• No results found

Strijd of verbondenheid? : Een onderzoek naar de relatie tussen personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden en hedendaagse vluchtelingen in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Strijd of verbondenheid? : Een onderzoek naar de relatie tussen personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden en hedendaagse vluchtelingen in Nederland"

Copied!
173
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Strijd of verbondenheid?

Een onderzoek naar de relatie tussen personen met een Turkse

of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden en

hedendaagse vluchtelingen in Nederland

Naam: Karim Bouziri Studentnummer: 6153275 E-mailadres: kc.bouziri@gmail.com Module: Bachelorscriptie Opleiding: Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider: Debby Gerritsen Tweede lezer: Hylke de Vries

Datum: 24-01-16 Aantal woorden: 13370

(2)

Voorwoord

Hoewel ik mij Nederlands voel en ik een Nederlandse opvoeding heb gehad, ben ik als kind van een Nederlandse moeder en een Tunesische vader, volgens de definitie een allochtoon. Ik heb altijd het idee gehad dat het allochtoon zijn er voor heeft gezorgd, dat andere allochtonen mij sneller accepteerden dan dat zij dat bij autochtonen deden. Ook zag ik dat autochtonen sneller andere autochtonen accepteerden dan allochtonen.

Nadat ik op internet en televisie de mening van vooral autochtone Nederlanders over de vluchtelingen voorbij had zien komen, was ik benieuwd hoe andere groepen hier over zouden denken. Ik was vooral benieuwd hoe de mening zou zijn als mensen zich, al was het maar voor een deel, konden identificeren met de vluchtelingen. Na vooronderzoek bleek dat dit bij mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond het geval was, dus heb ik besloten om mij op hen te focussen.

Mijn dank gaat uit naar de respondenten, die niet alleen mijn begrip over het onderwerp hebben vergroot maar mijn horizon ook hebben verbreed, en naar mijn begeleidster Debby Gerritsen voor haar hulp en bovenal haar vertrouwen.

(3)

Samenvatting

Met dit onderzoek is geprobeerd om de relatie tussen personen met een Turkse of

Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden en de huidige vluchtelingenstroom te begrijpen. Dit wordt gedaan door te kijken naar de relatie die relevante culturen met elkaar hebben en aan de hand van culturele verschillen en overeenkomsten. Ook wordt gekeken naar de acceptatie van groepen in de Nederlandse samenleving en hoe acceptatie een rol speelt in groepsvorming.

In het onderzoek wordt de houding van de onderzoeksgroep ten opzichte van de vluchtelingen verklaard aan de hand van gevoelens van verbondenheid en dreiging. Aan de hand van dertien interviews komen de achterliggende oorzaken van deze gevoelens van verbondenheid en bedreiging aan het licht. Uiteindelijk blijkt er een positieve houding te zijn, die mede veroorzaakt wordt door het samen onderdeel zijn van een overkoepelende

moslimgroep, het hebben van culturele overeenkomsten en door het deel uitmaken van de allochtonengroep. De vluchtelingen worden alleen als economische bedreiging gezien, maar dit is ondergeschikt aan de verbondenheid.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 5 2. Theoretisch kader 6 2.1 Cultuur 6 2.2 Migratie 8 2.3 Ingroups en outgroups 11 2.4 Discriminatie en racisme 13 2.4 Interdisciplinariteit 13 3. Probleemstelling 14 3.1 Probleemomschrijving 14 3.2 Vraagstelling 15 3.3 Relevantie 15 4. Methode 16 4.1 Onderzoeksstrategie 16 4.2 Onderzoeksdesign 16 4.3 Onderzoeksmethoden 17 4.4 Respondenten 17 4.5 Ethische verantwoording 18 5. Resultaten 19 5.1 Onderzoeksproces 19 5.2 Cultuur 21

5.3 Gevolgen van de migratie 25

5.4 Racisme en de media 29

5.5 Acceptatie en verbondenheid 31

6 Conclusie 36

6.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen 36

6.2 Discussie 39

6.3 Evaluatie 39

7. Literatuurlijst 41

8. Bijlagen 44

8.1 Operationaliseringsschema 44

8.2 Onderzoeksinstrument (topiclijst semigestructureerde interviews) 44

8.3 Respondententabel 46

8.4 Volledig coderingsschema 46

8.5 Gecodeerd interviewtranscript 48

(5)

1. Inleiding

De meningen in Nederland zijn verdeeld over de huidige vluchtelingenstroom waar Nederland sinds 2014 mee te maken heeft. In de media en in de politiek komt het onderwerp dagelijks aan de orde. Op verschillende plaatsen in Nederland zijn demonstraties gehouden voor het opnemen van vluchtelingen en uitbreiding van hun rechten, zoals de demonstratie van 13 september op de Dam (NOS, 2015). Er is echter ook sprake van weerstand. Vooral op lokaal niveau is er een groeiende groep mensen die tegen de komst van vluchtelingen is. Dit zijn met name mensen die direct geconfronteerd worden met de gevolgen van de opvang van vluchtelingen. In Enschede zijn drie wethouders bedreigd vanwege de komst van asielzoekers naar de stad (NOS, 2015). In het dorp Oranje werd de toegang tot het dorp geblokkeerd om bussen met vluchtelingen de toegang te ontzien (NOS, 2015).

Migratie en de problematiek die het met zich meebrengt zijn geen nieuwe fenomenen. Bij elke migratiestroom ontstaan vraagstukken en dilemma’s die gevoelig liggen in de samenleving. De samenleving wordt ‘anders’ en dat kan allerlei gevoelens oproepen bij de inwoners van een land, zoals xenofobische gevoelens door angst, maar ook gevoelens van tolerantie en gevoelens van verbondenheid omdat men overeenkomsten ziet. Migranten die al langere tijd in Nederland wonen, hebben aan beide kanten gestaan: eerst als migrant aan de ene kant en daarna als bewoner aan de andere kant. Hoe eerdere groepen migranten hun veranderde positie in het migratiedebat ervaren is nog niet onderzocht. Er is dus sprake van een lacune in de literatuur wat betreft dit onderwerp.

Het doel van deze scriptie is inzicht verkrijgen in hoe migranten die al langere tijd in Nederland wonen - oftewel oude migranten - de huidige migratie en migranten ervaren. Is er sprake van spanning of juist niet? Een groep oude migranten die al langere tijd in Nederland woont, is de groep gastarbeiders uit landen als Marokko en Turkije. De cultuur van deze gastarbeiders stond - in ieder geval in het begin - ver af van de Nederlandse (Stupar et al., 2013, p. 25). De huidige stroom migranten bestaat grotendeels uit vluchtelingen uit Syrië en Afghanistan (UNCHR, 2015). Ook de cultuur in deze landen staat ver af van de Nederlandse cultuur, maar komt deels overeen met de culturen uit Marokko en Turkije. Een belangrijk verschil tussen de twee genoemde stromen migranten is de veiligheidssituatie in het land van herkomst. De situatie in Syrië en Afghanistan is schrijnend door het constante geweld. Een mogelijk gevolg is dat personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een

(6)

migratieverleden, op een unieke manier tegenover de huidige migranten staan door overeenkomstigheid qua cultuur en migratieachtergrond.

Met ‘personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden’ worden mensen bedoeld die als arbeidsmigrant of in het kader van gezinshereniging vanuit Turkije of Marokko naar Nederland zijn gemigreerd en hun kinderen. Voelen zij zich verbonden met de huidige migranten? Voelen zij zich juist bedreigd omdat hun sociale status en economische middelen in het geding komen? Of is er een gevoel van tolerantie omdat zij elkaar begrijpen? Dit zijn vragen die in dit onderzoek besproken worden omdat ze deel uitmaken van een overkoepelend maatschappelijk probleem waar de Nederlandse samenleving mee wordt geconfronteerd.

Om de gevoelens en meningen van personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden zo goed mogelijk in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt van semigestructureerde diepte-interviews.

2. Theoretisch kader

Het theoretisch kader dat ten grondslag ligt aan dit onderzoek bestaat uit vier delen. Allereerst zal het concept ‘cultuur’ worden behandeld. Hierbij wordt het effect van globalisering op cultuur besproken. Ook worden de culturen van de grootste groepen niet-westerse migranten met de Nederlandse cultuur vergeleken. Daarna wordt de bedreiging van de culturele identiteit besproken. Ten tweede wordt het concept ‘migratie’ behandeld. Hier worden theorieën over migratie, de migrantenstromen die Nederland heeft gekend, typen migranten, en houdingen jegens migranten onderzocht. Ten derde worden er drie theorieën in kaart gebracht met betrekking tot de ‘ingroup’ en de ‘outgroup’. De theorieën die aan bod komen zijn de ‘ethnic hierarchy-theorie’, de ‘contacttheorie’ en de ‘threat-theorie’. Als laatste wordt de interdisciplinariteit besproken.

