• No results found

Zoeken naar oorzaak en betekenis : een kwalitatieve studie over de discoursen die vrouwen gebruiken om hun (pre-)menstruele belevingen te begrijpen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zoeken naar oorzaak en betekenis : een kwalitatieve studie over de discoursen die vrouwen gebruiken om hun (pre-)menstruele belevingen te begrijpen"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zoeken naar oorzaak en betekenis

Een kwalitatieve studie over de discoursen die vrouwen gebruiken om

hun (pre-)menstruele belevingen te begrijpen

(Glasbergen, 2002)

Hannah Sophie Sauer 10754679 28 Juni 2018

Woorden: 14.871

Eerste Begeleider: Christian Bröer Tweede Begeleider: Anna Aalten

Universiteit van Amsterdam

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Bachelorscriptie Sociologie


(2)
(3)

Voorwoord

Na een lange tijd geen relatie te hebben gehad, leerde ik in de zomer van 2016 de persoon kennen die hier verandering in zou brengen. Terwijl ik toen heel gelukkig was - en ik het toeval van deze ontmoeting tot de dag van vandaag niet kan begrijpen - kwam ik de dagen voor mijn menstruatie in een diep emotioneel gat terecht. Aan alles waar ik eigenlijk zo blij mee was, begon ik te twijfelen. In hoeverre moest ik mij aanpassen aan iemands overtuigingen en manieren van leven en welke aanpassingen waren oké om van iemand anders te verwachten? Kon ik er wel voor mijn andere vrienden zijn zoals ik dat eerder was? Veranderde ik niet zo erg, dat ik niet meer leek op wie ik was? Is dat überhaupt mogelijk en zo ja, is dat een probleem? Soms werden deze gevoelens zo hevig dat ik niet met andere mensen om kon gaan omdat ik mij niet uit deze gedachtegang kon bevrijden.

Het viel mij ook op hoe vriendinnen over hun (pre-)menstruele fase praatten. Ik hoorde dingen als ‘PMS’ en ‘Ik was niet mezelf’ en ik merkte dat ik hoe meer ik erover nadacht en las, niet wilde geloven dat de gevoelens en gedachtes die wij hadden niet uit ónszelf maar uit hormonale

veranderingen van de menstruatiecyclus voortkwamen. Voor het eerst in een lange tijd had ik zo’n hechte band met iemand dat ik - voor mijn gevoel - daardoor werd geconfronteerd met nieuwe inzichten over hoe ik een relatie voor me zie en de vraag hoe dat in overeenstemming te brengen is met de gedachtes van een ander persoon. Ook moest ik leren mijn eigen angsten te erkennen en te proberen deze te overwinnen. Deze periode leidde tot veel nieuwe inzichten en tot de beslissing om deze scriptie te gaan schrijven. Ik wilde leren hoe andere vrouwen met deze beleving omgaan.

Allereerst wil ik Christian Bröer bedanken, die mij altijd de juiste impulsen tot nadenken heeft gegeven wanneer ik even mijn onderzoeksweg kwijt was. Dank aan mijn medestudenten met wie ik altijd al mijn vragen en twijfels kon bespreken. Dank aan mijn vriend die mij zowel bij het

begrijpen van mijn eigen emoties als bij het schrijven van deze scriptie altijd de steun én de ruimte heeft gegeven die ik nodig had. Dank aan mijn ouders die het mogelijk gemaakt hebben dat ik mezelf en de wereld om mij heen op deze manier mocht leren begrijpen en dank aan mijn vrienden die altijd klaarstonden om naar mijn gedachtes te luisteren. Ten slotte wil ik alle vrouwen danken die hun beleving met mij deelden en daarmee deze scriptie mogelijk hebben gemaakt, maar ook mezelf hebben geholpen mijn eigen beleving beter te begrijpen.

(4)

Inhoudsopgave

Het startpunt 5

1. Vrouwen en Gezondheid 7

1.1 The Women’s Health Movement 7

1.2 De vrouwenhulpverlening en de situatie van tegenwoordig 7

2. Menselijk bestaan en de rol van geneeskunde 10

2.1 Gender en ‘the lived body’ 10

2.2 Medicalisering van vrouwelijke belevingen 12

2.3 Discoursen 14

2.3.1 Psychologische discours 14

2.3.2 Biomedische discours 15

2.3.3 Sociale interactie discours 15

2.3.4 Sociaal-culturele discours 15

2.4 Hoofdvraag 16

3. De weg naar een antwoord 17

4. Resultaten 19

4.1 ‘Mijn hele jeugd’ 19

4.1.1 Het hormonale ongeluk 20

4.1.2 Stemmingswisseling zonder Anticonceptie 21

4.1.3 Stemmingswisselingen ook zonder Anticonceptie 22

4.1.4 Lichamelijke veranderingen 23 4.1.5 Te weinig voorlichting 24 4.2 Belevingen 25 4.2.1 Fysieke beleving 25 4.2.2 Mentale beleving 26 4.3 Discoursen 26

4.3.1 Het Psychologische Discours 26

Depressie in verleden 26

4.3.2 Het Biomedisch Discours 27

PMS 27

Hormonen 28

Altijd geduldig, nooit prikkelbaar 29

(5)

4.3.3 Sociale interactie discours 33

Sterkere waarneming sociale conflicten 33

4.3.4 Sociaal-culturele discours 35

Geen ruimte voor belevingen 35

Ongemakkelijk voelen 37

Vrouwelijkheid en Solidariteit 38

4.3.5 Echtheids-discours 39

(Pre-)menstruele emoties als ‘echte’ emoties 39

Samenhang met het eigen karakter 40

4.3.6 Natuurlijkheids-discours 41

Natuurlijkheid 41

5. Vrouwen geven antwoorden 42

6. Bibliografie 46

7. Bijlagen 51

7.1 Bijlage 1 - Topiclijst 51

(6)

Het startpunt

Wanneer er in het dagelijks leven over menstruatie wordt gesproken wordt er meestal niet zo direct naar verwezen. ‘Ongesteldheid’ wordt de maandelijkse bloeding van vrouwen genoemd waarbij de baarmoeder het slijmvlies en het onbevruchte ei uitscheidt (Hoogland, 2015). Waar het woord ‘menstruatie’ letterlijk verwijst naar het maandelijkse optreden van dit proces (Instituut voor de Nederlandse Taal, 2007) brengt het begrip ‘ongesteldheid’ een inhoudelijk oordeel daarover met zich mee en verwijst het niet naar het proces zelf. Een vrouw is volgens de definitie van het begrip tijdens haar menstruatie ‘in een ongunstige toestand’ oftewel ‘ongeschikt’ (Ibid., 2007).

Via het alledaagse taalgebruik wordt daardoor gesuggereerd dat vrouwen op een of ander manier ‘ongeschikt’ zijn wanneer zij menstrueren.

