de oudheid en daar zijn de bronnen schaars. Over het algemeen zagen de Grieken en de Romeinen zichzelf als het middelpunt van de beschaving en de rest als ‘barbaren’ die, verwijderd van cultuur, verwilderd en vrij in de natuur leefden. Dit gold in het bijzonder voor de Germaanse stammen, die zich in en rondom Gallië vestigden. Zij zouden onbeschaafde, roofzuchtige, woeste en dronken barbaren zijn. (Leerssen & Beller 2007: 267, 387)

De belangrijkste informatie over de Galliërs is afkomstig van hun grootste vijand: Julius Caesar. Hij schreef Commentarii de Bello Gallico rond 50 v.Chr., toen hij Gallië veroverde. Het boek functioneerde als politieke propaganda en heeft een grote rol gehad in de beeldvorming van de Galliërs (het heeft zelfs invloed gehad op de Asterix en Obelix-stripboeken, zie Almagor 2015: 305).

En wat bleek uit de Commentarii de Bello Gallico? Caesar maakt onderscheid tussen drie verschillende delen van het gebied: Gallia Belgica (tegenwoordig België,

Luxemburg en Nederland), Gallia Celtica (Zwitserland, Frankrijk en Luxemburg) en Gallia Aquitania (Frankrijk). Hij vond dat de dapperste Galliërs te vinden zijn in Gallia Belgica. Hier komt ook de naam “België” vandaan: de Belgen kozen voor deze naam om aanspraak te maken op deze dappere voorvaders. (Leerssen & Beller 2007: 109) De Nederlanders grepen ook terug op Gallische voorvaders tijdens de

Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje: zij zouden afstammen van de Bataven die in opstand kwamen tegen Rome. (Leerssen & Beller 2007: 142)

De Galliërs uit de overige, voornamelijk Franse, gebieden noemt Caesar ‘proud, irresolute and spineless’, oftewel trots, besluiteloos en laf. Zijn woorden werkten uiteindelijk door in het stereotype van de Fransman als veranderlijk, ijdel en

bedrieglijk (zie ‘Frankrijk’ in het vorige hoofdstuk). (Leerssen & Beller 2007: 154) Voor de analyse van de Galliërs in Vervolg op d’Argenis zal ik dan ook letten op hun (gebrek aan) dapperheid, hun trots en hun besluiteloosheid. Ik betrek er ook de verscheidenheid van de Gallische stammen bij en het feit dat ze door de Romeinen als ‘barbaren’ werden gezien.

De Galliërs in Argenis

Gallië is het belangrijkste gebied uit het verhaal. Zeker als Poliarchus is aangekomen in Gallië en het probeert terug te veroveren, spelen de Galliërs een belangrijke rol. En hoe wordt het volk precies omschreven? Er is aandacht voor zowel zijn positieve als negatieve eigenschappen. De Galliërs worden neergezet als dapper en gastvrij, maar ook als onderling verdeeld en beïnvloedbaar.

Hun dapperheid en gastvrijheid

Gallië is het enige gebied dat een uitgebreide toelichting krijgt over zijn ontstaan, bevolking en steden. Het is Galakcio die Argenis vertelt over zijn thuisland. Zijn woorden komen bijna letterlijk overeen met die van Caesar uit de Bello Gallico. Ook het stuk over de dapperheid van de Belgische Galliërs komt erin voor:

Enigen hebben (gelijk ook door ’t gebruik aangenomen is) Gallia in drie delen gedeelt, in Belgisch, Armorisch en Celtisch Gallia. […] De Koning Belgus heeft zijn naam aan het Belgisch Gallia gegeven, ’t welk van de grote zee, van de Rijn, van de Sequana, en van de Matrona bepaalt is. Deze oorspronkelijke volken van ’t lant zijn de machtigsten der Gallen, in vijftien Vorstendommen gedeelt. Zy zijn, om hun dapperheit, aan hun vijanden een schrik, en tot grote nuttigheit aan hun Bontgenoten, uit oorzaak van hun volmaakte getrouheit, om de welke zy in alle gewesten, daar zy zijn, in hoge achting worden gehouden. (III: I, 331-332)

