• No results found

Dat is toch vet gezond? : een experimenteel onderzoek naar de invloed van gain-frames en loss-frames in YouTube-video’s op de directe snackkeuze van kinderen tussen de 6 en 12 jaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dat is toch vet gezond? : een experimenteel onderzoek naar de invloed van gain-frames en loss-frames in YouTube-video’s op de directe snackkeuze van kinderen tussen de 6 en 12 jaar"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dat is toch vet gezond?

Een experimenteel onderzoek naar de invloed van gain-frames en loss-frames in YouTube-video’s op de directe snackkeuze van kinderen tussen de 6 en 12 jaar.

Marie-Christine van Dijk 10774653 Afstudeerproject persuasieve communicatie Werkgroep 2 Dr. E.S. Smit Bachelor Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam 16-1-2017 6496 woorden

(2)

1

Samenvatting

Overgewicht en obesitas zijn al jaren een groot probleem in Nederland en komt tegenwoordig ook steeds vaker bij kinderen voor. “Jong geleerd is oud gedaan,” is een oudhollands gezegde dat impliceert dat hoe jonger iets wordt aangeleerd, hoe langer de

vaardigheid zal blijven. Het is daarom van belang dat kinderen zich al jong het belang van een gezond eetpatroon aanleren. Er is van reclames op televisie voor ongezonde voedselproducten bekend dat deze kinderen stimuleren tot het kiezen van een ongezond eetpatroon, maar er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar een omgekeerd effect. Het is dus interessant om te onderzoek hoe een gezonde boodschap het beste kan worden overgebracht. Een belangrijke factor die ervoor zorgt dat een boodschap in een reclame overkomt, is de manier waarop de boodschap wordt geframed.

In dit onderzoeksverslag is er onderzoek gedaan naar het effecten van verschillende typen frames in YouTube video’s ter promotie van een gezond eetpatroon op de directe snackkeuze van kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud. (N = 108). Het doel van het onderzoek is om via een experiment erachter te komen of kinderen eerder geneigd zijn tot het kiezen van een gezonde snack wanneer deze boodschap op een bepaalde manier wordt geframed. In de eerste conditie krijgt de respondent een video te zien waarin er gebruik werd gemaakt van een gain-frame: De respondent kreeg te horen welke winsten er te behalen vielen. Deze winsten werden in de video uitgedrukt door het benoemen van de voordelen van het eten van een gezonde maaltijd. In de tweede conditie krijgt de respondent een video te zien waarin er gebruik werd gemaakt van een loss-frame: De respondent kreeg te horen welke verliezen er te behalen waren. Deze verliezen werden in de video uitgedrukt door het benoemen van de nadelen van het eten van een ongezonde maaltijd. Uit de resultaten blijkt dat wanneer er gebruik wordt gemaakt van een gain-frame de boodschap in de video effectiever dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van een loss-frame. Dit blijkt echter geen significant verband tussen de manier waarop een video wordt geframed en de uiteindelijke snackkeuze die de respondent maakt (Fisher-exact p = 0,182). Er kan dus worden geconcludeerd dat er geen verband is tussen de manier waarop de video wordt geframed en de uiteindelijke snackkeuze die de respondent uiteindelijk maakt.

(3)

2

1. Inleiding

Overgewicht en obesitas zijn al jaren een groot probleem in Nederland. Overgewicht bij een mens kan worden beschreven als een abnormale of buitensporige opeenhoping van vet die de gezondheid kan beïnvloeden. Te veel van deze abnormale of buitensporige opeenhopingen leiden tot een ernstige vorm van overgewicht, namelijk obesitas. (WHO, 2015). Het hebben van obesitas is gevaarlijk, omdat het grote schade kan aanbrengen aan het cardiovasculaire systeem en is verbonden met vele aandoeningen aan de stofwisseling. (Daniels, 2006). Overgewicht en obesitas zijn niet alleen bij volwassenen een probleem en dergelijke

stoornissen komen daarom tegenwoordig ook steeds vaker bij kinderen voor. Uit het laatste onderzoek van het Ministerie van Volksgezondheid (2015) blijkt dat 12,1% van de

Nederlandse kinderen tussen de vier en twaalf jaar oud te kampen heeft met overgewicht en zelfs 2,8% van deze groep heeft last van de gevolgen van obesitas. Het hebben van obesitas op zo’n jonge leeftijd is een groot probleem, omdat obesitas het krijgen van

hart-en-vaatziekten kan versnellen. Zelfs wanneer de aandoeningen misschien nog niet aanwezig zijn in de kindertijd, heeft het kind een verhoogd risico om deze aandoeningen alsnog op een later leeftijd te ontwikkelen (Daniels, 2006).

“Jong geleerd is oud gedaan,” is een oudhollands gezegde dat impliceert dat hoe jonger iets wordt aangeleerd, hoe langer de vaardigheid zal blijven. Een onderzoek van Kelder, Perry, Klepp en Lytle (1994) bevestigt dit gezegde door te stellen dat wanneer motivatie leidt tot een gewoonte, de kans bestaat dat deze gewoonte zich zal ontwikkelen tot een blijvend patroon. Om obesitas op een latere leeftijd te voorkomen, is het dus van belang dat kinderen al vroeg leren over de nadelen van een ongezond eetpatroon. Deze gewoontes leren kinderen van hun ouders, hun sociale omgeving, maar ook van de media. Zo blijkt uit een recente studie van Andreyeva, Kelly en Harris (2011) dat het zien van reclames op

televisie ter promotie van ongezond voedsel, kinderen zou stimuleren tot ongezond eetgedrag. Volgens de theorie van Kelder et al. (1994) zouden kinderen bij veelvuldige blootstelling aan dit soort reclames zichzelf slechte eetgewoontes aanleren, die uiteindelijk weer kunnen leiden tot obesitas. Het aanleren van dit soort slechte eetgewoontes begint vaak klein bij het kiezen voor een ongezonde snack. Er is enige tijd een discussie gaande of dit soort reclames daarom moeten worden verboden, maar er is nog weinig onderzoek gedaan naar een omgekeerd effect: Kan het tonen van reclames ter promotie van gezonde voedsel kinderen ook kunnen stimuleren tot het aanleren van goede eetgewoontes? Kan een reclame ter promotie van gezond voedsel kinderen stimuleren tot het kiezen van een gezonde snack in plaats van een ongezonde snack?

(4)

3

Een belangrijke factor die ervoor zorgt dat een boodschap in een reclame overkomt, is de manier waarop de boodschap wordt geframed. Wanneer er informatie wordt gegeven over gezond gedrag, kan de nadruk van de boodschap op verschillende manieren worden gelegd. Zo kan er nadruk worden gelegd op de voordelen van het uitvoeren van een handeling (een ‘gain-framed appeal’) of juist op de nadelen wanneer er geen actie wordt ondernomen (een ‘loss-framed appeal’) (Rothman, Barthels, Wlaschin, en Salovey, 2006).

Het idee dat de manier waarop een boodschap wordt geframed invloed heeft op mensen hun gedrag, wordt bevestigd door ‘The framing postulate of prospect theory’ (Kahneman & Tversky, 1981). Volgens deze theorie zijn de voorkeuren van mensen gevoelig voor de manier waarop informatie gepresenteerd wordt: dit kan in termen van ‘gains’ (te behalen winsten) of in termen van ‘losses’ (te behalen verliezen). De keuze voor een juiste benadering is

belangrijk, omdat een verschillende aanpak het gedrag van mensen op verschillende manieren kan beïnvloeden. (Rothman et al., 2006)

Reeds bestaand onderzoek over de invloed van voedselreclames op kinderen richt zich met name op de invloed van reclames op televisie. Echter, dit is tegenwoordig misschien niet meer het meest geschikte kanaal om kinderen te bereiken. Kinderen besteden namelijk steeds minder van hun tijd voor de televisie en steeds meer op het internet (Potter, 2012).