2.1 Cultuur

Met betrekking tot de theorieën over de culturele aspecten van mondialisering is er sprake van een drietal paradigma’s (Ritzer, 2010, p. 244; Ritzer, 2014, p. 577). De paradigma’s geven elk een andere kijk op hoe culturen wereldwijd met de tijd meegaan. Het eerste paradigma, genaamd ‘culturele differentiatie’, gaat ervan uit dat er blijvende verschillen zijn tussen

(7)

culturen die niet of nauwelijks worden beïnvloed door mondialisering of soortgelijke processen. Een cultuur is niet immuun voor deze processen maar de kern blijft hetzelfde. Hierdoor kunnen culturen botsen als deze met elkaar in aanraking komen. De terroristische aanslagen in westerse landen en de oorlogen in Irak en Afghanistan, kunnen gezien worden als voorbeelden van deze theorie. Er is dan namelijk sprake van een botsing tussen de westerse en islamitische cultuur. Bij het tweede paradigma wordt verondersteld dat toenemende mondialisering zorgt voor een wereldwijd toenemende eenvormigheid, omdat er sprake is van een culturele convergentie. Culturen worden steeds meer hetzelfde, hoewel het niet zo is dat culturen helemaal verdwijnen. Er is voornamelijk sprake van aanpassing aan de dominante culturen en samenlevingen. Het bekendste voorbeeld van deze theorie is de ‘McDonaldization’. Hierbij worden principes van fastfoodketens als efficiency, berekenbaarheid en het vervangen van mensen door technologie, steeds meer toegepast in andere delen van de samenleving. ‘Culturele hybridisatie’, het derde en laatste paradigma, benadrukt het samenkomen van culturen als gevolg van mondialisering. Er ontstaan hybride culturen door het samenkomen van het mondiale en het lokale. Omdat de samensmelting nieuwe unieke culturen voortbrengt, is er geen sprake van een toenemende homogeniteit maar juist van een proces dat heterogeniteit in de hand werkt. ‘Glokalisatie’ wordt gezien als de kern van culturele hybridisatie. Dit is de vervlechting van het globale en het lokale, wat tot unieke culturen leidt in verschillende geografische gebieden. Belangrijk binnen dit paradigma is ten eerste dat wordt erkend dat de wereld steeds meer pluralistisch wordt. Ten tweede is het belangrijk te erkennen dat individuen en lokale groepen in hoge mate in staat zijn om zich aan te passen en te innoveren en te manoeuvreren (Ritzer, 2010, p. 245, 255, 258, 263; Ritzer, 2014, p. 577-587).

De culturen van de vier grootste niet-westerse bevolkingsgroepen in Nederland

De grootste vier niet-westerse 1 bevolkingsgroepen in Nederland zijn de Turkse, de Marokkaanse, de Surinaamse en de Antilliaanse groep. Van deze groepen staat de cultuur van de Turkse en Marokkaanse migranten het verste af van de Nederlandse cultuur (Stupar et al., 2013, p. 25). Dit heeft volgens Stupar een drietal redenen. Ten eerste komt dit omdat de Turkse en Marokkaanse culturen islamitisch en traditioneler zijn dan de Nederlandse cultuur. Ten tweede komt het omdat mensen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond vaker lager opgeleid zijn dan mensen met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond. Ten derde heeft

1 afkomstig uit één van de landen in Afrika, Latijns-Amerika of Azië (uitgezonderd Indonesië

(8)

het vroegere integratiebeleid van de Nederlandse overheid – waarbij het behoud van de eigen cultuur centraal stond – een zeker effect. In de periode dat de gastarbeiders naar Nederland toe kwamen zij terug zouden keren naar het land van herkomst. Hierdoor werd culturele integratie of assimilatie niet nodig geacht. Ten slotte waren de Turkse en Marokkaanse immigranten niet bekend met de Nederlandse taal, wat de communicatie met Nederlanders heel lastig maakte.

Een gevolg van de komst van immigranten is vaak dat de mensen die al in het land wonen, zich bedreigd voelen met betrekking tot hun culturele identiteit. Aan deze veronderstelde culturele bedreiging ligt een verschil in normen, waarden, taal en religie ten grondslag. Hoe groter men denkt dat het verschil tussen de eigen cultuur en de cultuur van de immigranten is, hoe meer men vreest voor verlies van de eigen cultuur en hoe negatiever men dan ook tegenover migranten zal staan (Newman et al., 2012, p. 638-640, Zarate et al., 2004, p. 100-101).

De cultuur van de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten stond ver af van de Nederlandse cultuur in de tijd dat deze migratie plaatsvond. De theorie over de verandering van cultuur door de invloed van mondialisering en de bijbehorende paradigma’s laten zien dat de cultuur van personen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden veranderd is. De mate waarin de cultuur verandert, verschilt per persoon en per familie. De theorie van ‘glokalisering’ doet het meeste recht aan de diversiteit van culturen en het aanpassingsvermogen van individuen en groepen. Volgens deze theorie zal er dan ook sprake zijn van unieke culturen binnen de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen in Nederland. Mensen die deel uitmaken van deze gemeenschappen zullen zich door de komst van de huidige migranten bedreigd kunnen voelen met betrekking tot hun eigen culturele identiteit. In welke mate hier sprake van is, hangt af de mate waarin mensen zichzelf vinden ‘verschillen’ van de huidige migranten.

2.2 Migratie

Castles en Miller (1993, p. 22-30) bespreken in hun boek drie hoofdtheorieën over migratie. Allereerst is er sprake van economische theorieën, waarbij het individu voorafgaand aan de beslissing om te migreren een rationele afweging van de kosten en de baten maakt. Het gebrek aan aandacht voor de voorafgaande gebeurtenissen en sociale dynamieken vormt het grootste punt van kritiek met betrekking tot deze theorieën. Ten tweede zijn er

(9)

historisch-structurele theorieën. Hierbij staat de scheve verdeling van economische en politieke macht tussen de eerste en de derde wereld centraal. De eerste wereldlanden trokken in grote getalen arbeidskrachten naar zich toe, om zichzelf verder te verrijken en de derde wereld afhankelijk van zich te houden. De voornaamste kritiek op deze theorieën is dat alleen rekening gehouden wordt met kapitaal, en het individu - evenals groepen - buiten beschouwing wordt gelaten. De derde theorie is de ‘migrations systems theory’. In deze theorie wordt door middel van een interdisciplinaire aanpak getracht alomvattend te werk te gaan. Migratie is volgens deze theorie het gevolg van de interactie tussen macro- en microstructuren. Onder macrostructuren vallen onder andere de politieke economie van de wereldmarkt en de relaties tussen staten. Informele sociale netwerken van de migranten, oftewel sociaal kapitaal, zijn de microstructuren.

Vijf migratiestromen

In Nederland is sinds de Tweede Wereldoorlog sprake van vijf grote migratiestromen (Stupar et al., 2013, p. 25-26). Migranten uit voormalige Nederlandse koloniën vormden de eerste golf. Deze migratiegolf begon in de jaren 50 met migranten uit Indonesië en in 1965 met migranten uit Suriname en de Nederlandse Antillen. De tweede migratiestroom bestond uit migranten uit Zuid-Europa, Marokko en Turkije. Deze groep staat bekend als ‘gastarbeiders’ en kwam naar Nederland om het tekort aan laagopgeleide arbeidskrachten op te vullen. In de jaren 70 kwam de derde stroom migranten naar Nederland. Dit waren familieleden van voornamelijk Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in het kader van de gezinshereniging. De gezinshereniging onder migranten uit Zuid-Europa was minimaal, omdat deze groep grotendeels terugkeerde naar het land van herkomst (Jennissen, 2009, p. 7). De vierde golf begon in de jaren 80 na de val van de Sovjet-Unie (Jennissen, 2009, p. 6, 9; Stupar et al., 2013, p. 25-26). Verschillende staten die onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie of de westerse wereld vielen, implodeerden door de abrupte stop van financiële en materiële steun. Het etnische geweld dat hierop volgde, leidde tot een sterke toename van migranten die het geweld wilden ontvluchten. Verder was de internationale migratie tijdens de Koude Oorlog kunstmatig laag gehouden door staten. Deze barrière viel ook weg na de val van de Sovjet-Unie. De vijfde golf migranten bestaat uit arbeidsmigranten uit Oost-Europese landen die lid zijn geworden van de Europese Unie (EU) en, afhankelijk van wanneer het land lid was geworden, vanaf 2003 gebruik konden maken van het vrije verkeer van personen binnen de EU (Stupar et al., 2013, p. 25-26).

(10)

Twee typen migranten

Ritzer (2010, p. 298, 303-304), onderscheidt in zijn boek over mondialisering twee typen migranten. Ten eerste zijn er ‘vagebonden’. Dit zijn vluchtelingen, asielzoekers en arbeidsmigranten. Typerend voor dit type migrant is dat hij zich verplaatst, omdat hij zich hiertoe gedwongen voelt door de slechte omstandigheden in het gebied waar hij vandaan komt. Dit type migrant wordt sneller als problematisch beschouwd dan het twee type dat hierna wordt toegelicht. Deze ‘vagebonden’ zijn namelijk lager- of niet-opgeleid en zijn vaak niet welkom in het land waar zij naartoe migreren. Ten tweede noemt Ritzer de ‘toeristen’. Deze groep bestaat uit toeristen, zakenreizigers en (hoog)geschoolde werknemers die naar betere, hogerbetaalde banen op zoek zijn. Dit type migrant verplaatst zich omdat hij dit wil en de middelen heeft om dit te doen.

Attitudes jegens migranten

Het ontstaan van bepaalde houdingen jegens migranten is een veel onderzocht onderwerp. Fauvelle-Aymar (2014, p. 105, 107-108) heeft een politiek economische kijk op het onderwerp en focust zich op de invloed die migratie heeft op de begroting van een land. Migranten ontvangen namelijk in een zorgstaat vaak meer geld dan zij opleveren. Als migranten stemgerechtigd zijn - zoals in de EU - betekent dit dat zij invloed kunnen uitoefenen op het herverdelingsbeleid. Omdat deze groep gemiddeld armer is dan de oorspronkelijke bewoners, zal er gestemd worden voor een uitgebreider herverdelingsbeleid. Dit leidt ertoe dat rijkere bewoners vaker tegen migratie zijn, maar armere bewoners juist meer voor zijn. Kessler & Freeman (2005, p. 826) stellen dat economische factoren een grote rol kunnen spelen bij de houding van personen jegens migranten. Een toename van migranten zorgt voor een krappe arbeidsmarkt en kan dus leiden tot lagere lonen. Vooral voor lager opgeleiden betekent een toename van migranten meer concurrentie met betrekking tot het vinden van een baan. Deze groep heeft dus een economische reden om tegen migratie te zijn. Maar in hun onderzoek zijn Gustin & Ziebarth (2010, p. 987) erachter gekomen dat het toegenomen scepticisme van Nederlanders ten opzichte van immigratie niet alleen komt doordat immigratie als een economische en culturele bedreiging wordt gezien, maar dat vooral het debat over migratie in de politieke en de publieke sfeer en in de media bijdraagt aan een toenemende sceptische houding.