Er lijkt een zekere problematiek te bestaan wat betreft vrouwen en menstruatie. Het ‘Amsterdamse Lifestylemerk Rumag’ (Gabeler, 2015), die op Facebook door rond 700.000 (Rumag, z.d.) en op Instagram door rond 900.000 (Rumag, z.d.) jongeren wordt gevolgd publiceerde dan ook een handleiding voor mannen over hoe er het beste omgegaan moet worden met een vrouw wanneer zij ongesteld is. De inleiding van het artikel gaat als volgt:

‘Zo eens in de maand is het gegarandeerd drama. Bij de meeste vrouwen krijg je namelijk niet alleen de lusten, maar teken je ook voor de lasten en in specifiek voor PMS; het Premenstrueel syndroom. Beter bekend als het grote Prinsessen Monster Schijt drama. Vijf helse dagen waarop je chick vlak voor ze ongesteld wordt (of ongesteld is) alleen maar loopt te janken en vreten en je afsnauwt als een gefrustreerde legerteef. Jep, je chick heeft een syndroom…’ (Rumag, 2018)

Ongetwijfeld wordt er door de auteur een verband tussen de emoties en het gedrag van vrouwen en hun menstruatie waargenomen. Ook wordt er direct verwezen naar wat lijkt een wetenschappelijke onderbouwing van dit vermeende verband. Het Premenstrueel syndroom (PMS) telt dan ook onder meer prikkelbaarheid, boosheid en lusteloosheid als symptomen van een ziekte die wordt verklaard aan de hand van de gevoeligheid van een vrouw voor hormonale veranderingen (Hardam, 2017).

Chrisler en Caplan (2002) stellen, dat deze zogenaamde ziekte cultuurafhankelijk is. Een ziekte kan als cultuurafhankelijk worden beschouwd wanneer deze in sommige samenlevingen wel bekend is maar in andere niet. In het geval van PMS kan dan worden gesteld dat waterretentie, geïrriteerdheid en treurigheid in een niet-westerse samenleving niet per se als abnormaal worden waargenomen

(7)

maar in een westerse samenleving als symptomen van een ziekte worden gehandhaafd (Chrisler & Caplan, 2002, p. 284).

Chrisler en Caplan stellen ook, dat een vrouw volgens de sociale normen rond femininiteit

zachtaardig, geduldig, gevoelig, lief en verzorgend hoort te zijn (2002, p. 285). De medicalisering van gedrag en beleving van vrouwen door middel van PMS dient er vervolgens toe om dit ideaal van femininiteit te legitimeren (Cosgrove & Riddle, 2003, p. 37). Dit biomedische perspectief op de beleving van vrouwen, waarbij deze wordt verklaard aan de hand van hormonale processen, is dominant in zowel professionele kringen als in de publieke opinie (Chrisler & Gorman, 2015, p. 83).

Veel van het huidige onderzoek in de sociale wetenschappen waarbij wordt gekeken naar de belevingen van vrouwen tijdens hun (pre-)menstruele fase houdt zich dan ook bezig met PMS. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken naar de constructie van PMS in Westerse samenlevingen

(Chrisler & Caplan, 2002; Markens, 1996; Johnson, 1987; Rittenhouse 1991), de beleving van PMS door gediagnosticeerde vrouwen (Swann, 1995; Reilly & Kremer, 1999; Martin, 1987), de mate waarin vrouwen dit ziektebeeld aannemen of juist afwijzen (Lee, 2002) en het effect van deze constructie op vrouwen (Chrisler & Caplan, 2002; Cosgrove & Riddle, 2003).

Verschillende onderzoeken (Martin, 1987; Chrisler & Caplan, 2002; Chrisler & Johnston-Robledo, 2002) constateren dat door de nadruk op het biomedische discours de sociaal-culturele en

psychologische aspecten van de belevingen van vrouwen worden genegeerd.

De handleiding voor mannen die door Rumag (2018) werd gepubliceerd verklaart de beleving van vrouwen aan de hand van PMS.

Gebruiken Nederlandse vrouwen zelf ook hoofdzakelijk het biomedische discours wanneer zij hun belevingen willen begrijpen? Zo niet, op welke manier maken zij dan gebruik van de

psychologische en sociaal-culturele discoursen?

Het volgende onderzoek zal proberen deze vragen te beantwoorden.

Daarvoor zal er in het eerste hoofdstuk worden gekeken naar de geschiedenis van vrouwen en hun lichamen in de gezondheidszorg. In het tweede hoofdstuk zal het theoretisch kader van dit

onderzoek worden besproken. Het derde hoofdstuk gaat over de methodologische details van dit onderzoek. In hoofdstuk vier zullen de bevindingen worden besproken en in hoofdstuk 5 zal er een conclusie worden getrokken.

(8)

1. Vrouwen en Gezondheid

1.1 The Women’s Health Movement

Issues rondom reproductie en de gezondheid van vrouwen zijn geen nieuw onderwerp van discussies. 48 jaar geleden publiceerde het Boston Women’s Health Collective (1970) een verzameling van papers met de naam ‘Women and their Bodies’ waarin vrouwen er toe werden aangezet om medische oordelen niet meer aan te nemen zonder daar vraagtekens bij te zetten. Zij adviseerden om het eigen lichaam te gaan bekijken en te leren kennen (Boston Women’s Health Collective, 1970, p. 14). De opvolger daarvan, met de naam ‘Our bodies, ourselves’ (1971) groeide tot wat men zou kunnen noemen de bijbel van de vrouwen-emancipatie wereldwijd. Het boek liet zien wat vrouwen allemaal zelf over hun lichaam konden leren en uitzoeken zonder dat daar een arts voor nodig was (Mens-Verhulst & Waaldijk, 2008, p. 173). Het doel was om zich te bevrijden van de paternalistische medische zeggenschap en om de controle over het eigen lichaam terug te winnen (Nichols, 2000, p. 56).

‘Self-Help Clinics’ werden opgericht om vrouwen bij elkaar te brengen om elkaars en daarmee het eigen lichaam te ontdekken. Ervaring en kennis werd uitgewisseld en het onderzoek en de diagnose over het eigen lichaam werd deels terug in eigen handen gebracht (Fishel, 1973, p. 31). Op deze manier raakte een breed spectrum aan vrouwen door hun persoonlijke ervaringen en verhalen met elkaar verbonden. Deze verhalen werden geïnterpreteerd als politiek geladen en vormden de basis van hun acties (Kline, 2005, p. 85).

De legalisering van abortus en de mogelijkheid tot zwangerschapspreventie doormiddel van nieuwe anticonceptietechnologie was een grote stap voor de rechten van vrouwen met betrekking tot

reproductie (Nichols, 2000, p. 61).

De ideeën en initiatieven van het Amerikaanse WHM vonden snel weerklank in West-Europese landen (Richters, 1989, p. 146).

