• No results found

Relatie tussen PR-medewerkers en journalisten : een crisis in tijden van crisis? : een onderzoek naar de zichtbaarheid van crisis-respons-strategieën uit persberichten in nieuwsmedia die berichten over de crisis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Relatie tussen PR-medewerkers en journalisten : een crisis in tijden van crisis? : een onderzoek naar de zichtbaarheid van crisis-respons-strategieën uit persberichten in nieuwsmedia die berichten over de crisis"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RELATIE TUSSEN PR-MEDEWERKERS EN

JOURNALISTEN: EEN CRISIS IN TIJDEN VAN CRISIS?

Een onderzoek naar de zichtbaarheid van crisis-respons-strategieën uit persberichten in

nieuwsmedia die berichten over de crisis

Naam Jessica ter Reehorst

Studentnummer 10000534

Onderwijsinstelling Universiteit van Amsterdam

Opleiding Corporate Communicatie

Begeleider Piet Verhoeven

Semester SEM 2, 2014/215

(2)

SAMENVATTING

Persberichten die organisaties uitsturen worden vaak niet één op één overgenomen door

journalisten, omdat journalisten een bepaalde mate van handelingsvrijheid hebben vanuit hun

eigen professionele en organisatorische rol. Dit zou problematisch kunnen zijn voor een

organisatie omdat het publiek informatie afkomstig van journalisten eerder aanneemt dan

directe communicatie vanuit een organisatie. Voor crisissituaties geldt dit ook: tijdens een

crisis ontvangen stakeholders vaak informatie over de crisissituatie via de nieuwsmedia. Het

is daarom de vraag in hoeverre crisis-respons-strategieën, die organisaties tijdens een crisis

gebruiken in hun persberichten, overgenomen worden door journalisten in hun berichtgeving

over de crisis. Met behulp van een inhoudsanalyse van pers- en nieuwsberichten van drie

verschillende cases is onderzocht in hoeverre de crisis-respons-strategieën die organisaties

gebruiken zichtbaar zijn in nieuwsmedia die berichten over een crisis. Uit het onderzoek is

gebleken dat in nieuwsberichten significant minder verschillende crisis-respons-strategieën

voorkomen dan in persberichten. Crisis-respons-strategieën uit zowel de denial, de

diminish/reducing als de rebuild/apology categorie kwamen significant minder voor in

nieuwsberichten van journalisten dan in persberichten van organisaties. De resultaten van het

onderzoek laten duidelijk zien dat er een spanningsveld bestaat tussen journalisten en

(3)

INHOUDSOPGAVE

Inleiding 4

Achtergrond 5

Reputatie 6

Verantwoordelijkheid 7

Agenda setting en framing 8

Spanningsveld tussen journalisten en PR-medewerkers 9

Crisistypen 11 Crisis-respons-strategieën 12 Methode 15 Onderzoeksmethode 15 Meetinstrument 15 Onderzoekseenheden en periode 15

Operationalisatie van verantwoordelijkheid 17

Operationalisatie van crisistypen 18

Operationalisatie van crisis-respons-strategieën 19

Intercodeursbetrouwbaarheid 20

Resultaten 22

Nieuws– en persberichten en de afzenders 22

- Persberichten 22 - Nieuwsberichten 25 Crisistype 26 - Persberichten 27 - Nieuwsberichten 29 Verantwoordelijkheid 31 Crisis-respons-strategieën 33 Conclusie en discussie 36 Literatuurlijst 41 Bijlage: Codeboek 44

(4)

INLEIDING

Op 24 april 2013 stortte Rana Plaza, een kledingfabriek in Bangladesh waar onder andere

kleding voor Primark werd geproduceerd, in. Bij de ramp kwamen 1.127 werknemers om het

leven (Instorting van het Rana Plaza, 2014). Twee dagen na de ramp liet Primark in een

persbericht weten geschokt en bedroefd te zijn over de gebeurtenis. Het bedrijf sprak

condoleances uit aan alle nabestaanden en beloofde verbetering van de werkomstandigheden

van de arbeiders (Ingestorte fabriek Bangladesh, 2013). Verschillende nieuwsmedia waren

echter kritisch en namen geen genoegen met de excuses van Primark, onder andere omdat ze

van mening waren dat de ramp voorkomen had kunnen worden. De Volkskrant berichtte

bijvoorbeeld het volgende: “Volgens de politie hadden de eigenaren van het gebouw

waarschuwingen genegeerd om niemand binnen te laten, nadat dinsdag een scheur in het gebouw was ontdekt.” (Bangladesh: 200 doden die 20 cent per uur verdienden voor onze

goedkope T-shirts, 2014). In het persbericht van de Primark was hier niets over terug te lezen.

Dit voorbeeld illustreert de complexe relatie tussen PR-medewerkers en journalisten.

Persberichten die organisaties uitsturen worden vaak niet één op één overgenomen door

journalisten, omdat journalisten een bepaalde mate van handelingsvrijheid hebben vanuit hun

eigen professionele en organisatorische rol. De communicatieve interactie tussen

PR-professionals en journalisten wordt door Cornelissen, Carroll en Elving (2010) omschreven

als een discursief proces van het construeren van en onderhandelen over frames van

organisatorisch nieuws. Hierdoor bestaat de kans dat journalisten anders berichten over een

crisis dan PR-professionals dit doen. De journalisten en de PR-professionals die betrokken

zijn bij de crisis kunnen bijvoorbeeld van mening verschillen over waar de

verantwoordelijkheid ligt voor de oorzaak van een crisis. Dit zou problematisch kunnen zijn

voor een organisatie omdat het publiek informatie afkomstig van journalisten eerder aanneemt

(5)

informatie die stakeholders over een organisatie ontvangen, ontvangen ze bovendien via de

nieuwsmedia (Coombs, 2007). Dit geldt volgens Coombs (2007) ook voor crisissituaties:

tijdens een crisis ontvangen stakeholders vaak informatie over de crisissituatie via de

nieuwsmedia. Nieuwsmedia spelen een belangrijke rol in de constructie van een crisis.

Volgens Coombs (2007) is de kans groot dat stakeholders het frame, dat media gebruiken in

berichten over de crisis, aannemen. Het is daarom de vraag in hoeverre

nieuwsmedia crisis-respons-strategieën die organisaties gebruiken in hun persberichten over

een crisis overnemen in hun berichtgeving over de crisis. Op het gebied van

crisis-respons-strategieën en het verband van deze crisis-respons-strategieën met de berichtgeving in de media is nog

weinig empirisch onderzoek gedaan. De volgende vraag staat daarom centraal: In hoeverre

zijn de crisis-respons-strategieën die organisaties gebruiken zichtbaar in nieuwsmedia die berichten over een crisis?

ACHTERGROND

Een crisis is een plotselinge en onverwachte gebeurtenis die de activiteiten van een

organisatie dreigt te verstoren en zowel een financiële bedreiging als een bedreiging voor de

reputatie vormt (Coombs, 2007). Een crisis geeft mensen een reden om negatief te denken

over een organisatie. Daarbij kan een crisis mensen fysiek, emotioneel en/of financieel

schaden. Volgens de Situational Crisis Communication Theory (SCCT) van

Coombs (2007) is communicatie van invloed op de percepties die mensen hebben van een

organisatie wanneer deze zich in een crisissituatie bevindt. SCCT biedt een raamwerk om te

begrijpen hoe de reputatie het best beschermd kan worden met behulp van post-crisis

communicatie. Crisiscommunicatie wordt gedefinieerd als het verzamelen, verwerken en

verspreiden van informatie die nodig is om de crisissituatie aan te pakken (Coombs, 2012).

(6)

het beschermen van de financiën en de reputatie van een organisatie (Coombs & Holladay,

2005; Coombs, 2009). Een crisis is een onverwachte gebeurtenis en is interessant voor

nieuwsmedia om over te berichten. Crisiscommunicatie wordt daarom ook door organisaties

gebruikt als voorbereiding en reactie op (eventuele) negatieve media aandacht.

Reputatie

Een corporate reputatie is de algehele beoordeling door stakeholders van een

organisatie in de loop van de tijd (Gotsi & Wilson, 2001). De winstgevendheid van een

organisatie hangt sterk af van de reputatie (Cornelissen, Carroll, & Elving, 2010). Een

reputatie ontwikkelt zich doordat stakeholders via verschillende kanalen informatie ontvangen

over een organisatie (Gotsi & Wilson, 2001; Coombs, 2007).