Migratie vereist een interdisciplinaire aanpak om tot een veelomvattender begrip te komen van het concept. De gecompliceerdheid van migratie is terug te zien in de verschillende stromen migranten die sinds de Tweede Wereldoorlog naar Nederland zijn

(11)

gekomen. Zowel de arbeidsmigranten met een Turkse of Marokkaanse achtergrond als de huidige migrantenstroom kunnen in de termen van Ritzer als ‘vagebonden’ beschreven worden. ‘Vagebonden’ worden vaker als problematisch beschouwd dan de ‘toeristen’. In tegenstelling tot de ‘toeristen’, zijn ‘vagebonden’ over het algemeen niet welkom in Nederland, waardoor er een negatieve houding ten aanzien van hen ontstaat. Deze houdingen worden door allerlei factoren beïnvloed, zoals de stemgerechtigdheid van de migranten, de plek die zij innemen op de banenmarkt, en hoe zij in het publieke en politieke debat en in de media worden geportretteerd.

2.3 Ingroups en outgroups

De theorie over etnische hiërarchie maakt onderscheid tussen twee groepen: de ‘ingroup’ en de ‘outgroup’. Over het algemeen heeft elk individu een voorkeur voor zijn eigen groep ten opzichte van de ‘outgroups’. Verder kan er een differente mate van racisme zijn ten opzichte van andere groepen, waardoor verschillende groepen bestaande uit minderheden in verschillende mate sociaal geaccepteerd worden. Dit leidt tot het ontstaan van een hiërarchie van sociale groepen, met als bepalende factor de sociale afstand tussen de groepen (Verkuyten & Thijs, 2002, p. 75-76). Hagendoorn heeft in zijn onderzoek aangetoond dat er sprake is van een etnische hiërarchische structuur in Nederland, die gebaseerd is op sociale afstand. Deze hiërarchie is hetzelfde bij etnocentrische personen en niet-etnocentrische personen. Onderaan deze hiërarchie staan de Turken, gevolgd door de Marokkanen. Hagendoorn stelde dat het patroon een weerspiegeling was van een cultureel kader, waarin wordt bepaald wat vreemd, onbekend en minderwaardig is (Poppe & Verkuyten, 2007, p. 99, 127). Dit sluit aan hij het idee van de ‘perceived outgroup distance’ van Stupar et al. (2013, p. 25-26) wat beïnvloed wordt door de mate waarin men zich verbonden voelt met andere groepen.

Volgens de contacttheorie van Allport uit 1954, zorgt de juiste manier van contact tussen groepen voor een positiever beeld van elkaar (Cote & Erickson 2009, p. 1666-1667; Jolly en DiGiusto, 2013, p. 465; Pettigrew et al., 2011, p. 272, 276-277). Contact dat positief en gelijkwaardig is, leidt tot een positiever beeld. De interactie tussen de ‘ingroup’ en de ‘outgroup’ zorgt ervoor dat overeenkomsten tussen groepen zichtbaar worden en verschillen tussen de groepen overwonnen kunnen worden. Het positieve contact vermindert zowel de vooroordelen, als de angst om in contact met elkaar te komen. Ook zorgt het voor meer empathie, omdat autochtone inwoners beginnen te begrijpen hoe mensen van de ‘outgroup’

(12)

zich voelen en de wereld zien. Een bekend voorbeeld is een onderzoek van Kephart uit 1957, waaruit bleek dat blanke politieagenten een positievere mening over afro-Amerikanen hadden nadat zij met een collega met een donkere huidskleur hadden samengewerkt. De gegeneraliseerde ‘contacttheorie’ stelt dat er sprake is van meer tolerantie bij mensen die participeren in verschillende sociale omgevingen en een uiteenlopend sociaal netwerk hebben. Contact kan vooroordelen echter ook bevestigen, maar dit gebeurt in mindere mate. Deze vorm van negatief contact betreft situaties waarin men zich bedreigd voelt en niet zelf de keuze heeft gemaakt om contact met de ander te hebben. De plaatsing van migranten op verschillende locaties in Nederland is hiervan een recent voorbeeld. Zowel de ‘ingroup’ - in dit geval de Nederlandse bewoners die rondom de opvang wonen - als de ‘outgroup’ - de immigranten - hebben niet gekozen voor het contact.

De keerzijde is de ‘threat-theorie’. Volgens deze theorie zien groepen elkaar als een bedreiging door negatief contact of door subjectieve redenen zonder gegronde basis. Als groepen met elkaar concurreren, zien zij elkaar als een bedreiging en is er geen sprake van positieve interactie. Dit leidt tot spanningen. De competitie en veronderstelde bedreigingen kunnen gaan om economische positie en sociale status. Hoe groter de groep minderheden is, hoe sterker het gevoel van bedreiging is, omdat het de sociale en economische privileges van andere groepen onder druk zet (Cote & Erickson 2009, p. 1667; Freitag & Rapp, 2013, p. 429; Jolly en DiGiusto, 2013, p. 465-466).

In Nederland is er sprake van een etnische hiërarchie met een vast patroon. In de theorie die hieraan ten grondslag ligt, wordt onderscheid gemaakt tussen de ‘ingroup’ en de ‘outgroup’ en er wordt gekeken naar de sociale acceptatie van groepen. Uit onderzoek blijkt dat Turken en Marokkanen sociaal het minst worden geaccepteerd, en dus onderaan de hiërarchische ladder staan. Contact kan een positief of een negatief effect hebben op de manier waarop groepen elkaar zien. Door positief contact kan de empathie voor de andere groep groeien en vooroordelen over en angst voor de ander verminderen. Negatief contact en onderlinge competitie kunnen er juist voor zorgen dat mensen elkaar meer als een bedreiging gaan beschouwen. Ook veronderstelde bedreigingen van bijvoorbeeld de economische positie en sociale status spelen een rol en worden versterkt naarmate de andere groep groter is. Het contact dat etnische groepen in Nederland door de jaren heen met autochtone inwoners hebben gehad en de afwezigheid van contact of negatief contact met de huidige groep migranten bestaande uit vluchtelingen, kunnen leiden tot een verandering in de etnische hiërarchie die Nederland kent.

(13)

2.4 Discriminatie en racisme

Racisme in Nederland wordt door Hoving (2014, p. 9) als een complex, paradoxaal en betwist fenomeen beschouwd. Racisme nam na de Tweede Wereldoorlog een subtielere vorm aan en de uitingen waren vaker van culturele aard, met als bekendste voorbeeld de discussie omtrent Zwarte Piet. Na de terroristische aanslagen (zoals die in New York, Madrid en Londen) aan het begin van deze eeuw, werden de stereotypering van de moslim en de gesluierde vrouw een trefpunt van racisme. Tegenwoordig zijn beledigende opmerkingen over moslims aan de orde van de dag.

Vanaf de jaren 80 was er onder de Nederlandse bevolking sprake van toenemende steun voor etnische discriminatie op de arbeids- en huizenmarkt. Deze negatieve ontwikkeling in de relatie tussen etnische groepen resulteerde in een toenemend ‘wij-versus-zij-denken’. In de jaren 90 werd racisme een structureel probleem, wat leidde tot racistisch gemotiveerd geweld gepleegd door rechtsextremisten aan het begin van de 21e eeuw. Sindsdien is er sprake van een stijgend anti-islamitische sentiment in de Nederlandse samenleving (Hoving, 2014, p. 11-13).

Racisme is vaak te wijten aan sociale crises. De economische crisis en de vervaging van de grenzen van de natiestaat - die voorheen enige bescherming boden tegen migranten - hebben het politieke landschap zo veranderd dat er sprake is van een toename van nationalistische en racistische sentimenten. Ook de beperking van het sociale zekerheidsstelsel en het verdwijnen van financiële zekerheid zijn potentiële bronnen van racistische sentimenten. Dit leidt ertoe dat uitingen van racisme weer sociaal geaccepteerd worden (Hoving 2014, p. 13-14).

2.4 Interdisciplinariteit

Dit onderzoek is een interdisciplinair onderzoek, wat inhoudt dat op basis van perspectieven en kennis uit verschillende disciplines antwoord gegeven wordt op de hoofdvraag. Migratie is een fenomeen dat zich niet laat begrenzen door een enkele discipline. Het is daarom essentieel om theorieën en concepten uit uiteenlopende disciplines te gebruiken om het probleem te begrijpen. Mogelijke spanningen of juist gevoelens van verbondenheid tussen individuen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond en de huidige migrantenstroom, worden in kaart

(14)

gebracht en onderzocht op basis van sociologische, cultureel-antropologische, politieke en economische theorieën.

De concepten cultuur, verbondenheid, migranten en vluchtelingen staan centraal in dit onderzoek.