1.2 De vrouwenhulpverlening en de situatie van tegenwoordig

Vanaf de jaren ’70 ontstonden er ook in Nederland verschillende emancipatiebewegingen, waaronder de Vrouwenhulpverlening die voortkwam uit een samenwerking van de

(9)

Vrouwen creëerden ruimtes als een soort alternatieve gezondheidscentra waar persoonlijke verhalen konden worden verteld, geanalyseerd en vervolgens in politieke termen vertaald. Zo begonnen vrouwen zich als groep in te zetten voor hun lichamelijk en geestelijk welzijn. De voornaamste kritiek van het feminisme op de huisartsen en gynaecologen van de jaren ’70 en ‘80 was dat zij het vrouwelijke lichaam te veel medicaliseerden. Door de geestelijke en lichamelijke hoedanigheid van vrouwen aan de hand van medische begrippen te verklaren werden vrouwen van de kans beroofd om zelf over het lichaam te oordelen. De medische professionals van deze tijd waren hoofdzakelijk mannen en de kritiek van de beweging was dat zij onvoldoende rekening hielden met de wensen van vrouwen wat betreft anticonceptie en bevalling, noch genoeg informatie verstrekten om zelf goede beslissingen te kunnen nemen (Ibid., 2008, p. 172). Het onderzoek naar het ontstaan en de behandeling van klachten die door vrouwen werden ervaren werd gezien als gebrekkig, vooral omdat er geen aandacht was voor de ervaringen en meningen van vrouwen zelf (Ibid., 2008, p. 285).

Het doel van de vrouwengezondheidscentra en de actiegroepen was dan ook de samenhang van lichamelijke, sociale en emotionele problemen van vrouwen te laten zien (Ibid., 2008, p. 171). De beweging gaf advies bij gezondheidsproblemen, maar steunde vrouwen ook door hen de

mogelijkheid te bieden tot uitwisseling van ervaring wat betreft relatieproblemen, opvoeding, seksualiteitsproblemen en juridische zaken (Ibid., 2008, p. 175).

Gelijktijdig met de VHV streefden ook andere bewegingen tot vernieuwing in de gezondheidszorg waarbij de doelen elkaar enigszins overlapten. Zo was er bijvoorbeeld de alternatieve zorgverlening, die ervoor pleitte zich niet meer aan te passen aan een bepaalde sociale positie maar de eigen

levenscondities aan te passen om op die manier gezondheid en geluk te vergroten. Verder kwam de anti-psychiatrie beweging op die pleitte voor ontpathologisering van afwijkend gedrag en opriep tot een open discussie over de gehanteerde normen voor afwijkend gedrag. Dit idee is terug te zien in de discussies die door de VHV aan werden gegaan over de normen rond moederschap en

vrouwelijke seksualiteit (Ibid., 2008, p. 18).

Waar de beweging zijn best deed om de bestaande gezondheidszorg te transformeren, probeerde de overheid de beweging te integreren in de structuren die er al waren (Ibid., 2008, p. 295). Weinig actiepunten van de VHV zijn daadwerkelijk in het beleid over genomen en het aanbod aan hulpverlening met specifieke aandacht voor sekse, met uitzondering van geweldhulpverlening, is tegenwoordig bijna non-existent. De boodschap van de beweging is echter nog steeds van groot belang. De VHV’ers lieten zien dat deskundigen de ervaringen van clienten serieus moeten nemen

(10)

om een goede hulpverlening te kunnen bieden (Ibid., 2008, p. 296). Verder werd duidelijk dat er niet alleen gelijkenissen bestaan tussen vrouwen maar dat elke vrouw een andere achtergrond heeft en een groot aantal andere factoren naast sekse invloed hebben op het leven van vrouwen (Ibid., 2008, p. 297).

Kijkt men naar verschillende medisch gerelateerde websites (NHG, 2014; ICG, 2018), dan wordt duidelijk hoe de klachten van vrouwen tijdens de (pre-)menstruele fase tegenwoordig worden begrepen. Er wordt dan bijvoorbeeld aangegeven dat de gevoeligheid van sommige vrouwen sterker is wat betreft de hormoonwisselingen in het lichaam waardoor bepaalde ‘symptomen’ op kunnen treden. Verder wordt er gesteld dat lichamelijke en psychische klachten van PMS vaak een week voor de menstruatie beginnen en met het doorbreken van de menstruatie verdwijnen, de klachten blijven dan minimaal een week weg. Daarmee wordt gesuggereerd dat boosheid of prikkelbaarheid binnen drie van de vier weken in de maand verklaard zou kunnen worden door bepaalde

hormoonwisselingen. Beleving en gedrag van vrouwen zou dan driekwart van de maand afhankelijk zijn van hun interne hormoonschommelingen. De meeste adviezen die worden gegeven om klachten te verminderen zijn dan ook gericht op vrouwen zelf en zijn bedoeld als ideeën voor wat de vrouw persoonlijk zou kunnen veranderen. Zo zou zij gezond kunnen eten om zich fit te voelen en meer kunnen sporten om minder te zitten piekeren. Ook momenten van rust in de vorm van luisteren naar muziek of het lezen van een boek worden aangeraden. Al deze tips geven het idee dat de

verandering moet komen van vrouwen zelf en hun manier van leven.

Er wordt wel aangeraden om thuis en op het werk de klachten te bespreken. Dit klinkt echter meer als een advies voor vrouwen om aan te geven dat er klachten worden ervaren vanwege een ziekte en minder als voorstel om de problemen die worden ervaren te bespreken. De site stelt dat het praten over klachten van PMS als voordeel heeft dat de vrouw “meer begrip krijgt als de klachten tijdelijk erger zijn” (NHG, 2014). De wenselijke situatie blijkt hier te zijn dat de omgeving begrip toont voor vrouwen. Niet vanwege de legitieme reden van hun gevoelens, maar vanwege de zogenaamde ziekte die zij hebben.

Als behandeling wordt verder een gedragstherapie voorgesteld waarbij “gedrag, gevoel en manier van denken” (Ibid., 2014) van vrouwen kunnen worden veranderd waardoor de klachten moeten verminderen. Hier is duidelijk te zien dat het probleem wordt beschouwd als intrinsiek aan de vrouw. Nergens gaat het over de sociale of culturele context waarin vrouwen zich eventueel bevinden. Het probleem zit in de manier waarop vrouwen denken en dat moet worden veranderd.

(11)

Ook wordt de beleving en het gedrag van vrouwen genoemd als reden voor het ‘onder druk komen te staan’ van gezinsleven, relatie en werk (Care for Women, 2018). Het probleem is dan niet datgene wat vrouwen als problematisch ervaren maar het feit dat zij iets als problematisch ervaren. Dit is volgens de website echter ‘prima te behandelen’ door middel van leefregels of medicatie (Ibid., 2018). Dit biomedische discours wordt door vele medische instanties (Schagen, 2016; Zondag-Coulier, Eekhof & Knuistingh Neven, 2002; De Gynaecoloog, 2018) gehanteerd.

