• No results found

De commanditaire vennootschap en haar toekomst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De commanditaire vennootschap en haar toekomst"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naam: Anne Krijger

Scriptiebegeleider: mw. M.M. Nijholt

Inleverdatum: 13 juli 2017

De commanditaire

vennootschap en haar

toekomst

J.W. KRIJGER

Beherende vennoot Commanditaire vennoot Commanditaire vennootschap

(2)

Inhoudsopgave

Afkortingenlijst ... 3 Voorwoord ... 4 Hoofdstuk 1 – Inleiding ... 5 1.1. Onderzoeksvraag ... 5 1.2. Werkwijze ... 6 1.3. Begrippen ... 6

Hoofdstuk 2 – De commanditaire vennootschap ... 8

2.1. Wettelijke regeling... 8

2.2. Kenmerken van de commanditaire vennootschap ... 8

2.3. Van totstandkoming tot ontbinding ... 10

2.4. De beherende en commanditaire vennoot ... 11

2.4.1. De beherende vennoot ... 11

2.4.2. De commanditaire vennoot ... 12

2.5. Aansprakelijkheid commanditaire vennootschap ... 13

2.6. Fiscaliteit ... 13

2.6.1. Open commanditaire vennootschap ... 13

2.6.2. Besloten commanditaire vennootschap ... 15

2.7. Conclusie ... 16

Hoofdstuk 3 – Rapport Modernisering Personenvennootschappen ... 17

3.1. Eén wettelijke regeling ... 17

3.1.1. Omschrijving ... 17

3.1.2. Herstructurering ... 18

3.1.2.1. Omzetting naar huidig (fiscaal) recht ... 19

3.1.3. Ontbinding en vereffening ... 20

3.2. Toekenning rechtspersoonlijkheid ... 21

3.2.1. De niet ingeschreven vennootschap ... 21

3.2.2. Bestaande personenvennootschappen ... 22

3.2.3. De ingeschreven stille vennootschap ... 22

3.3. Naamvoerings- en bestuursverbod ... 23 3.4. Aansprakelijkheid ... 24 3.5. Fiscaal ... 25 3.5.1. Vennootschapsbelasting ... 25 3.5.2. Inkomstenbelasting ... 26 3.5.3. Overdrachtsbelasting ... 28

3.5.3.1. Inbreng onroerende zaak ... 28

3.5.3.2. Beëindiging rechtspersoonlijkheid ... 29

3.5.3.3. Opvolging vennoten ... 29

3.6. Conclusie ... 29

Hoofdstuk 4 – Bestaansrecht van de commanditaire vennootschap ... 31

4.1. Geschiedenis ... 31

4.2. Bestaansrecht ... 32

4.2.1. Alternatieven ... 32

4.2.2. Wetsvoorstellen ... 33

4.3. Conclusie ... 34

Hoofdstuk 5 – De commanditaire vennootschap in het buitenland ... 35

5.1. Buitenlandse (vergelijkbare) rechtsvormen ... 35

5.1.1. Verenigd Koninkrijk ... 35

5.1.2. Verenigde Staten ... 36

5.1.3. Duitsland ... 36

(3)

5.2.1. Fiscale transparantie ... 37

5.2.2. Transparantie op basis van rechtspersoonlijkheid ... 37

5.2.3. Transparantie op basis van aansprakelijkheid ... 37

5.2.4. Transparantie op basis van ondernemingsactiviteit ... 38

5.3. Overeenkomsten en verschillen... 38 5.3.1. Civielrechtelijk ... 38 5.3.2. Fiscaalrechtelijk ... 39 5.4. Conclusie ... 39 Hoofdstuk 6 – Conclusie ... 40 6.1. Beantwoording deelvragen ... 40 6.1.1. Deelvraag 1 ... 40 6.1.2. Deelvraag 2 ... 41 6.1.3. Deelvraag 3 ... 41 6.1.4. Deelvraag 4 ... 42 6.2. Beantwoording onderzoeksvraag ... 42 Bijlage – Enquête ... 44 Literatuurlijst ... 47

(4)

Afkortingenlijst

AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen

BV Besloten vennootschap (met beperkte aansprakelijkheid)

cv commanditaire vennootschap

IB inkomstenbelasting

KG Kommanditgesellschaft

KNB Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

LLC Limited Liability Company

LLP Limited Liability Partnership

NV Naamloze vennootschap

VEUO Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen

VNO-NCW Ondernemingsorganisatie ontstaan uit een fusie tussen het Verbond van

Nederlandse Ondernemingen en het Nederlands Christelijke Werkgeversverbond

VOF vennootschap onder firma

Vpb Vennootschapsbelasting

WBR Wet op belastingen van rechtsverkeer

WED Wet op de economische delicten

WvK Wetboek van Koophandel

Wet IB Wet op de inkomstenbelasting 2001

(5)

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterscriptie betreffende ‘De commanditaire vennootschap en haar toekomst’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen voor de masterstudie Fiscaal recht aan de Universiteit van Amsterdam. In deze scriptie heb ik veel tijd en moeite gestoken. Van januari tot juli ben ik in mijn geboorteprovincie Zeeland bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van deze scriptie.

Naar aanleiding van een opdracht tijdens mijn stage bij het kantoor Nauta Dutilh en een presentatie tijdens mijn stage bij het kantoor Houthoff Buruma ben ik tot dit onderwerp gekomen. De vernieuwing van de huidige regeling omtrent de personenvennootschappen wekte mijn interesse. Met name een onderzoek over de commanditaire vennootschap in het licht van het Rapport Modernisering Personenvennootschappen leek mij een geschikt scriptieonderwerp. Met behulp van mijn stagebegeleidster, mevrouw Nijholt, ben ik tot de huidige onderzoeksvraag en deelvragen gekomen. Na een enquête en uitvoerig onderzoek ben ik tot een antwoord op mijn onderzoeksvraag gekomen.

Tijdens dit onderzoek heeft mijn stagebegeleidster mij van alle mogelijke hulp voorzien, waarvoor mijn hartelijke dank. Tevens gaat mijn dank uit naar mijn vriendin, Willeke Mudde, die mij ten alle tijde enorm heeft gesteund. Mijn dank gaat voorts uit naar de respondenten die hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Ook wil ik iedereen bedanken die mij geholpen heeft met het bereiken van de relevante respondenten voor mijn enquête.

Ten slotte wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor hun morele steun. Daarbij wil ik mij ook verontschuldigen voor mijn afwezigheid.

Ik wens u veel leesplezier toe.

Anne Krijger

(6)

Hoofdstuk 1 – Inleiding

Een personenvennootschap zou voor alle categorieën gebruikers een gebruiksvriendelijke rechtsvorm moeten zijn, die zo veel mogelijk aansluit op de behoeften van de praktijk. Een groot deel van de gebruikers bevindt zich namelijk in het midden- en kleinbedrijf, agrarische ondernemingen en de dienstverlening. Dergelijke gebruikers hebben behoefte aan één wettelijke regeling, waarin hun samenwerking wordt vormgegeven. Zodoende hoeven minder lijvige en uitgewerkte overeenkomsten te worden opgemaakt, maar wordt tevens de vrijheid behouden om de vennootschap in te vullen zoals zij willen. Dit volgt uit het rapport Modernisering Personenvennootschappen van de Werkgroep Personenvennootschappen.

Het rapport geeft een overzicht van de belangrijkste onderwerpen die de werkgroep in de huidige wettelijke regeling heeft gesignaleerd over de personenvennootschap die in de praktijk tot problemen of onduidelijkheden leiden dan wel aanvulling behoeven. Hierbij bespreekt de werkgroep welke alternatieve oplossingen bestaan en welke oplossing aanbeveling verdient.

Ook met betrekking tot de commanditaire vennootschap (hierna te noemen: “cv”) heeft de werkgroep een aantal wijzigingen beoogd. De huidige wettelijke regeling dateert uit 1838. Deze regeling is niet makkelijk toegankelijk vanwege de verspreide regelgeving in verschillende wetten. Tevens is de regeling sterk verouderd vergeleken met andere westerse landen. Dit terwijl de cv toch een populaire rechtsvorm is vanwege de mogelijkheid om als commanditaire vennoot slechts als geldschieter in een vennootschap te participeren. Daarbij bevat de cv voornamelijk regels van regelend recht, is voor dit samenwerkingsverband geen notaris vereist en biedt de cv ook voordelige fiscale mogelijkheden. Naar mijn mening behoeft de huidige regeling zodoende vernieuwing. Of het voornoemde rapport hiertoe geschikt is, zal ik in dit onderzoek bespreken.

1.1. Onderzoeksvraag

De voorgenomen wijzigingen voor de commanditaire vennootschap in het rapport Modernisering Personenvennootschappen hebben geleid tot de volgende hoofdvraag:

“In hoeverre zal de open en besloten commanditaire vennootschap wijzigen in het licht van het Rapport Modernisering Personenvennootschappen, wat betekent dit voor de fiscaliteit en zijn deze

wijzigingen gewenst?”

(7)

1) Wat is een commanditaire vennootschap?

2) Wat wenst het rapport modernisering personenvennootschappen te wijzigen met betrekking tot de commanditaire vennootschap en welke al dan niet wenselijke gevolgen zal dit met zich mee brengen?

3) Heeft de commanditaire vennootschap vandaag de dag nog bestaansrecht en wat zijn mogelijke alternatieven?

4) Hoe ontwikkelt de commanditaire vennootschap zich in het buitenland?