Allereerst ontvangen stakeholders informatie over een organisatie

wanneer ze een interactie aangaan met de organisaties, bijvoorbeeld door gebruik te maken

van producten of diensten van een organisatie. Ten tweede ontvangen stakeholders informatie

via gemedieerde berichtgeving over de organisatie, bijvoorbeeld via nieuwsmedia of

advertenties. Tot slot ontvangen stakeholders informatie over een organisatie via andere

mensen, bijvoorbeeld via sociale media als Facebook of Twitter. Volgens Coombs (2007)

ontvangen stakeholders de meeste informatie via de nieuwsmedia. Nieuwsmedia kunnen de

reputatie van een organisatie maken of breken (Cornelissen, Carroll, & Elving, 2010).

Wanneer een organisatie te maken krijgt met een crisis vormen de nieuwsmedia ook een

belangrijke schakel: de meeste stakeholders ontvangen informatie over een crisis via de

nieuwsmedia. Nieuwsmedia spelen een grote rol in de constructie van een crisis. Volgens

Coombs (2007) is de kans groot dat stakeholders het frame, dat media gebruiken in berichten

over de crisis, overnemen. De mate waarin een reputatie gevaar loopt wanneer er

een crisis plaatsvindt, is volgens Coombs (2007) afhankelijk van verschillende factoren.

(7)

voor de crisis. Verder spelen de crisisgeschiedenis en de relationele reputatie een rol in de

mate waarin een reputatie gevaar loopt. Met crisis geschiedenis wordt bedoeld of de

organisatie in het verleden eerder verwikkeld is geweest in een soortgelijke crisis (Coombs,

2007). Wanneer een organisatie vaker in een soortgelijke crisis verwikkeld is geweest, duidt

dit op een aanhoudend probleem waar aandacht aan besteed moet worden. De relationele

reputatie is de perceptie van hoe goed of slecht een organisatie omgaat met stakeholders in

andere situaties (Coombs, 2007). Wanneer deze reputatie slecht is, is dit een teken dat de

organisatie weinig geeft om stakeholders, niet alleen in deze crisis, maar ook in andere

situaties. Deze laatste twee factoren hebben ook direct invloed op de toekenning van de

crisisverantwoordelijkheid aan de organisatie.

Verantwoordelijkheid

Volgens de attributie theorie gaan mensen op zoek naar de oorzaak van gebeurtenissen

(Weiner, 2006), dit gebeurt vooral bij negatieve en onverwachte gebeurtenissen zoals een

crisis (Coombs, 2007). De mate waarin mensen de organisatie als verantwoordelijke zien voor

een crisis heeft invloed op de consequenties van de crisis voor de reputatie (Coombs, 2007).

Volgens Benoit (1997) is de perceptie hierbij belangrijker dan de realiteit: het maakt niet uit

of de organisatie werkelijk verantwoordelijk is voor de crisis, belangrijker is of de organisatie

als verantwoordelijk wordt gezien door het publiek. Zolang het publiek denkt dat de

organisatie in gebreke is gebleven is de reputatie in gevaar (Benoit, 1997). Hoe meer mensen

een organisatie als de verantwoordelijke zien voor een crisis, hoe meer de reputatie hieronder

lijdt (Coombs, 2007). Dit kan tot gevolg hebben dat mensen hun contact met de organisatie

verbreken, ze geen gebruik meer maken van de producten of diensten en negatieve informatie

over de organisatie verspreiden.

De mate waarin een organisatie verantwoordelijk is voor een

(8)

(Pajor & Schafraad, 2014). Er kunnen verschillende vormen van verantwoordelijkheid

worden onderscheiden. Enerzijds kunnen organisaties hun verantwoordelijkheid voor de

oorzaak van de crisis erkennen en anderzijds kunnen organisaties hun verantwoordelijkheid

voor de (mogelijke) gevolgen, het oplossen of bestrijden van de gevolgen van de crisis

erkennen. Over het eigendom van de verantwoordelijkheid kunnen organisaties en

journalisten van mening verschillen (Pajor & Schafraad, 2014).

Agenda setting en framing

Wat mensen weten over organisaties komen ze vooral te weten via de media (Carroll

& McCombs, 2003; Coombs, 2007). Daarbij neemt het publiek informatie afkomstig van de

media eerder aan dan directe communicatie vanuit een organisatie (Carroll & McCombs,

2003). Volgens de agenda setting theorie heeft de selectie en de weergave van nieuws door de

media invloed op de percepties van mensen (Carroll & McCombs, 2003). Dit geldt volgens

Coombs (2007) ook voor crisissituaties.

Agenda setting kan op twee verschillende niveaus plaatsvinden (Carroll & McCombs,

2003; Meijer & Kleinnijenhuis, 2006). Allereerst heeft de media invloed heeft op de

onderwerpen die mensen belangrijk vinden en waarover mensen praten. Bepaalde

onderwerpen worden veel prominenter genoemd en beschreven in de media dan andere, dit is

first level agenda setting (Carroll & McCombs, 2003; Meijer & Kleinnijenhuis, 2006). De

media geven mensen als het ware aanwijzingen over het belang van een bepaald onderwerp

door een artikel op een bepaalde plaats neer te zetten, te variëren in de grootte van de kop en

de lengte van het artikel en door herhaaldelijk aandacht aan een bepaald onderwerp te

besteden. Naast dat de media bepaalde onderwerpen presenteren, beschrijven ze deze

onderwerpen ook. Media hebben volgens Carroll & McCombs (2003) niet alleen invloed op

over welke onderwerpen mensen denken, maar dus ook hoe mensen over deze onderwerpen

(9)

Kleinnijenhuis, 2006; Sallot & Johnson, 2006). Second level agenda setting is vergelijkbaar

met framing. Wanneer iemand bepaalde elementen

selecteert en deze benadrukt in een bericht framed hij/zij een situatie (Entman, 1993; Coombs,

2007). Nieuwsmedia proberen door middel van framing bepaalde nieuwsfeiten beter

zichtbaar, zinvoller en gedenkwaardiger te maken. (Entman, 1993). Volgens Entman (1993)

kunnen frames gebruikt worden om problemen te definiëren, om de oorzaken van problemen

vast te stellen, om morele oordelen over het probleem te maken en om oplossingen voor een

probleem aan te dragen. Framing komt terug op verschillende plaatsen binnen het

communicatieproces (Entman, 1993). Allereerst maakt degene die communiceert, dit geldt

voor zowel PR-medewerkers als journalisten, bewust of onbewust een keuze in wat hij/zij wel

of juist niet zegt gebaseerd op zijn/haar eigen overtuigingen. De tekst die iemand

communiceert bevat bepaalde woorden, zinnen en informatiebronnen die bepaalde feiten en

oordelen benadrukken. De frames in de gedachten van de ontvanger van het

communicatiebericht kunnen vervolgens wel of niet overeenkomen met de frames in de tekst

en met de frames van degene die communiceert. Tot slot speelt volgens Entman (1993) de

cultuur een rol. Een cultuur kan volgens Entman (1993) worden gedefinieerd als een

verzameling van gedeelde frames van mensen binnen een bepaalde sociale groep. Framing

heeft in alle gevallen dezelfde functie: het selecteren en benadrukken van bepaalde elementen

en het gebruiken van deze elementen om een argument over problemen en hun oorzaak, hun

evaluatie en om eventuele oplossingen te construeren. Frames in communicatie hebben

invloed op de frames in de gedachten van mensen (Coombs, 2007). Een frame bepaalt hoe

mensen een gebeurtenis of probleem zien, begrijpen en evalueren en hoe ze hierop reageren

(Entman, 1993; Tewksbury, Scheufele, Bryant, & Oliver, 2009).

(10)

Cornelissen, Carroll en Elving (2010) zien de communicatieve interactie tussen

PR-medewerkers en journalisten als een discursief proces van het construeren en onderhandelen

van frames over organisatorisch nieuws. PR-medewerkers en journalisten zijn in grote mate

afhankelijk van elkaar (Sallot & Johnson, 2006). Nieuws komt tot stand in een sociaal

onderhandelingsproces over frames tussen PR-medewerkers en journalisten (Cornelissen,

Carroll, & Elving, 2010). Uit eerder onderzoek is gebleken dat het onderhandelingsproces

wordt beïnvloed door het al dan niet wederzijdse begrip voor elkaars professie. Journalisten

hebben over het algemeen een negatieve houding tegenover PR-medewerkers (DeLorme &

Fedler, 2003; Sallot & Johnson, 2006). Journalisten vinden PR-medewerkers bijvoorbeeld

ongeloofwaardig omdat ze vinden dat PR-medewerkers gedreven worden door eigenbelang

(Aronoff, 1975), een verborgen agenda hebben en informatie achterhouden (Sallot & Johnson,

2006). Het onderhandelingsproces wordt ook geleid door identiteiten van PR-medewerkers en

journalisten en hun overtuigingen over het belang van evenementen of problemen voor het

grote publiek.