2. Menselijk bestaan en de rol van geneeskunde

Het theoretische uitgangspunt van dit onderzoek is het concept van het ‘lived body’ zoals besproken door Toril Moi (1999) en de medicaliseringsthese met daarbij nadruk op het aspect van sociale controle van medicalisering.

2.1 Gender en ‘the lived body’

‘Women’s bodies are human as well as female’ - Toril Moi, 1999

Dit onderzoek probeert de subjectieve ervaringen van vrouwen en hun (pre-)menstruele belevingen te begrijpen. In dit hoofdstuk wordt besproken hoe de beleving van vrouwen in dit onderzoek zal worden begrepen.

Tot niet zo lang geleden werden psyche en gedrag van man en vrouw verklaard aan de hand van hun biologische verschillen. Mannen werden dankzij hun biologie gezien als het actieve, energieke, gepassioneerde geslacht en vrouwen als inherent passief, conservatief en traag (Moi, 1999, p. 18). Moi (1999, p. 6) stelt dat dit biologisch determinisme het noodzakelijk maakte voor feministen zoals Ann Oakley (1980) om het onderscheid tussen biologische verschillen (sekse) en sociale normen (gender) van mannelijkheid en vrouwelijkheid te maken.

Volgens Moi kan het generaliseren van gender echter net zo onderdrukkend werken als

generaliseringen van sekse (1999, p. 7). Zo dringt het gender verschil, net zo als het sekse verschil, volgens haar niet door naar alle culturele en/of persoonlijke activiteiten of zou dit niet altijd als meest belangrijke aspect moeten worden gezien (Ibid., 1999, p. 8). Vrouwen hebben interesses, meningen en ambities die veel verder gaan dan verschillen in gender of sekse. Het gender

(12)

determinisme beroofd vrouwen van hun individualiteit en hun menselijkheid door interesses, meningen en ambities te verklaren aan de hand van gesocialiseerde gender verschillen.

Een analyse in termen van sekse en gender laat buiten beschouwing dat mannen en vrouwen meer zijn dan sekse en gender en dat etniciteit, leeftijd, seksuele geaardheid, nationaliteit, economische klasse en persoonlijke ervaringen allemaal deel uitmaken van de manier waarop iemand zichzelf en de wereld om zich heen ervaart (Ibid., 1999, p. 35).

Moi introduceert daarom het concept van het ‘lived body’, dat zij sterk baseert op Simone de Beauvoirs (1972) boek ‘The Second Sex’.

Er moet dan vanuit Simone de Beauvoirs existentialistische visie worden gekeken, waarin een mens en daarmee ook een vrouw, nooit gewoon is wat zij is. Zij bevindt zich in een constant proces waarin zij zichzelf ‘maakt’. Elk lichaam is dan een heel specifieke en unieke situatie en vormt de basis voor de manier waarop iemand zichzelf en de wereld om zich heen begrijpt. Deze manier van begrijpen wordt door de tijd heen en door interactie met de omgeving, die gebaseerd is op de manier waarop deze wordt begrepen, deel van deze situatie (Moi, 1999, p. 63). Beauvoir (1972) ontkent volgens Moi niet dat een lichaam op een wetenschappelijke wijze kan worden gemeten.

Wetenschappelijke data kunnen volgens haar inzicht geven in de biologische functies van het lichaam. Het kan echter volgens Beauvoir geen juiste filosofie leveren van menselijk bestaan (Moi, 1999, p. 63).

Schema 1: De Beauvoir’s categorieën voor het begrijpen van vrouwelijke beleving

(Moi, 1999, p. 80)

Het body as object kan hier worden gezien als een wetenschappelijke, objectivistische identiteit (die volgens Beauvoir geen inzicht geeft over wat menselijk bestaan betekent (Ibid., 1999, p. 63)). Dit zegt weinig over wat een vrouw is. Door het body as situation te bekijken wordt er rekening gehouden met de specifieke aard van het lichaam en de betekenis die het lichaam heeft voor het gesitueerde individu. De lived experience bevat alle ervaringen die een individu heeft gemaakt oftewel de subjectiviteit van een lichaam. De Myth of femininity kan worden gezien als de sociale

(13)

normen rond femininiteit. Sex is dan het biologische verschil tussen man en vrouw (Ibid., 1999, p. 81).

Een vrouw definieert zich volgens Beauvoir door middel van de manier waarop zij haar belichaamde situatie in de wereld begrijpt en de manier waarop zij leeft.

Het lichaam ís een situatie - lived experience - én bevind zich in een situatie, waarbij een situatie moet worden gezien als relatie tussen de voornemens oftewel vrijheid van een individu en de wereld. De lived experience beïnvloed daarbij de ‘voornemens’ en is weer beïnvloed door

ervaringen (Ibid., 1999, pp. 65-66). Dit proces is zoals eerder aangegeven niet statisch maar continu in verandering en komt alleen maar aan zijn eind door overlijden (Ibid., 1999, p. 72).

Door middel van deze theorie kan men zich verre houden van het dichotome en rigide sekse/gender verschil (waarbij een vrouw wordt gezien als bestaand uit haar vrouwelijke, biologische sekse en haar culturele, door sociale normen gevormde gender) en op zoek gaan naar een complexe theorie om complexe menselijke belevingen te begrijpen.

2.2 Medicalisering van vrouwelijke belevingen

Medicalisering beschrijft het proces waarbij niet-medische problemen worden geherdefinieerd als medische problemen (Conrad, 1992, p. 209). Daarbij wordt een probleem gedefinieerd aan de hand van medische termen, het gebruik van een medisch framework om het probleem te begrijpen en/of behandeld met behulp van medische interventie.

Het proces van medicalisering is terug te zien bij zowel vormen van afwijkend gedrag zoals alcoholisme, als bij natuurlijke levensprocessen zoals de ontwikkeling van kinderen of menstruele ongemakken (Ibid., 1992, pp. 212-213).

Volgens Zola (1972) kan het proces van medicalisering worden gezien als vorm van sociale controle. Hij stelt dat wanneer een idee wordt gedefinieerd binnen een medische context, met gebruik van medische begrippen, de autoriteit van dit idee versterkt oftewel gelegitimeerd wordt (Zola, 1972, p. 496). De oordelen die door de geneeskunde worden gegeven lijken dan absoluut en definitief (Ibid., 1972, p. 487).

Kijkt men naar PMS, dan komt dit overeen met de bevindingen van Cosgrove en Riddle (2003), die stellen dat PMS de medische legitimering moet bieden van sociale normen rondom femininiteit.