3. Probleemstelling

3.1 Probleemomschrijving

De potentiële verbondenheid en spanningen tussen de groep mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden en de groep huidige migranten - die beiden beschreven kunnen worden als ‘vagebonden’ (oftewel vluchtelingen, asielzoekers en arbeidsmigranten) - staan centraal in deze scriptie. Om deze potentiële verbondenheid en spanningen te begrijpen en in kaart te brengen, is het van belang om de relaties tussen de desbetreffende groepen te onderzoeken. Conflicten tussen groepen nemen namelijk toe door de strijd om schaarse middelen of wanneer een groep zich bedreigd voelt (Cote & Erickson 2009, p. 1667; Freitag & Rapp, 2013, p. 429; Jolly & DiGiusto, 2013, p. 465). De mate van en het soort contact dat de groepen onderling hebben, speelt ook een rol. Het is daarnaast van belang welke positie een groep inneemt op de hiërarchische ladder. De ‘perceived outgroup distance’ van mensen heeft namelijk effect op de mate waarin zij zich verbonden voelen met andere groepen (Stupar et al., 2013, p. 25-26). Tolerantie ontstaat door positief contact tussen groepen. Dit contact zorgt ervoor dat groepen nader tot elkaar komen doordat overeenkomsten ontdekt worden en verschillen worden overkomen.

De onderzoeksgroep

De onderzoeksgroep betreft personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden, omdat dit de eerste grote groep migranten is die sinds de Tweede Wereldoorlog naar Nederland is gekomen en wiens culturen het verste afstonden van de Nederlandse cultuur (Stupar et al., 2013, p. 26). De huidige groep migranten komt uit gebieden met een cultuur die ook heel anders is dan de Nederlandse cultuur. Volgens de glokalisatie-theorie is er tegenwoordig sprake van unieke culturen binnen de Marokkaanse en Turkse gemeenschap in Nederland. Doordat deze twee groepen al decennia in Nederland wonen, zijn hun culturen als het waren ‘samengesmolten’ met de Nederlandse cultuur. Hieruit

(15)

zijn weer nieuwe culturen ontstaan. Het is nog niet duidelijk in hoeverre er in de ogen van personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden overeenkomsten of verschillen zijn tussen hen en de nieuwe migrantengroepen. Ook dit zal effect hebben op de ‘perceived outgroup distance’ tussen de twee groepen.

3.2 Vraagstelling

De volgende hoofdvraag staat centraal in het onderzoek: Hoe staan personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden, tegenover de huidige groep migranten bestaande uit vooral Syrische en Afghaanse vluchtelingen?

Met behulp van twee deelvragen wordt een zo compleet mogelijk antwoord gegeven op de hoofdvraag. Aan de hand van deze twee verklarende deelvragen wordt duidelijk wat voor houding de twee groepen naar elkaar toe aannemen en in hoeverre er sprake is van tolerantie.

1. In hoeverre voelen personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden zich verbonden met de huidige groep migranten? De mate van verbondenheid die groepen met elkaar voelen, heeft invloed op de houding van groepen jegens elkaar. Op individueel niveau bepaalt de mate van verbondenheid in hoeverre sprake is van onderling contact en positieve relaties.

2. In hoeverre zien personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden de huidige migratie als bedreigend? In de ‘threat-theorie’ staat bedreiging of het gebrek daaraan centraal. Men kan zich bedreigd voelen omdat er meer competitie komt om schaarse middelden, omdat iemand vreest voor een lagere sociale status of omdat sociale, economische en politieke privileges in het geding komen.

3.3 Relevantie

Het geschetste probleem is maatschappelijk relevant omdat het debat over de huidige migratieproblematiek vooral in de politieke en in de publieke sfeer en in de media gevoerd wordt. Demonstraties voor en tegen vluchtelingen, mishandeling van vluchtelingen, aanrandingen door vluchtelingen, politici die doodsbedreigingen ontvangen en rellen bij informatieavonden over asielzoekerscentra (azc’s) houden de gemoederen in Nederland bezig en zorgen voor een polarisatie van het debat. Iedereen heeft een standpunt over de huidige

(16)

migratieproblematiek of wordt gedwongen een standpunt in te nemen. In deze scriptie worden daarom de standpunten van een groep onderzocht, waarvan deze nog niet bekend zijn: personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden.

Hoewel er in de wetenschappelijke wereld uitgebreid onderzoek is gedaan naar migratie en migranten, is er sprake van een lacune in de literatuur. De huidige migratieproblematiek is relatief nieuw, waardoor de hoeveelheid wetenschappelijke literatuur omtrent het onderwerp nog gering is. Dit onderzoek is bedoeld om nieuwe inzichten te verwerven met betrekking tot de relatie tussen groepen in Nederland met een verschillende migratieachtergrond en de werking van - en eventuele verandering in - de etnische hiërarchische ladder in Nederland.

4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie

Theorieën over hoe voormalige Turkse en Marokkaanse migranten tegenover de huidige migrantenstroom staan worden gedestilleerd uit de data die verzameld worden in het onderzoek. Deze manier van theorievorming is typerend voor ‘inductief onderzoek’. In het onderzoek is sprake van een iteratief proces, als omschreven door Bryman (2012, p. 26), wat inhoudt dat theorie en data stelselmatig opnieuw bekeken worden. De interpretatieve epistemologie - waarbij het begrijpen van menselijk gedrag centraal staat (Bryman, 2012, p. 28) - past bij de gevoelens, ideeën en meningen van de doelgroep met betrekking tot de huidige migrantenstroom. Mensen begrijpen de wereld, vormen hun mening en geven betekenis aan zaken op basis van interactie. Dit komt overeen met de constructivistische ontologie die stelt dat de categorieën waarmee mensen de wereld begrijpen, sociale producten zijn (Bryman, 2012, p. 34) De inductieve, interpretatieve en constructivistische theorieën die ten grondslag liggen aan het onderzoek, vragen om een kwalitatieve onderzoeksstrategie.

4.2 Onderzoeksdesign

Het onderzoeksdesign is het kader waarbinnen de data worden verzameld en geanalyseerd (Bryman, 2012, p. 46). Het cross-sectioneel onderzoeksdesign zoals beschreven door Bryman

(17)

(2012, p. 59-63), is het meest geschikt voor dit onderzoek. Hoewel volgens Bryman (2012, p. 63) cross-sectioneel onderzoek vaak wordt geassocieerd met kwantitatief onderzoek, geeft hij aan dat het design ook bij kwalitatief onderzoek toegepast kan worden als er ongestructureerde of semigestructureerde interviews worden afgenomen met meerdere personen. Bij cross-sectioneel onderzoek worden meerdere casussen gebruikt. Dit is handig om eventuele variaties en overeenkomsten binnen groepen te ontdekken. Het feit dat de te onderzoeken groep niet homogeen is, maakt het wenselijk dat de variaties en overeenkomsten zichtbaar worden. Bij dit design worden data in dezelfde periode verzameld en daarom wordt onderzoek gedaan naar een enkel moment in de tijd, namelijk het heden. De huidige vluchtelingenproblematiek is nog relatief nieuw, waardoor het onderzoek als vergelijkingsmateriaal zou kunnen worden gebruikt voor een onderzoek op een later moment. Met de verkregen data kunnen via een cross-sectioneel onderzoeksdesign patronen zichtbaar worden.

4.3 Onderzoeksmethoden

Het semigestructureerde interview is de onderzoeksmethode die in dit onderzoek wordt gebruikt om de data te verzamelen. Bij interviews is er meer ruimte voor de geïnterviewde om zijn standpunten naar voren te brengen (Bryman, p. 470). Het niet strikt gestructureerde karakter zorgt ervoor dat de geïnterviewde de mogelijkheid heeft om zelf aan te geven wat belangrijk en relevant is. Hoewel er een hoge mate van flexibiliteit is, wordt er wel een topiclijst opgesteld. Deze topiclijst moet zorgen dat alle benodigde onderwerpen tijdens het interview worden besproken.

4.4 Respondenten

Het onderzoek richt zich op een specifieke doelgroep, namelijk personen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden die in Nederland wonen. Voor deze groep is gekozen omdat van alle niet-Westerse allochtonen, de culturen van deze groep het verste afstaan van de Nederlandse cultuur (Stupar et al., 2013, p. 25). Een tweede reden is dat deze groep al langere tijd in Nederland woont, waardoor de cultuur veranderd is door culturele hybridisatie in de vorm van glokalisatie (Ritzer, 2010, p. 255; Ritzer, 2014, p. 585). Een derde reden is dat het mogelijk is dat de vroegere of huidige culturen van deze groepen

(18)

overeenkomsten vertonen met de culturen van de huidige migranten. De voorbeelden van cultuurverschillen die Stupar et al. (2013, p. 25) gaf - zoals het islamitische geloof en een traditionelere cultuur - gelden ook voor een groot deel van de huidige migratiestroom.

Het aantal benodigde respondenten voor de diepte-interviews is moeilijk te bepalen, maar er is wel sprake van een richtlijn vanuit de opleiding. Het doel is theoretische saturatie waardoor patronen zichtbaar kunnen worden gemaakt. De respondenten zijn mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond met een migratieverleden.

‘Snowball-sampling’ is de voornaamste manier om in contact te komen met respondenten nadat contact is gelegd met mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst via het eigen netwerk. Deze personen fungeren dus ‘gatekeeper’. Dit houdt in dat zij toegang kunnen verschaffen tot personen uit de doelgroep.

4.5 Ethische verantwoording

Migratie is een onderwerp waar de afgelopen decennia veel over gesproken is vanwege de relatie tussen migratie en integratie en de veranderende culturele en religieuze verhoudingen in Nederland. Het onderwerp wordt gekenmerkt door een hoge mate van polarisatie in zowel het publieke als het politieke domein. Dit is goed te aan de voor- en tegendemonstraties met betrekking tot de opvang van vluchtelingen. Problemen die gerelateerd zijn aan de migratie van grote groepen migranten naar Nederland worden de laatste jaren openlijk besproken in de politiek. Uitspraken over het falen van het multiculturalisme van prominente politici als Mark Rutte en Maxime Verhagen in Nederland, maar ook Merkel, Cameron en Sarkozy in het buitenland, zijn tekenend voor hoe zwaar migratie de gemoederen bezighoudt in de West-Europese landen. Ook groeiende anti-islamitische sentimenten in de politiek als gevolg van de terroristische aanslagen in Westerse landen en de opkomst van IS, drukken hun stempel op de samenleving.