Het Belgisch Gallië bestaat dus uit de dapperste en machtigste Galliërs. Ze zijn betrouwbare en daardoor waardevolle bondgenoten, een nachtmerrie voor hun vijanden. Dit is een auto-image, oftewel beeld van ‘jezelf’, omdat het wordt verteld

door de Gallische Galakcio. Eerder in het verhaal is nog sprake van een hetero-image, een beeld van de ‘ander’, als iemand buiten Gallië over erover spreekt. Poliarchus is dan incognito aangekomen in Iberië en polst hoe het zijn rijk vergaat. Een Iberiër vertelt hem dat Ambiodorix een verbond heeft gesloten met hun koning Argontorius, maar eerst heeft hij het over Gallië zelf.

Weet dan, ô vreemdeling! dat Gallia een der bloejenste Koninkrijken van geheel Europa is, en machtig zou wezen om aan d’andere volken, die in de werrelt zijn, wetten te geven, zo zy zich in vreedsaamheit te zamen konden voegen, om met eendracht hun wapenen buiten hun grenzen te voeren: want daar is niets, ’t welk hun edelmoedigheit tegenstaan kan; en alles moet voor hun dapperheit zwichten. Zy hebben, zeggen zy, niets te vrezen, dan dat het gewelfsel des hemels zal breken, en op hun hooft vallen; zo verre zijn zy buiten alle vrees, en vry van alle kommer. Alles moet onder hun wapenen buigen, en zy konnen niet, dan met hun eige geweer, verwonnen worden. (II: V, 215)

De auto-image van Galakcio blijkt overeen te komen met de hetero-image van deze Iberiër. Ook hij ziet de Galliërs als het dapperste volk van heel Europa. Er is niets en niemand die hen kan overwinnen, want niemand kan op tegen hun edelmoedigheid en dapperheid. Ze kennen zelfs zo weinig angst dat ze alleen bang hoeven te zijn dat de hemel breekt en op hun hoofd valt. Verder zijn ze vrij van alle zorgen. Ook op militair gebied is niemand hun gelijke, want ‘[a]lles moet onder hun wapenen buigen’. Het enige wapen waar zij aan ten onder kunnen gaan is dat van henzelf (meer hierover bij hun inlandse tweedracht). Uit deze citaten valt een duidelijk stereotype te destilleren dat overeen komt met de typering uit Imagology: de Galliërs zijn dapper. (Leerssen & Beller 2007: 109)

Toch is er een tweede positieve eigenschap te achterhalen die niet in Imagology staat: de Gallische gastvrijheid. Die komt helemaal aan het einde ter sprake, als

Nikopompus (die net als in Argenis van 1643 symbool staat voor de

verhalenvertellende Barclay) een verhaal vertelt om het gezelschap van Poliarchus te vermaken, op weg naar de bruiloft. In het verhaal reizen twee krijgslieden door Gallië en krijgen een discussie over wie er gastvrijer is: de Galliërs of de Wandalen. De Wandalen, of Vandalen, zijn een van de vele Germaanse stammen. Volgens een van de krijgslieden zijn de Wandalen gastvrijer dan de Galliërs, maar de ander gaat hier hartstochtelijk tegenin.

Volgens hem zijn de Gallische edelen zo eervol en hoffelijk dat deze eigenschappen ook terug te vinden zijn onder het gewone volk. Dit is vooral merkbaar in de

herbergen. De gasten kunnen zich daar koning wanen. De knechten en dienstmeiden doen alles om ze warm te onthalen en alles te geven dat hun hartje begeert. Ook nemen de Galliërs zo hartelijk afscheid dat de gasten zich beklagen dat ze niet langer kunnen blijven. (III: IV, 606-607)

Dit staat in schril contrast met de Wandalen. Als een reiziger daar aanklopt, wordt niet opengedaan maar steekt een Wandaal zijn hoofd uit een venster ‘gelijk een slak zijn hooft tot zijn hoorntje’. (III: IV, 607) Mocht de reiziger geluk hebben en

binnengelaten worden, dan bemoeit niemand zich met hem en moet hij voor zichzelf zorgen. De herberg loopt meestal zo vol dat er wel honderd mensen binnen kunnen