(14)

Een van de redenen voor de steeds groter wordende invloed van de geneeskunde noemt Zola de “omnipresence of disorder” - het idee dat wij er altijd nog beter zouden kunnen uitzien, voelen en functioneren (1972, p. 498).

Wanneer iets het label ‘gezond’ of ‘ziek’ krijgt moet dit volgens hem worden gezien als depolitisering van een probleem (Ibid., p. 500).

Ehrenreich (1978) laat in haar boek ‘For her own Good - Two centuries of the Expert’s Advise to Women’ zien hoe de baarmoeder tot het orgaan werd verklaard, dat de macht zou hebben over het vrouwelijke verstand en lichaam en waarin de inherente ziekte van een vrouw te lokaliseren valt. Zoals eerder besproken werden vrouwen als koesterend en liefdevol en mannen als extrovert en concurrerend gezien. In termen van evolutie werden vrouwen dan ook omschreven als het reproducerende gedeelte, waartegen mannen de rol van productie en creatie van variatie toegeschreven kregen (Ehrenreich, 1978, p. 130).

Alle goede eigenschappen van vrouwen zoals liefde, fysieke perfectie, genegen- en liefdadigheid, waren volgens dit idee te danken aan hun baarmoeder. Wanneer vrouwen echter zouden lijden aan een ziekte die te maken zou hebben met hun baarmoeder, dan zou dit leiden tot afwijkend gedrag, variërend van geïrriteerdheid tot gekte (Ibid., 1978, pp. 132-133). Elk soort ‘afwijkend gedrag’ kan dan, als dit argument om wordt gedraaid, worden gezien als symptoom van een ziekte.

Inmiddels worden er rond de 100 fysieke en mentale veranderingen geassocieerd met de (pre-)menstruele fase waaronder vochtretentie, een groter verlangen naar eten, acne,

prikkelbaarheid, gespannenheid, treurigheid, stemmingswisselingen, verstopping of diarree en libidoveranderingen (Chrisler & Caplan, 2002, p. 276).

Deze emoties en gedragingen zijn in strijd met de sociale norm wat betreft femininiteit, waarbij een vrouw als rustig, geduldig, verzorgend en vriendelijk wordt gezien (Ibid., 2002, pp. 284-285). Ook al is er geen eenduidig wetenschappelijk bewijs voor te vinden, wordt er aangenomen dat deze ‘symptomen' worden veroorzaakt door een sterke sensibiliteit voor bepaalde hormonale

schommelingen (Hardam, 2017).

Menstruatie, een natuurlijk menselijk proces, wordt daardoor gedefinieerd binnen een medisch framework. Een consequentie daarvan is dan dat vrouwen hun lichamen de schuld geven voor onaangename belevingen (Currie & Raoul, 1992, p. 126). Door de emoties en het gedrag, dat binnen de sociale normen als ‘niet feminien’ wordt beschouwd, te verklaren door hormonen kunnen vrouwen het ideaalbeeld van 'de vrouw’ nastreven zonder toe te geven dat dit niet mogelijk is. De

(15)

‘onwenselijke’ emoties en gedragingen worden dan toegeschreven aan hormonen waardoor het ‘echte zelf’ nog steeds aan het ideaalbeeld kan voldoen (Chrisler & Caplan, 2002, pp. 288-289). Zoals eerder aangegeven wordt er gesteld dat de nadruk op de biomedische verklaring van de beleving van vrouwen ertoe leidt dat sociaal-culturele en psychologische aspecten buiten beschouwing worden gelaten (Martin, 1987; Chrisler & Caplan, 2002; Chrisler & Johnston-Robledo, 2002) en dat op deze manier de sociale normen van feminiteit stand moeten houden (Cosgrove & Riddle, 2003).

Vrouwen zouden daardoor minder aandacht hebben voor de context waarin hun emoties ontstaan en deze zien als bijproducten van hormonale veranderingen. De medicalisering van vrouwelijke

belevingen laat het lijken alsof vrouwen medicatie nodig hebben wanneer zij emoties beleven die als ‘negatief’ of ‘onvrouwelijk’ worden begrepen (Chrisler & Gorman, 2015, p. 91). Wanneer vrouwen ervan uitgaan dat hun beleving een medische oorsprong heeft zullen zij de problemen die zij ervaren niet met familie of vrienden bespreken terwijl deze hechte banden juist reden kunnen vormen voor sterke gevoelens zoals geluk, blijheid, boosheid of geïrriteerdheid. Zo geven vrouwen die alleen leven minder vaak aan symptomen van PMS te beleven. In plaats van het bespreken van haar redenen kan het idee van de medische oorsprong van haar problemen ertoe leiden dat vrouwen zich schuldig voelen omdat zij door mensen om zich heen geïrriteerd raken (Ibid., 2015, pp. 91-92). Wanneer iemand zijn emoties ziet als veroorzaakt door hormonen kan diegene bovendien geen controle uitoefenen over het eigen welzijn, behalve dan doormiddel van medicatie. Wanneer er ook naar mogelijke externe factoren wordt gekeken kan daarover wel controle worden uitgeoefend. De eigen situatie kan indien nodig worden veranderd, conflicten kunnen worden opgelost met als gevolg controle over het eigen welzijn.

2.3 Discoursen

In het volgende zullen de verschillende discoursen worden besproken die als mogelijke verklaringen voor de beleving van vrouwen kunnen dienen.

2.3.1 Psychologische discours

Binnen het psychologische discours worden ervaringen verklaard aan de hand van psychologische stress. Vrouwen die aangeven PMS-klachten bij zichzelf waar te nemen blijken ook in het algemeen

(16)

een grotere mate van angstgevoelens te ervaren en hebben een grotere aanleg voor depressies. Ook rapporteren vrouwen die met PMS identificeren vaker dan gemiddeld seksueel geweld te hebben beleefd (Chrisler & Gorman, 2015, p. 84).

2.3.2 Biomedische discours

Het biomedische discours wordt gezien als het dominante discours zowel binnen de professionele medische kring als in de publieke cultuur (Chrisler & Gorman, 2015, p. 83). Daarbij worden belevingen verklaard aan de hand van een sterkere gevoeligheid wat betreft bepaalde

hormoonschommelingen (NHG, 2014). Binnen dit discours wordt ervan uitgegaan dat er iets in het lichaam niet goed werkt, wat vervolgens moet worden hersteld. Emoties en gedrag worden dan gezien als veroorzaakt door hormonale processen (Chrisler & Gorman, 2015, p. 83).

2.3.3 Sociale interactie discours

Wanneer hechte banden met mensen worden onderhouden, leidt dit tot verschillende vormen van sterke emoties. Hechte banden met andere mensen laten ons erg gelukkig voelen maar leiden ook onontkomelijk tot conflicten. Zoals eerder aangegeven rapporteren vrouwen die alleen wonen minder vaak PMS symptomen te ervaren. Wanneer iemand minder sterk geconfronteerd wordt met andere mensen ontstaan dan minder snel sociale conflicten (Chrisler & Gorman, 2015, pp. 91-92).