Aan elk van deze deelvragen zal ik een hoofdstuk wijden, waarna ik zal afsluiten met de beantwoording van de hoofdvraag.

1.2. Werkwijze

Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag verricht ik in de eerste plaats literatuuronderzoek. De vakliteratuur, de parlementaire geschiedenis en de eventuele jurisprudentie over dit onderwerp gebruik ik hierbij. Daarnaast maak ik ook gebruik van het Rapport Modernisering Personenvennootschappen van de Werkgroep Personenvennootschappen. Hierbij heb ik voor de beantwoording van de hoofdvraag een enquête (hierna te noemen: “Enquête”) afgenomen onder enkele (fiscale) juristen uit de ondernemingsrechtpraktijk. Deze respondenten hebben aangegeven hoe zij de huidige regeling van de cv ervaren en wat zij vinden van het Rapport Modernisering Personenvennootschappen met betrekking tot de commanditaire vennootschap. Het doel en belang van enerzijds het literatuuronderzoek en anderzijds het praktijkonderzoek is het inzicht verkrijgen in de mogelijke toekomst van de commanditaire vennootschap en daarbij een bijdrage leveren aan de hierover reeds bestaande discussie.

In dit onderzoek omtrent de toekomst van de personenvennootschap zal slechts de commanditaire vennootschap aan bod komen. Het Rapport Modernisering Personenvennootschappen staat hierbij centraal. Bovendien zullen de fiscale en civielrechtelijke aspecten belicht worden.

1.3. Begrippen

In de navolgende tekst zullen enkele begrippen naar voren komen die u op het moment van lezen wellicht even ontschoten zijn. Omwille van de leesbaarheid van deze scriptie leg ik deze begrippen onderstaand nader uit. De uitleg van de kernbegrippen zal in de tekst zelf plaatsvinden.

Aanmerkelijk belang claim een fiscale claim van de Belastingdienst jegens de belastingplichtige die een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap en hiervoor uitstel van betaling heeft gekregen.

(8)

Derdenwerking de omstandigheid dat een recht of een plicht ook ten opzichte van derden werkt.

Goodwill in geld uitgedrukt niet-tastbaar vermogen van een onderneming,

gelegen in het klantenbestand, het imago, de potentie en de kwaliteiten van de onderneming.

Hoofdelijk aansprakelijk iedere vennoot kan voor de gehele schuld van de vennootschap aansprakelijk worden gesteld met het privé vermogen.

Insolventie staat waarin een persoon of onderneming niet aan zijn financiële

verplichtingen kan voldoen.

Obligatoire overeenkomst een overeenkomst die verbintenissen in het leven roep. Overgang onder algemene

titel

een overgang ingevolge artikel 3:80 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek

Stille vennootschap een vennootschap die niet openbaar is ingevolge het Wetsvoorstel.

Terugwerkende kracht het gelden vanaf een moment dat gelegen is voor de datum van

inwerktreding.

Vennootschapsovereenkomst een overeenkomst waarin de vennoten de wederzijdse afspraken vastleggen, bijvoorbeeld over de inbreng, de winstverdeling, de bevoegdheden enz.

Verbondenheidscriterium het criterium dat een ondernemer verbonden moet zijn voor de aangegane verbintenissen van de onderneming in de zin van artikel 3.4 Wet IB.

Vermogensbeding een clausule in de vennootschapsovereenkomst die bepaalt hoe het

vermogen van de vennoten verdeeld dient te worden.

Voortzettingsbeding een clausule in de vennootschapsovereenkomst die bepaalt dat de

overblijvende vennoten de vennootschap voortzetten.

Wederkerige overeenkomst een overeenkomst waarbij partijen een verbintenis aangaan jegens elkaar en verplicht zijn te presteren.

(9)

Hoofdstuk 2 – De commanditaire vennootschap

In Nederland bestaan er drie verschillende contractuele samenwerkingsvormen waarbij het aan rechtspersoonlijkheid ontbreekt, te weten: de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap.1 In dit hoofdstuk staat de commanditaire vennootschap centraal. Aan

het eind van dit hoofdstuk zal ik de eerste deelvraag beantwoorden, die als volgt luidt:

“Wat is een commanditaire vennootschap?”

Ter beantwoording van deze deelvraag besteed ik eerst een kort woord aan de huidige wettelijke regeling. Vervolgens bespreek ik de kenmerken van de cv. Daarna zal ik ingaan op het onderscheid tussen de beherende en de commanditaire vennoot en de daarmee samenhangende aansprakelijkheid van een cv. Ik sluit dit hoofdstuk vervolgens af met de fiscaliteit bij winst door de commanditaire vennootschap.

2.1. Wettelijke regeling

In het Wetboek van Koophandel (hierna te noemen: “WvK”) zijn drie bepalingen gewijd aan de cv, te weten artikel 19, 20 en 21 WvK. Tevens is artikel 30 WvK in verband met het nader te noemen naamvoeringsverbod ten dele relevant. Indien de cv bestaat uit twee of meer beherende vennoten, zijn ingevolge artikel 19, lid 2, WvK, tevens de bepalingen van de VOF van toepassing. Deze zijn te vinden in titel 3 van boek 1 WvK. Dit zijn specifieke wettelijke regels in aanvulling op de regels van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: “BW”).2 Daarnaast zijn de bepalingen van de maatschap - op enkele uitzonderingen na - van toepassing, omdat de cv een speciale vorm van maatschap is. Deze bepalingen zijn te vinden in titel 9 van boek 7A BW. Verder zijn de bepalingen omtrent rechtshandelingen en het overeenkomstenrecht ingevolge titel 2 van boek 3 BW respectievelijk afdeling 5 van boek 6 BW van toepassing.3 Voorts is de Handelsregisterwet 2007 en

het Handelsregisterbesluit 2008 voor de inschrijving van de vennootschap relevant in verband met de derdenwerking.

2.2. Kenmerken van de commanditaire vennootschap

De cv kan gedefinieerd worden als: “een overeenkomst (1), gericht op doorgaans duurzame

samenwerking (2) tussen twee of meer personen, teneinde een gemeenschappelijk vermogensrechtelijk voordeel te behalen, ter bereiking van welk doel de partijen zich jegens elkaar verbinden om geld, goederen, arbeid, goodwill en/of rechten in gemeenschap (3) te brengen, die dient tot uitoefening van een bedrijf (4) en die onder een gemeenschappelijke naam (5) is

1 Huizink 2011, p. 5.

2 Mohr & Meijers 2013, p. 83.

(10)

aangegaan.”.4 De definitie van de cv valt uiteen in vijf kenmerkende elementen. Onderstaand zal ik deze begrippen nader toelichten.

(1) De overeenkomst betreft een obligatoire overeenkomst ingevolge artikel 6:213, lid 1, BW, een meerpartijenovereenkomst ingevolge artikel 6:213, lid 2, BW, indien er meer dan twee vennoten zijn en een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 6:261 BW. Desalniettemin onderscheidt de overeenkomst van de cv zich van deze overeenkomsten. Het betreft immers een samenwerkingsovereenkomst die is gericht op een gemeenschappelijk doel.5

(2) Het begrip samenwerking houdt in dat de vennoten jegens elkaar een min of meer gelijkwaardige positie innemen. Van belang hierbij is de wil van de vennoten om samen te werken op voet van gelijkwaardigheid (affectio societatis), zoals blijkt uit de overeenkomst en de intentie van partijen.6

(3) Vanwege de inbreng ontstaat bij een contractuele samenwerkingsvorm altijd een gemeenschap. De door de inbreng gevormde gemeenschap betreft een gebonden gemeenschap. Hierbij kan niet vrij over het aandeel in de gemeenschap of een gemeenschapsgoed worden beschikt. Hiervoor is medewerking van de andere veno(o)t(en) noodzakelijk.7

(4) De bedrijfsuitoefening wordt omschreven als “het met het oogmerk winst te maken regelmatig

naar buiten optreden ter verkrijging van inkomsten door het verhandelen of afleveren van goederen of het aangaan van handelstransacties, dan wel het verrichten van hiervan niet wezenlijke onderscheiden naar buiten blijkende handelingen”.8 Deze invulling is weinig duidelijk. Het moet

althans gaan om openlijke en doorgaans duurzame ontplooiing van economisch-maatschappelijke activiteiten. De algemeen gangbare opvatting in het maatschappelijk verkeer is hierbij van belang.9

(5) De cv dient te worden aangegaan onder een gemeenschappelijke naam. Tevens moet deze naam worden gevoerd in het rechtsverkeer. Hierbij is het mogelijk ‘commanditaire vennootschap’ in de naam zelf te vermelden, verplicht is dit echter niet.10

4 Grapperhaus, in: GS Personenassociaties, 1.4 (online, laatst bijgewerkt op 29 augustus 2016). 5 Asser/Maeijer 5-V 1995/6. 6 Tervoort 2015, p. 22. 7 Huizink 2011, p. 19. 8 HR 26 juni 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8477. 9 Asser/Maeijer 5-V 1995/19. 10 Tervoort 2015, p. 48-53.