Producenten van kinderprogramma’s plaatsen daarom steeds vaker hun afleveringen ook op de Amerikaanse website YouTube. YouTube is een online platform waar mensen zelf video’s kunnen plaatsen en deze ook van anderen kunnen bekijken. Dit is ideaal voor ouders,

aangezien zij hun kinderen via de tablet hiermee heel de dag door kunnen vermaken met hun favoriete series (Dredge, 2015). Tijdens het kijken naar een aflevering wordt de video meerdere malen onderbroken voor een advertentie, waardoor kinderen continu worden

blootgesteld aan reclame. YouTube is daarom voor adverteerders een zeer geschikt middel om kinderen te bereiken.

Deze constateringen zorgen voor gaten in de bestaande wetenschappelijke literatuur: Ten eerste richt het bestaande onderzoek van het effect van voedselreclames op kinderen zich vooral op traditionele media zoals televisie en nog niet op een medium zoals het internet. Doordat dit medium voor kinderen steeds vaker gebruikt wordt, is het daarom van belang om te onderzoeken of oude theorieën ook toepasbaar zijn het internet. Ten tweede, zijn deze theorieën veelvuldig gericht op ongezonde voedselproducten en is er nog maar weinig bekend over een omgekeerd effect. Kan het zien van video’s ter promotie van gezonde

voedselproducten kinderen stimuleren tot het kiezen van een gezond eetpatroon? Tot slot is er nog onduidelijkheid wat de beste manier is om deze boodschap dan aan de kinderen duidelijk

(5)

4

te maken: door de boodschap te richten op de te behalen winsten (de gains) of op de te behalen verliezen (de losses)? De volgende onderzoeksvraag is daarom van wetenschappelijk belang:

Wat is het effect van het zien van een video waarin er wordt gesproken over de voordelen van gezond eetgedrag op YouTube in vergelijking tot het zien van een video waarin er wordt

gesproken over de nadelen van ongezond eetgedrag op YouTube op de keuze voor een gezonde snack of een ongezonde snack bij kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud?

Deze onderzoeksvraag heeft ook een maatschappelijk belang, omdat wanneer bekend is welke manier van framing het beste effect toont om kinderen te stimuleren tot het kiezen van een gezonde snack, deze informatie kan worden gebruikt bij een volgende

gezondheidscampagne. Dit soort campagnes zijn belangrijk, omdat volgens de theorie van Kelner et al. (2006) het vroeg aanleren van een gezond eetpatroon zich zou kunnen

ontwikkelen tot een gezond eetpatroon. Wanneer mensen gezonder gaan eten, vermindert de kans dat zij met obesitas en de bijbehorende gezondheidsproblemen, te maken krijgen.

2. Conceptueel model

2.1 De onafhankelijke variabele

In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van één onafhankelijke variabele: het type video dat de respondent te zien krijgt. De manipulatie van het type video zit in de manier waarop de boodschap voor een gezond eetpatroon wordt overgebracht. ‘The framing postulate of

prospect theory’ (Kahneman & Tversky, 1981) stelt namelijk, dat wanneer informatie wordt gepresenteerd in termen van ‘gains’ (te behalen winsten) of ‘losses’ (te behalen verliezen) dit het gedrag van mensen op verschillende manieren kan beïnvloeden. Boodschappen waarbij gebruik wordt gemaakt van een gain-frame kunnen verwijzen naar zowel de goede dingen die kunnen gebeuren, als de slechte dingen die niet gaan gebeuren. Boodschappen die gebruik maken van een loss-frame kunnen verwijzen naar zowel de slechte dingen die zeker gaan gebeuren, als de goede dingen die niet gaan gebeuren (Rothman et al., 2006) De theorie stelt dat mensen risico’s proberen te vermijden wanneer er alleen winsten te behalen zijn

(something to gain), maar liever risico’s nemen als er alleen maar verliezen te behalen zijn (something to lose). Het is dus van belang hier rekening mee te houden wanneer een

(6)

5

boodschap wordt geformuleerd (Rothman & Salovey, 1997). De video’s zijn daarom zo gemanipuleerd dat beide scenario’s worden getest.

In de eerste conditie ligt de nadruk op de winsten die de respondent kan behalen, waardoor de respondent het gevoel krijgt weinig risico te hoeven nemen. In deze eerste conditie wordt er in de video gebruik gemaakt van een gain frame. De respondent krijgt een video te zien waarin een gezonde maaltijd wordt gekookt met broccoli en peentjes. In de video worden de voordelen van het eten van een gezonde maaltijd benoemd en krijgt de respondent te zien wat de respondent op dit gebied kan winnen: groente en fruit zitten boordevol vitaminen, mineralen en bouwstoffen die je lichaam nodig heeft om niet ziek te worden. De maaltijd bestaat expres alleen uit groente, om het effect van de boodschap te vergroten.

In de tweede conditie ligt de nadruk op de verliezen die de respondent kan krijgen, waardoor de respondent het gevoel krijgt juist veel risico te willen nemen. In deze tweede conditie wordt het loss frame toegepast. De respondent krijgt een video te zien, waar ditmaal een ongezonde maaltijd wordt bereid. In deze video worden de nadelen van het eten van een ongezonde maaltijd genoemd. De respondent krijgt in deze conditie dus te zien wat de hij/zij kan verliezen door het eten van een ongezonde maaltijd: In vet eten zitten weinig vitaminen, mineralen en bouwstoffen die je lichaam nodig heeft, waardoor de kans dat je ziek wordt groter wordt.

2.2 De afhankelijke variabele

In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van één afhankelijke variabele: de snack die de respondent aan het eind van het onderzoek krijgt aangeboden. De keuze die de respondent krijgt aangeboden bestaat uit een gezonde snack en een ongezonde snack. De gezonde snack die tijdens dit onderzoek is aangeboden was een mandarijntje. Er is voor deze gezonde snack gekozen, omdat het een stuk fruit is wat klein en makkelijk te eten is. Hierdoor had de respondent weinig handelingen nodig om deze gezonde snack te nuttigen. De ongezonde snack was tijdens dit onderzoek een Chocolate Chip Cookie van het merk Merba. Er is voor deze koekjes gekozen, omdat deze zowel een hoge hoeveelheid kilocalorieën bevatten, als een hoge hoeveelheid in suiker.

(7)

6 2.3 Hypothese en conceptueel model

‘The framing postulate of prospect theory’ stelt dat mensen risico’s proberen te vermijden wanneer er winsten te behalen zijn (something to gain), maar liever risico’s nemen als er alleen maar verliezen te behalen zijn (something to lose) (Rothman & Salovey, 1997) Maar wat bepaalt of gezond gedrag wordt gezien als risico avers of risico zoekend? Risico wordt gezien als de mogelijkheid dat iets kan plaatsvinden (Rothman et al., 2006). Hierbij worden mensen gedwongen te kiezen tussen twee alternatieven: een met een zekere uitkomst en een met een onzekere uitkomst. Gezondheidscampagnes geven de ontvanger doorgaans geen keuze tussen twee typen gedrag, maar pleiten dat je wel of niet mee doet aan het gewenste gedrag Rothman et al., 2006). Het is dus risico avers of risico zoekend om wel of niet mee te doen aan het gewenste gedrag in de gezondheidscampagne.