Omdat het onderzoek zich richt op migratie, en de respondenten een islamitische achtergrond hebben, kan het onderwerp tot heftige reacties leiden bij zowel de respondenten als de lezers van dit onderzoek. De anonimiteit van de respondenten is van extra belang omdat anders de polarisatie rondom het onderwerp ervoor kan zorgen, dat de respondenten motieven en standpunten toegedicht kunnen worden zonder dat zij deze daadwerkelijk hebben. Naast

(19)

anonimiteit is het ook van belang dat de respondenten goed worden geïnformeerd over hoe de informatie wordt verwerkt en in hoeverre de informatie beschikbaar is voor derden.

5. Resultaten

5.1 Onderzoeksproces

Het werven van respondenten is op verschillende manieren aangepakt. Allereerst is er gebruik gemaakt van contacten in de werksfeer. In de eerste instantie was het idee dat deze personen als ‘gatekeepers’ konden fungeren om in contact te komen met potentiële respondenten. Er was echter een grote mate van terughoudendheid bij alle ‘gatekeepers’. Er werden verschillende redenen voor de terughoudendheid gegeven. De meest voorkomende waren scepsis over de aard van het onderzoek, bezorgdheid voor waarborging van de anonimiteit en het niet willen lastig vallen van mensen.

Om vertrouwen te kweken is ervoor gekozen om personen die potentieel als ‘gatekeeper’ konden fungeren te interviewen. Door deelname aan het onderzoek konden zij een keuze maken om als ‘gatekeeper’ te fungeren. Deze aanpak had helaas niet het beoogde resultaat. De respondenten waren enthousiast over het interview en de scepsis over de aard van het onderzoek en de angst voor verlies van de anonimiteit leken verdwenen te zijn. Toch bleken de ‘gatekeepers’ vaak niet bereid te zijn om mij in contact brengen met respondenten van middelbare leeftijd zoals ouders, familie en kennissen. In de meeste gevallen ging het contact via de ‘gatekeeper’ omdat dit voor hen een voorwaarde was om te helpen.

In de gevallen waarin het contact via de ‘gatekeeper’ ging, was er met uitzondering van één persoon, geen bereidheid om deel te nemen aan het onderzoek. Genoemde redenen hiervoor waren: gebrek aan tijd, het niet hebben van een mening en niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal. De persoon die bereid was om deel te nemen moest het interview afzeggen omdat zij plotseling voor een familielid moest zorgen, waarna een nieuwe afspraak niet meer mogelijk bleek te zijn.

Wat betreft het directe contact met respondenten van middelbare leeftijd via de ‘gatekeepers’ zijn alle afspraken afgezegd door gebrek aan tijd. Hier bleek het niet mogelijk te zijn om nieuwe afspraken te maken. Om alsnog met potentiële respondenten van middelbare leeftijd in contact te komen, heb ik een aantal locaties bezocht (zoals de islamitische slager, koffiehuizen, de Turkse bakker en de Turks-Nederlandse

(20)

Vriendenstichting Kumbet) die relatief drukbezocht zijn door personen met een Turkse of Marokkaanse afkomst. Ook dit heeft niet mogen baten.

In overleg met de scriptiebegeleider is hierdoor besloten om de focus op het vinden van respondenten van middelbare leeftijd te verleggen naar een andere groep. De keuze viel op de jongvolwassenen binnen de doelgroep. Hiervoor is gekozen omdat de ‘gatekeepers’ sneller bereid waren om mij in contact brengen met deze groep en omdat de bereidheid tot deelname aan het onderzoek bij deze groep groot was.

De interviews zijn op verschillende locaties afgenomen. De meeste vonden plaats op de werkplek van de respondenten direct voor of na werktijd. De overige hebben plaatsgevonden op een locatie van de Hogeschool van Amsterdam waar de respondent lessen volgde, op een locatie van de gemeente Amsterdam waar de respondent stage liep, in het huis van een respondent, in mijn huis of bij de Turks-Nederlandse Vriendschapsstichting Kumbet. Met uitzondering van mijn huis, waren de omgevingen waar de interviews werden afgenomen bekende plekken voor de respondenten. Alle interviews vonden plaats in een-op-eensituaties en bestonden uit een-op-eengesprekken zodat het interview niet beïnvloed werd door derden. Het kortste interview nam ongeveer dertig minuten in beslag en het langste ongeveer een uur. De leeftijd van de respondenten varieert van 19 tot 31 jaar, waarbij twaalf respondenten tussen de 19 en 25 jaar oud zijn. Van de dertien respondenten hebben vijf een Turkse en acht een Marokkaanse achtergrond. Verder zijn zes van de respondenten vrouw en de overige zeven man. Om de anonimiteit te waarborgen zijn de namen van de respondenten weggelaten en heeft elke respondent een nummer gekregen. Informatie met betrekking tot achtergrond, leeftijd en sekse, evenals het toebedeelde nummer, zijn terug te vinden in de respondententabel in de bijlage.

De concepten racisme en discriminatie zijn tijdens het uitvoerende deel van het onderzoek toegevoegd aan het theoretisch kader en het operationaliseringschema. In het merendeel van de interviews kwam naar voren dat de respondenten geconfronteerd werden met verschillende vormen van racisme. Vanuit deze concepten zijn de codes ‘racisme etniciteit’, ‘racisme moslim’ en ‘racisme allochtoon’ toegevoegd. De concepten ‘cultuur’, ‘gevolgen’, ‘acceptatie’ en ‘verbondenheid’ kwamen vaak terug in de interviews en vanuit deze concepten zijn er ook een aantal nieuwe codes ontstaan.

(21)

5.2 Cultuur

Elk van de respondenten geeft aan dat er een duidelijk onderscheid te maken is tussen de Nederlandse cultuur en de cultuur die zij hebben meegekregen via hun ouders en familie, hetzij de Marokkaanse, hetzij de Turkse. In beide culturen speelt de islam een belangrijke rol waardoor er sprake is van een aanzienlijke overlap van normen, waarden en tradities tussen de twee culturen. Omdat de overlap veroorzaakt wordt door de gedeelde religie is er ook sprake van culturele overlap met de vluchtelingen. De respondenten geven aan dat hun ‘eigen cultuur’ niet alleen bestaat uit de cultuur die zij mee hebben gekregen of alleen uit de Nederlandse cultuur, maar dat er sprake is van een zekere samensmelting.

Culturele verschillen en overeenkomsten

Een van de voornaamste verschillen tussen de Nederlandse cultuur en de Turkse en Marokkaanse cultuur die de respondenten aangeven, is de volgorde van stappen in een relatie tussen partners. De respondenten geven aan dat binnen de Nederlandse cultuur de volgorde niet uitmaakt en dat er zelfs niet getrouwd hoeft te worden.

In zowel de Turkse als de Marokkaanse cultuur, wordt verwacht dat de families van een stel elkaar eerst ontmoeten. Centraal in dit proces staat het vragen van de hand van de bruid en het verlenen van goedkeuring aan het toekomstige huwelijk door de families. Na dit verlovingsproces wordt het huwelijk voltrokken. Dit wordt groots gevierd en er worden honderden gasten uitgenodigd. Pas nadat het huwelijk is voltrokken mag het echtpaar samen gaan wonen en mag het huwelijk worden geconsumeerd. Respondent 7 geeft de volgorde van de stappen aan evenals de verwachtingen die men van de vrouw heeft. Deze verwachtingen verschillen met de verwachtingen voor de man:

“Ik zou ook niet uit huis mogen dus uitwonend mogen zijn totdat ik getrouwd ben. Dat is bij de Nederlandse cultuur anders omdat je in de Nederlandse cultuur niet eens hoeft te trouwen. Dus dat zijn echt de grote verschillen en ja ze willen wel echt dat je trouwt voor je, onder de 26 jaar. Tenminste voor meisjes of vrouwen dan. Daarboven wordt je een beetje…. Nou ja, dan ben je te oud. Dan ben je over datum.”

(22)

“Bijvoorbeeld seks voor het huwelijk is verboden.... Ja, dat [de invloed van het geloof] is bijvoorbeeld het huwelijk. Je gaat eerst trouwen en dan pas mag je met elkaar naar bed.”

Het volgen van de regels en het aan de verwachtingen voldoen omtrent de gang van zaken bij het huwelijk kan worden gezien als een uiting van respect naar de families vooral naar de eigen ouders. Het respecteren van ouderen en het luisteren naar je ouders is iets waar veel waarde aan wordt gehecht in zowel de Turkse als de Marokkaanse cultuur. Een gevolg van het respecteren van de normen omtrent het huwelijk is, dat met uitzondering van Respondent 12, alle respondenten die niet gehuwd zijn, in het ouderlijk huis wonen. Een ander belangrijk verschil is het niet vieren van een aantal Nederlandse feestdagen maar in plaats daarvan islamitische feestdagen. Respondent 4 geeft het verschil goed aan:

“Maar je ziet wel echt, ook de feestdagen die er zijn. Die zijn voor ons anders dan voor jullie, voor de Nederlanders. Want wij hebben al hele andere feestdagen dan dat jullie hebben als Nederlanders. Ja, dus dat zie je ook weer als verschil. Want wij vieren ook geen kerst, geen sinterklaas, Pasen, al dat niet. Wij hebben ons eigen slachtfeest, ja het offerfeest eigenlijk, Ramadan. Al die andere feesten.”