PR-medewerkers hebben naast hun eigen identiteit ook te maken met een

organisatorisch identiteit waar bepaalde routines en verwachtingen bij horen. Deze

identiteiten zijn beide van invloed op het onderhandelingsproces. Wanneer zich een bepaalde

gebeurtenis voordoet geven PR-medewerkers eerst voor zichzelf en voor andere in de

organisatie betekenis aan deze gebeurtenis, dit proces noemen Cornelissen, Carroll en Elving

(2010) sensemaking. Vervolgens framen PR-medewerkers de gebeurtenis op zo een manier

dat de kans groot is dat stakeholders buiten de organisatie, waaronder de media, het frame

accepteren. Anderzijds beïnvloeden journalisten het onderhandelingsproces

over frames vanuit hun eigen professionele en organisatorische rol. Volgens Deephouse en

Carroll (2006) worden journalisten op verschillende niveaus beïnvloed. Allereerst zijn alle

(11)

spelen nieuwsroutines een rol: van een journalist wordt verwacht dat hij/zij schrijft in lijn met

de verwachtingen van het bedrijf waar hij/zij voor werkt. Ten derde heeft elke organisatie een

eigen cultuur, bij deze cultuur hoort een eigen schrijfstijl waar een journalist rekening mee

moet houden. Ten vierde hebben factoren buiten de organisatie, zoals adverteerder en

eventuele bronnen, invloed op de journalist. Tot slot is de invloed van de overkoepelende

ideologie van de nieuwsorganisatie op de journalist van belang.

De referentiekaders die ten grondslag liggen aan het handelen van PR-medewerkers en

journalisten, vormen de basis voor de frames die ze vervolgens communiceren (Cornelissen,

Carroll, & Elving, 2010). De PR-medewerker van de organisatie in crisis wil het liefst dat zijn

of haar frame overeenkomt met die van de journalist omdat de frames die door journalisten

worden gebruikt in nieuwsberichten in de media volgens Coombs (2007) de frames zijn die de

mensen doorgaans aannemen. De media hebben daarbij ook invloed op de reputatie van een

organisatie wanneer ze berichten over goed of slecht nieuws van organisaties (Carroll, 2004).

PR-medewerkers handelen vanuit een ander referentiekader dan journalisten en daarom

bestaat de kans dat de media het frame van de PR-medewerkers verwerpen. De journalist en

de PR-medewerkers betrokken bij de crisis kunnen bijvoorbeeld van mening verschillen over

waar de verantwoordelijkheid ligt voor de oorzaak van een crisis. Wanneer dit het geval is

bestaat de kans dat journalisten dit meningsverschil benoemen in de berichtgeving. De eerste

hypothese luidt als volgt:

H1: in mediaberichten van journalisten zijn crisis-respons-strategieën minder zichtbaar dan in persberichten van organisaties.

Crisistypen

Welk crisisframe een PR-medewerker gebruikt hangt voor een groot deel af van het

crisistype. Volgens Coombs (2007) zijn crisistypen vormen van frames die mensen gebruiken

(12)

Binnen elk crisistype worden bepaalde aspecten van een crisis benadrukt. Welke aspecten

worden benadrukt bepaalt hoe een stakeholder een crisis interpreteert (Coombs & Holladay,

2002). Een crisismanager probeert een bepaald crisisframe neer te zetten door bepaalde cues

wel of juist niet te gebruiken. Deze cues gaan vooral over wat de oorzaak is van de crisis. Het

crisistype bepaalt in hoeverre mensen de organisatie als verantwoordelijk zien voor de crisis.

Coombs (2007) beschrijft drie crisistypen gebaseerd op de mate van verantwoordelijkheid.

Allereerst onderscheidt Coombs het victim type, hier heeft de organisatie een

zeer kleine verantwoordelijkheid in het ontstaan van een crisis. De organisatie wordt gezien

als het slachtoffer van een bepaalde gebeurtenis. De oorzaak van de crisis ligt extern,

bijvoorbeeld in het geval van natuurramp, geruchten en bij geweld op de werkplaats. Bij het

tweede type, het accidental type, ligt er een minimale verantwoordelijkheid voor de crisis bij

de organisatie. De gebeurtenis voorafgaand aan de crisis was oncontroleerbaar of onbedoeld,

bijvoorbeeld in het geval van een technische fout. Binnen het derde type, het intentional type,

heeft de organisatie een zeer grote crisisverantwoordelijkheid. De aanleiding van de crisis was

een opzettelijke actie, bijvoorbeeld wanneer het management van een organisatie wetten en

regels schendt. Volgens Coombs (1998) bepaalt de mate van verantwoordelijkheid, en dus het

crisistype, vervolgens welke respons strategieën het beste zijn om te gebruiken.

Crisis-respons-strategieën

Een crisis-respons-strategie is datgene wat het management doet of zegt tijdens of na

een crisis (Coombs, 2007). De crisis-respons-strategieën die een organisatie gebruikt

beïnvloeden volgens Coombs (2007) hoe mensen een organisatie zien in tijden van een crisis.

Deze percepties zijn vervolgens van invloed op de beoordeling van de reputatie van de

organisatie, de emotionele reactie van mensen richting de organisatie en de eventuele

toekomstige interacties van deze mensen met de organisatie. Post-crisis communicatie in de

(13)

worden om de reputatie te herstellen, negatieve associaties te verminderen en negatief gedrag

te voorkomen.

De crisis-respons-strategieën die Coombs (2007) in de SCCT beschrijft borduren voort

op de crisis-respons-strategieën die de Image Restoration Theory (IRT) beschrijft (Benoit,

1997). Met behulp van case studies heeft Benoit (1997) geanalyseerd welke strategie het

meest bruikbaar is in een bepaalde situatie. De strategieën van Coombs (2007) zijn getest in

onderzoek met behulp van experimenten en zijn daarom betrouwbaarder dan de strategieën

die de IRT van Benoit (1997) voorschrijft.

Crisis-respons-strategieën zijn goed zichtbaar voor mensen en daarom

zeer belangrijk voor het slagen van de inspanningen van crisismanagers (Coombs, 2012). Het

gebruik van crisis-respons-strategieën die niet passen bij de situatie kunnen de crisis

verergeren. Een crisissituatie wordt door crisismanagers geframed als een bepaalde specifiek

crisistype. Vervolgens gebruiken ze crisis-respons-strategieën om een bepaald frame te

funderen of kracht bij te zetten. Coombs (2007) beschrijft in zijn SCCT verschillende

strategieën die grofweg in te delen zijn in drie categorieën.

Allereerst noemt Coombs (2007) de denial categorie. Wanneer

organisaties een van deze strategieën gebruiken, wordt een poging gedaan om de connectie

tussen de organisatie en de crisis te verbreken. De organisatie weerlegt of ontkent de

beschuldiging. Wanneer stakeholders, waaronder de media, dit frame accepteren, is de kans

groot dat de reputatie van de organisatie geen gevaar loopt. De volgende hypothesen luiden

als volgt:

H2a: Crisis-respons-strategieën uit de denial categorie zijn minder zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan in persberichten van organisaties.

(14)

H2b: Crisis-respons-strategieën uit de denial categorie zijn minder zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan strategieën uit de diminish/reducing

categorie en uit de rebuild/apology categorie.

Met een strategie uit de diminish/reducing categorie proberen organisaties duidelijk te

maken dat een crisis niet zo erg is als men denkt of dat het de organisatie aan controle

ontbrak. Het is belangrijk dat de organisatie deze uitspraken onderbouwt met hard bewijs.

Wanneer de media dit frame verwerpt en een ander frame gebruiken faalt deze strategie.

Mensen zullen het frame aannemen van de bron die ze het meest geloofwaardig vinden

(Coombs, 2007). De volgende hypothesen luiden als volgt:

H3a: Crisis-respons-strategieën uit de diminish/reducing categorie zijn minder zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan in persberichten van

organisaties.

H3b: Crisis-respons-strategieën uit de diminish/reducing categorie zijn meer zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan strategieën uit de denial

categorie, maar minder zichtbaar dan strategieën uit de rebuild/apology

categorie.