(11)

2.3. Van totstandkoming tot ontbinding

Op het moment van het sluiten van de overeenkomst tussen partijen vindt de aanvang van de cv plaats, mits daarbij geen ander tijdstip is bepaald. Inbreng is op dit moment nog niet verplicht. Wel moet de inbreng zijn overeengekomen en zodoende bepaalbaar zijn. Het aangaan van de cv kan daarnaast niet geschieden met terugwerkende kracht in verband met de derdenwerking. Desalniettemin wordt een intern werkende terugwerkende kracht in bepaalde gevallen wel erkend.11

Er gelden overigens geen vormvoorschriften voor het aangaan van de cv. Het betreft een consensuele overeenkomst. Het oprichten middels een authentieke of onderhandse akte is echter wel mogelijk en kan zeer raadzaam zijn. Een dergelijke akte dient immers als een bewijsschrift als bedoeld in artikel 22 WvK.12 Bovendien verdient het aanbeveling een vennootschapsovereenkomst te sluiten zodat opvolging van de vennoten mogelijk is dankzij een voortzettings- en vermogensbeding. In dat geval wordt veel rompslomp voorkomen, aangezien de overeenkomst niet wordt verbroken bij uittreding van een van de vennoten en de cv zodoende kan blijven voortbestaan. Ondanks de ontbrekende vormvereisten moet de cv wel worden ingeschreven in het handelsregister krachtens artikel 5, sub a, Handelsregisterwet 2007, voor zover een in Nederland gevestigde onderneming aan haar toebehoort. Hierbij is in een beleidsregel bepaald dat de cv die is gevestigd in Nederland, geacht wordt een onderneming toe te behoren.13

Ten slotte wordt de cv ontbonden. Redenen voor ontbinding zijn: dood of faillissement van een van de vennoten, tijdsverloop, opzegging van een van de vennoten of een andere omstandigheid die zich voordoet. De ontbinding kan worden overeengekomen door de vennoten, maar ook op allerlei andere gronden. De niet limitatieve ontbindingsgronden zijn met name te vinden in artikel 7A:1683 en 1684 BW.

Bij de ontbinding wordt de gerichtheid tot het gezamenlijk behalen van te verdelen winst beëindigd. De cv zelf is echter nog niet beëindigd. Immers, de vereffeningsfase – dat wil zeggen de fase waarin het ondernemingsvermogen verdeeld wordt – moet nog plaatsvinden. Zodra al het ondernemingsvermogen is verdeeld onder de vennoten, is de vereffening voltooid en daarmee is de cv beëindigd. Indien er niets te vereffenen valt, eindigt de cv op het moment van ontbinding. De ontbinding dient tevens ingeschreven te worden in het Handelsregister krachtens artikel 40 Handelsregisterbesluit 2008, maar is niet constitutief en vormt geen bewijs van ontbinding.14

11 Tervoort 2015, p. 56-57. 12 Huizink 2011, p. 22-23. 13 Tervoort 2015, p. 61. 14 Tervoort 2015, p. 211.

(12)

2.4. De beherende en commanditaire vennoot

De cv is een samenwerkingsovereenkomst tussen een of meer beherende vennoten en een of meer commanditaire vennoten. De beherende vennoot wordt ook wel werkende vennoot genoemd en voert het bestuur. De commanditaire vennoot (hierna te noemen: “commandite”) wordt ook wel stille of geldschietende vennoot genoemd. Deze vennoot fungeert als geldschieter en is medegerechtigde in de winst voor het deel van zijn inbreng.15 Beide vennoten kunnen zowel een

natuurlijk persoon als een vennootschap zijn.

Zowel de beherende vennoot als de commandite heeft een interne aansprakelijkheid, de vennoten zijn namelijk onderling jegens de vennootschap aansprakelijk en verantwoordelijk voor al hetgeen zij in hun hoedanigheid van vennoot verrichten. Gelet op het nader te bespreken bestuursverbod kan van de commandite echter geen rekening en verantwoording worden gevorderd.16

Daarnaast hebben de vennoten nog andere verplichtingen. Zij zijn beiden tot inbreng verplicht, het zij in de vorm van geld het zij in de vorm van arbeid. Verder zijn de beherende vennoten jegens elkaar tot dezelfde samenwerking verplicht. Desalniettemin geldt deze verplichting voor de commandite minder. Aan de vaststelling van de jaarrekening en bepaalde interne besluiten dient de commandite mee te werken, maar voor het overige rust op hem nauwelijks een verplichting tot samenwerking.17

2.4.1. De beherende vennoot

De beherende vennoot voert het bestuur van de vennootschap en is daarbij hoofdelijk aansprakelijk. Uit de strekking van artikel 18 en 19, lid 1, WvK, volgt dat de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten alle schulden betreft die bestaan op het moment van toetreding tot de vennootschap, of daarna ontstaan.18 De beherende vennoot kan immers inzage verkrijgen in of zelf onderzoek doen naar de schuldenpositie van de vennootschap alvorens hij toetreedt.

Daarnaast heeft iedere beherende vennoot ingevolge artikel 17, lid 1, WvK, in beginsel een volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Slechts de beherende vennoot is bevoegd rechtshandelingen namens de cv aan te gaan met derden. Deze bevoegdheid kan krachtens artikel 17, lid 2, WvK, slechts middels een vennootschapsovereenkomst beperkt of uitgesloten worden.19

15 Van Schie e.a. 2014, p. 47.

16 Tervoort, in: GS Personenassociaties, 2.12 (online, laatst bijgewerkt op 10 augustus 2016). 17 Tervoort, in: GS Personenassociaties, 2.3 (online, laatst bijgewerkt op 10 augustus 2016). 18 HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:588 (Carlande).

(13)

2.4.2. De commanditaire vennoot

Zoals hiervoor reeds vermeld, is de commandite slechts intern draagplichtig jegens de beherende vennoten. Daarnaast is hij ingevolge artikel 20, lid 3, WvK, in beginsel slechts beperkt aansprakelijk, namelijk aansprakelijk tot het bedrag van zijn inbreng.20 De commandite is

zodoende niet jegens derden aansprakelijk voor schulden of verbintenissen van de vennootschap. Hierbij is hij tevens niet bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. De aansprakelijkheid van de commandite is echter anders, indien de naam van hem in de naam van de cv voorkomt of wanneer hij zich inlaat met het bestuur van de cv of de cv vertegenwoordigt.21 Onderstaand zal ik hierop nader ingaan.

2.4.2.1. Naamvoeringsverbod

Het naamvoeringsverbod is opgenomen in artikel 20, lid 1, WvK en geldt alleen voor de commandite. Ingevolge dit artikel is het niet toegestaan om de naam van de commandite te vermelden in de naam van de cv. Indien dit wel zo is, is de commandite ingevolge de sanctie van artikel 21 WvK hoofdelijk verbonden voor de verbintenissen van de cv, voor zover deze verbintenissen zijn ontstaan terwijl de cv zijn naam voert. Hierop wordt een uitzondering gemaakt in artikel 30, lid 2, WvK. Ingeval een beherend vennoot - wiens naam voorkomt in de naam van de cv - terugtreedt als commandite, mag de cv onder de oude naam doorgaan vanwege daarmee samenhangende goodwill.22

2.4.2.2. Bestuursverbod

Het bestuursverbod volgt uit artikel 20, lid 2, WvK. Dit verbod houdt in dat de commandite geen daden van beheer of beschikking mag verrichten. Intern mag hij zodoende wel invloed uitoefenen op de gang van zaken. Extern mag hij echter niet namens de vennootschap handelen teneinde te voorkomen dat hij tegenover derden de indruk wekt volledig aansprakelijk vennoot te zijn. In het voor derden raadpleegbare handelsregister wordt zodoende slechts de omvang van de inbreng en niet de naam van de commandite vermeld.23 Indien de commandite het bestuursverbod toch

overtreedt, wordt hij krachtens artikel 21 WvK naast de beherende vennoot hoofdelijk aansprakelijk.

20 Kroeze, Timmerman & Wezeman 2017, p. 14.

21 Tervoort, in: GS Personenassociaties, 3.1 (online, laatst bijgewerkt op 10 augustus 2016). 22 Grapperhaus, in: GS Personenassociaties, 1.12 (online, laatst bijgewerkt op 29 augustus 2016). 23 Grapperhaus, in: GS Personenassociaties, 1.12 (online, laatst bijgewerkt op 29 augustus 2016).

(14)

2.4.2.3. Sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid

De sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid ingevolge artikel 21 WvK geldt nadrukkelijk voor álle schulden van de cv, zodoende ook voor de schulden die zijn ontstaan vóór het overtreden van het bestuursverbod.24 Het arrest Lunchroom De Katterug25 heeft echter een nuancering aangebracht.

De Hoge Raad heeft in het arrest Lunchroom De Katterug bepaald dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van de commandite wordt verlicht, als deze in een onevenredige verhouding staat tot de aard en de ernst van de overtreding van de voorschriften van artikel 20, lid 1 en 2, WvK. De sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid blijft ook achterwege, indien en voor zover dit door het handelen van de commandite niet (ten volle) wordt gerechtvaardigd. Bij de beoordeling van de sanctie van artikel 21 WvK is eveneens van belang of derden van de hoedanigheid van de commandite op de hoogte waren of behoorden te zijn en of de commandite ter zake van zijn handelen een verwijt valt te maken.

2.5. Aansprakelijkheid commanditaire vennootschap

De cv bezit, als entiteit, zelf ook aansprakelijkheid. Schuldeisers kunnen zich namelijk rechtstreeks op het vermogen van de cv verhalen ingevolge artikel 3:192 BW. De tot de gemeenschap behorende schulden kunnen immers op de gemeenschap worden verhaald. En één van de kenmerken van de cv is dat de inbreng van de vennoten tot het gemeenschappelijk vermogen gaat behoren.26 Schuldeisers van de cv kunnen zich zodoende op dit vermogen verhalen. Naar mijn mening is deze aansprakelijkheid bij de besloten en open commanditaire vennootschap hetzelfde. Het afgescheiden vermogen wordt immers in beide gevallen op dezelfde wijze gevormd.