Net als bij het huwelijk is ook bij het verschil in het vieren van feestdagen zichtbaar, dat verschillen tussen de Nederlandse cultuur en de Turkse en Marokkaanse cultuur een religieuze basis hebben. Deze religieuze basis, is ook de basis voor de overeenkomsten die de Turkse en Marokkaanse cultuur met elkaar hebben. Alle respondenten geven aan dat de islam een belangrijke rol heeft in de Turkse en Marokkaanse cultuur. De rol van de islam binnen de Marokkaanse cultuur wordt als volgt geschetst door Respondent 9:

“In de Marokkaanse cultuur is religie eigenlijk de basis en alles wordt daar omheen gebouwd. Je krijgt er thuis ook veel van mee over het geloof en alles wat je wel mag of niet mag heeft te maken met het geloof. Daarnaast speelt cultuur natuurlijk ook wel een hele grote rol maar voornamelijk is het geloof eigenlijk.”

(23)

“Het [de islam] heeft bepaalde regels en die hanteer je. In Turkije heb je het noorden, zuiden westen en het oosten met allemaal verschillende culturen. De ene is Koerd de andere is wat meer modern, dan nog die van het zuiden. Dat soort dingen. De basis [van de cultuur] is hetzelfde. Alleen kleine dingen die anders zijn.”

De islam kan in zowel de Turkse als de Marokkaanse cultuur als basis worden gezien. Het effect hiervan is terug is terug te zien in de vergelijkbare manier waarop de Turkse en de Marokkaanse cultuur aankijken tegen zaken als relaties en familie, maar ook tegen het belang van het vieren van islamitische feestdagen.

Samenkomst van culturen

Van de respondenten zijn tien van de dertien in Nederland geboren. Van de overige drie zijn er twee op zeer jonge leeftijd en een op 21-jarige leeftijd naar Nederland gekomen. Alle respondenten wonen dus al hun hele leven of een groot deel ervan in Nederland. Dit heeft ervoor gezorgd dat zij zowel de Turkse of Marokkaanse cultuur van huis uit hebben meegekregen als de Nederlandse cultuur. Uit deze combinatie is een mix van culturen ontstaan zoals Respondent 4 aangeeft:

“Het [de respondent haar persoonlijke cultuur] is echt een mix want ik ben mij ook gaan aanpassen aan de Nederlandse cultuur, maar ik heb wel mijn Marokkaanse ook wel bij mij gelaten. Ja, ik zit er eigenlijk tussenin maar ik weet wel wat ik wel moet doen en wat ik juist niet moet doen. En qua Nederlandse cultuur ik doe gewoon mijn best daarvoor en ik voel mij ook gewoon echt een Nederlander. Maar het is wel samengevoegd.”

Ook Respondent 2 geeft aan dat er sprake is van een mix:

“Nou zoals mijne [zijn cultuur] is, ik denk ik beetje 50/50 eigenlijk. Want ik ben wel in Turkije geboren maar ik was 3 toen ik hier kwam dus op zich voelt het ook aan alsof ik Nederlander ben moet ik eerlijk zeggen. Dus ik ben wel een beetje gewend aan deze cultuur. Een mix van twee denk ik bij mij.”

Welke cultuur het meest tot uiting komt in de persoonlijke cultuur hangt af van verschillende factoren. Een van de belangrijkste factoren is of de respondenten zich bevinden in de privé- of

(24)

in de openbare sfeer. In de familiesfeer komt de Turkse of Marokkaanse cultuur bijvoorbeeld meer tot uiting, maar in de openbare sfeer zoals op school komt de Nederlandse cultuur meer tot uiting. Respondent 9 omschrijft het als volgt:

“Nou ja het is heel verschillend, het is echt heel verschillend. Soms voel ik mij heel erg Nederlands, het andere moment voel ik mij juist Marokkaans. Het heeft net te maken met in welke context of het is heel erg plaatsgebonden of met wie ik ben of waar we het over hebben. Ik kan niet echt iets specifiek bedenken waar ik dat bij voel. Ja dat vind ik lastig.”

Waarna werd gevraagd waar het aan lag dat het zo verschillend was zei zij:

“Nou bijvoorbeeld als ik met mijn familie ben, voel ik mij heel erg Marokkaans. Maar als ik op school ben en ik heb college dan kan ik mij ook heel goed Nederlands voelen. Ja, behalve als het gaat over buitenlanders. Dan denk ik oh ja, dat ben ik ook. Dus ja, het heeft heel erg te maken met in welke situatie het zich afspeelt.”

De mate waarin de respondenten zich kunnen aanpassen blijkt erg hoog te zijn. Respondent 5 is hier het beste voorbeeld van. Deze respondent heeft zelf een Marokkaanse achtergrond maar geeft aan dat zij vindt dat zij heel Nederlands is opgevoed. Haar man is in Turkije geboren. Voordat zij haar cultuur omschrijft als “[een mengelmoes van] Turken, Marokkanen en Nederlanders” zegt zij:

“Ik heb wel gewoon de tradities meegekregen en de feestdagen en wat gepast is en wat niet maar ik ben zelf wel een beetje verkaasd [vernederlandst] zoals ze dat noemen en vaker zeggen. Ja, ik doe met een aantal dingen mee en ben ik er hartstikke mee eens en doe ik er aan mee en met andere dingen ben ik Respondent 5, de Nederlandse Respondent 5. Dus ik zit er een beetje tussenin.”

De respondenten geven aan zich zowel Nederlands als Turks of Marokkaans te voelen. Deze combinatie van identiteiten is terug te zien in de manier waarop de respondenten hun eigen cultuur omschrijven. De eigen cultuur is een mengeling van de Nederlandse en Turkse of Marokkaanse cultuur. Dit resulteert in een groot aanpassingsvermogen van de cultuuruitingen in verschillende omgevingen. In omgevingen waar de Nederlandse cultuur dominant is, zoals

(25)

op de werkvloer en bij de onderwijsinstelling, zal men zich meer als Nederlander gedragen. In omgevingen waar de Turkse of Marokkaanse cultuur dominant is, zoals in de thuissfeer, zal men zich ook daar aanpassen.

Cultuur van de vluchtelingen

De respondenten zijn niet of weinig met vluchtelingen in contact gekomen en geven aan niet in staat te zijn de culturen van de vluchtelingen precies te kunnen omschrijven. Een deel van de respondenten geeft aan dat er waarschijnlijk sprake is van overeenkomsten met de Turkse of Marokkaanse cultuur door de gedeelde religie. Respondent 9 zegt bijvoorbeeld dat: “…de Marokkaanse cultuur wel dichtbij staat bij de cultuur die zij hebben [door dezelfde religie].” Bijna alle respondenten denken echter dat er ook een aanzienlijk verschil met de culturen van de vluchtelingen is. Overeenkomsten met de Nederlandse cultuur worden over het algemeen onwaarschijnlijk gevonden. Respondent 3 geeft de kern weer van de manier waarop de meeste respondenten er ongeveer over denken:

“Als ik het religieus bekijk denk ik [dat er overeenkomst is]. Het kan ook zo zijn dat zij andere manieren hebben en andere normen en waarden dan wij. Het is dus moeilijk in te schatten. Maar zij hebben wel de religieuze normen en waarden.”

5.3 Gevolgen van de migratie

De vluchtelingen houden de gemoederen flink bezig in Nederland. Ook bij de respondenten leeft het onderwerp en zij hebben er een uitgesproken mening over. De overlap van de meningen van respondenten met verschillende achtergrond, voor wat betreft de gevolgen van de komst van de vluchtelingen is zo groot, dat de keuze is gemaakt om de resultaten samen te voegen. De verschillen die zichtbaar zijn worden waar nodig behandeld.

Sociale gevolgen

Wanneer het tijdens de interviews over de gevolgen van de komst van de vluchtelingen ging, bleek dat de respondenten er van uitgingen dat vluchtelingen, die naar Nederland komen of er al zijn, in Nederland zullen blijven of in ieder geval voor een langere periode zullen blijven. Dit blijkt uit het feit dat respondenten aangeven dat de komst van te veel vluchtelingen grote druk zal uitoefenen op onder andere voorzieningen. Dit wordt benadrukt door Respondent 7:

(26)

“De nadelen ja. Ja dat het te druk wordt. Nederland is al inderdaad een klein land en heeft al zoveel miljoen mensen en dat er steeds meer bijkomen. Dat past op een gegeven moment gewoon niet omdat er [bijvoorbeeld] problemen komen qua geen plekken meer in ziekenhuizen. Dat echt alles veel te druk wordt en ieder persoon gewoon alle mogelijkheden te bieden [niet meer kan].”

Volgens sommige respondenten is het feit dat het te vol of druk wordt een reden om het aantal vluchtelingen dat zich in Nederland mag vestigen te beperken, ook al is niet duidelijk waar de grens gesteld moet worden. Respondent 1 verwoordt het als volgt: “Ze kunnen wel komen maar er moet plek zijn.” Respondent 5 verwoordt het op een hardere manier: “En of ze allemaal welkom zijn hier. Kijk is het land niet vol dan mogen zij allemaal komen maar als het vol is, is het vol. Het is wel zo.” Een scherpe kanttekening is de manier waarop Respondent 6 de kwestie ziet. Van alle respondenten is hij veruit het meest positief ingesteld over de komst van de vluchtelingen en leeft hij erg met hen mee. Hier vertelt hij hoe hij denkt over huisvesting van vluchtelingen:

“We hebben gymzalen, we hebben genoeg plaatsen die leeg zijn. Als je gaat kijken, Nederland heeft heel veel panden die leeg zijn, die ze niet gebruiken, die misschien jaren lang voor de sloop op de wacht staan maar nog steeds niet worden gebruikt en ze zijn goed. Vandaar zijn er ook kraakwoningen. Kraakwoningen worden gebruikt door studenten bijvoorbeeld. Als je gaat kijken, de meeste mensen denken dat kraakwoningen kapot zijn noem maar op. Dat is niet zo. Ze zien er gewoon goed uit. Je kan er gewoon in wonen. Het heeft een klein likje verf hier en daar nodig misschien en dan klaar.”