De laatste categorie betreft de rebuild/apology strategieën. Met behulp van rebuild

strategieën proberen organisaties de reputatie van de organisatie te verbeteren door

symbolische of materiële steun te beiden aan de slachtoffers van de crisis (Coombs, 2007).

Crisismanagers nemen positieve maatregelen om de crisis te compenseren door het aanbieden

van bijvoorbeeld een vergoeding of een verontschuldiging. Deze strategie wordt volgens

Coombs (2007) vooral gebruikt wanneer een crisis een ernstige bedreiging vormt voor de

reputatie, zoals in het geval van een intentional crisistype of in het geval van een accidental

crisistype in combinatie met een crisisgeschiedenis en een slechte relationele reputatie. De

(15)

H4a: Crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology categorie zijn minder zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan in persberichten van

organisaties.

H4b: Crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology categorie zijn meer zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan strategieën uit de denial

categorie en de diminish/reducing categorie.

METHODE Onderzoeksmethode

Ter beantwoording van de onderzoeksvraag, is in dit onderzoek gebruik gemaakt van

een kwantitatieve inhoudsanalyse. Kwantitatief onderzoek is gericht op het testen, verklaren

en generaliseren van hypothesen waarbij begrippen worden gezien als meetbaar en statisch (’t

Hart, Boije & Hox, 2006). Een inhoudsanalyse is een onderzoekstechniek waarbij

documenten en/of teksten geanalyseerd worden met als doel het kwantificeren van content op

een systematisch een reproduceerbare wijze met behulp van vooraf vastgestelde categorieën

(Bryman, 2008). Er zijn verschillende cases onderzocht: De Rabobank en het

Libor-schandaal, ING en de verschillende DDOS-aanvallen en Primark en de ingestorte

kledingfabriek in Bangladesh. De verschillende cases zijn geselecteerd omdat iedere case een

ander crisistype omvat.

Meetinstrument

De analyse heeft plaatsgevonden met behulp van een vooraf opgesteld codeboek.

Nadat de variabelen waren geoperationaliseerd (zie het kopje ‘operationalisatie’) is een

voorlopig codeboek en codeerschema opgesteld. Dit codeboek is gebaseerd op het codeboek

van Pajor en Schafraad (2014), die zij gebruikten in hun studie naar crisiscommunicatie in de

(16)

Onderzoekseenheden en periode

De onderzoekseenheden die in dit onderzoek aan een analyse zijn onderworpen

bestaan uit persberichten afkomstig van de website van de betreffende organisatie en

krantenartikelen uit de vijf grootste Nederlandse betaalde landelijke dagbladen: de Telegraaf,

AD, De Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw (geselecteerd op basis van de oplage cijfers

van het vierde kwartaal van 2014, verkregen via hoi-online.nl). De krantenartikelen zijn

verkregen via de online krantendatabase LexisNexis. Het aantal pers- en nieuwsberichten

staat schematisch weergegeven in Tabel 2.

Voor de Rabobank Libor-rente case zijn persberichten afkomstig uit de

persberichten-database van de website van Rabobank geanalyseerd. In de persberichten-database is gezocht op de zoekterm ‘Libor’, vervolgens zijn alleen de persberichten die betrekking hebben op de

Libor-rente case opgenomen. In totaal zijn voor deze case zes persberichten geanalyseerd. Via LexisNexis is naar krantenartikelen gezocht op de zoekterm “Rabobank” AND “Libor”. Er is

gezocht binnen de periode van 26 januari 2013 (maand voor eerst verschenen persbericht op

de website) tot en met 18 december 2013 (maand na het laatst verschenen persbericht op de

website). In totaal zijn 248 krantenartikelen geanalyseerd.

Voor de ING DDOS-aanval case zijn persberichten afkomstig uit de

persberichten-database van de website van ING geanalyseerd. In de persberichten-database is gezocht op de term ‘DDOS-aanval’, vervolgens zijn alleen de persberichten die betrekking hebben op de DDOS-aanval

case opgenomen. In totaal zijn voor deze case vijf persberichten geanalyseerd. Via

LexisNexis is naar krantenartikelen gezocht op de zoekterm “ING” AND “DDOS”. Er is

gezocht binnen de periode van 5 maart 2013 (maand voor eerst verschenen persbericht op de

website) tot en met 12 mei 2013 (maand na het laatst verschenen persbericht op de website).

(17)

Voor de Primark Bangladesh case zijn persberichten afkomstig uit de

persberichten-database van de website die Primark speciaal heeft gemaakt om mensen te informeren over de

ramp (primark-bangladesh.com) geanalyseerd. Omdat alle persberichten uit deze database

gaan over de ramp en de nasleep van de ramp zijn ze allemaal (16 berichten) gecodeerd. Via LexisNexis is naar krantenartikelen gezocht op de zoekterm “Primark” AND “Rana Plaza” en

“Primark” AND “kledingfabriek”, artikelen die bij beide zoektermen voorkomen worden één

keer gecodeerd. Er is gezocht binnen de periode van 26 februari 2013 (maand voor eerst

verschenen persbericht op de website) tot en met 26 september 2014 (maand na het laatst

verschenen persbericht op de website). In totaal zijn voor deze case 33 krantenartikelen

geanalyseerd.

Tabel 1

Aantal publicaties per crisis en in totaal

Case Persberichten Nieuwsberichten Totaal

N N N

Rabobank – Libor rente ING – DDOS aanval Primark - Instorting Totaal 6 5 16 27 248 36 33 317 254 41 49 344

Operationalisatie van verantwoordelijkheid

In het theoretisch kader zijn twee vormen van de erkenning van verantwoordelijkheid

omschreven, deze zijn tijdens de analyse gecodeerd. De erkenning van de

verantwoordelijkheid voor de oorzaak van de crisis is geoperationaliseerd met behulp van een

5-punts schaal waarbij 0 is gecodeerd wanneer er geen uitspraken worden gedaan over de

verantwoordelijkheid in het bericht, 1 is gecodeerd wanneer de organisatie op geen enkele

(18)

erkent enigszins verantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van de crisissituatie, 3 wanneer de

organisatie erkent een vorm van medeverantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van de

crisissituatie maar ook expliciet maakt dat een of meerdere anderen ook verantwoordelijk zijn

en 4 wanneer de organisatie erkent verantwoordelijk te zijn voor het ontstaan van de

crisissituatie zonder voorbehoud (Pajor & Schafraad, 2014).

Bij de tweede vorm van verantwoordelijkheid ging het niet om de

verantwoordelijkheid van de organisatie voor het ontstaan van de crisis, maar om het nemen

van maatregelen om de gevolgen zo klein mogelijk te maken en te houden (Pajor &

Schafraad, 2014). De erkenning van de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen

om de gevolgen zo klein mogelijk te maken en te houden is geoperationaliseerd met behulp

van een 5-punts schaal waarbij 0 is gecodeerd wanneer er in het bericht geen uitspraken

worden gedaan over de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de crisissituatie of het

bestrijden van de gevolgen, 1 is gecodeerd wanneer de organisatie op geen enkele manier

verantwoordelijkheid erkent voor de gevolgen van de crisissituatie en het bestrijden van de

gevolgen, 2 wanneer de organisatie enigszins verantwoordelijkheid erkent te zijn voor de

gevolgen van de crisissituatie of het bestrijden ervan, 3 wanneer de organisatie een vorm van

medeverantwoordelijkheid erkent te hebben voor de gevolgen van de crisissituatie of het

bestrijden van de gevolgen en 4 wanneer de organisatie erkent verantwoordelijkheid te zijn

voor de gevolgen van de crisissituatie of het bestrijden van de gevolgen, zonder voorbehoud

(Pajor & Schafraad, 2014).

Omdat het onderzoek ging om de vergelijking tussen persberichten en nieuwsberichten

en de organisatie en de journalisten van mening kunnen verschillen over waar de

verantwoordelijkheid ligt, is ook gekeken naar de uitspraken die derden (journalist) doen over

de twee vormen van verantwoordelijkheid. Er is gekeken of in het bericht sprake was van

(19)

ontstaan van de crisissituatie en of er in het bericht sprake is van uitspraken van derden

(journalist) over de verantwoordelijkheid van de organisatie voor de mogelijke gevolgen of

het bestrijden van deze gevolgen van de crisissituatie. Hierbij is op dezelfde manier

gecodeerd als bij de andere vorm van erkenning van verantwoordelijkheid, alleen dan werd er

gekeken naar wat derden zeggen over de erkenning van verantwoordelijkheid van de

organisatie (Pajor & Schafraad, 2014).