2.3.4 Sociaal-culturele discours

Terwijl vrouwen over de hele wereld tijdens hun (pre-)menstruele fase treurig of gespannen zijn, wordt dit alleen in het westen ervaren als abnormaal. Wanneer een vrouw niet zachtaardig, geduldig en verzorgend is, vindt men dat er iets niet aan haar klopt (Chrisler & Caplan, 2002, pp. 284-285). De industrialisatie heeft ook tot deze mentaliteit bijgedragen waarin men zelfcontrole kan en moet uitoefenen, en net zoals een goed werkende machine steeds dezelfde persoon moet zijn en geen periodieke veranderingen moet doorlopen (Chrisler & Gorman, 2015, p. 85). Baumeister,

Heatherton en Tice (1994) stellen zelfs dat zelfcontrole als de kwintessens kan worden gezien van de sociale normen wat betreft vrouwelijkheid. Binnen deze mentaliteit worden ritmiek,

(17)

veranderlijkheid en emotionaliteit als inherent ongezond beschouwd (Chrisler & Gorman, 2015, p. 85).

Waterretentie wordt bijvoorbeeld in het algemeen als onaangenaam ervaren door mensen. Ook hier vindt echter een maandelijkse lichamelijke verandering plaats die binnen deze mentaliteit irritatie op kan roepen. Geïrriteerdheid komt dan voort uit een bepaalde beleving van het lichaam in plaats van hormonale processen (Ibid., 2015, p. 83).

Onderzoek naar de verschillende belevingen die door vrouwen in Amerika en vrouwen in China tijdens hun (pre-)menstruele waar worden genomen ondersteunen verder het idee, dat de aard van belevingen die als opvallend waar worden genomen door cultuur wordt gevormd (Chrisler & Johnston-Robledo, 2002, pp. 184-185).

2.4 Hoofdvraag

In een maatschappij waarin de ideale vrouw zachtaardig, verzorgend en geduldig is, worden prikkelbaarheid of boosheid snel als opvallend en afwijkend beschouwd. Door de medicalisering van deze vormen van afwijkend gedrag in de vorm van PMS wordt dit idee wetenschappelijk gelegitimeerd (Zola, 1972, p. 496).

Sinds de jaren ’60 wordt er echter ook gestreden voor demedicalisering van het vrouwelijk lichaam en voor meer rechten wat betreft reproductiviteit (Mens-Verhulst & Waaldijk, 2008, p. 172).

Hoe beleven vrouwen tegenwoordig zelf hun lichaam en in het bijzonder hun (pre-)menstruele belevingen? Zoals eerder aangegeven worden zij niet alleen beïnvloed door de myth of femininity die hier door de medicalisering van de (pre-)menstruele fase wetenschappelijke legitimiteit moet krijgen. Ook eigen ervaringen, de directe omgeving en voornemens en meningen van vrouwen zelf en het proces van demedicalisering spelen hier een rol.

Aan de hand van dit onderzoek zal er worden gekeken naar welke concepten jongvolwassen vrouwen, die opgegroeid zijn tijdens of nadat de vrouwenbeweging actief is geweest en die in Nederland zijn opgegroeid, gebruiken om hun (pre-)menstruele belevingen te begrijpen.

In hoeverre kan de kritiek op de medicalisering van het vrouwelijk lichaam, waarbij wordt gesteld dat sociaal-culturele en psychologische aspecten buiten beschouwing worden gelaten, terug worden gevonden en in hoeverre maken vrouwen juist wel gebruik van de sociaal-culturele en

psychologische discoursen in het begrijpen van hun (pre-)menstruele belevingen? De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:

(18)

Hoe begrijpen vrouwen hun (pre-)menstruele beleving en welke rol spelen het biomedische, sociaal-culturele, psychologische en sociale interactie discours daarbij?

De deelvragen die daarbij zullen worden beantwoord zijn:

Welke fysieke en/of emotionele ervaringen rapporteren vrouwen?

Hoe gebruiken vrouwen het biomedische discours om hun belevingen te begrijpen? Hoe gebruiken vrouwen het sociaal-culturele discours om hun belevingen te begrijpen? Hoe gebruiken vrouwen het psychologische discours om hun belevingen te begrijpen? Hoe gebruiken vrouwen het sociale interactie discours om hun belevingen te begrijpen? Welke andere discoursen zijn terug te zien?

Welke rol speelt de myth of femininity (Moi, 1999, p. 81) en medicalisering in deze discoursen?

3. De weg naar een antwoord

Voor dit kwalitatieve onderzoek werden gericht vrouwen gekozen die aan bepaalde criteria voldeden om vervolgens de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden (Bryman, 2012, p. 418). Als context van sampling (Ibid., 2012, p. 417) werd gekozen voor Nederland om erachter te komen hoe specifiek vrouwen in Nederland tegenwoordig hun (pre-)menstruele belevingen begrijpen. Voor de sampling van respondenten werd gekozen voor respondenten die geboren en opgegroeid zijn in Nederland. Het tweede criterium was om vrouwen te samplen die na 1980 zijn geboren en opgegroeid zijn in een tijd waarin of nadat de vrouwenhulpverlenings-beweging in Nederland actief was. Als derde zou er naar vrouwen worden gekeken die niet gediagnostiseerd waren met PMS om erachter te kunnen komen hoe zeer het biomedische discours naar de bevolking is doorgedrongen. Het vierde criterium was dat deze vrouwen op een of ander manier veel van hun menstruatie merken zodat de door de vrouwen gehanteerde verklaringen daarvan achterhaald kon worden.

Om een eerste indruk te krijgen van de issues waar vrouwen mee bezig zijn en om de eerste contacten te leggen werd er een survey opgezet. Het survey bevatte drie korte vragen: of men zich de eerste menstruatie kon herinneren en zo ja, welke herinneringen men eraan had; of en zo ja, welke belevingen er tegenwoordig tijdens de menstruatie worden ervaren; de vraag of er mogelijk

(19)

interesse was om mee te doen aan een gesprek hierover. Door middel van het survey werden twee vrouwen gekozen die aan alle criteria voldeden en die bereid waren om daarover een interview af te nemen.

Aan de hand van het survey werd echter ook al duidelijk dat er vrouwen waren die erg enthousiast waren om over hun belevingen te praten en anderen die dit een te persoonlijk thema vonden. Er werd daarom vervolgens gekozen voor een opportunistische sampling methode (Ibid., 2012, p. 419). Daarbij werd het thema aangekaart bij vrouwen waarmee de onderzoeker in contact kwam en werd hen, afhankelijk van of ze geïnteresseerd waren of zich ongemakkelijk voelden om erover te praten gevraagd om mee te doen aan het onderzoek. Op deze manier werden er nog zeven vrouwen geworven voor het afnemen van interviews.