Permanente of langdurige vestiging heeft ook andere gevolgen. De bevolkingssamenstelling verandert en dat wordt versterkt als de vluchtelingen kinderen krijgen. Respondent 10 benoemt deze gevolgen en trekt een vergelijking met de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen in Nederland:

“Ja, je krijgt een groei van andere mensen, een andere groep komt het land in. Er komen meer mensen van een ander volk waarvan je niet gewend ben om hen te zien en waar er misschien een hele kleine minderheid van was hier voor en nu steeds groter

(27)

wordt. Misschien kan je het wel vergelijken met 30-40 jaar terug. Toen waren er ook geen Turken en Marokkanen bijvoorbeeld. Loop nu maar eens een straat in Amsterdam in. Ik denk dat de helft van wie je ziet Turks of Marokkaans is tegenwoordig en ik denk dat het op de lange termijn misschien hetzelfde zou worden voor de vluchtelingen, tuurlijk. Die gaan hier wonen en zich vestigen. Krijgen hier kinderen die hier opgroeien.”

Gevolgen voor de veiligheid

Alle respondenten zijn er van overtuigd dat de meeste vluchtelingen daadwerkelijk vluchtelingen zijn. Sommige respondenten zijn van mening dat niet iedereen goede bedoelingen heeft. De uitspraken van Respondent 4: “Maar voor sommige mensen denk ik van jullie komen hier alleen maar om, ja om onrust te zaaien.” en Respondent 5: “…er zullen ook ongetwijfeld mensen tussen zitten die minder goed zijn.” laten zien dat het zo kan zijn dat niet iedereen een vluchteling is.. Maar angst voor bedreiging van de veiligheid is er niet onder de respondenten. Respondent 3 geeft bijvoorbeeld aan dat hij: “…hen gewoon als mensen [ziet] die vluchten en hulp nodig hebben [en niet als terroristen].” Ook Respondent 12 deelt de mening dat er niets te vrezen valt want: “…ze komen hier en je hoort er niks over [aanslagen of rellen]…” Respondent 10 deelt deze mening ook en de irritatie die het onderwerp bij hem opwekt is terug te zien in de manier waarop hij het verwoordde:

“Ik denk dat dit het enige is wat gaat gebeuren. Als je mij gaat vragen over ben je er bang voor, nee totaal niet. Het zijn ook maar mensen. Je hoort heel veel in het nieuws van dat het de schuld is dat we de grenzen open laten bla bla bla en dan krijgen wij een terroristische aanslag. Dat slaat nergens op! Als de terroristen hier iets willen doen, dan doet die dat toch wel.”

Economische gevolgen

Over de mate waarin de komst van de vluchtelingen economische gevolgen heeft of zal hebben, lopen de meningen van de respondenten uiteen. Respondent 1 is het meest negatief en geeft aan dat de gevolgen “een drama” gaan worden. Alle respondenten, behalve Respondent 11, zijn bezorgd dat de arbeidsmarkt onder druk komt te staan, bijvoorbeeld door zwartwerken of toegenomen concurrentie, of dat er meer uitkeringen moeten worden verstrekt. Respondent 3 beschrijft het als volgt:

(28)

“Je kan zeggen dat zij een bedreiging vormen op de arbeidsmarkt. Stel je voor dat zij goedkoper werk verrichten. Dan kunnen zij eerder aangenomen worden. Zij kunnen ook een bedreiging worden als uitkeringstrekkers.”

Een deel van de respondenten die bezorgd zijn over de arbeidsmarkt is van mening dat zij daar persoonlijk niet veel last van zullen ondervinden omdat zij een hogere opleiding volgen. Concurrentie zal vooral plaatsvinden op het niveau van ongeschoold of laagopgeleid werk. In de woorden van Respondent 1:

“Ik doe heel wat anders in een andere sector maar sowieso kunnen zij niet de baan krijgen wat ik doe want ik heb straks gestudeerd. Je hebt je diploma weet je, daar kan je niet zomaar iedereen komen en wat doen. Als metselaar bijvoorbeeld als je een beetje kijkt dan leer je het wel. Sowieso geen banen met een hoge status.”

Respondent 11 benoemde geen economische gevolgen en, hoewel ze toegaf dat er vast wel nadelen zouden zijn was haar mening: “…je hoort eigenlijk positief te denken, want je hebt uiteindelijk de mensen dus geholpen en dus voor, die mensen voelen zich uiteindelijk dus veilig.” Voor haar waren de negatieve gevolgen ondergeschikt aan het helpen van de vluchtelingen. De enige persoon die kansen zag liggen, was de positief ingestelde Respondent 6:

“Als mensen open zijn voor de vluchtelingen en zij initiatieven bieden qua vrijwilligerswerk en misschien werkgelegenheid in bepaalde lichte vormen qua werk, kunnen zij ook veel betekenen voor Nederland. Nederland heeft veel hulp nodig in verschillende zaken. Bijvoorbeeld buurten schoonmaken.”

Door zijn persoonlijke ervaringen met vluchtelingen zag hij ook potentieel in de vluchtelingen met een hogere opleiding:

“Ik volg nu zelf een workshop waarbij er Nederlandse bewoners inzitten en vluchtelingen, Syrische vluchtelingen bijvoorbeeld. De meeste van hun die zijn universitair opgeleid. In geneeskunde, in bouwkunde, in wiskunde en als je dat gaat bekijken zie je dat dit niet kansarme mensen zijn als zij in hun eigen land zijn of in wat

(29)

voor land dan ook. Als zij daar naartoe zouden emigreren en Nederland kan daar heel veel profijt uithalen en dat is wat wij nodig hebben als samenleving.”

5.4 Racisme en de media

Tijdens de interviews is gebleken dat respondenten niet het idee hadden dat er sprake is van een etnische hiërarchie in Nederland. De respondenten gaven aan dat in plaats van verschil tussen acceptatie van etniciteiten, eerder sprake was van een gebrek van acceptatie van allochtonen in het algemeen. Nadat de nadruk werd gelegd op het onderscheid tussen allochtoon en autochtoon in de interviews, werd een tweede vorm van onderscheid binnen de Nederlandse samenleving zichtbaar. Het onderscheid tussen moslims en niet-moslims. Dit onderscheid heeft een racistische basis en is zichtbaar in de media volgens de respondenten.

Discriminatie en racisme

Een deel van de respondenten met een Marokkaanse achtergrond gaf aan dat Marokkanen vaak in een slecht daglicht worden gezet of worden gediscrimineerd. Respondent 6 gaf bijvoorbeeld aan dat: “…sommige mensen zeggen dat er een Marokkanenprobleem is in Nederland.” Respondent 4 vertelde dat toen zij over het fietspad liep er “Ga aan de kant kut-Marokkaan!” naar haar werd geschreeuwd. De respondenten met een Turkse achtergrond hebben zelf geen ervaringen met discriminatie op basis van hun etniciteit. Discriminatie op basis van allochtoon zijn kwam echter, net als bij de respondenten met een Marokkaanse achtergrond, wel voor. Respondent 10 heeft tijdens het solliciteren voor een stage vaak helemaal niets teruggehoord of werd afgewezen: “Ik denk eerder omdat het een buitenlandse achternaam is, niet specifiek Turks.” Respondent 7 geeft aan dat zij het gevoel heeft dat autochtonen zich beter voelen als zij met een allochtoon in contact komen: “…dus jij als allochtoon moet je het gewoon kalm aan doen en ja niet zo’n grote mond hebben of iets.” Respondent 1, die voor zijn werk als privéchauffeur in auto’s uit een hogere prijsklasse rijdt, geeft aan dat hij met regelmaat geconfronteerd wordt met discriminatie:

“Ja, als ze jou zien denken ze van hij is een tatta [Nederlander] hij is sowieso clean. Als ze mij zien en vooral als ik in een dikke auto rijd, dan kan ik gelijk aan de kant. Het is toch zo. Waarom als ik rond rijd moet ik altijd aan de kant en moet ik mijn

(30)

papieren laten zien? En als jij [een Nederlander] langs rijd is het van oké rijd maar door?”

De moslimdiscriminatie die de respondenten ervaren heeft een duidelijke link met terrorisme en de opkomst van IS. Respondent 10 zegt “…dat [moslims in een hokje plaatsen] komt ook door die ISIS of IS of wat het ook is.” waarna hij even later zegt: “…waardoor mensen bang voor je beginnen te raken.” Respondent 8 ziet het als volgt: “Mensen denken dat als je moslim bent en daar vandaan komt, dat je sneller een terrorist bent.” Respondent 5 somt het helder op:

“Er wordt al te veel in het kopje moslim gekeken. Er wordt niet meer individueel gekeken naar wie wat doet. Snap je? Als we kijken naar alle aanslagen die er al in die landen zijn. Het wordt gezien als een grote groep en het maakt niet uit, uit welk land je komt en wie je bent.”

Respondent 9 gaat nog iets verder en zegt: “…dat dan het grote deel van de samenleving dan denkt dat alle moslims niet deugen of dat de islam niet deugt.” Respondent 1 is hier heel stellig in en zegt: “Je hebt ISIS en je hebt de normale moslim.”