Operationalisatie van crisistypen

Er zijn drie crisistypen onderscheiden. Wanneer een organisatie een zeer kleine

verantwoordelijkheid had in het ontstaan van de crisis en de organisatie als slachtoffer van

een bepaalde gebeurtenis werd gezien, is de crisis gecodeerd als een crisis van het victim type

(Coombs, 2007). Voorbeelden van dit crisistype zijn natuurrampen, geruchten en geweld op

de werkplaats. Wanneer een organisatie een minimale verantwoordelijkheid had voor het

ontstaan van de crisis en de gebeurtenis die de aanleiding vormde voor de crisis

oncontroleerbaar en onbedoeld was, is de crisis gecodeerd als een crisis van het accidental

type (Coombs, 2007). Voorbeeld van dit crisistype is een technische fout. Wanneer een

organisatie een zeer grote crisisverantwoordelijkheid had omdat de aanleiding van de crisis

een opzettelijke actie was, is de crisis gecodeerd als een crisis van het intentional type

(Coombs, 2007). De aanleiding van de crisis was een opzettelijke actie, voorbeeld van dit

crisistype is het management van de organisatie die wetten en regels schendt.

Operationalisatie van crisis-respons-strategieën

Er zijn drie categorieën crisis-respons-strategieën onderscheiden. Voor de denial

categorie is gecodeerd of er in het desbetreffende bericht wel of niet uitspraken voorkwamen waaruit blijkt dat de organisatie meldt dat de ‘actie’ die de crisissituatie heeft onbedoeld was,

of dat niet bekend was dat deze actie de crisissituatie tot gevolg zou hebben, meldt dat de

(20)

crisissituatie gemeld hebben niet de waarheid spreken, meldt dat anderen (buiten de

organisatie) verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de crisissituatie, meldt dat een

minderheidsgroep binnen de organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de

crisissituatie (separatie) of meldt dat de crisissituatie of de handeling waaruit deze is ontstaan

niet bestaat of heeft plaats gevonden (Pajor & Schafraad, 2014).

Voor de diminish/reducing categorie is gecodeerd of er in het

desbetreffende bericht wel of niet uitspraken voorkwamen waaruit blijkt dat de organisatie de

verantwoordelijkheid van een crisis probeert te reduceren door het minimaliseren of

ontkennen van de ernst van de gevolgen, het publiek probeert te herinneren aan het positieve

verleden of/en waarden van de organisatie, de daden van een organisatie in een meer

acceptabele context zetten, anderen verheerlijken en/of emoties toont voor anderen of meldt

dat de organisatie is ook een slachtoffer is (Pajor & Schafraad, 2014).

Voor de rebuild/apology categorie is gecodeerd of er in het desbetreffende bericht wel

of niet uitspraken voorkwamen waaruit blijkt dat de organisatie de verantwoordelijkheid

volledig neemt door om vergeving te vragen, door te beloven om de problemen op te lossen

en/of de problemen te proberen op te lossen of te voorkomen dat het nog een keer gebeurt,

door compensatie aan te bieden of door emoties te tonen (Pajor & Schafraad, 2014). Per cluster is tevens bijgehouden hoe vaak er ‘komt wel voor’ is gecodeerd (hoeveel verschillende

strategieën er per cluster in het bericht voorkomen), per artikel is vervolgens ook bijgehouden hoe vaak er in totaal ‘komt wel voor’ is gecodeerd (hoeveel verschillende strategieën er in

totaal per bericht voorkomen).

Intercodeursbetrouwbaarheid

Om te achterhalen of het codeboek voldoende betrouwbaar was om in het onderzoek te

gebruiken, is de intercodeursbetrouwbaarheid getest. Met deze test kan achterhaald worden of

(21)

De test vond plaats onder twee codeurs, bestaande uit de onderzoeker en één

medecodeur. De twee codeurs hebben met behulp van het voorlopige codeboek drie

persberichten en 32 nieuwsberichten gecodeerd, dit was 10.3% van het totaal aantal pers –en

nieuwsberichten. De berichten zijn random geselecteerd met behulp van een online research

randomizer tool (http://www.randomizer.org/). De maat die gebruikt is om de

intercodeursbetrouwbaarheid te meten is de Krippendorff’s alpha, deze maat is gebaseerd op

de mate van overeenstemming (welk percentage van de coderingen door twee codeurs

identiek zijn uitgevoerd) waarbij rekening wordt gehouden met de toevalkans (Groningen &

de Boer, 2010). De uitkomsten van de betrouwbaarheidstest staan in Tabel 2. De twee

variabelen (variabele 5.1 en 6.1) waarbij de Krippendorff’s Alpha op 0 uitkwamen zijn toch

meegenomen in de verdere analyses omdat bleek dat 97.1 procent van de antwoorden van de

codeurs overeenstemden. De gemiddelde betrouwbaarheid van de metingen was .76. Omdat

de variabelen gemiddeld voldoende betrouwbaar bleken te zijn, is het oorspronkelijke

codeboek (zie bijlage) behouden.

Tabel 2

Intercodeursbetrouwbaarheid per variabele

Variabele Krippendorff’s

Alpha Erkenning van verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de crisissituaties door de

organisatie (2.1)

.91

Erkenning van verantwoordelijkheid voor de (mogelijke) gevolgen, het oplossen of bestrijden van de gevolgen door de organisatie (2.2)

.83

In het bericht is sprake van uitspraken van derden (journalist) over de

verantwoordelijkheid van de organisatie voor het ontstaan van de crisissituatie (2.3)

.78

In het bericht is sprake van uitspraken van derden (journalist) over de verantwoordelijkheid van de organisatie voor de (mogelijke) gevolgen of het bestrijden van gevolgen van de crisissituatie (2.4)

.74

Meldt dat de actie die de crisissituatie veroorzaakt heeft onbedoeld was, of dat niet bekend was dat deze actie de crisissituatie tot gevolg zou hebben (4.1)

1*

(22)

degenen die de crisissituatie gemeld hebben niet de waarheid spreken (4.2)

Meldt dat anderen (buiten de organisatie) verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de crisissituatie (4.3)

1*

Meldt dat een minderheidsgroep binnen de organisatie verantwoordelijk is voor het ontstaan van de crisissituatie (separatie) (4.4)

1

Meldt dat de crisissituatie of de handeling waaruit deze is ontstaan niet bestaat of heeft plaatsgevonden (4.5)

1*

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie de

verantwoordelijkheid van een crisis probeert te reduceren door het minimaliseren of ontkennen van de ernst van de gevolgen (5.1)

0**

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie het publiek probeert te herinneren aan het positieve verleden of/en waarden van de organisatie (5.2)

1

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie de daden van de organisatie in een meer acceptabele context zetten (5.3)

.79

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie anderen verheerlijkt en of emoties toont voor anderen (5.4)

1

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie ook een slachtoffer is (5.5)

1

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie de verantwoordelijkheid volledig neemt, door om vergeving te vragen (6.1)

0**

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie de

verantwoordelijkheid volledig neemt, door te beloven om de problemen op te lossen en/of de problemen te proberen op te lossen of voorkomen dat het niet nog een keer gebeurt (6.2)

.62

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie de verantwoordelijkheid volledig neemt, door compensatie aan te bieden (6.3)

1

In het bericht komen uitspraken voor waaruit blijkt dat de organisatie de

verantwoordelijkheid volledig neemt, door emoties te tonen, over gevoelens te praten (6.4)

.87

Noot. *. Undefined, maar 100% overeenstemming **. 0 maar 97.1% overeenstemming

RESULTATEN Nieuws –en persberichten en de afzenders

In totaal zijn 344 berichten gecodeerd: 27 persberichten en 317 nieuwsberichten. Voor

de Rabobank case zijn in totaal de meeste berichten geanalyseerd (N = 254). Deze berichten

bestonden uit zes persberichten en 248 nieuwsberichten. Wat betreft de ING case zijn in totaal

(23)

de minste berichten geanalyseerd. Deze berichten bestonden uit 16 persberichten en 33

nieuwsberichten.

Persberichten

Wat betreft de organisaties zijn de meeste persberichten van Primark geanalyseerd (N

= 16), gevolgd door Rabobank (N = 6) en ING (N = 5). Eerst is gekeken naar het totaal aantal

crisis-respons-strategieën in de persberichten. Gebleken is dat in de persberichten van de

Rabobank gemiddeld 2.67 verschillende crisis-respons-strategieën voorkomen (SD = 3.45), in

de persberichten van ING gemiddeld 2.80 verschillende crisis-respons-strategieën (SD = 1.30)

en in de persberichten van Primark gemiddeld 2.31 verschillende crisis-respons-strategieën

(SD = .79), zie Tabel 3. Uit een variantieanalyse1 is gebleken dat deze gemiddelden niet

significant van elkaar verschillen, F(2, 24) = .19, p = .832.