2.6. Fiscaliteit

Fiscaalrechtelijk moet een onderscheid worden gemaakt in twee soorten commanditaire vennootschappen, namelijk de open en besloten cv. Afhankelijk van de al dan niet vrije toetreding of vervanging van de vennoten is sprake van een besloten of open cv.

2.6.1. Open commanditaire vennootschap

De definitie van de open cv luidt ingevolge artikel 2, lid 3, onderdeel c, AWR, als volgt:

“de commanditaire vennootschap waarbij, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire”.

24 HR 24 april 1970, ECLI:NL:PHR:1970:AC5021 (Romano Import). 25 HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1413 (Lunchroom De Katterug).

(15)

Uit het arrest van 27 februari 2009 volgt hierbij dat indien één van de vennoten geen toestemming hoeft te geven al sprake is van een open cv.27

De open cv is op grond van artikel 2, lid 5, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna te noemen: “Wet Vpb”), belastingplichtig voor heel haar vermogen, ongeacht uit welke activiteiten de cv bestaat. Ingevolge artikel 9, lid 1, onderdeel e, Wet Vpb, wordt vervolgens het deel van de beherende vennoot in aftrek op de winst gebracht.28 De Hoge Raad heeft echter in het arrest van 7

juli 1982 bepaald dat de belastingplicht van de open cv zich beperkt tot de winst die toekomt aan de commanditaire vennoten.29 Zodoende is de open cv zelf, als entiteit, voor het deel van de

commandite onderworpen aan vennootschapsbelasting. Indien bijvoorbeeld de winstgerechtigdheid zo is verdeeld dat de beherende vennoot is gerechtigd tot 60% en de commandite tot 40%, dan zal slechts 40% bij de open cv in de belastingheffing worden betrokken.

De belastingheffing bij de commandite, als natuurlijk persoon, is afhankelijk van het feit of de vennoot een aanmerkelijk belang bezit in de zin van artikel 4.6 Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (hierna te noemen: “Wet IB”). In artikel 3, lid 2, onderdeel f, AWR, wordt de deelgerechtigdheid in een open cv gelijk gesteld aan een aandeel. Zodoende worden voordelen van de commandite, bij een bezit van 5% of meer deelgerechtigdheid, belast in box 2. Indien dit niet het geval is, wordt de participatie in box 3 belast.

Voor de fiscale behandeling van de commandite, als een lichaam, geldt in beginsel dat vennootschapsbelasting verschuldigd is over winstuitkeringen. Echter de vraag rijst of de deelnemingsvrijstelling in de zin van artikel 13, lid 2, onderdeel d, Wet Vpb, van toepassing is. Dit is het geval als de commandite een aandeel heeft in de gemeenschap van de open cv en daardoor voor 5% of meer deelt in het door de cv behaalde voordeel. De vennootschapsovereenkomst is hierbij het aangrijpingspunt.30 Indien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, wordt bij de

commandite geen vennootschapsbelasting geheven bij uitdeling van winst.

Wat betreft de beherende vennoot geldt overigens fiscale transparantie, dat wil zeggen dat de beherende vennoot rechtstreeks voor zijn winstaandeel in de heffing wordt betrokken.31 Voor de fiscale behandeling van de beherende vennoot verwijs ik derhalve naar de volgende paragraaf.

27 HR 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4085. 28 Dool, Heithuis & Kampschöer RA e.a. 2015, p. 20. 29 HR 7 juli 1982, ECLI:NL:HR:1982:AW9546.

30 Stevens, in: GS Personenassociaties, 6.5 (online, laatst bijgewerkt op 26 augustus 2016). 31 Stevens, in: GS Personenassociaties, 6.2 (online, laatst bijgewerkt op 26 augustus 2016).

(16)

2.6.2. Besloten commanditaire vennootschap

Er is sprake van een besloten cv indien bij toetreding of vervanging van de vennoten toestemming nodig is van álle vennoten.32 De besloten cv is hierbij fiscaal transparant, dat wil zeggen dat haar resultaten rechtstreeks bij de vennoten in de heffing worden betrokken.

Indien de vennoot een natuurlijk persoon is en sprake is van beleggingsactiviteiten, zal de belastingheffing voor de inkomstenbelasting in box 3 plaatsvinden ingevolge artikel 5.1 jo. 5.3. Wet IB. Als de vennoot - door zijn winstgerechtigheid in de cv - 5% of meer belang heeft in een BV of NV kan dat belang echter ook behoren tot een aanmerkelijk belang ingevolge artikel 4.6 Wet IB. Voordelen zijn dan in box 2 belast tegen 25% op grond van artikel 2.12 Wet IB.33

Het een en ander wordt duidelijk in het volgende voorbeeld. Stel cv X heeft twee natuurlijke personen als vennoten, A en B, die beiden voor de helft winstgerechtigd zijn. Cv X heeft hierbij 6% aandelen in BV Y. In dit geval hebben beide vennoten slechts de helft van 6%, is 3%, bezit van de aandelen in BV Y en kwalificeren de aandelen daarmee niet als een aanmerkelijk belang. Dergelijke aandelen vallen dan bij de vennoten in box 3. Indien de cv X echter bijvoorbeeld 10% van de aandelen in BV Y zou hebben, zouden beide vennoten ingevolge de rangorderegeling van artikel 2.14 Wet IB wel een aanmerkelijk belang bezitten en daarmee in box 2 vallen.34

Als de cv een onderneming drijft in de zin van artikel 3.4 Wet IB en de vennoten natuurlijke personen zijn, genieten zij winst uit onderneming ingevolge artikel 3.2 Wet IB. De beherende vennoot moet hierbij worden aangemerkt als ondernemer en de commandite als medegerechtigde in de zin van artikel 3.4 respectievelijk 3.3, lid 1, onderdeel a, Wet IB. Beiden zullen in dit geval worden belast tegen het progressieve tarief in box 1. In dit geval kan de beherende vennoot als ondernemer nog wel een beroep doen op de ondernemersfaciliteiten. De belangrijkste hiervan zijn de zelfstandigenaftrek ingevolge artikel 3.76 Wet IB en de MKB-winstvrijstelling ingevolge artikel 3.79 Wet IB. De medegerechtigde heeft geen recht op deze faciliteiten, maar kan wel een beroep doen op andere fiscale faciliteiten zoals de investeringsaftrek, de herinvesteringsreserve en de doorschuiffaciliteiten.35

32 R.P.M. Lemmen, NDFR, Deel Formeel belastingrecht, Algemene bepalingen Awb en AWR, Artikel 2 AWR

Definities, 6. Open commanditaire vennootschap (online, laatst bijgewerkt op 7 maart 2017).

33 Stevens, in: GS Personenassociaties, 6.3 (online, laatst bijgewerkt op 26 augustus 2016).

34 De meesleep- en meetrekregeling van artikel 4.9 en 4.10 Wet IB wordt hier buiten beschouwing gelaten. 35 Stevens, in: GS Personenassociaties, 6.5 (online, laatst bijgewerkt op 26 augustus 2016).

(17)

Ingeval de cv een onderneming drijft, dient te worden voldaan aan de definitie ‘duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, waarmee beoogd wordt om door middel van deelname aan het economisch verkeer winst te behalen’. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een groenteboer al jaren dagelijks (duurzaam) vanuit zijn schuur groenten verkoopt (kapitaal en arbeid), hiermee in concurrentie treedt met andere boeren (deelname aan het economisch verkeer) en daarmee winst beoogd en redelijkerwijs ook kan verwachten. Bovendien dient de duurzaamheid van de onderneming afgeleid te worden uit de volgende factoren: de omvang van de werkzaamheden, de aard van de werkzaamheden, de omvang van de investeringen, het debiteurenrisico, het ondernemersrisico, de beschikbare tijd, de aantal opdrachtgevers en de bekendheid naar buiten toe.

Indien de vennoot een lichaam als bedoeld in artikel 2 Wet Vpb betreft, met uitzondering van de daar genoemde beperkt belastingplichtigen, zijn de activiteiten van de cv echter irrelevant voor de belastingheffing. Al de inkomsten zijn dan belast met vennootschapsbelasting. De naamloze vennootschap, de besloten vennootschap, de open commanditaire vennootschap, de andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, de coöperatie en de coöperatieve vereniging worden immers ingevolge artikel 2, lid 5, Wet Vpb, geacht een onderneming te drijven met het gehele vermogen. Zodoende zijn deze lichamen voor het gehele vermogen belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De stichting en de vereniging daarentegen zijn slechts belastingplichtig indien en voor zover zij een onderneming drijven.36

2.7. Conclusie

Centraal stond in dit hoofdstuk de vraag “Wat is een commanditaire vennootschap?”. Kort samengevat is de commanditaire vennootschap een samenwerkingsovereenkomst tussen een of meer beherende en commanditaire vennoten gericht op een gezamenlijk voordeel met een gezamenlijke inbreng. Deze cv dient daarbij tot een bedrijfsuitoefening en is onder gemeenschappelijke naam aangegaan. Hierbij voert de beherende vennoot het bestuur en is hij hoofdelijk aansprakelijk. De commandite fungeert als geldschieter en is beperkt aansprakelijk, mits hij het naamvoeringsverbod en bestuursverbod niet overtreedt. De cv bestaat fiscaal gezien in twee vormen; de open en besloten cv. De open cv heeft als kenmerk vrije toetreding van participanten en is op grond van artikel 2, lid 5, Wet Vpb, belastingplichtig voor heel haar vermogen. De besloten cv bezit fiscale transparantie, dat wil zeggen dat haar resultaten rechtstreeks bij de vennoten in de heffing worden betrokken.