Het onderzoek van Rothman & Salovey (1997) stelde dat wanneer mensen gedrag overwegen waarbij zij het idee hebben zij een grote kans hebben op een ongunstige uitkomst (het kan bijvoorbeeld een ziekte detecteren) een boodschap met een loss-frame het meest effectief bleek te zijn. Wanneer mensen het idee hebben dat zij slechts een kleine kans hebben op een ongunstige uitkomst (het voorkomt bijvoorbeeld het ontstaan van een

gezondheidsprobleem) zouden gain-frames beter moeten werken. In de video’s die in het onderzoek werden gebruikt was de essentie van de boodschap dat een gezond eetpatroon ervoor zorgt dat je minder snel ziek wordt en deze soort boodschap valt dus in de tweede categorie. Er wordt daarom in dit onderzoek het volgende verwacht:

Hypothese: Het zien van een video op YouTube waarin er over de voordelen van gezond eetgedrag wordt gesproken (gain-frame), stimuleert kinderen eerder tot het kiezen van een gezonde snack dan het tonen van een video op YouTube waarin er over de nadelen van ongezond eetgedrag wordt gesproken (loss-frame).

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is het belangrijk om te weten hoe de verschillende variabelen zich tot elkaar verhouden. In Figuur 1 is het conceptueel model afgebeeld dat aangeeft hoe de verschillende variabelen zich schematisch tot elkaar verhouden. Het gebruikt van een loss- en gain-frame wordt gezien als een direct effect op de snackkeuze van de respondent, omdat volgens de hypothese het gebruik van een gain- of loss frame een directe positieve invloed zou hebben op de keuze voor een gezonde snack.

(8)

7

Figuur 1: Conceptueel model Gain-frame

vs. Loss-frame

De keuze voor een gezonde snack

3. Methode

3.1 Onderzoeksmethode

Om de invloed van de verschillende typen YouTube video’s op de directe snackkeuze van kinderen tussen de 6 en 12 jaar te testen, werd er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een experiment. Volgens Boeije, ‘t Hart & Hox (2009) heeft een experiment als voornaamste doel om een causaal, oorzakelijk verband aan te tonen tussen onafhankelijke en afhankelijke

variabelen door het manipuleren van de onafhankelijke variabele. Deze onderzoeksmethode is daarom zeer geschikt voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag, omdat er wordt

getracht zo’n causaal verband tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen aan te tonen.

3.2 Design

Er werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van een between-groups één factorieel design. De onderzoeksvraag bestaat namelijk uit een factor (de video) en twee niveaus. Binnen dit experiment waren er twee verschillende groepen: een groep die een video kregen te zien waarin een gain-frame werd toegepast en een groep die een video kregen te zien waarin een loss-frame werd toegepast. De resultaten van deze twee groepen werden met elkaar

vergeleken, waardoor er sprake was van een between-groups design.

3.3 Steekproef

De onderzoekspopulatie in dit onderzoek bestond uit kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud. Deze kinderen zijn geselecteerd door middel van een clustersteekproef. Er was een basisschool benaderd en na overleg met de directrice en de leerkrachten waren de groepen 4, 5, 7 en 8 voor het onderzoek beschikbaar gesteld voor deelname aan het onderzoek. In totaal hebben er 109 leerlingen meegedaan aan het onderzoek.

Omdat deze doelgroep uit minderjarigen bestaat, was er ethische toestemming vereist van de ouders/verzorgers van deze kinderen. Deze ouders/verzorgers hadden ongeveer twee weken van tevoren een e-mail ontvangen van de onderzoeker met hierin de benodigde informatie over het onderzoek. In deze brief werd uitgelegd wanneer het onderzoek zou gaan

(9)

8

plaatsvinden, het doel van het onderzoek, wat er allemaal in het onderzoek zou gaan gebeuren en het feit dat de respondent op het eind de keuze had voor een ongezonde of gezonde snack. De brief die naar de ouders is gestuurd is in Bijlage 1 terug te vinden. Omdat het onderzoek via een basisschool verloopt, kon er gebruik worden gemaakt van een passief informed

consent: De ouders of verzorgers hoefden slechts te reageren wanneer zij niet wilden dat hun

zoon of dochter mee zou doen aan het onderzoek. Wanneer de ouders dus niks van zich lieten horen, stemden zij stilzwijgend in met de deelname van hun kind aan het onderzoek. Het inleveren van dit bezwaar kon tot 24 uur na het uitvoeren van het onderzoek en ook al hadden de ouders toestemming gegeven om mee te doen aan het onderzoek, behield een kind het recht om deelname aan het onderzoek te weigeren.

3.4 Pre-test

Om te controleren of de vragenlijst geschikt zou zijn voor de onderzoeken, waren twee docenten van de basisschool waar het onderzoek zou plaatsvinden benaderd. Deze docenten werken dagelijks met de kinderen uit de doelgroep en kunnen het denkniveau van de kinderen hierdoor goed inschatten. Er werd veel waarde aan hun mening gehecht, omdat zij als experts konden worden beschouwd. De docenten hadden het onderzoek bekeken en concludeerden dat het goed door de kinderen zou kunnen worden uitgevoerd. Er zijn na deze constatering geen veranderingen aan het onderzoek aangebracht.

3.5 Procedure voorafgaand aan het stimulusmateriaal

De onderzoeken vonden plaats onder schooltijd. De kinderen werden een voor een door de onderzoeker uit de klas gehaald en meegenomen naar een aparte ruimte, waar zij zonder externe afleidingen aan het onderzoek konden deelnemen. De onderzoeker had zich vooraf klassikaal aan de kinderen voorgesteld en verteld dat zij onderzoek kwam doen voor haar studie. De kinderen werd verder niks verteld over de inhoud van het onderzoek, slechts dat zij een aantal vragen naar waarheid moesten beantwoorden.

Voorafgaand aan het stimulusmateriaal kreeg de respondent een vragenlijst. Deze vragenlijst was gemaakt in het programma Qualtrics. De onderzoeker had een laptop bij zich met hierop de link naar de vragenlijst. De respondenten zijn afkomstig uit groep 4 tot en met 8 en hadden daarom niet allemaal hetzelfde leesniveau. De onderzoeker stelde daarom de vragen aan de respondenten en vulde daarna zelf de antwoorden in. De respondenten mochten wel, indien mogelijk, met de vragen in de vragenlijst meelezen. In deze vragenlijst werden

(10)

9

vragen gesteld om de demografische kenmerken van de respondent te bepalen, zoals het geslacht van de respondent, de leeftijd van de respondent en de groep waar de respondent in zat. Vervolgens werd de respondent door de onderzoeker gemeten en gewogen. Deze gegevens werden verzameld zodat later hiermee de Body Mass Index (BMI) van de

respondent kan worden bepaald. Het BMI is een simpele index om de verhouding van gewicht tot lengte te berekenen (Ministerie van Volksgezondheid). Tot slot mochten de kinderen de groente, fruit en snoep en koekjes beoordelen. De eerste vraag hierbij was een ja/nee vraag: Houd je van groente/fruit/koekjes en snoepjes? De tweede vraag was wederom een ja/nee vraag: Eet je elke dag groente/fruit/koekjes en snoepjes? Vervolgens mochten de kinderen de smaak van groente/fruit/koekjes en snoepjes beoordelen met een cijfer tussen de 1 en de 10, waarbij een 10 de hoogste waardering aangaf. Tot slot werd bij groente gevraagd wat de respondent zijn/haar favoriete groente was. De gehele vragenlijst is terug te vinden in Bijlage 2.

3.6 Stimulusmateriaal

De respondenten die deelnemen aan dit onderzoek zijn leerlingen uit groep 4 tot en met 8 van de basisschool. Kinderen uit deze groepen hebben respectievelijk een leeftijd tussen de zes en twaalf jaar oud. De inhoud van het stimulusmateriaal is daarom gebaseerd op bestaande literatuur over de mediavoorkeuren van kinderen tussen de acht en twaalf jaar. Alhoewel er dus kinderen meedoen die jonger zijn dan acht jaar oud, was het stimulusmateriaal door de docent van deze kinderen goedgekeurd.