Vervolgens is gekeken naar het totaal aantal crisis-respons-strategieën per categorie in

de persberichten. Het totaal aantal crisis-respons-strategieën is een optelling van strategieën

uit drie verschillende categorieën: de denial categorie (hiermee proberen organisaties een

poging te doen om de connectie tussen de organisatie en de crisis te verbreken), de

diminish/reducing categorie (hiermee proberen organisaties duidelijk te maken dat een crisis

niet zo erg is als men denkt of dat de het de organisatie aan controle ontbrak) en de

rebuild/apology categorie (hiermee proberen organisaties om de reputatie te verbeteren door

symbolische of materiële steun te beiden aan de slachtoffers van de crisis). Per categorie is

getoetst of bepaalde organisaties meer of minder verschillende strategieën gebruiken dan

andere, oftewel, heeft de afzender invloed op het totaal aantal verschillende

crisis-respons-strategieën per categorie?

Wat betreft de crisis-respons-strategieën uit de denial categorie is uit een

variantieanalyse¹ gebleken dat er een significant, groot effect is van de afzender op het aantal

(24)

verschillende strategieën uit de denial categorie in persberichten F(2, 24) = 7.30, p = .003, η2

= .38. Persberichten van de ING bevatten gemiddeld de meeste verschillende strategieën

uit de denial categorie (M = .60, SD = .55), gevolgd door Rabobank (M = .33, SD = .52) en

Primark (M = .00, SD = .00). Uit een post-hoc toets blijkt dat de gemiddelden van ING en

Primark significant van elkaar verschillen (Mverschil = .60, p = .006). In persberichten van de

ING komen significant meer verschillende crisis-respons-strategieën uit de denial categorie

voor dan in persberichten van de Primark (zie Tabel 3 voor de gemiddelden). Er is geen

significant verschil gevonden tussen de gemiddelden van ING en Rabobank (p = .413) en

tussen Rabobank en Primark (p = .122).

Uit een variantieanalyse2 is gebleken dat er een significant, groot effect is van de

afzender op het aantal verschillende strategieën uit de diminish/reducing categorie in

persberichten, F(2, 26) = 5.82, p = .009, η2 = .33. Persberichten van de Rabobank bevatten

gemiddeld de meeste verschillende strategieën uit de diminish/reducing categorie (M = 1.17,

SD = 1.47), gevolgd door ING (M = .80, SD = .45) en Primark (M = .06, SD = .25). Uit een post-hoc toets blijkt dat de gemiddelden van Rabobank en Primark significant van elkaar

verschillen (Mverschil = .35 , p = .014). In persberichten van de Rabobank komen significant

meer verschillende crisis-respons-strategieën uit de diminish/reducing categorie voor dan in

persberichten van de Primark (zie Tabel 3 voor de gemiddelden). Er is geen significant

verschil tussen de gemiddelden van ING en Rabobank (p = .708) en ING en Primark (p =

.160) gevonden.

Wat betreft de crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology categorie is uit een

variantieanalyse² gebleken dat er geen significant effect is van de afzender op het aantal

verschillende strategieën uit de rebuild/apology categorie in persberichten, F(2, 26) = 4.02, p

= .031. Er zijn dus geen organisaties die significant meer of minder strategieën uit de

(25)

rebuild/apology categorie gebruiken in hun nieuwsberichten dan een van de andere

organisaties.

Tabel 3

Per afzender van de persberichten het gemiddeld aantal verschillende crisis-respons-strategieën (met standaardafwijking), in totaal en per categorie

Afzender persberichten Totaal aantal strategieën Denial categorie Diminish/reducing categorie Rebuild/apology categorie N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) Rabobank ING Primark 6 5 16 2.67 (3.45) 2.80 (1.30) 2.31 (.79) 6 5 16 .33 (.52) .60 (.55) .00 (.00) 6 5 16 1.17 (1.47) .80 (.45) .06 (.25) 6 5 16 1.17 (1.45) 1.40 (.55) 2.25 (.68) Nieuwsberichten

De meeste nieuwsberichten die zijn geanalyseerd zijn afkomstig uit het NRC

Handelsblad (N = 88) en de minste uit het AD (N = 39), zie Tabel 4. Eerst is gekeken naar het

totaal aantal crisis-respons-strategieën in de nieuwsberichten. Om te toetsen of bepaalde

kranten meer crisis-respons-strategieën gebruiken dan andere, zijn verschillende

variantieanalyses3 uitgevoerd. Wat betreft het totaal aantal verschillende

crisis-respons-strategieën is gebleken dat er geen significant effect is van de afzender van de

(26)

nieuwsberichten op het totaal aantal verschillende crisis-respons-strategieën in

nieuwsberichten, F(4, 316) = 1.81, p = .128. Er is dus geen krant die significant meer

crisis-respons-strategieën gebruikt dan de andere kranten.

Vervolgens is gekeken naar het totaal aantal crisis-respons-strategieën per categorie in

de nieuwsberichten. Om te toetsen of bepaalde kranten meer crisis-respons-strategieën per

categorie gebruiken dan andere, zijn ook variantieanalyses³ uitgevoerd. Wat betreft het totaal

aantal verschillende crisis-respons-strategieën uit de denial categorie is gebleken dat er geen

significant effect is van de afzender van de nieuwsberichten op het totaal aantal strategieën uit

de denial categorie, F(4, 316) = .64, p = .631. Dat geldt ook voor het gemiddelde aantal

verschillende strategieën van de diminish/reducing categorie, F(4, 316) = .90, p = .466, en de

rebuild/apology categorie, F(4, 316) = 1.09, p = .361.

Tabel 4

Per afzender van de nieuwsberichten het gemiddeld aantal verschillende crisis-respons-strategieën (met standaardafwijking), in totaal en per categorie

Afzender nieuwsberichten

Totaal aantal strategieën

Denial categorie Diminish/reducing categorie Rebuild/apology categorie N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) De Telegraaf AD De Volkskrant NRC Handelsblad Trouw 79 39 66 88 45 .20 (.54) .13 (.34) .17 (.41) .23 (.23) .40 (.40) 79 39 66 88 45 .00 (.00) .00 (.00) .02 (.12) .02 (.15) .01 (.15) 79 39 66 88 45 .06 (.29) .03 (.16) .03 (.17) .05 (.21) .11 (.38) 79 39 66 88 45 .14 (.35) .10 (.31) .12 (.37) .16 (.50) .27 (.50) Crisistype

Per bericht is geanalyseerd om wat voor type crisis het gaat in het desbetreffende

(27)

verantwoordelijkheid heeft in het ontstaan van de crisis en de organisatie als slachtoffer van

een bepaalde gebeurtenis wordt gezien, is de crisis gecodeerd als een crisis van het victim type

Wanneer een organisatie een minimale verantwoordelijkheid heeft voor het ontstaan van de

crisis en de gebeurtenis die de aanleiding vormde voor de crisis oncontroleerbaar en

onbedoeld was, is de crisis gecodeerd als een crisis van het accidental type. Wanneer een

organisatie een zeer grote crisisverantwoordelijkheid heeft omdat de aanleiding van de crisis

een opzettelijke actie was, is de crisis gecodeerd als een crisis van het intentional type. Van

het totaal aantal geanalyseerde berichten bevatte 41 berichten het victim crisistype, 49 het

accidental crisistype en 254 het intentional crisistype (zie ook Tabel 5). Het grootste deel van

de persberichten (59.3%) ging over een accidental crisis, bij de persberichten over een

intentional crisis (78.2%).

Tabel 5

Frequentietabel met de verschillende crisistypen in nieuwsberichten en persberichten en in totaal

Crisistype Persberichten Nieuwsberichten Totaal

N % N % N % Victim type Accidental type Intentional type Totaal 5 16 6 27 18.5% 59.3% 22.2% 100% 36 33 248 317 11.4% 10.4% 78.2% 100% 41 49 254 344 11.9% 14.2% 73.8% 100% Persberichten

Eerst is gekeken naar het totaal aantal crisis-respons-strategieën in de persberichten.