(18)

Hoofdstuk 3 – Rapport Modernisering Personenvennootschappen

Verschillende juristen en fiscalisten uit de praktijk, wetenschap en het bedrijfsleven hebben zich gepresenteerd als de Werkgroep Personenvennootschappen (hierna te noemen: “Werkgroep”) om tot een nieuw wetsvoorstel te komen voor de personenvennootschap (hierna te noemen: “Wetsvoorstel”). In dit hoofdstuk zal ik de belangrijkste wijzigingen met betrekking tot de commanditaire vennootschap bespreken. De deelvraag die hierbij centraal staat, luidt als volgt:

“Wat wenst het rapport Modernisering Personenvennootschappen te wijzigen met betrekking tot de commanditaire vennootschap en welke al dan niet wenselijke gevolgen zal dit met zich mee

brengen?”

Aan het eind van dit hoofdstuk zal ik deze deelvraag beantwoorden. Allereerst zal ik echter ingaan op de beoogde nieuwe wettelijke regeling, de vernieuwde omschrijving, de mogelijkheid tot herstructurering en de ontbinding en vereffening. Vervolgens bespreek ik de toekenning van rechtspersoonlijk, het gewijzigde naamvoerings- en bestuursverbod en de aansprakelijkheid van de vennoten. Ten slotte behandel ik de fiscaliteit.

3.1. Eén wettelijke regeling

Thans is de wettelijke regeling van de cv neergelegd in verschillende wetten. Deze verspreide regeling draagt niet bij aan de kenbaarheid en het gebruik van de cv. Zodoende heeft de Werkgroep beoogt om de regeling zo veel mogelijk in één wet te regelen. Vanwege de kwalificatie als bijzondere overeenkomst kan de wettelijke regeling het beste worden opgenomen in boek 7 BW.

3.1.1. Omschrijving

Tevens is de Werkgroep van oordeel dat een betere omschrijving van de personenvennootschap noodzakelijk is. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan materiële kenmerken. Dat wil zeggen dat slechts sprake is van een vennootschap als de overeenkomst voldoet aan alle kenmerken genoemd in artikel 1. De omschrijving luidt ingevolge artikel 1, lid 1, Voorstel Titel 7.13 (hierna te noemen: “Voorstel”), als volgt:

“1. Vennootschap is de overeenkomst tot samenwerking die is gericht op de uitoefening van een beroep of bedrijf met inbreng door ieder van de vennoten en met het oogmerk voordeel te behalen en dit met elkaar te delen.”.

De beoogde omschrijving van de cv wordt vervolgd in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 3, Voorstel, en wordt gecategoriseerd als een openbare vennootschap. Deze leden luiden als volgt:

(19)

wijze onder een door haar gevoerde naam aan het rechtsverkeer deelneemt.”, en

“3. Commanditaire vennootschap is de openbare vennootschap die is gericht op de uitoefening van een bedrijf bestaande uit een of meer gewone vennoten, die verbonden zijn voor de verbintenissen van de vennootschap en een of meer commanditaire vennoten, die niet verbonden zijn voor de verbintenissen van de vennootschap.”.

Gezien de kenmerken van de cv zou het inderdaad goed zijn om deze wettelijk vast te leggen, zodat daar in de toekomst geen onduidelijkheid meer over bestaat. Naar mijn mening is deze wijze van omschrijven echter enigszins verwarrend. Het feit dat de omschrijving verspreid is over artikel 1, lid 1, artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 3, Voorstel, zou in dit geval immers gemakkelijk kunnen leiden tot het overslaan van bepaalde kenmerken van de cv. Het verdient m.i. aanbeveling dat de omschrijving van de cv volledig in één artikel wordt geplaatst.

3.1.2. Herstructurering

De huidige wettelijke regeling van de cv ontbeert enige mogelijkheid tot herstructurering. Zo heeft het uittreden van een vennoot naar huidig recht tot gevolg dat de cv wordt ontbonden, tenzij in een vennootschapsovereenkomst een voorzettings- en vermogensbeding is opgenomen. Deze bedingen kunnen naar huidig recht echter heel complex zijn, omdat het verbintenissenrecht, het vermogensrecht, het erfrecht en het fiscale recht met elkaar in verband kan komen. De Werkgroep beoogt om deze reden een wettelijke regeling waarbij de vennootschap bij een uittredend vennoot wordt voortgezet door de voortzettende vennoten. Tevens zijn bepalingen opgenomen die de verdere gevolgen van uittreden regelen. Wat betreft de toetreding heeft de Werkgroep als uitgangspunt dat de vennootschap en de toetreder een toetredingsovereenkomst sluiten of dat gebruik wordt gemaakt van contractoverneming.37

Naast deze vergemakkelijkte toe- en uittreding beoogt de Werkgroep tevens een wettelijke basis voor het wijzigen van de personenvennootschap van een bepaalde soort in een andere soort. Denk hierbij aan een cv die wijzigt in een VOF. Deze overgang zal dan plaatsvinden onder algemene titel. Eveneens beoogt de Werkgroep de mogelijkheid om een personenvennootschap om te zetten in een boek 2 BW rechtspersoon en vice versa. Deze omzetting zal dan dienen te geschieden middels een notariële akte. Naar mijn mening komt dit de rechtszekerheid ten goede, ondanks de daarmee gepaard gaande kosten.

(20)

De regels voor het wijzigen van een soort personenvennootschap en een omzetting in boek 2 BW rechtspersoon zijn met het Voorstel neergelegd in afdeling 7. Naar het huidige recht is dit niet gefaciliteerd en daarom een zeer omslachtig proces. Dit geldt eveneens voor de mogelijkheid om over te gaan tot fusie of splitsing. De regels hiervan zijn ondergebracht in afdeling 8 van het Voorstel.38

3.1.2.1. Omzetting naar huidig (fiscaal) recht

De omzetting van een cv in een boek 2 BW rechtspersoon kan gewenst zijn vanwege fiscale motieven. Zo kan het tarief in de vennootschapsbelasting voordeliger uitpakken bij een bepaald winstbedrag. De inkomstenbelasting heeft namelijk een progressief tarief van 36,55% tot 52% en de belastingdruk in de vennootschapsbelasting varieert tussen de 40% en 43,75%. Bovendien is zowel het salaris als de pensioenvoorziening van de directeur van de vennootschap aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Hierbij kan het pensioen in de vennootschap in eigen beheer worden opgebouwd. Daarnaast roept een wisseling van aandeelhouders geen fiscale eindafrekening op, maar wordt een belastingheffing uitgesteld.39

Een omzetting van een cv in een boek 2 BW rechtspersoon kan echter ook een civielrechtelijke reden hebben. Namelijk het genieten van beperkte aansprakelijkheid, zoals dit bij de besloten vennootschap het geval is. In dat geval zijn bestuurders in beginsel niet privé aansprakelijk voor zakelijke schulden en eventuele schade.

Voor de omzetting van een (besloten) cv in een boek 2 BW rechtspersoon geldt een andere fiscale behandeling dan bijvoorbeeld het geval is bij een omzetting van een eenmanszaak naar een cv. Indien zo’n inbreng in een samenwerkingsverband namelijk geschiedt tegen werkelijke waarde ontstaat ingevolge het motorvrachtschiparrest geen herwaarderingswinst.40 Over slechts de

overdrachtswinst dient in dat geval afgerekend te worden.41 Voor een omzetting van een cv in

bijvoorbeeld een besloten vennootschap (hierna te noemen: “BV”) geldt echter een andere fiscale behandeling. In dit geval zijn twee varianten mogelijk, te weten: de ruisende en de geruisloze omzetting. Iedere vennoot kan hierbij afzonderlijk kiezen of hij al dan niet geruisloos inbrengt.

Een ruisende inbreng van de onderneming in een BV leidt tot een staking van de onderneming voor de inkomstenbelasting. Zodoende dient te worden afgerekend over de aanwezige stille reserves,

38 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 26-27. 39 Essers, Cursus Belastingrecht Archief 2016/IB.3.2.33.B.c. 40 HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1622 (motorvrachtschip). 41 Van de Streek 2014, p. 3.

(21)

fiscale reserves en eventuele goodwill. Indien deze echter worden doorgeschoven naar de BV, kan op verzoek en onder nader te stellen voorwaarden gebruik worden gemaakt van de geruisloze inbreng in de zin van artikel 3.65 Wet IB. Indien dit verzoek wordt aanvaard en aan de nader te noemen voorwaarden wordt voldaan, hoeft niet te worden afgerekend over de meerwaarden.42 Wel

dienen de oprichters van de BV in dezelfde verhouding gerechtigd te zijn tot het kapitaal van de BV als zij gerechtigd waren tot het vermogen van de ingebrachte onderneming. Daarbij moet de inbrenger ondernemer (beherende vennoot) of medegerechtigde (commandite) zijn.43

Voor de geruisloze inbreng gelden voorts de volgende standaardvoorwaarden:44

1. De inbrenger mag zijn BV-aandelen niet binnen drie jaar vervreemden, tenzij hij aannemelijk maakt dat deze vervreemding niet was gericht op een overdracht van de onderneming.