Volgens een onderzoek van Acuff (1993) zijn kinderen van acht tot twaalf jaar steeds meer in staat om te decentreren in vergelijking met kinderen van een jongere leeftijd. Vanaf nu wordt elk detail tot in de puntjes bestudeerd. Kinderen worden kritischer en zijn niet meer zo onder de indruk van ‘special effects’ en fantasiefiguren met bovennatuurlijke krachten, zoals kinderen van een jongere leeftijd dit wel zijn. Deze onderzochte doelgroep vindt dat deze ‘special effects’ en fantasiefiguren een saai verhaal niet kunnen compenseren. (Gunter, McAleer & Clifford, 1991). De fantasieën van acht- tot twaalfjarigen gaan vooral over realistische thema’s: kinderen krijgen nu een grote en soms zelfs overmatige belangstelling voor dingen die in de werkelijkheid kunnen gebeuren. (Mielke, 1983). Kinderen kunnen zeer kritisch worden over entertainment en commercials die realiteitswaarde missen, bijvoorbeeld als acteurs zich op een ongeloofwaardige manier gedragen of als producten in een

(11)

10

Op basis van deze literatuur was er daarom voor gekozen om het stimulusmateriaal zo realistisch mogelijk te maken. Er is daarom in de video’s geprobeerd een zo realistisch mogelijk verhaal te creëren en werd er gebruik gemaakt van echte mensen en geen

tekenfiguren of mystieke wezens. Ook was de verhaallijn zo realistisch mogelijk geprobeerd te maken. Er zat een logische, chronologische volgorde in het verhaal, waarin dingen

gebeuren die in het dagelijks leven ook zouden kunnen voorkomen.

De respondent werd tijdens het onderzoek willekeurig aan één van de twee condities toegewezen. In beide condities kreeg de respondent een filmpje te zien uit een fictief online programma op YouTube genaamd “Ik kom bij je eten.” Het concept van dit programma was dat de kijker een kijkje neemt in de keuken van de gastvrouw en ziet hoe zij een maaltijd bereid. Deze maaltijd werd vervolgens “samen” opgegeten.

Voor dit onderzoek waren twee zelfgemaakte afleveringen van dit concept gemaakt. De respondent krijgt slechts één van deze twee afleveringen te zien. Beide afleveringen beginnen bij het voorstellen van de gastvrouw Charlotte, die de kijker verwelkomt in haar huis en vervolgens haar keuken laat zien en gaat koken.

De manipulatie zit in de volgende fase van de aflevering: in de eerste aflevering zal Charlotte een gezond gerecht koken. Charlotte vertelt de kijker dat ze in eerste instantie van plan was om iets ongezonds te koken, maar dat ze hier vanaf ziet omdat ongezond eten helemaal niet goed voor je is. Charlotte heeft er daarom voor gekozen om vanavond broccoli en peentjes te koken. Vervolgens legt Charlotte uit waarom het belangrijk is om gezond te eten en wat de voordelen zijn van een gezonde maaltijd. Er werd in deze conditie gebruik gemaakt van een gain-frame, omdat er over de te behalen winsten van gezond eetgedrag werd gesproken.

In de tweede aflevering zal Charlotte een ongezond gerecht koken. Charlotte vertelt dat ze eerst iets gezonds wilde gaan eten, maar dat ze daar eigenlijk geen zin in had. Ze kies t er daarvoor om iets ongezonds te eten, namelijk pizza. Charlotte vertelt dat je eigenlijk niet te vaak ongezond moet eten en legt uit aan de kijker wat de nadelen zijn van een ongezond gerecht. Er werd in deze conditie dus gebruik gemaakt van een loss-frame, omdat er over de te behalen verliezen van een ongezond eetgedrag werd gesproken.

In beide afleveringen wordt vervolgens het eindresultaat getoond. In aflevering één is dit een bord met broccoli en peentjes en in de tweede aflevering is dit de pizza. Charlotte wenst de kijker ‘smakelijk eten’ en neemt een hap. In aflevering één sluit Charlotte af met de teskt “hmm, heel gezond en ook nog eens heel lekker.’ In aflevering twee is dit “hmm, niet zo gezond, maar wel heel lekker.” Na deze tekst wordt de kijker bedankt voor het komen en

(12)

11

neemt Charlotte afscheid. De uitgeschreven teksten en link naar de video’s zijn te vinden in Bijlage 3 (conditie 1) en Bijlage 4 (conditie 2).

3.6 Testen van de bestaande kennis over gezonde en ongezonde voedselproducten

Na het zien van het stimulusmateriaal, kreeg de respondent een tweede vragenlijst. Deze vragenlijst was bedoeld om de bestaande kennis over wat gezonde en ongezonde

voedselproducten waren te testen. Dit werd gemeten door de respondent tien afbeeldingen met hierop gezonde en ongezonde voedselproducten te tonen. Vijf van deze afbeeldingen bevatten gezonde voedselproducten, vijf van deze afbeeldingen bevatten ongezonde voedselproducten. Bij elk van deze afbeeldingen werd de respondent de vraag gesteld: “Is dit iets wat je elke dag

mag eten, of is dit iets wat je maar af en toe mag eten.” Het goede aantal antwoorden werd

genoteerd. Deze vragen zijn ook terug te vinden in de vragenlijst van Bijlage 2.

3.7 Manipulatiecheck

Tot slot werd aan de respondent vier vragen gesteld ter controle of de respondent goed had opgelet tijdens het kijken van de video. De eerste twee vragen konden voor beide condities hetzelfde worden geantwoord: (1) Heeft u een man of een vrouw gezien? (2) Wat heeft deze persoon gedaan? Daarna volgden er twee vragen als manipulatiecheck: (3) Wat heeft deze persoon gekookt? (4) Is dit gerecht gezond? De antwoorden relateerden direct aan de video die de respondent heeft gezien en waren daarom als de respondent normaal had opgelet makkelijk te beantwoorden.

3.8 De snackkeuze

Na het beantwoorden van deze vier controle vragen, kreeg de respondent een snack aangeboden. De respondent werd verteld dat hij of zij deze snack kreeg als dank voor het meedoen aan het onderzoek. De respondent kon hierbij kiezen uit een gezonde snack (een mandarijntje) of een ongezonde snack (een chocolate-chip koekje). Na de keuze ging de respondent terug naar de les. Na het verlaten van de kamer waar het onderzoek plaatsvond, noteerde de onderzoeker de snackkeuze van de respondent.

(13)

12 3.9 Analyseplan

3.9.1 Beschrijvende statistiek

Er is beschrijvende statistiek gebruikt om de achtergrondgegevens van de respondenten te beschrijven. Zo is er beschreven hoeveel respondenten er mee doen aan het onderzoek, de gemiddelde leeftijd van de respondenten, uit welke klas de respondenten afkomstig waren, hoeveel jongens en meisjes er meededen aan het onderzoek. Ook is er beschreven hoe de respondenten groente, fruit, snoepjes en koekjes beoordelen. Al deze gegevens zijn met een frequentietabel berekend. Tot slot is er in een frequentietabel percentueel berekend hoe vaak de respondenten het juiste antwoord gaven bij het testen van de bestaande kennis over wat gezonde en ongezonde voedselproducten zijn.

3.9.2 Inferentiële statistiek

Het effect van het zien van een video waarin gebruik wordt gemaakt van een gain-frame en het zien van een video waarin gebruik wordt gemaakt van een loss-frame op de uiteindelijk snackkeuze van de respondent wordt berekend in SPSS in een Fisher’s -exact toets. Er is voor deze toets gekozen, omdat er bij deze onderzoeksvraag sprake is van twee nominale,

categorische variabelen bestaande uit twee cellen. Hierbij is de Fisher’s-Exact toets de meest geschikte associatiemaat.