(28)

in persberichten, is een variantieanalyse4 uitgevoerd. Uit de variantieanalyse is gebleken dat

er geen significant effect is van het crisistype op het totaal aantal verschillende

crisis-respons-strategieën in persberichten, F(2, 26) = .19, p = .832.

Vervolgens is gekeken naar het totaal aantal crisis-respons-strategieën per categorie in

de persberichten. Om te toetsen of er bij een bepaald crisistype meer crisis-respons-strategieën per categorie worden gebruikt in persberichten, zijn verschillende variantieanalyses⁴ uitgevoerd. Wat betreft de crisis-respons-strategieën uit de denial categorie is gebleken dat er

een significant, groot effect is van het crisistype op het aantal verschillende strategieën uit de

denial categorie in persberichten, F(2, 26) = 7.30, p = .003, η2 = .38. Uit een post-hoc toets blijkt dat de gemiddelden van het victim type en het accidental type significant van elkaar

verschillen (Mverschil = .60 , p = .006). Persberichten over het victim crisistype bevatten

significant meer verschillende crisis-respons-strategieën uit de denial categorie dan

persberichten over het accidental crisistype. De gemiddelden zijn terug te vinden in Tabel 6.

Er is geen significant verschil gevonden tussen de gemiddelden van het aantal verschillende

strategieën van het victim type en het intentional type (p = .413) en tussen het intentional

type en het accidental type (p = .122).

Er is een significant, groot effect gevonden van het crisistype op het aantal

verschillende crisis-respons-strategieën uit de diminish/reducing categorie in persberichten

F(2, 26) = 5.82, p = .009, η2= .33. Uit een post-hoc toets blijkt dat de gemiddelden van het aantal verschillende strategieën van het accidental type en het intentional type significant van

elkaar verschillen (Mverschil = .35 , p = .006). Persberichten over het intentional crisistype

bevatten significant meer verschillende crisis-response-strategieën uit de diminish/reducing

categorie dan persberichten over het accidental crisistype. De gemiddelden zijn terug te

vinden in Tabel 6.

(29)

Er is geen significant verschil tussen de gemiddelden van het aantal verschillende

strategieën van het victim type en het accidental type (p = .160) en tussen het intentional type

en het victim type (p = .708) gevonden. Wat betreft de crisis-respons-strategieën uit de

rebuild/apology categorie is geen significant effect gevonden van het crisistype op het totaal

aantal verschillende strategieën uit dit cluster in persberichten, F(2, 26) = 4.02, p = .031.

Tabel 6

Per crisistype het gemiddeld aantal verschillende crisis-respons-strategieën (met standaardafwijking) en per categorie, in persberichten.

Crisistype Totaal aantal strategieën Denial categorie Diminish/reducing categorie Rebuild/apology categorie N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) Victim type Accidental type Intentional type 5 16 6 2.80 (1.30) 2.31 (.79) 2.67 (3.45) 5 16 6 .60 (.55) .00 (.00) .33 (.52) 5 16 6 .80 (.45) .06 (.25) 1.17 (1.47) 5 16 6 1.40 (.54) 2.25 (.68) 1.17 (1.47) Nieuwsberichten

Eerst is gekeken naar het totaal aantal crisis-respons-strategieën in de nieuwsberichten.

Om te toetsen of er bij een bepaald crisistype meer crisis-respons-strategieën worden gebruikt

in nieuwsberichten, is een variantieanalyse5 uitgevoerd. Uit de variantieanalyse is gebleken

dat er een significant, zwak effect is van het crisistype op het totaal aantal verschillende

crisis-respons-strategieën in nieuwsberichten, F(2, 316) = 31.87, p < 0001, η2 = .17. De

(30)

gemiddelden zijn terug te vinden in Tabel 7. Uit een post-hoc toets blijkt dat de gemiddelden

van het totaal aantal strategieën van het victim type en het accidental type significant van

elkaar verschillen (Mverschil = -.60, p < .001). Nieuwsberichten over het victim crisistype

bevatten significant minder verschillende crisis-respons-strategieën dan nieuwsberichten over

het accidental crisistype (zie Tabel 7 voor de gemiddelden). Er is ook een significant verschil

gevonden tussen

de gemiddelden van het accidental type en het intentional type (Mverschil = -.72 , p < .001).

Nieuwsberichten over het intentional crisistype bevatten significant minder verschillende

crisis-respons-strategieën dan nieuwsberichten over het accidental crisistype (zie Tabel 7 voor

de gemiddelden). Er is geen significant verschil tussen de gemiddelden van het totaal aantal

verschillende strategieën van het victim type en het intentional type (p = .117).

Vervolgens is gekeken naar het totaal aantal crisis-respons-strategieën per categorie in

de nieuwsberichten. Om te toetsen of er bij een bepaald crisistype meer

crisis-respons-strategieën per categorie worden gebruikt in nieuwsberichten, zijn verschillende

variantieanalyses6 uitgevoerd. Wat betreft de crisis-respons-strategieën uit de denial categorie

is geen significant effect gevonden van het crisistype op het aantal verschillende strategieën

uit de denial categorie in nieuwsberichten, F(2, 316) = .54, p = .582. Dat geldt ook voor de

diminish/reducing categorie, F(4, 316) = 2.89, p = .057.

Wat betreft de crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology categorie is gebleken

dat er een significant, sterk effect is van het crisistype op het aantal verschillende strategieën

uit de denial categorie, F(2, 316) = 73.91, p < .001, η2 = .17. Uit een post-hoc toets blijkt dat

de gemiddelden van het victim type en het accidental type significant van elkaar verschillen

(Mverschil = -.77 , p < .001). Nieuwsberichten over het victim crisistype bevatten significant

minder verschillende crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology categorie dan

(31)

nieuwsberichten over het accidental crisistype (zie Tabel 7 voor de gemiddelden). Er is ook

een significant verschil gevonden tussen de gemiddelden van het accidental type en het

intentional type (Mverschil = -.78 , p < .001). Nieuwsberichten over het intentional crisistype

bevatten significant minder verschillende crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology

categorie dan nieuwsberichten over een accidental crisistype (zie Tabel 7 voor de

gemiddelden). Er is geen significant verschil tussen de gemiddelden van het victim type en het

intentional type (p = .985).

Tabel 7

Per crisistype het gemiddeld aantal verschillende crisis-respons-strategieën (met standaardafwijking), in totaal en per cluster in nieuwsberichten

Crisistype Totaal aantal strategieën Denial categorie Diminish/reducing categorie Rebuild/apology categorie N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) Victim type Accidental type Intentional type 5 16 6 .25 (.60) .85 (.76) .13 (.42) 5 16 6 .03 (.17) .00 (.00) .01 (.11) 5 16 6 .14 (.42) .00 (.00) .05 (.23) 5 16 6 .08 (.28) .85 (.76) .07 (.26) Verantwoordelijkheid

Er zijn twee vormen van de erkenning van verantwoordelijkheid geanalyseerd, omdat

het onderzoek draait om de vergelijking tussen persberichten en nieuwsberichten is ook

(32)

van verantwoordelijkheid. In totaal zijn er dus vier variabelen die de mate van erkenning van

de verantwoordelijkheid meten.

Allereerst is getoetst welke van deze vier variabelen met elkaar samenhangen. Uit

Tabel 8 blijkt dat er alleen een zwak verband bestaat tussen de mate van erkenning van

verantwoordelijkheid voor de (mogelijke) gevolgen, het oplossen of bestrijden van de

gevolgen door de organisatie en de mate waarin derden erkennen dat de organisatie

verantwoordelijk is voor de (mogelijke) gevolgen of het bestrijden van de gevolgen van de

crisissituatie: hoe meer organisaties erkennen dat ze verantwoordelijk zijn voor de (mogelijke)

gevolgen, het oplossen of bestrijden van de gevolgen, hoe meer derden erkennen dat de

organisatie verantwoordelijk is voor de (mogelijke) gevolgen of het bestrijden van de

gevolgen van de crisissituatie (r = .15, p < .01).