2. De BV moet de ingebrachte onderneming onder dezelfde oude boekwaarden voortzetten. 3. Verliezen van de inbrenger kunnen niet worden verrekend met eventuele winsten van de BV. 4. De BV dient aandelen uit te reiken als tegenprestatie voor de ingebrachte onderneming en

tevens deze aandelen vol te storten. Hierbij geldt een afrondingscreditering.45

5. De verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang sluit aan bij het fiscale vermogen van de overnemende BV.

6. De oprichters dienen een voorovereenkomst aan de Belastingdienst te overleggen. Deze kan terugwerkende kracht hebben als hij binnen negen maanden na aanvang van het boekjaar aan de Belastingdienst is verstuurd.

7. De BV dient te worden opgericht binnen vijftien maanden na het overgangstijdstip en ook de onderneming dient binnen deze periode in de BV te worden ingebracht.

3.1.3. Ontbinding en vereffening

Ten aanzien van de ontbinding en vereffening geeft de Werkgroep een uniforme en meer complete regeling, te vinden in afdeling 5 van het Voorstel. Hierbij blijft de vennootschap na ontbinding voortbestaan als rechtspersoon tot de vereffening voltooid is. Ook zijn bij de beëindiging van het bestaan van de vennootschap de regels omtrent de inschrijving in het handelsregister, de bewaring van de administratie en de heropening van de vereffening geregeld in het Wetsvoorstel.46

42 De doorschuivingsfaciliteit geldt echter niet voor de oudedagsreserve. Hierover dient te worden afgerekend. Wel kan

deze worden verminderd door het gebruik van de stakingsaftrek of kan dit reserve worden omgezet in een lijfrente.

43 Essers, Cursus Belastingrecht Archief 2016/IB3.2.34.

44 Zie hiervoor het Besluit van 30 juni 2010, nr. DGB 2010/3599M.

45 Het afrondingscreditering bedraagt maximaal 5% van het nominaal gestorte aandelenkapitaal, maar niet meer dan €

25.000.

(22)

3.2. Toekenning rechtspersoonlijkheid

De Werkgroep beoogt tevens rechtspersoonlijkheid toe te kennen aan de cv. Dit zou de beste oplossing zijn voor een efficiënte regeling van de deelname aan het rechtsverkeer. De deelname aan het rechtsverkeer doet immers rechtsverhoudingen ontstaan tussen de vennootschap en derden, die naar het huidig recht bijzonder ingewikkeld zijn. Ondanks het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan de cv blijft de vennootschap wel een overeenkomst tussen vennoten. De rechtspersoonlijkheid zal zorgen voor een eenvoudiger goederenrechtelijk regime, eenvoudige toe- en uittreding, maakt herstructureringen mogelijk en vergemakkelijkt het procesrecht.47 Tevens zal in Nederland het ondernemersklimaat verbeteren, doordat starters een betere optie hebben met de vernieuwing van de openbare vennootschappen. Dit wordt door velen, inclusief mijzelf, toegejuicht.

Voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid is geen notariële akte vereist en zou slechts de inschrijving in het handelsregister voldoende zijn, zoals deze regeling ook bekend is van het EESV. Naar mijn mening zou de notariële tussenkomst, net als bij de boek 2 BW rechtspersonen, echter de voorkeur verdienen vanwege de daarmee gepaard gaande grote rechtszekerheid. De Werkgroep heeft de voordelen van een notariële tussenkomst beaamt, maar heeft vanwege de eenvoud en kostenefficiëntie de verplichte notariële tussenkomst achterwege gelaten. Zo ontstaat de rechtspersoon met ingang van de dag volgend op de dag dat de cv zich ingeschreven heeft in het handelsregister en eindigt deze na ontbinding met ingang van de dag volgend op de dag waarop de beëindiging van de vereffening is ingeschreven in het handelsregister. De koppeling aan het moment van inschrijving zal juridische procedures voorkomen. Als het tijdstip van ontstaan namelijk zou zijn op het moment van aangaan van de vennootschap, en dus het aangaan van de overeenkomst, zou dit tijdstip moeilijk zijn vast te stellen.

Daarnaast voorziet het Wetsvoorstel in de mogelijkheid tot ontbinding, indien de cv niet blijkt te voldoen aan de materiële kenmerken van de overeenkomst van vennootschap. De rechter heeft dan de bevoegdheid om op verzoek van een belanghebbende of het Openbaar Ministerie de rechtspersoon te ontbinden.48

3.2.1. De niet ingeschreven vennootschap

Uiteraard kan zich de situatie voordoen dat een cv niet in het handelsregister is ingeschreven, omdat bijvoorbeeld betrokkenen niet wisten dat hun samenwerking kwalificeerde als een openbare cv of omdat vennoten zich niet openbaar willen maken vanwege veiligheid of privacy.

47 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 74. 48 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 14-15.

(23)

Een dergelijke vennootschap, die niet ingeschreven is, heeft echter niet het voordeel van de rechtspersoonlijkheid, maar kwalificeert wel als personenvennootschap. Daarbij heeft zij een afgescheiden vermogen en wordt zij geacht te zijn aangegaan zonder doelbeperking en zonder beperking van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het gevolg is niet dat de vennootschap nietig is, maar dat een economisch delict ingevolge artikel 1 WED wordt gepleegd.49 Zo ontstaat geen nieuw soort personenvennootschap, maar een imperfecte vennootschap. Een ongewenst gevolg naar mijn mening, nu op deze manier commanditaire vennootschappen met rechtspersoonlijkheid en zonder rechtspersoonlijkheid in Nederland kunnen bestaan. Een ander gevolg is dat deze imperfectie leidt tot onbeperkt doel overschrijdend handelen en onbeperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid, tenzij derden van een uitsluiting of beperking op de hoogte zijn.50 Bovendien heeft de niet ingeschreven vennootschap een eigen ingewikkeld goederenrechtelijk regime en kan zij geen gebruik maken van eventuele herstructureringsmogelijkheden. De niet ingeschreven vennootschap is dus eigenlijk een vennootschap die we niet willen, maar die wel kan bestaan omdat deze zich niet aan de wet houdt.

3.2.2. Bestaande personenvennootschappen

De toekenning van rechtspersoonlijkheid heeft gevolgen voor de rechtspositie van bestaande personenvennootschappen, ook voor de cv. Zodoende dient m.i. een overgangsregeling voor de bestaande commanditaire vennootschappen gecreëerd te worden. In het voorstel wordt beoogt dat op het moment van inwerkingtreding van het Wetsvoorstel de bestaande cv die is ingeschreven meteen vanaf dat tijdstip rechtspersoonlijkheid bezit. Het voordeel van deze oplossing is dat geen veranderingen optreden in de vermogensrechtelijke positie van de vennootschap. Immers, goederen die op dat tijdstip toebehoren aan de vennootschappelijke gemeenschap gaan bij inwerkingtreding van het Wetsvoorstel meteen over op de vennootschap rechtspersoon. Met het oog op de rechtszekerheid is hierop wel een uitzondering gemaakt voor registergoederen en aandelen op naam. Hiervoor dient te worden geleverd middels een notariële akte.51

3.2.3. De ingeschreven stille vennootschap

Een andere invoeringsfrictie bestaat omtrent de stille vennootschap, een vennootschap die niet deelneemt aan het rechtsverkeer jegens derden, die is ingeschreven in het handelsregister voordat de inwerkingtreding heeft plaatsgevonden. Ingevolge het Wetsvoorstel dienen de vennoten van de stille vennootschap haar in dat geval uit te schrijven of de rechtspersoonlijkheid te aanvaarden.52

49 Van Veen 2017, p. 5. 50 Wuisman 2017, p. 10-11.

51 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 15. 52 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 15.

(24)

Dit kan ongewenste gevolgen met zich meebrengen. Immers, stille vennootschappen kunnen zo onbedoeld rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Wellicht vormt dit geen praktisch probleem, aangezien er geen voor derden kenbare deelname aan het rechtsverkeer plaatsvindt. Daarentegen is de toekenning van rechtspersoonlijkheid aan een dergelijke vennootschap wel enigszins nutteloos en zal dit voor een ‘rommeltje’ zorgen bij de Kamer van Koophandel en het handelsregister. Bovendien is de rechtspersoonlijkheid slechts weggelegd voor de openbare vennootschappen. De stille vennootschappen daarentegen zijn niet openbaar en worden naar mijn mening ook niet openbaar door het feit dat zij – per ongeluk – staan ingeschreven. Naar mijn mening verdient het dan ook aanbeveling om in het Wetsvoorstel op te nemen dat de stille vennootschap geen rechtspersoon is en om de verkrijging van rechtspersoonlijkheid uit te sluiten, ondanks een eventuele inschrijving in het handelsregister.

3.3. Naamvoerings- en bestuursverbod53

Het naamvoeringsverbod, zoals in paragraaf 2.4.2.1 besproken, geldt naar huidig recht, wat inhoudt dat de naam van de commandite niet mag voorkomen in de naam van de cv. Een enkele respondent van de bijgevoegde Enquête sluit zich hierbij aan en vindt dat het naamvoeringsverbod niet moet verdwijnen. Het verdwijnen van dit verbod zou namelijk het hele idee van de cv ontkrachten. De Werkgroep vindt dit verbod echter niet meer van deze tijd en beoogt dit verbod zodoende volledig af te schaffen.