4. Resultaten:

4.1 Beschrijvende statistiek

Er is door geen van de ouders geen toestemming verleend voor het meedoen van zijn/ haar kind aan het onderzoek en hierdoor hadden alle kinderen toestemming om mee te doen aan het onderzoek. Geen van de kinderen zelf heeft ook bezwaar gemaakt om mee te doen aan het onderzoek. In totaal deden er 109 respondenten mee. Een van deze respondenten heeft wel volledig meegedaan aan het onderzoek, maar heeft uiteindelijk vanwege allergieën geen snack gekozen. Deze respondent kon dus niet worden meegenomen in het onderzoek en is daarom uit de data verwijderd. Er is daarom van 108 respondenten data verzameld om te analyseren. Van deze 108 respondenten was 60,2% man (N = 65) en 39,8% vrouw (N = 43). De minimale leeftijd in de steekproef was zes jaar en de oudste respondent was twaalf jaar oud. De

respondenten hadden een gemiddelde leeftijd van 8,91 jaar (SD = 1,65). In de steekproef zaten 30 leerlingen uit groep 4 (27,8%), 30 leerlingen uit groep 5 (27,8%), 28 leerlingen uit groep 7 (25,9%) en twintig leerlingen uit groep 8. De beschrijvende variabelen per conditie zijn terug te vinden in tabel 1 van Bijlage 5.

(14)

13 4.2 Voorkeuren gezonde en ongezonde voedselproducten:

De respondenten kregen driemaal de vraag een cijfer te geven ‘hoe graag ze iets aten.’ Ze beoordeelde hierbij de smaak van koekjes/snoepjes, groente en fruit op een schaal van 1 tot en met 10, waarbij 10 het hoogst mogelijke cijfer was om te geven. De smaak van

koekjes/snoepjes kreeg gemiddeld een 6,85 (SD = 1,96), de smaak van groente kreeg gemiddeld 6,51 (SD = 2,00) en de smaak van fruit werd het hoogst beoordeeld met een gemiddeld cijfer van 7,39 (SD = 2,06).

Bij de vraag of de respondenten elke dag een koekje of een snoepje aten, gaf 40,7% (N = 44) elke dag een koekje of een snoepje te eten en 59,3% van de respondenten (N = 64) zei dit niet te doen. Een hoger percentage, namelijk 83,3% van de respondenten (N = 90) gaf aan wel elke dag fruit te eten en slechts 16,7% van de respondenten (N = 18) zei dit niet elke dag te doen.

Tot slot werd de respondenten naar hun favoriete groente gevraagd. Hierbij werden de groentes komkommer, broccoli, sperzieboontjes en wortelen het meest genoemd. Een

compleet overzicht van de genoemde favorieten is terug te vinden in tabel 2 van Bijlage 5.

4.3 Kennis over gezonde en ongezonde voedingsproducten:

Tijdens het onderzoek werd aan de hand van afbeeldingen van voedselproducten de bestaande kennis van de respondenten getest over wat gezonde en ongezonde voedselproducten waren. Bij de afbeeldingen met hierop gezonde voedselproducten afgebeeld, werd de afbeelding gemiddeld in 91,28% van de gevallen als gezond herkent. Bij de afbeeldingen met hierop ongezonde voedselproducten afgebeeld was dit percentage hoger, namelijk gemiddeld 95,76%. Blijkbaar herkennen kinderen beter wat ongezonde voedselproducten zijn, dan wat gezonde voedselproducten zijn. De grootste herkenning van een ongezond voedselproduct kwam bij zure matten (100%). De kinderen antwoorden hierbij direct ‘af en toe.’ Vaak kwam hier de opmerking ‘dit is snoep’ bij te pas. Snoep wordt door de kinderen direct als ongezond herkent, terwijl van de andere ongezonde voedselproducten nog gedacht werd dat dit niet ongezond was. Een compleet overzicht met resultaten is te vinden in tabel 3 van Bijlage 5.

4.4 Verdeling respondenten over de condities

De respondenten werden random toegewezen aan een conditie. Uiteindelijk leverde dit een precieze verdeling op met 54 leerlingen in conditie 1 (gain frame) en 54 leerlingen in conditie 2 (loss frame). In conditie 1 was in totaal 61,1% man (n = 33) en 38,9% vrouw (n = 21). In

(15)

14

conditie 2 was een vergelijkbare verdeling, namelijk 59,3% man (n =32) en 40,7% vrouw (n = 22)

4.5 Manipulatiecheck:

Om te controleren of de respondent goed had opgelet bij het kijken van de video w erden er twee vragen gesteld: 1. Wat heeft de persoon in de video gekookt? 2. Is dat wat deze persoon heeft gekookt gezond? Uit Figuur 2 blijkt dat de manipulatiecheck volledig gelukt is en 100% van de respondenten het goede antwoord gaf op de bijbehorende vragen.

Figuur 2: Manipulatiecheck

Conditie 1 Conditie 2 Wat heeft de persoon

gekookt

Broccoli en peentjes 100% 0%

Pizza 0% 100%

Is dat wat de persoon heeft gekookt gezond?

Ja 100% 0%

Nee 0% 100%

4.6 Snackkeuze van de respondenten

De respondent had aan het eind van het onderzoek de keuze tussen een gezonde snack (een mandarijntje) of een ongezonde snack (een chocolate-chip koekje). In de eerste conditie kregen de respondenten een video te zien waarin gebruik werd gemaakt van een gain-frame. Na het zien van deze video kozen meer kinderen voor het chocolate-chip koekje (68,5%) dan voor het mandarijntje (31,5%). In tweede conditie kregen de respondenten een video te zien waarin gebruik werd gemaakt van een loss-frame. Na het zien van deze video was dit verschil in snackkeuze groter, namelijk 81,5% van de respondenten (n = 44) in deze conditie koos voor het chocolate-chip koekje en slechts 10 respondenten kozen voor het mandarijntje. Er kan dus worden gesteld dat de hypothese die de onderzoeker stelde lijkt te kloppen De boodschap waarbij gebruik wordt gemaakt van een gain-frame lijkt in deze steekproef effectiever dan een boodschap waarbij er gebruik wordt gemaakt van een loss-frame.

Dit blijkt echter geen significant verband tussen de manier waarop een video wordt geframed en de uiteindelijke snackkeuze die de respondent maakt (Fisher-exact p = 0,182). Er

(16)

15

kan dus worden geconcludeerd dat er geen verband is tussen de manier waarop de video wordt geframed en de uiteindelijke snackkeuze die de respondent uiteindelijk maakt. 5. Conclusie en Discussie

5.1 Conclusie

In deze studie werd het effect onderzocht van het toepassen van een gain-frame of loss-frame in een YouTube video ter promotie van gezond eetgedrag op kinderen tussen de zes en twaalf oud. Het doel van de studie was dan ook om te achterhalen welke van deze typen frames effectiever zou zijn geweest om toe te passen in gezondheidscampagnes. Alhoewel de kinderen in te conditie met het gain-frame vaker voor een gezonde snack kozen, bleek dit verschil tussen twee condities niet significant. Hierdoor moet de hypothese van de

onderzoeker, dat een gain-frame meer effectief zou zijn, worden verworpen. Er kan dus worden geconcludeerd dat er geen verschil is in effect tussen het tonen van een YouTube video ter promotie van gezond eetgedrag waarin verschillende typen frames worden gebruikt.