Tabel 8

Correlaties tussen de verschillende vormen van erkenning van verantwoordelijkheid

Noot. **. Correlatie is significant op significantieniveau van .01 (2-tailed)

In Tabel 9 staan de gemiddelde scores op de verschillende schalen voor

verantwoordelijkheid weergeven, opgesplitst voor nieuws- en persberichten. Een score van 0

betekent dat er geen uitspraken worden gedaan over de verantwoordelijkheid, een score van 4

betekent dat de organisatie erkent of derden erkennen dat de organisatie zonder voorbehoud

verantwoordelijk is voor de oorzaak van de crisissituatie of voor de (mogelijke) gevolgen, het

Variabele M SD 1 2 3 4

1 Erkenning verantwoordelijkheid voor ontstaan crisissituatie (organisatie) .04 .33 -

2 Erkenning verantwoordelijkheid voor gevolgen crisissituatie (organisatie) .33 1.09 -.07 -

3 Verantwoordelijkheid organisatie voor ontstaan crisissituatie (derden) .83 1.39 .11 -.11 - 4 Verantwoordelijkheid organisatie voor gevolgen crisissituatie (derden) .31 .98 -.04 .15** -.07 -

(33)

oplossen of bestrijden van de gevolgen. Om te testen of de gemiddelden van de persberichten

en de nieuwsberichten op de schalen van elkaar verschillen zijn t-toetsen7 uitgevoerd. Hieruit

is gebleken dat de gemiddelde scores op de schaal waarmee de erkenning van de

verantwoordelijkheid voor het ontstaan van de crisissituatie door de organisatie is gemeten

niet significant van elkaar verschillen, t(27.170) = .65, p = .520, 95% CI [-.16, -.30]. Verder is

gebleken dat de gemiddelde scores op de schaal waarmee de erkenning van

verantwoordelijkheid voor de (mogelijke) gevolgen, het oplossen of bestrijden van de

gevolgen door de organisatie is gemeten significant van elkaar verschillen, t(26.58) = 7.43, p

< .001, 95% CI [1.92, 3.39]. Persberichten scoren gemiddeld een 2.78 op de schaal (SD =

1.85) en nieuwsberichten gemiddeld een .12 (SD = .67). De gemiddelde scores op de schaal

waarmee de erkenning van de verantwoordelijk voor het ontstaan van de crisissituatie door

derden is gemeten blijken ook significant van elkaar te verschillen, t(316) = -11.21, p < .001,

95% CI [-1.05, -0.74]. Persberichten scoren gemiddeld een .00 op deze schaal (SD = .00), en

nieuwsberichten scoren gemiddeld een .90 (SD = 1.42). Ook de gemiddelde scores op de

schaal waarmee de erkenning van de verantwoordelijkheid voor de (mogelijke) gevolgen van

de crisissituatie door derden wordt gemeten blijken significant van elkaar te verschillen,

t(316) = -5.91, p < .001, 95% CI [-.45, -.23]. Persberichten scoren gemiddeld een .00 (SD =

.00) op deze schaal, en nieuwsberichten scoren gemiddeld een .34 (SD = 1.00).

Tabel 9

Gemiddelde scores op de verschillende schalen voor verantwoordelijkheid weergeven, opgesplitst voor nieuws- en persberichten

Schaal Persberichten Nieuwsberichten

N M (SD) N M (SD)

(34)

Erkenning verantwoordelijkheid voor ontstaan crisissituatie (organisatie) Erkenning verantwoordelijkheid voor gevolgen crisissituatie (organisatie) Verantwoordelijkheid organisatie voor ontstaan crisissituatie (derden) Verantwoordelijkheid organisatie voor gevolgen crisissituatie (derden)

27 27 27 27 .11 (.58) 2.78 (1.85) .00 (.00) .00 (.00) 317 317 317 317 .04 (.30) .12 (.67) .90 (.42) .34 (1.00) Crisis-respons-strategieën

In Tabel 10 staat het gemiddeld aantal verschillende crisis-respons-strategieën in totaal

en per categorie, hier staan ook de gemiddelden opgesplitst voor nieuws- en persberichten

weergegeven. Om te toetsen of crisis-respons-strategieën in mediaberichten van journalisten

minder zichtbaar zijn dan in persberichten van organisaties (hypothese 1) wordt een t-toets8

uitgevoerd. Deze toets wordt gebruikt om op basis van twee onafhankelijke steekproeven te

toetsen of de gemiddelden van twee groepen (hier mediaberichten en persberichten) aan

elkaar gelijk zijn (De Vocht, 2010). Uit de toets is gebleken dat in persberichten gemiddeld

2.48 (SD = 1.72) verschillende crisis-respons-strategieën voorkomen, terwijl in

nieuwsberichten gemiddeld .22 (SD = .53) verschillende crisis-respons-strategieën

voorkomen. Dit verschil is significant, t(26.35) = 6.81, p < .001, 95% CI = [1.58, 2.94].

Hiermee wordt hypothese 1 bevestigd: crisis-respons-strategieën in mediaberichten van

journalisten zijn minder zichtbaar dan in persberichten van organisaties.

Tabel 10

Gemiddeld aantal verschillende crisis-respons-strategieën in totaal en per categorie, opgesplitst voor nieuws– en persberichten

Crisis-respons-strategieën Persberichten Nieuwsberichten

N M (SD) N M (SD)

(35)

Totaal aantal Denial categorie Diminish/reducing categorie Rebuild/apology categorie 27 27 27 27 2.48 (1.72) .19 (.40) .44 (.85) 1.85 (1.72) 317 317 317 317 .22 (.53) .01 (.11) .05 (.25) .15 (.53)

Om te toetsen of crisis-respons-strategieën uit de denial categorie in mediaberichten

van journalisten minder zichtbaar zijn dan in persberichten van organisaties (hypothese 2A) is

een t-toets9 uitgevoerd. Uit de toets blijkt dat in persberichten gemiddeld .19 (SD = .40)

verschillende strategieën uit de denial categorie voorkomen, terwijl in nieuwsberichten .01

(SD = .11) verschillende strategieën uit de denial categorie voorkomen. Dit verschil is

significant, t(26.39) = 2.26, p = .032, 95% CI = [.02, .33]. Hiermee wordt hypothese 2a

bevestigd: crisis-respons-strategieën uit de denial categorie zijn minder zichtbaar in

mediaberichten van journalisten dan in persberichten van organisaties.

Om te toetsen of crisis-respons-strategieën uit de diminish/reducing categorie in

mediaberichten van journalisten minder zichtbaar zijn dan in persberichten van organisaties

(hypothese 3a) is een t-toets¹º uitgevoerd. Uit de test blijk dat in persberichten gemiddeld .44

(SD = .85) verschillende strategieën uit de diminish/reducing categorie voorkomen, terwijl in

nieuwsberichten .05 (SD = .25) verschillende strategieën uit de diminish/reducing categorie

voorkomen. Dit verschil is significant, t(26.39) = 2.39, p = .024, 95% CI [.06, .72]. Hiermee

wordt hypothese 3a bevestigd: crisis-respons-strategieën uit de diminish/reducing categorie

zijn minder zichtbaar in mediaberichten van journalisten dan in persberichten van organisaties

Om te toetsen of crisis-respons-strategieën uit de rebuild/apology categorie in

mediaberichten van journalisten minder zichtbaar zijn dan in persberichten van organisaties

(hypothese 4a) is een t-toets10 uitgevoerd. Uit de test blijkt dat in persberichten gemiddeld

1.85 (SD = 1.00) verschillende strategieën uit de rebuild/apology categorie voorkomen,

9

Independent- Samples T Test 10 Independent- Samples T Test

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

&#34;Stop de wereld, ik wil eraf!', wat nauwelijks een realistisch vooruitzicht genoemd kan worden. De socialistische economieën hebben dit tot op zekere hoogte gedaan

noeh voor de Westerse wereld een rooskleurige omstandigheid kan worden genoemd. Kortom, een staaltje van socialistische politiek, waarvoor men waarlijk huiverig kan

Kanazawa’s (2015) second generation study. We did not succeed in reproducing these findings. Our second aim was to investigate to what extent breastfeeding remains to be

We zijn telken - male op zoek naar wetmatigheden, maar die zijn toch wat minder grijpbaar dan de natuurkrachten in de natuurkunde… En niet alleen minder grijpbaar, maar ook

Uit de resultaten is op te maken, zie figuur 6.3.3., dat de vijf opgestelde hypothesen moeten worden verworpen, omdat er te weinig bewijs voor is gevonden dat het Rode Kruis in

Echter, van de beursgenoteerde organisaties die deze vraag hebben beantwoord blijkt dus dat organisaties met een sterk fluctuerende beurskoers lager scoren op het gebied

Uit een onderzoek van het Instituut voor Internal Auditors (IIA) (2009) onder internal auditors naar de impact van de financiële crisis blijkt dat een groot deel van de responden-

In zijn levensbeschouwelijke werk combineerde hij progressie- ve gedachten, zoals een pleidooi voor dierenrechten, met een die- pe eerbied voor de traditie.. Brandsma