Voorts is het naar huidig recht voor de commandite verboden om namens de vennootschap handelingen te verrichten. Dit bestuursverbod, besproken in paragraaf 2.4.2.2, beoogt de Werkgroep niet af te schaffen maar wel degelijk te wijzigen. De beredenering hierbij is dat geen goede gronden bestaan om een commandite integraal, dus ook buiten zijn hoedanigheid als commandite, uit te sluiten om namens de vennootschap deel te nemen aan het rechtsverkeer. Met het Wetsvoorstel wordt aldus beoogd dat de commandite nog steeds niet in zijn hoedanigheid bevoegd is om de vennootschap te vertegenwoordigen, maar dat hij wel krachtens volmacht naar buiten mag optreden. Zodoende blijft de bijzondere status van de cv – namelijk de mogelijkheid om als commandite slechts als geldschieter te fungeren – behouden, maar kan de commandite wel krachtens volmacht deelnemen aan het rechtsverkeer. Hierbij is mij echter onduidelijk welke sanctie de Werkgroep beoogt, indien de commandite wel in zijn hoedanigheid de vennootschap vertegenwoordigt en óf de Werkgroep überhaupt in een sanctie heeft voorzien. Naar huidig recht betrof het de sanctie van hoofdelijke aansprakelijkheid ingeval van overtreden van het bestuursverbod in de zin van artikel 20 WvK. Het verdient aanbeveling om dit te verduidelijken in het Wetsvoorstel.

(25)

Om misbruik te voorkomen is de commandite echter wel aansprakelijk voor een faillissementstekort, indien zijn handelen krachtens volmacht een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De commandite kan zodoende net als de beherende vennoot naar buiten toe optreden, maar loopt aanzienlijk minder risico. Of dit redelijk is, is discutabel. Immers, is de hoofdelijke aansprakelijkheid van de beherende vennoot en de beperkte aansprakelijkheid van de commandite terecht, indien beiden – al dan niet krachtens volmacht – dezelfde handelingen kunnen verrichten? Het onderscheid tussen de vennoten en de daarmee samenhangende aansprakelijkheid is in een dergelijke situatie naar mijn mening dan slechts nog een feitelijkheid op papier. Eveneens kan dit vervaagde onderscheid tussen de verschillende soorten vennoten leiden tot onduidelijkheden voor de fiscale behandeling. Daarmee zou de fiscale behandeling onnodig ingewikkeld worden. Bovendien zullen procedures ontstaan, als deze onduidelijkheden zich gaan voordoen.

Een onevenredig groot aansprakelijkheidsrisico heeft echter wel een remmend effect op de welwillendheid om deel te nemen in een cv, waardoor uiteindelijk de continuïteit van deze soort vennootschappen in het gedrang kan komen. De aanpassing van het bestuursverbod is zodoende een veel gehoorde wens in de praktijk. Naar aanleiding van vraag 8 van de bijgevoegde Enquête hebben enkele respondenten zelfs aangegeven positief te staan tegenover het wijzigen van het bestuursverbod. De commandite zou in dit geval meer macht over zijn investering krijgen. De Werkgroep heeft hier in haar Voorstel zodoende gehoor aan gegeven.

3.4. Aansprakelijkheid54

De regeling van aansprakelijkheid van vennoten is naar huidig recht gecompliceerd en kan leiden tot vragen omtrent de redelijkheid ervan. De Werkgroep is van mening dat op een aantal punten een duidelijkere en andere benadering moet worden gekozen. Dit houdt in dat een toegetreden vennoot slechts verbonden is voor prestaties waartoe de cv zich reeds vóór het toetreden contractueel heeft verbonden, maar die na het toetreden opeisbaar worden. Op deze manier is de vennoot naar mijn mening voldoende aansprakelijk en wordt een potentiële vennoot tevens verplicht om een eigen onderzoek te doen naar de stand van zaken.

Een uitgetreden vennoot is voorts aansprakelijk voor de op het moment van zijn uittreden bestaande verbintenissen met daarbij een verjaringstermijn van vijf jaar. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de vennoot na zijn uittreden geen invloed meer kan uitoefenen op het financiële beleid en het bestuur. Sommige respondenten van mijn Enquête vinden dat verplichtingen na diens dienstverband geen invloed meer mogen hebben op de aansprakelijkheid van de vennoot, terwijl

(26)

anderen vinden dat de termijn van 5 jaar te lang is en slechts een uitzondering gemaakt moet worden voor langdurige overeenkomsten op het moment van uittreden. Naar mijn mening, en eveneens volgens andere respondenten, heeft de Werkgroep een juiste keuze gemaakt en wordt zodoende een afgewogen tussenweg gekozen.

Wat betreft de commandite is hij naar huidig recht en ingevolge het Wetsvoorstel niet verbonden voor verbintenissen van de vennootschap en draagt hij niet verder in de verliezen van de vennootschap dan tot het bedrag van zijn inbreng. Hier kan wel van worden afgeweken door overeen te komen dat de commandite in het geheel niet deelt in de verliezen, of juist voor een hoger bedrag dan zijn inbreng. Indien een beherende vennoot een commandite wordt, is hij aansprakelijk voor vijf jaar voor de schulden die zijn ontstaan vóór zijn statuswisseling. Indien een commandite een beherende vennoot wordt, is hij slechts verbonden voor de prestaties die de cv is aangegaan en die na de statuswisseling opeisbaar worden.55

3.5. Fiscaal

De bestaande fiscale behandeling van de cv dient volgens de Werkgroep te worden gehandhaafd. Onderstaand zal ik nader ingaan op de gevolgen voor de vennootschapsbelasting, de inkomstenbelasting en de overdrachtsbelasting.

3.5.1. Vennootschapsbelasting56

Voor de toepassing van de vennootschapsbelasting heeft het Wetsvoorstel volgens de Werkgroep geen gevolgen. Bij de open cv is namelijk geen sprake van fiscale transparantie, wat naar huidig recht reeds het geval is. In artikel 2, lid 1, onderdeel a, Wet Vpb, wordt de open cv namelijk aangemerkt als een voor de vennootschapsbelasting zelfstandig lichaam. In dit geval wordt de cv ingevolge artikel 2, lid 5, Wet Vpb, zodoende belast met vennootschapsbelasting over haar hele vermogen. De Werkgroep beoogt dit niet te wijzigen, zodat hieromtrent geen gevolgen bestaan.

Indien (open) cv X bestaat uit een beherende vennoot, BV A, en een commandite, BV B, beiden voor gelijke delen, zal cv X belast worden met vennootschapsbelasting ingevolge artikel 2, lid 1, onderdeel a, Wet Vpb. Dit, zoals besproken in paragraaf 2.6.1, voor het deel van de commandite, BV B, voor 50%. De andere 50% wordt vervolgens rechtstreeks toegerekend aan BV A en bij hem in de heffing betrokken. Slechts indien BV B voordelen geniet, zoals een uitkering van dividend, worden deze voordelen bij hem in de winst betrokken. Ingeval al dan niet sprake is van de

55 Tervoort 2016, p. 304.

(27)

deelnemingsvrijstelling in de zin van artikel 13 Wet Vpb is dit al dan niet belast met vennootschapsbelasting. Met of zonder de wetswijziging zal deze fiscale afwikkeling onveranderd blijven. Grafisch ziet dit er als volgt uit:

Winst belast bij A over 50%

eigen deel 50% 50%

Dividend (DNV) Winst belast bij X over 50% van B

Het Wetsvoorstel brengt echter wel enkele wettelijke wijzigingen in de Wet Vpb met zich mee. Zo vervalt het woord ‘andere’ in artikel 3, onderdeel b, Wet Vpb. Daarnaast wordt een lid 10, omtrent de bedrijfsfusie, toegevoegd aan artikel 14 Wet Vpb. Voorts wordt een lid 12, omtrent de splitsing, toegevoegd aan artikel 14a Wet Vpb. En ten slotte wordt aan artikel 14c Wet Vpb een lid 9 toegevoegd, omtrent de geruisloze terugkeer uit een BV.

3.5.2. Inkomstenbelasting

Wat betreft de inkomstenbelasting voorziet de Werkgroep met het Wetsvoorstel ook niet of nauwelijks gevolgen. Voor de praktijk is het immers van aanzienlijk belang dat de fiscale transparantie behouden blijft. De besloten cv wordt vanwege de fiscale transparantie nu namelijk niet aangemerkt als een voor de vennootschapsbelasting zelfstandig lichaam, waardoor door de vennootschap heen gekeken wordt. Het positieve gevolg hiervan is dat een verlies van de cv dat aan de vennoot toekomt, fiscaal rechtstreeks aan hem wordt toegerekend en vervolgens kan worden verrekend met winsten uit andere werkzaamheden. Daarnaast zijn de verschillende fiscale ondernemingsfaciliteiten op de vennoten van toepassing ingeval van fiscale transparantie.57

De toekenning van rechtspersoonlijkheid, behandeld in paragraaf 3.2, zou deze fiscale transparantie echter wel kunnen aantasten. In artikel 2, lid 1, onderdeel e, Wet Vpb, wordt namelijk gesproken over rechtspersonen als belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting. Zodoende zou de besloten cv met rechtspersoonlijkheid als belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting kunnen kwalificeren en zou de fiscale transparantie verdwijnen. Echter met het begrip rechtspersonen wordt

57 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 29.