5.2 Discussie

Uit dit onderzoek blijkt dat dus er geen verband is tussen het gebruiken van een toepassen van een gain-frame of loss-frame is een video op YouTube ter promotie van gezond eetgedrag. Dit gaat in tegen de theorie van Rothman en Salovey (1997) die stelde dat wanneer mensen het idee hebben dat zij slechts een kleine kans hebben op een ongunstige uitkomst, (het voorkomt zoals in dit onderzoek het ontstaan van een gezondheidsprobleem) gain-frames beter zouden moeten werken. Dit kan verklaard worden door het feit dat kinderen het risico op ongezond lichaam verschillend hebben ingeschat, waardoor er geen specifiek frame het beste heeft gewerkt. Waarschijnlijker is het feit dat kinderen na het onderzoek eerder trek hadden in een koekje dan in een stuk fruit. Toen echter tijdens het onderzoek werd gevraagd “hoe graag zij iets aten” werd fruit met een hoger cijfer beoordeeld dan koekjes en snoepjes.

5.3 Beperkingen en aanbevelingen

Een afwijking in verwachting gebaseerd op eerder onderzoek kan wellicht verklaard worden door enkele beperkingen van het onderzoek. Zo zou een verbeterpunt voor dit onderzoek zijn dat er slechts gebruik is gemaakt van respondenten van één basisschool. Dit is een basisschool uit wijk met goede sociaaleconomische status, met voornamelijk Nederlandse, blanke

kinderen. Niet elk Nederlands kind heeft deze specifieke demografische achtergrond,

(17)

16

oud. Hierdoor heeft het onderzoek een lage externe validiteit. Het onderzoek is wellicht wel generaliseerbaar naar Nederlandse blanke kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud. Voor een vervolgonderzoek zouden er kinderen met verschillende demografische achtergronden moeten worden ondervraagd dan slechts een blanke achtergrond. Dit zou de onderzoeker kunnen doen het onderzoek bij meerdere basisscholen uit te voeren, waar meerdere demografische

achtergronden worden vertegenwoordigd dan slechts blanke kinderen uit een wijk met een goede sociaaleconomische status. Wanneer er meerdere demografische achtergronden worden gebruikt in het onderzoek, zijn de resultaten van het onderzoek representatiever voor de hele populatie die wordt onderzocht en verhoogt de externe validiteit van het onderzoek.

Ook zijn er wat methodologische verbeterpunten: Zo wordt er in het stimulusmateriaal gesproken over de voordelen van groente, maar er wordt uiteindelijk een stuk fruit als snack aangeboden. Het kan zo zijn dat kinderen nu in het stimulusmateriaal hebben geleerd dat groente een gezonde keuze is, maar uiteindelijk niet voor het stuk fruit als gezonde optie kiezen, omdat zij niet van het stuk fruit weten dat het ook een gezonde optie is. Er is namelijk in het stimulusmateriaal niet verteld dat fruit ook een gezonde snack is. Voor volwassenen is dit wellicht vanzelfsprekend, maar dit hoeft voor kinderen misschien niet zo te zijn. Om deze reden zou het zo kunnen zijn dat het stimulusmateriaal geen invloed heeft gehad op de uiteindelijke snackkeuze. Voor een vervolgonderzoek naar dit onderwerp zou wanneer er een stuk fruit als gezonde snack wordt aangeboden, in het stimulusmateriaal ook fruit moeten worden benoemd. Of vice versa, wanneer in het stimulusmateriaal over groente wordt gesproken, er ook een groente als snack moeten worden aangeboden. In plaats dat de voordelen van groente worden genoemd (en de nadelen van ongezond eten), zouden de voordelen van fruit moeten worden genoemd. Een andere optie zou zijn dat wanneer er een snack wordt aangeboden dit een stuk groente is, zoals wortelen.

Bij de vragen om de bestaande kennis te testen van kinderen te testen over groente en fruit is de volgende vraag gebruikt: Is dit iets wat je elke dag zou mogen eten, of maar af en toe. Kinderen lijken niet te snappen dat dit een ‘bij wijze van spreken’ uitspraak is, maar lijken deze situatie letterlijk te nemen. Tijdens het onderzoek bleken de kinderen deze vraag op hun eigen situatie te betrekken: “Ik eet dit thuis niet elke dag, maar wel af en toe.” Hierdoor werden in eerste instantie dingen die het antwoord “elke dag” verdiende als “af en toe” bestempeld. Wanneer kinderen dit deden probeerde de onderzoeker het antwoord te sturen door de vraag voor de kinderen letterlijk te maken: “Ja ik snap dat je dit niet elke dag eet, maar zou je het van mama/papa wel elke dag mogen eten?” Het sturen van de

(18)

17

onderzoeker met deze vraag heeft een invloed op de interne validiteit. Wanneer dit onderzoek letterlijk nog een keer zou worden uitgevoerd zouden er misschien door de eerste interpretatie van de kinderen bij deze vraag, zonder sturing van de onderzoeker, andere antw oorden

opleveren. Voor een vervolgonderzoek zou deze vraag moeten worden verbeterd. De sturing van de onderzoeker moet worden voorkomen. De vraag kan begrijpelijker worden gemaakt voor de kinderen door een situatie te schetsen waarbij de ouders worden betrokken zoals “Zou je dit van mama/papa elke dag mogen eten of maar af en toe.” Wanneer de sturing van de onderzoeker niet meer nodig is kan dit de interne validiteit van het onderzoek verbeteren, omdat deze vragen dan bij herhaling van het onderzoek door een andere onderzoeker op precies dezelfde manier gemeten zal worden.

5.4 Theoretische en praktische implicaties

Overgewicht en obesitas zijn een groeiend probleem onder kinderen (Ministerie van Volksgezondheid, 2015). De resultaten in dit onderzoek leveren een bijdrage aan de kennis over de invloed van YouTube video’s ter promotie van een gezond eetpatroon op de directe snackkeuze van kinderen. Dit onderzoek geeft inzicht in het effect van loss- en gain framing op de stimulering van kinderen tot gezond gedrag. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen worden gebruikt bij komende studies over de effecten van framing op kinderen tot twaalf jaar of kunnen worden gebruikt bij de ontwikkeling voor de ultieme reclame om kinderen te stimuleren tot bepaald gedrag. Hierbij was in dit onderzoek nieuw dat er gebruikt werd gemaakt van een kanaal via internet in plaats van een traditioneel medium zoals televisie. Deze resultaten kunnen dus ook bijdragen aan de kennis over internet als overtuigend kanaal.

(19)

18

Referentielijst

Artikelen:

Acuff, D. S. (1997) What kids buy and why: The psychology of marketing to kids. New York: Free Press

Andreyeva, T., Kelly, I. R., & Harris, J. L. (2011). Exposure to food advertising on television: Associations with children's fast food and soft drink consumption and obesity.

Econmics & Human Biology, 9(3), 221-233. doi:

Boeije, H., Hart, H. 't, & Hox, J. (2016). Onderzoeksmethoden (8e ed.). Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Boom.

Daniels, S. (2006). The consequences of childhood overweight and obesity. Future of

children, 16(1), 47-67. doi:10.1353/foc.2006.0004

Flavell, J. H., Miller, P., & Miller, S. A. (1993). Cognitive development. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall.

Gunter, B., McAleer, J., & Clifford, B. R. (1991). Children’s view about television. Aldershot, UK: Avebury Academic Publishing Group

Tversky, A., & Kahneman, D. (1981). The framing of decisions and the psychology of choice.

Science, 211, 453–458.

Kelder, S. H., Perry, C. L., Klepp, K. I., & Lytle, L. L. (1994). Longitudinal tracking of adolescent smoking, physical-activity, and food choice behaviors. American journal of

public health, 84(7), 1121-1126.