Vanwege het nogal persoonlijke thema van het onderzoek vond ik het belangrijk, dat de

respondenten wisten waar het interview over zou gaan. Dit betekent wel, dat er in dit onderzoek alleen de belevingen van vrouwen vertegenwoordigd zijn, die bereid zijn over hun ervaringen te praten en vrouwen die dit thema bijvoorbeeld te persoonlijk achten niet in de data zijn

vertegenwoordigd.

De respondenten waren tussen de 21 en 30 jaar oud. Zij waren allemaal geboren en opgegroeid in Nederland en gaven aan maandelijks veel van hun menstruatie te merken. Zij vormden een vrij homogene groep wat betreft opleidingsniveau. Alle respondenten behalve één waren bezig met een universitaire studie of hadden die afgerond. Er werd geen informatie verkregen over het inkomen van de respondenten of hun ouders.

De semi-gestructureerde interviews (Ibid., 2012, p. 471) werden afgenomen op een door de respondenten gewenste plek. Daarbij werden een bepaald aantal onderwerpen in elk interview besproken maar werd er door de onderzoeker ook ingegaan op onderwerpen die door de geïnterviewde aan werden gehaald en als belangrijk werden gezien (Ibid., 2012, p. 471). Na elk interview werd de opname woord voor woord getranscribeerd en werd er met de data analyse begonnen door middel van initial coding (Charmaz, 2006, pp. 47-57). Terwijl er meer data werden verzameld en getranscribeerd werden er met behulp van focused coding (Ibid, 2006, pp. 57-60) categorieën ontwikkeld die de meest belangrijke codes in context van de onderzoeksvraag en de theorie weergaven. De analyse van de data werd zonder formele procedures uitgevoerd.

De manier waarop mensen de wereld en de omgevingsfactoren begrijpen zijn continu in

(20)

externe betrouwbaarheid te garanderen. De interne betrouwbaarheid is echter wel gegarandeerd omdat de data maar door één onderzoeker werden geanalyseerd. Vanwege de kleine

steekproefomvang kan er vanuit dit onderzoek niet worden gegeneraliseerd naar een grotere populatie (Bryman, 2012, p. 390). De tijd en de resources die beschikbaar stonden voor dit

interview waren beperkt. Daarom was het helaas niet mogelijk om de gevonden resultaten door de respondenten te laten valideren (Bryman, 2012, p. 391). Ook het toepassen van meerdere methoden was vanwege de beperkte tijd en resources niet mogelijk (Bryman, 2012, p. 392).

Doordat PMS in context van de medicaliseringsthese wordt bekeken wordt het mogelijk om het aspect van sociale controle rond sociale normen bij het onderzoek te betrekken. De theorie van het ‘lived body’ zoals weergegeven door Moi (1999) voorkomt daarbij dat er alleen naar gender-verschillen wordt gekeken bij de poging om de beleving van vrouwen te begrijpen.

Wel zijn de interviews niet heel lang en zou het interessant zijn geweest om nog meer ervaringen en informatie over de vrouwen te krijgen, met name over wat zij in het verleden hebben beleefd, over persoonlijkheid van en de relatie tot moeder en vader en of zij bijvoorbeeld bepaalde doelen hebben in hun leven en zo ja, welke dat zijn. Dat zijn enkele voorbeelden van informatie die veel zouden kunnen zeggen over de manier waarop vrouwen hun lichaam en hun belevingen begrijpen.

4. Resultaten

In het volgende hoofdstuk zullen de resultaten van de interviews worden besproken. Een

onverwachte bevinding is de samenhang die door vrouwen wordt opgesteld tussen het slikken van hormonen in de vorm van de pil en de manier waarop de menstruatie, de (pre-)menstruele fase en het lichaam worden beleefd. Deze samenhang zal daarom als eerste worden besproken.

4.1 ‘Mijn hele jeugd’

Iedere vrouw met wie er voor dit onderzoek gepraat werd, koppelde ergens tijdens het gesprek bepaalde belevingen aan door haar gebruikte anticonceptie.

Er zijn verschillende redenen waarom meisjes aan de pil beginnen, zoals onregelmatige of een erg pijnlijke menstruatie. Behalve een vrouw, die aangaf op haar 19de te zijn begonnen, zijn alle vrouwen op de leeftijd tussen de 13 en de 15 begonnen met het slikken van de pil.

(21)

Vervolgens werden de vrouwen, naarmate zij ouder werden, zich er steeds meer bewust van dat zij elke dag een pil slikken.

R: En toen ging ik er ineens pas over nadenken hoe raar het eigenlijk is dat je al 10 jaar iets slikt en dat ik eigenlijk mijn lichaam nooit de kans heb gegeven om... ja... ehh... het aan te voelen… mezelf gewoon. (R5)

Tijdens dit bewustwordingsproces vragen vrouwen zich dan ook af wat de invloed daarvan precies is en hoe het lichaam en de beleving van het zelf is veranderd door de hormonen die jarenlang werden geslikt. Het lichaam en het zelf worden hier door de vrouwen begrepen als beïnvloed door de hormonen van anticonceptie.

R: Ja... geen idee. Hoe ben je dan zelf? Weet niet hoe dat dan beïnvloed is weet je. (R9)

Juist de jeugd beschouwt zij als een tijd van ontwikkeling en verandering en het beïnvloeden daarvan aan de hand van hormonen beschouwt zij zeer kritisch.

R: Sowieso in die periode... dan ben je 15 of zo en je krijgt... er gebeurt al van alles in je hoofd... wil je dat allemaal gaan afvlakken deels en het daarna dan misschien nog een keer krijgen?

I: Ja.

R: Of juist dat dat allemaal heel intens wordt... en dat je depressieve gevoelens krijgt... denk ik echt ehhm… (R5)

In het volgende deel zullen er vier fenomenen worden besproken waarbij bepaalde mentale of fysieke veranderingen worden gezien als samenhangend met de hormonen van de pil. Daarnaast zal worden besproken hoe vrouwen denken over het slikken van deze hormonen op een jonge leeftijd.

4.1.1 Het hormonale ongeluk

Verschillende onderzoeken (Kulkarni, 2007; Skovlund, Mørch, Kessing & Lidegaard, 2016) stellen, dat er een link bestaat tussen orale anticonceptie en afgenomen welzijn of depressie. De data laten zien dat vrouwen zelf deze samenhang ook kunnen waarnemen.

Zoë, 26 jaar, slikte tien jaar de pil. Voordat zij op een bepaalde leeftijd begon na te denken over het effect van de hormonen werden belevingen niet in samenhang met de hormonale anticonceptie bekeken.