(Open) CV X

(28)

gedoeld op boek 2 BW rechtspersonen. De openbare vennootschappen, en daarmee de besloten cv, betreffen geen boek 2 BW rechtspersonen. De fiscale transparantie blijft zodoende behouden. In de literatuur wordt hier echter anders over gedacht.58 Naar mijn mening verdient het hierbij aanbeveling om in het desbetreffende wetsartikel uitdrukkelijk te vermelden dat het rechtspersonen in de zin van boek 2 BW betreffen. Daarbij verdient het tevens de voorkeur om expliciet in de wet op te nemen dat de openbare cv met rechtspersoonlijkheid fiscale transparantie bezit, met uitzondering van de open cv.

Ingeval de verkrijging van rechtspersoonlijk niet aan de fiscale transparantie van de besloten cv in de weg staat, zal de fiscale behandeling van de besloten cv hetzelfde blijven. De besloten cv is in dit geval fiscaal transparant, zodat de resultaten rechtstreeks zullen worden toegerekend aan de vennoten. Indien een (besloten) cv X bestaat uit natuurlijk persoon A, als beherende vennoot, en natuurlijk persoon B, als commandite, zullen beide vennoten belast worden in de inkomstenbelasting. Cv X is in dit geval fiscaal transparant en zodoende vindt daar geen heffing plaats. Grafisch ziet dit er als volgt uit:

50% heffing 50% heffing

inkomstenbelasting inkomstenbelasting

50% 50%

Voorts zullen enkele wettelijke aanpassingen moeten plaatsvinden in de Wet IB. Zo zal een nieuw artikel 3.7 Wet IB omtrent de openbare vennootschap worden ingevoerd. Zodoende zal in artikel 8 Wet Vpb ook moeten worden bepaald dat het nieuwe artikel 3.7 Wet IB van overeenkomstige toepassing is. Voorts zal in artikel 4.40 Wet IB worden toegevoegd dat de aanmerkelijk belangclaim van de BV niet doorgeschoven kan worden ingeval van een omzetting in een openbare vennootschap.

Daarnaast beoogt de Werkgroep het verbondenheidscriterium in de zin van artikel 3.4 Wet IB af te schaffen. Dit criterium is immers ingevoerd vanwege het oneigenlijke gebruik van de cv en de man-vrouw firma. Voor beiden zijn echter reeds passende maatregelen in de vorm van

58 Zie M.L.M. van Kempen, ‘Het wetsvoorstel Titel 7.13 BW en de fiscale transparantie van

personenvennootschappen’, WFR 2003/285 en S.A. Stevens, ‘Actuele ontwikkelingen rondom personenvennootschappen’, TvOB 2017/1.

(Besloten) CV X

(29)

ondernemingsfaciliteiten genomen, zodat dit criterium overbodig is geworden. Bovendien is het verbondenheidscriterium een prikkel voor de commandite om het bestuursverbod te overtreden, aangezien hij dan verbonden wordt voor verbintenissen van de cv en daarmee aangemerkt kan worden als IB-ondernemer en daarmee tevens recht heeft op ondernemingsfaciliteiten.59

3.5.3. Overdrachtsbelasting60

In het huidige stelsel verwerft niet de cv zelf het eigendom van onroerende zaken. De vennoten van de vennootschap doen dit. In de praktijk moet zodoende rekening worden gehouden met gevolgen voor de overdrachtsbelasting bij toe- en uittreding en bij een wijziging van de winstverhoudingen. Het Voorstel brengt hier fiscaal echter verandering in. Deze fiscale veranderingen zijn vooral ontstaan door de toekenning van rechtspersoonlijkheid, zoals behandeld in paragraaf 3.2. De nieuwe behandeling van een cv met onroerende zaken kan aan de hand van drie situaties worden beschreven. In de navolgende paragrafen zal ik hier nader op ingaan.

3.5.3.1. Inbreng onroerende zaak

Indien een onroerende zaak ingebracht wordt in een cv betreft dit een belaste verkrijging voor de overdrachtsbelasting door de cv. Ingeval de onroerende zaak echter onderdeel is van een ingebrachte onderneming kan een vrijstelling worden verkregen. Het huidige artikel 15, lid 1, onderdeel e, 2e, Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna te noemen: “WBR”) jo. Uitvoeringsbesluit WBR dient dan analoog te worden toegepast. Voor verkrijging van deze vrijstelling moeten de vennoten van de cv wel (nagenoeg) geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn in het vermogen van de omgezette vennootschap. Daarnaast moeten de vennoten nog drie jaar in het bezit blijven van hun deelgerechtigdheid op grond van artikel 5, lid 3, Uitvoeringsbesluit WBR. Ter realisering hiervan beoogt de werkgroep de openbare vennootschap aan de huidige tekst van artikel 15, lid 1, onderdeel e, 2e, WBR, toe te voegen.

Voor de reeds bestaande ingeschreven cv, die door dit Wetsvoorstel van rechtswege rechtspersoonlijkheid verkrijgt, is de vrijstelling van overdrachtsbelasting ook van toepassing. De Werkgroep voorziet namelijk in een overgangsregeling waarbij een vrijstelling wordt verleend voor de van rechtswege verkregen onroerende zaken die onderdeel zijn van een onderneming. Hierbij is discutabel of de vennoten hun deelgerechtigdheid gedurende drie jaren dienen te bezitten voor behoud van de vrijstelling. Nieuwe samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid worden

59 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 36. 60 Rapport Modernisering Personenvennootschappen, p. 38-40.

(30)

immers niet met deze eis geconfronteerd. 61 Naar mijn mening zijn de nieuwe samenwerkingsverbanden gelijk te stellen met reeds bestaande commanditaire vennootschappen die door de wetswijziging rechtspersoonlijkheid verkrijgen en moeten zij zodoende gelijk behandeld worden. Ik juich een overgangsregeling zonder het driejaarvereiste om deze reden toe.

3.5.3.2. Beëindiging rechtspersoonlijkheid

Indien een cv met onroerende zaken haar rechtspersoonlijkheid verliest door uitschrijving bij het handelsregister, vindt een voor de overdrachtsbelasting belaste verkrijging plaats door de vennoten. Hiervoor kan op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel f, 2e, WBR jo. artikel 4a Uitvoeringsbesluit

WBR, analoog een vrijstelling worden verkregen. In dat geval dienen de vennoten de onderneming nog wel drie jaar voor te zetten. Ingeval van ontbinding van de cv en toebedeling van de onderneming aan een vennoot zal de vrijstelling niet van toepassing zijn. Het betreft in dit geval een belaste verkrijging door de vennoot die de onderneming voortzet.

3.5.3.3. Opvolging vennoten

Bij vervanging van vennoten en toe- en uittreding in een cv blijft de rechtspersoon de economische en juridische eigenaar van het vennootschapsvermogen en daarmee ook van de onroerende zaken. Zodoende zal dit betekenen dat geen sprake is van een verkrijging voor de overdrachtsbelasting.

3.6. Conclusie

Centraal stond de vraag “Wat wenst het rapport modernisering personenvennootschappen te

wijzigen met betrekking tot de commanditaire vennootschap en welke al dan niet wenselijke gevolgen zal dit met zich mee brengen?”. Kort samengevat beoogt de Werkgroep één wettelijke

regeling, waarbij alle regels omtrent de cv worden geregeld. Denk hierbij aan een betere omschrijving, de mogelijkheid tot herstructurering en de regels omtrent ontbinding en vereffening. Voorts zal de cv als een openbare vennootschap worden aangemerkt en rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Daarnaast beoogt de Werkgroep het naamvoeringsverbod af te schaffen en het bestuursverbod te wijzigen. Tevens wilt de Werkgroep het aansprakelijkheidsregime verduidelijken.

Met dit alles is het voorts de bedoeling dat de fiscale (non)transparantie behouden blijft. Voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting is het rapport daarom niet van enorme invloed. Op enkele kleine wettelijke wijzigingen en aanvullingen na beoogt het rapport de huidige fiscale behandeling te handhaven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overweging 9 luidt: ‘Overwegende dat tegenover de consument de verkoper rechtstreeks aansprakelijk moet zijn voor de overeenstemming van de goederen met de overeenkomst; dat

De commanditaire vennoot die al dan niet krachtens volmacht in naam van de vennoot- schap handelt of door zijn handelen een beslissende invloed uitoefent op het optreden door

Soms is de postmoderne be- stuurskunde een oefening in scien- ce .fiction. In databestanden mag men dan altijd een vertekend beeld van het 'subject' aan- treffen,

Maar het geloof gekomen zijnde, zijn wij niet meer onder een leermeester; want gij allen zijt zonen Gods door het geloof in Christus Jezus.. Want zovelen gij tot Christus

Einddoel van al Gods werken is en moet zijn zijne heerlijkheid; maar de wijze, waarop deze heerlijkheid schitteren zal, is daarmee niet vanzelf gegeven; deze is door zijn

Maar Boomkwekerij Udenhout moet vooral trots zijn en die trots mogen we met recht uitdragen in de markt: we zijn gewoon een uitstekend bedrijf.’.. Natuurlijk zijn er

Een Beweisthemaverbot kan bijvoorbeeld bepalen dat een getuige met betreldcing tot een bepaald onderwerp geen uitspraken mag doen, zoals staatsgeheimen." Een

De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde voor zover nodig rekening houdend met mogelijke