Mielke, K. W. (1983). Formative research on appeal and comprehension in 3-2-1 contact. In J. Bryant & D. Anderson (Eds.), Children’s understanding of Television: Research on attention and comprehension (pp. 241-263). Hillsdale, NJ: Erlbaum

Ministerie van Volksgezondheid. (2015). Overgewicht in cijfers. Geraadpleegd van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige-situatie#node-overgewicht-volwassenen

Potter, W. J. (2012). Media Effects. Thousand Oaks, Verenigde Staten: Sage Publications Inc.. Rothman, A., & Salovey, P. (1997). Shaping Perceptions to Motivate Healthy Behavior: The

Role of Message Framing. Pshycological Bulletin, 121(1), 3-10. doi:10.1037//0033-2909.121.1.3

Rothman, A. J, Barthels, R. D, Wlaschin, J., & Salovey, P. (2006). The Strateg ic Use of Gain- and Loss -FramedMessages to Promote Healthy Behavior:How Theory Can

(20)

19

Inform Practice. Journal of communication, 56(S), 202-220. doi:10.1111/j.1460- 2466.2006.00290

WHO. Factsheet obesity and overweight. Vol 2015.; 2015

Nan, X., Madden, K., Richards, A., Holt, C., Wang, M. Q., & Tracy, K. (2016). Message Framing, Perceived Susceptibility, and Intentions to Vaccinate Children Against HPV Among African American Parents. Health Communication, 31(7), 798-805.

doi:10.1080/10410236.2015.1005280 Internetbron:

Dredge, S. (2015, 19 november). Why YouTube is the new children’s TV... and why it matters. Geraadpleegd van

https://www.theguardian.com/technology/2015/nov/19/youtube-is-the-new-childrens-tv-heres-why-that-matters

(21)

20

Bijlage 1: De informatiebrief aan de ouders

Beste ouders/verzorgers,

Voor mijn studie Communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam ben ik bezig met een onderzoek voor mijn bachelor scriptie. Mijn onderzoeksvraag luidt: Wat is het effect

van het zien van verschillende type (preventie)video’s op Youtube op de directe snackkeuze van kinderen tussen de 7 en 12 jaar? Voor mijn zoektocht naar deelnemers heb ik de

basisschool van uw kind(-eren) benaderd en daarom zou ik graag, met de informatie in deze mail, uw toestemming willen vragen voor deelname van uw kind aan mijn onderzoek. Het onderzoek zal in de weken van 14 november en 21 november plaatsvinden. Naar schatting zal uw kind ongeveer 10 minuten met het onderzoek bezig zijn. Het onderzoek begint met een aantal vragen om wat basisgegevens van uw kind te bepalen (ben je een jongen/meisje? In welke klas zit je?).

Vervolgens krijgt uw zoon/dochter een video te zien van ongeveer 1 minuut. Deze video is een van de volgende opties:

- Video 1: In deze video wordt (veelvuldig) gezond eten getoond. Er wordt positief over gezond eten gesproken en promotie gemaakt voor gezond eten.

- Video 2: In deze video wordt (veelvuldig) ongezond eten getoond. Er wordt zowel positief als negatief over ongezond eten gesproken.

Met deze twee video’s wil ik de invloed testen van het tonen van gezond/ongezond eten op de directe snackkeuze die uw zoon/dochter later zal maken.

Vervolgens is er een klein testje om te testen wat uw kind al weet over gezond en ongezond eten. Hij/zij krijgt tijdens dit testje 10 afbeeldingen van voedsel te zien waarbij hij/zij telkens dezelfde vraag krijgt: Is dit iets is wat je altijd mag eten of iets wat je maar af en toe mag

eten? Aan de hand van het aantal goede antwoorden wordt een score bepaalt.

Hierna krijgt uw kind vier makkelijke vragen over de video om te controleren of uw kind goed heeft opgelet. Tot slot wordt uw kind dus een snack aangeboden. Hierbij kan uw zoon/dochter kiezen uit een ongezonde snack (zoals één koekje of één snoepje) of een

(22)

21

gezonde snack (zoals een appel of een wortel). Na het kiezen van de snack is het onderzoek afgelopen en zal uw zoon/dochter weer teruggaan naar de les.

Omdat voorkennis van de onderzoeksvraag de resultaten van het onderzoek kan beïnvloeden, deel ik de echte reden van het onderzoek niet met de kinderen. Ik zou u daarom willen vragen om na het lezen van deze informatie, deze informatie ook niet met uw kinderen te delen. Ik zal zelf aan de kinderen vertellen dat het doel van het onderzoek is om te testen hoeveel zij kunnen onthouden uit het filmpje dat ik aan hen ga laten zien. Door dit te zeggen motiveer ik de kinderen goed op te letten tijdens de video. Over het testen van de bestaande kennis over gezond en ongezond eten vertel ik dat het een spelletje is om de kinderen een beetje af te leiden van de informatie die zij in de video hebben gezien.

De anonimiteit van de deelnemers wordt bij deelname altijd gewaarborgd. Dit betekent dat de gegevens die van de deelnemers worden verzameld nooit terug te leiden zullen zijn naar uw zoon of dochter. Ook zal de data die tijdens het onderzoek wordt verzameld nooit zonder toestemming met derden worden gedeeld. Uw kind mag ook weigeren om deel te nemen aan het onderzoek als hij/zij dit niet wil, en mag stoppen tijdens het onderzoek zonder hiervoor een reden te hoeven geven.

Ik hoop dat ik u met deze mail voldoende heb geïnformeerd over mijn onderzoek. Mocht u NIET willen dat uw kind mee doet aan dit onderzoek, kunt u het strookje dat onderaan deze pagina staat, inleveren bij de juf of meester van uw kind. Uw instemming met deelname van uw kind impliceert ook toestemming van een mogelijke andere ouder/voogd van uw kind. Het inleveren van uw bezwaar kan tot 24 uur na het uitvoeren van het onderzoek. Voor verdere vragen over het onderzoek kunt u contact met mij opnemen via onderstaande

contactgegevens. Mocht u het leuk vinden om op de hoogte te blijven van de resultaten van dit onderzoek, stuur mij dan gerust op dezelfde gegevens een berichtje!

Met vriendelijke groet, Marie-Christine van Dijk

Eerste Jan van der Heijdenstraat 78a, 1072TZ, Amsterdam

mcm_vd@hotmail.com 0631287471

(23)

22 Mochten er naar aanleiding van uw deelname aan dit onderzoek bij u klachten of

opmerkingen zijn, dan kunt u contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Communicatiewetenschap, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐ 525 3680; ascor‐ secr‐ fmg@uva.nl. Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd.

Ik geef mijn na het lezen van de gegeven informatie GEEN toestemming om deel te nemen aan het onderzoek:

Naam: ……….. Groep: ……

(24)

23

Bijlage 2: De gehele vragenlijst Q1 Ben je een jongen of een meisje?

Jongen (1) Meisje (2) Q2 Hoe oud ben je?

6 (1) 7 (2) 8 (3) 9 (4) 10 (5) 11 (6) 12 (7)

Q3 In welke groep zit je? 4 (1)

5 (2) 7 (3) 8 (4)

Q4 Wat is je lengte? (in cm) Q5 Wat is je gewicht? (in kg)

Q7 Eet je graag koekjes en/of snoepjes? Ja (1)

Nee (2)

Q6 Hoe graag eet jij koekjes en/of snoepjes? Schaal 1 – 10

Q8 Eet jij elke dag een snoepje of een koekje? Ja (1)

(25)

24

Q10 Eet je graag groente? Ja (1)

Nee (2)

Q9 Hoe lekker vind jij groente? Schaal 1 – 10

Q11 Wat is je favoriete groente? Q12 Eet je graag fruit?