Rol van de media

Via de media ervaren respondenten ook discriminatie. Dat gaat van de manier waarop Marokkanen en moslims geportretteerd worden in het nieuws tot racistische video’s of commentaren op het internet. Respondent 4 had het over filmpjes in het algemeen maar Respondent 7 vertelde over een specifieke video2 die zij na het interview ook heeft laten zien. In die video is een jong Nederlands meisje te zien dat, met behulp van een volwassene, een aangepaste versie van het kinderliedje ‘In de maneschijn’ zong. In het liedje klimt er een Marokkaan naar binnen die vervolgens spullen ontvreemdt. Respondent 7 vertelde ook over racistische opmerkingen onder een negatief nieuwsbericht waarin werd gezegd: “…dat zijn jullie islamitische vriendjes.” Volgens Respondent 8 ligt het hieraan dat men: “...alles [hoort en ziet] via de media en dat beïnvloedt ons beeld van mensen, van gebeurtenissen.” Onwetendheid speelt echter ook mee en dat wordt door een aantal respondenten zoals Respondent 9 benadrukt:

2https://www.facebook.com/340273176058070/videos/vb.340273176058070/93781

(31)

“Ja je kan het ze ook niet kwalijk nemen, want als ik de televisie aanzet dan hoor ik ook van alles over moslims en dan denk ik ook van ja weet je. Kijk ik weet dan beter dat de islam niet zo in elkaar steekt omdat het mijn eigen godsdienst is, maar als ik niet beter zou weten zou ik ook wel denken van wat een raar geloof.”

Evenals Respondent 5:

“Misschien komt het ook omdat ik op een gegeven moment ben opgegroeid als moslim [dat ik beter weet] maar als ik iets zou horen, of een aanslag zou zien of Allah akbar horen dan ga je vanzelf denken dat het moslims zijn.”

Door de respondenten worden aanhangers van IS niet als echte moslims beschouwd zoals Respondent 10 het verwoordt: “De media maakt het wel een moslim [ook al zijn zij dat niet].” Later geeft hij aan hoe het voelt als de islam wordt beledigd:

“En kijk, in ons geloof hecht je heel veel waarde aan het geloof. Als iemand daar een treitering over maakt en iets verkeerds doet, of om je te pesten of wat dan ook. Dan vind je dat heel erg beledigend en dat raakt je. Daar wordt je verdrietig van, daar wordt je boos van.”

5.5 Acceptatie en verbondenheid

Hoewel uit de interviews naar voren was gekomen dat de respondenten geen etnische hiërarchie terugzagen in de Nederlandse samenleving was acceptatie nog wel een belangrijk concept binnen het kader van sociale afstand. Sommige respondenten hebben aangegeven op welke manieren een groep (sneller) geaccepteerd kan worden in de Nederlandse samenleving. Contact met vluchtelingen zorgt ook voor een positieve beeldvorming. Naast het hoe van het accepteren wordt ook het waarom achter het accepteren behandeld. Het ‘ingroup’ en ‘outgroup’ principe speelt ook een rol in de verbondenheid die de respondenten voelen met de vluchtelingen.

(32)

Van respondent tot respondent verschillen de redenen om vluchtelingen te accepteren maar het helpen van mensen wordt vaak genoemd. Respondent 2 leeft bijvoorbeeld heel erg mee met het lot van kinderen in oorlogssituaties: “Je hebt ook heel veel kleine kinderen, ze hebben geen schuld, ze zorgen niet voor oorlog en ze doen niemand iets kwaad.” Respondent 3 is van mening dat als er hulp gegeven kan worden, het moet worden gedaan: “Als jij die hulp kan geven hier dan zou ik het niet tegenhouden om hen te helpen.” Respondent 4 benadrukt dat mensen soms gezinsleden achter hebben moeten laten en zegt: “Om toch wat zij hebben achtergelaten daar … dan vind ik dat voor mij part zij hier wel echt welkom zijn.” Respondent 6 vindt dat er in Nederland voor de vluchtelingen die komen ruimte vrijgemaakt moet worden door bijvoorbeeld kraakpanden op te knappen. Sommigen vinden dat de vluchtelingen ook zelf een rol spelen in het al dan niet geaccepteerd worden. Respondent 5 heeft er een harde kijk op en is van mening dat de vluchtelingen zich wel moeten bewijzen: “Van wij zijn niet diegene die komen zitten en niks willen doen.” en Respondent 9 geeft aan dat de vluchtelingen inderdaad hun sporen nog moeten verdienen: “…dat ze een boel hebben om te bewijzen.”

Voor het accepteren van groepen mensen door de Nederlandse samenleving worden ook weer verschillende redenen gegeven door de respondenten. De mate van acceptatie hangt voor een deel samen met de onwetendheid die besproken is met betrekking tot racisme. Volgens Respondent 7 is contact namelijk van groot belang voor acceptatie: “Maar het [accepteren van een groep] is echt, ja samenleven en dat iedereen gewoon met elkaar moet omgaan dat alles gewoon gemixt moet blijven.” Het gedrag van een groep vindt men ook van belang. Respondent 9:

”…als de vluchtelingen zich naar behoren gedragen dat ze er veel sneller bij zullen horen. Dat geldt zowel voor de vluchtelingen als alle buitenlanders inclusief mijzelf of alle andere Marokkanen of wie dan ook. Zolang je je gewoon houdt aan de regels en gewoon doet wat je moet doen, hoor je erbij.”

De mening van Respondent 12 sluit hier bij aan en geeft aan wat hij ziet als goed gedrag:

“Je gaat, je doet je dagelijkse dingen, je leeft gewoon zoals een normaal mens, zoals een normaal gezin in Nederland, je gaat naar je werk, je doet geen rare dingen, je gaat niet stelen, je gaat niet aandacht trekken van mensen op straat.”

(33)

Het “naar behoren gedragen” en “leven als een normaal mens” zijn vormen van aanpassing aan wat er van de omgeving verwacht wordt. Dit is terug te zien in de mening van Respondent 11 over acceptatie: “Ja, vooral je aanpassen in je omgeving. Want uiteindelijk hebben wij dus ook, hebben wij dat ook gedaan, mijn ouders hebben dat uiteindelijk ook gedaan.” Zij is zelf ook in contact gekomen met een vluchteling en sindsdien is zij van mening dat “…het zijn gewoon mensen die, ze zijn gewoon normaal…. ze kunnen zich wel aanpassen aan ons.” Respondent 6 komt in contact met vluchtelingen op straat en in de moskee en hij is positief omdat hij vragen krijgt over mogelijke plekken om vrijwilligerswerk te verrichten en Nederlands te leren. Hierdoor is hij van mening dat: “Zij [de vluchtelingen] willen ook zichzelf verbeteren, dat ik wat ik merk.” Respondent 4 heeft tijdens haar werk in het ziekenhuis een vluchteling behandeld. Toen zij zijn verhaal hoorde over het achterlaten van zijn familie was zij ervan overtuigd dat hij echt een vluchteling is die het verdient om in Nederland te zijn.

Verbondenheid

De verbondenheid die respondenten met vluchtelingen voelen hangt af van verschillende factoren. Allereerst speelt het verschil tussen het autochtoon en allochtoon zijn mee. Respondenten hebben het idee, dat ook al voelen zij zich Nederlands, zij geen deel uitmaken van de Nederlanders. Om dit aan te geven gebruiken respondenten zowel de term Nederlanders als de term autochtonen om de groep te beschrijven waar zij niet toe behoren. Meerdere groepen, die buiten de groep Nederlanders/autochtonen vallen, worden benoemd door de respondenten. Als er gekeken wordt naar hoe de uitsluitende groep wordt beschreven zijn de eerste twee uitgesloten groepen voor de hand liggend. De groep ‘allochtonen’ en groepen met een andere etniciteit dan de Nederlandse zoals Turken of Marokkanen. Omdat allochtonen als geheel als groep worden beschouwd, zorgt het deel zijn van deze groep ongeacht etniciteit voor verbondenheid. Zij vormen een ‘ingroup’ waarbij de autochtonen de ‘outgroup’ zijn. Respondent 8 benoemt het verschil: “Ik denk wel dat er een verschil is tussen autochtonen en allochtonen [en niet tussen allochtonen] ja. Respondent 3 omschrijft het als volgt: “Ja, [ik voel mij verbonden] met eigenlijk alle allochtonen want die worden toch als anders bestempeld dan Nederlanders [door Nederlanders]. Snap je?” Dit gevoel van verbondenheid is ook terug te zien in de omgang tussen etniciteiten. Volgens Respondent 6 is omgang binnen etniciteiten van de net genoemde ‘ingroup’ gemakkelijker dan omgang met de autochtone ‘outgoup’:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De VVD-fractie is van mening dat voor die bedrijven die niet van de lastenverlichting profite­ ren een reparatie moet komen.. De woordvoerder vroeg de minister zo

Deze berichten – die ook tot tegengeluiden vanuit Turkse gemeenschappen hebben geleid – vormen de aanleiding voor deze studie die zich richt op de

De resultaten zijn echter wel theoretisch generaliseerbaar daar de resultaten van deze studie aansluiten bij de literatuurstudie: in beide studies werd gevonden dat

Om tot een omvattend raamwerk te komen voor het bepalen of de informatie die ouders krijgen aansluit bij de zorgen en informatiebehoefte die ouders hebben, is

Heel Nederland vindt het belangrijk dat er meer aandacht besteed wordt aan kinderen, zowel in het gezin als in onze samenleving.. We willen jonge kinderen weer kind

The 4 most important determinants of portal usage found in this study were (perceived) impact of the disease (being physically or mentally unable to use the portal),

The focus of the research contains the interaction between the company and its outsourcing supplier, and how executives can manage the innovation through outsourcing paradox..

Tijdens de lessen is op drie verschillende manieren geprobeerd de leerlingen meetkundiger te laten den- ken: (1) door op sommige momenten extra uitleg te geven – veelal met behulp