Ja (1) Nee (2)

Q13 Hoe graag eet jij fruit? Schaal 1 - 10

Q14 Eet jij elke dag fruit? Ja (1)

Nee (2)

- STIMULUSMATERIAAL -

Q15 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: komkommer) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q16 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: paprika) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q17 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: snoeptomaatjes) Elke dag (1)

(26)

25

Q18 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: sperzieboontjes) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q19 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: chocoladekoekjes) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q20 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: zure matten) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q21 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: paprika-trio) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q22 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: muffins) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q23 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: patat) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q24 Is dit iets wat je elke dag kan eten? Of maar af en toe? (Afbeelding: Broccoli) Elke dag (1)

Af en toe (2)

Q28 Heb je een man of een vrouw gezien in de video? Een man (1)

Een vrouw (2)

(27)

26

Tenissen (1) Koken (2)

Q30 Wat heeft de mevrouw gekookt? Pizza (1)

Broccoli en peentjes (2)

Q31 Is wat de mevrouw heeft gekookt gezond? Ja (1)

Nee (2)

Q37 Bedankt voor het meedoen!

Deze vragen zijn slechts voor de onderzoeker:

Q38 Welke conditie zat de respondent? conditie 1 (1)

conditie 2 (2)

Q39 Welke snack koos de respondent? gezonde snack (1)

(28)

27

Bijlage 3: Tekst filmpje conditie 1

*Scene wordt opgenomen voor een dichte deur. Charlotte doet de deur open* C: Hallo, Ik ben Charlotte. Wat leuk dat jullie vanavond een hapje komen eten! *Scene wordt opgenomen in de keuken. Charlotte staat in de keuken*

C: Dit is mijn keuken, hier gaan we vandaag koken. *Charlotte begint met het snijden van de groente*

C: Ik dacht er eerst aan om iets ongezonds te maken zoals pizza of patat, maar dat is helemaal niet goed voor je. Daarom eten we vandaag verse groente!

Groente mag je elke dag eten, want verse groente zit boordevol vitaminen, mineralen en bouwstoffen. Het gaat erom dat er een balans is tussen dat wat je eet en dat wat je verbruikt. Een goede balans zorgt voor een gezond lichaam en hoe gezonder je lichaam is, hoe minder snel je ziek wordt.

*Charlotte schuift groente in de pan*

*Scene aan tafel. Mes en vork liggen op tafel. Charlotte schuift aan met een vol bord warme groente*

C: Zo, dat ziet er lekker uit he! Eet Smakelijk! *Charlotte neemt een hapje van de groente*

C: hmmmm. Heel lekker en ook nog eens heel gezond! *Scene bij de deur*

C: Leuk dat jullie kwamen eten! Tot de volgende keer!

(29)

28

Bijlage 4: Tekst filmpje conditie 2

*Scene wordt opgenomen voor een dichte deur. Charlotte doet de deur open* C: Hallo, Ik ben Charlotte. Wat leuk dat jullie vanavond een hapje komen eten! *Scene wordt opgenomen in de keuken. Charlotte staat in de keuken*

C: Dit is mijn keuken, hier gaan we vandaag koken. *Charlotte begint met het snijden van de groente*

C: Ik dacht er eerst aan om iets gezonds te maken zoals broccoli of spruitjes, maar daar had ik vanavond geen zin in. Daarom eten we vandaag lekker pizza!

Je moet natuurlijk niet te vaak pizza eten, want in vet eten zitten maar weinig vitaminen, mineralen en bouwstoffen. Het gaat erom dat er een balans is tussen dat wat je eet en dat wat je verbruikt. Een goede balans zorgt voor een gezond lichaam en hoe gezonder je lichaam is, hoe minder snel je ziek wordt. Maar een keertje pizza is helemaal niet erg.

*Charlotte neemt een hapje van de pizza*

*Scene aan tafel. Mes en vork liggen op tafel. Charlotte schuift aan met een bord met pizza* C: Zo, dat ziet er lekker uit he! Eet Smakelijk!

*Charlotte neemt een hapje van de pizza* C: hmmmm, niet zo gezond, maar wel lekker! *Scene bij de deur*

C: Leuk dat jullie kwamen eten! Tot de volgende keer!

(30)

29

Bijlage 5: Tabellen resultatensectie

Tabel 1. Beschrijvende variabelen van de verschillende condities Conditie

YouTube video gain-frame

n = 54

Youtube video loss-frame

n = 54 Variabele n (%) n (%) Geslacht: Mannen 33 61,3 32 59,3 Vrouwen 21 38,7 22 40,7 Leeftijd (jaren): Gemiddelde 8,96 8,85 Range 6 - 12 6 - 12 Groep: Groep 4 15 50,0 15 50,0 Groep 5 15 50,0 15 50,0 Groep 7 13 46,4 15 53,6 Groep 8 11 55,0 9 45,0

Tabel 2: Frequentietabel favoriete groente

Wat is je favoriete groente?

Soort groente: Frequentie: Percentage (%):

Aardappelen 1 0.9 Avocado 1 0.9 Bloemkool 3 2.8 Boerenkool 2 1.9 Broccoli 17 15.7 Champignons 1 0.9 Courgette 1 0.9 Doperwten 2 1.9 Groentesoep 1 0.9 Hutspot 1 0.9 Komkommer 18 16.7

(31)

30 Mais 1 0.9 Olijven 1 0.9 Paprika 7 6.5 Rauwkost 1 0.9 Sla 4 3.7 Sperziebonen 12 11.1 Spinazie 6 5.6 Spruitjes 5 4.6 Tomaat 7 6.5 Ui 1 0.9 Venkel 1 0.9 Witte bonen 1 0.9 Wortelen 12 11.1 Zuurkool 1 0,9 Totaal 108 100

Tabel 3: Frequentietabel met resultaten van de vragen om de kennis over gezonde en

ongezonde voedselproducten te testen

Testen van de kennis over gezonde en ongezond voedselproducten Frequentie: Percentage (%):

Komkommer (gezond): Elke dag 98 90,7

Af en toe 10 9,8

Paprika Chips (ongezond): Elke dag 1 0,9

Af en toe 107 99,1

Snoeptomaatjes (gezond): Elke dag 94 87,0

Af en toe 14 13,0

Sperzieboontjes (gezond): Elke dag 97 89,8

Af en toe 11 10,2

Chocoladekoekjes (ongezond): Elke dag 9 8,3

Af en toe 99 91,7

Zure matten (ongezond): Elke dag 0 0,0

(32)

31

Paprika (gezond): Elke dag 99 91,7

Af en toe 9 8,3

Muffins (ongezond): Elke dag 4 3,7

Af en toe 104 96,3

Patat (ongezond): Elke dag 1 0,9

Af en toe 107 99,1

Broccoli (gezond): Elke dag 105 97,2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij kinderen van 12 tot 16 jaar voorziet de Wgbo in een systeem van dubbele toestemming: het kind en diens gezagdragende ouders besluiten gezamenlijk over geneeskundige handelingen

Kinderen met ADHD of autisme-spectrum-stoornissen (ASS) zijn doorgaans meer verslavingsgevoelig; ze kunnen hun eigen gedrag minder goed reguleren.. Het geven van regels en grenzen

Maar ook hier geldt weer, dat de slagpen nooit voor dat doel ontwik- keld kan zijn in de evolutie.. Epidexipteryx laat nu

Zowel jonge als oudere kinderen praten het vaakst met hun moeder (van wie één verslaafde) over de problemen. Een verschil is dat oudere kinderen in tegenstelling tot

Bij een vragenlijstonderzoek is er altijd een grote kans dat respondenten sociaalwenselijke antwoorden geven. Het is goed mogelijk dat ouders niet aangeven dat ze vragen hebben,

je invloed als ouder wordt minder: je kind vertelt niet meer alles, je kind wil zelf zijn kamer inrichten, je kind wil af en toe alleen

Kristien Nys – Ilse De Block - Karla Van Leeuwen OO Camp expoo. Brussel, 30