(22)

I: Ja. En wat was de reden dat je toen bent gestopt?

R: Ehh... het was opeens veel in de media of zo... het schijnt best wel slecht te zijn en ik heb van mezelf al best wel... ben best een zwaarmoedig mens...

I: Ja.

R: ...en denk van de... ik had een paar verhalen van mensen gelezen die... het niet meer gebruikten... daar heb ik heel erg gedacht van... eigenlijk denk ik van ja... ja zij werden daar wel wat lichter van... over dingen... en toen dacht ik van ‘oh, dat kan wel iets voor mij zijn’. (R5)

Nadat er is gestopt met de pil wordt de eigen mentale gesteldheid ook daadwerkelijk als anders ervaren. Wanneer er geen aanvullende hormonen worden geslikt wordt de eigen stemming in het algemeen als lichter ervaren.

R: (…) En… emotioneel ook echt wel... wel echt dat ik iets lichter ben qua... dingen of

zo... ik had deze zomer een ervaring dat ik echt... eerste keer in járen dat ik me even geheel gelukkig voelde. (R5)

4.1.2 Stemmingswisseling zonder Anticonceptie

Naast een algemeen slechter welzijn kan een vrouw ook periodieke, (pre-)menstruele stemming met het slikken van de pil associëren.

Eva begon op haar 14de met het slikken van de pil en stopte op haar 20de, omdat zij geen hormonen meer tot zich wilde nemen. Het idee dat de hormonen de stemmingen tijdens de (pre-)menstruele fase veroorzaakten kan dan reden zijn voor het stoppen met de pil. Zoals eerder aangegeven wordt er door sommige onderzoekers (Kulkarni, 2007; Skovlund, Mørch, Kessing & Lidegaard, 2016) gesteld dat er een samenhang bestaat tussen hormonale anticonceptie en verminderd welzijn. Wanneer een vrouw dit idee op zichzelf toepast en haar (pre-)menstruele belevingen verklaart aan de hand van de hormonen van de pil, dan komt zij in een lastige situatie terecht wanneer zij dezelfde belevingen waarneemt, wanneer zij de pil niet meer slikt. Ook hier begrijpt zij haar emoties als beïnvloed door aanvullende orale hormonen.

R: Dus ik ben nu niet... ja. Ik dacht... hormonen weg. Ja. I: Ja.

R: Maar dat weet ik niet zeker.

I: Ehhm. Dus je hoopte vooral dat die stemming... dat dat verandert. R: Ja maar dat is dus niet echt veranderd...

(23)

I: Ja. En je bent... je bent...

R: ...dat is eerder erger geworden. (R2)

Zes jaar werd er dan echter al met het voor de hand liggende idee (Oinonen & Mazmanian, 2002; Sabatini & Cagiano, 2006) geleefd dat de pillen die worden geslikt de eigen emoties beïnvloeden. Het idee dat de stemming opgelost zou moeten worden aan de hand van een bepaalde hoeveelheid en een bepaald type hormonen wordt dan ook nog gehanteerd wanneer de pil niet meer wordt geslikt.

R: Ik heb het ook als ik bijvoorbeeld de pil slik... dan... heel veel hormonen vind ik ook lastig want dan... ja ben ik gewoon ook heel emotioneel en ook heel prikkelbaar en...

I: ...door de pil dan?

R: Ja, precies. Maar eigenlijk heb ik altijd, met mijn eigen cyclus... dat wist ik nooit... want... wanneer ben je nou zonder anticonceptie... maar daar heb ik dat eigenlijk ook wel.

I: Ja...

R: En nu heb ik er bewust voor gekozen... voor iets wat gewoon continu dezelfde hormonen afgeeft. Om het een beetje af te vlakken. (R1)

Het is een moeilijke gedachte dat de emoties die altijd werden toegeschreven aan de hormonen van de pil toch niet daardoor werden veroorzaakt, terwijl dat altijd zo werd gedacht. Een vrouw kan daardoor in een situatie terecht komen waar zij moeilijk weet hoe zij haar eigen emoties moet duiden.

R: En toen ben ik geswitcht... want... ik wilde niet meer die hormonen en ik dacht dat... de

stemming... de veranderingen dat dat kwam door de pil... maar nu met de spiraal... ik dacht dan ben ik van de hormonen af. Maar dat is dus... ja ik weet niet. (R2)

Wanneer een vrouw al vanaf jonge leeftijd de pil slikt, kan het zijn dat zij jarenlang al een hormoonverklaring hanteert om haar belevingen te begrijpen.

4.1.3 Stemmingswisselingen ook zonder Anticonceptie

Terwijl sommige vrouwen hun emotionaliteit ervaren als veroorzaakt door de hormonen van de pil ervaren andere vrouwen hun emotionaliteit juist als daardoor afgevlakt.

(24)

R: Ehhm... ja dat wel, dat was inderdaad wel vooral fysiek. Toen ik echt de eerste denk... drie vier jaar, dat ik dan eigenlijk echt drie vier dagen plat in bed lag, omdat ik zo veel last had van krampen. En wat ik wel... sinds dat ik ben gestopt met die pil... merk, is dat er iets van soort van emotioneel... erbij komt. (R4)

In dat geval werd er jarenlang geen of weinig (pre-)menstruele emotionaliteit waargenomen. Wanneer er dan wordt gestopt met de pil kan het gebeuren, dat er juist wel emotionaliteit tijdens de (pre-)menstruele fase wordt ervaren. Dit komt echter niet overeen met het idee van de eigen

identiteit en de eigen menstruatie dat er in de voorafgaande jaren is ontwikkeld. Wanneer deze emotionaliteit pas na het stoppen van de pil wordt ervaren, kan een vrouw de ritmiek van de

menstruatie als beïnvloeding van het eigen gedrag en vervolgens als storend waarnemen (Chrisler & Gorman, 2015, p. 85).

R: Nou... ik hou er in principe niet van, als mijn gedrag op een of ander manier wordt beïnvloed. Dus ook als je bijvoorbeeld veel hebt gedronken ehhm... en echt heel erg dronken bent, dan wordt je gedrag beïnvloed. En daar houd ik niet van, want ik wil gewoon doorlopend dezelfde persoon zijn. I: Ja.

R: En zeker als daar zo’n emotioneel aspect bijkomt, dat dat dan gewoon... ehhm... dat je op een andere manier reageert... omdat je ongesteld wordt... dat vind ik gewoon niet leuk… (R4)

In deze situatie leeft een vrouw jarenlang met een menstruatie zonder opvallend sterke

emotionaliteit. Wanneer zoiets dan na 10 jaar wel optreedt, kan het moeilijker zijn om dat als de eigen emotionaliteit waar te nemen.

4.1.4 Lichamelijke veranderingen

Niet alleen een verandering van beleving wordt geassocieerd met hormonale anticonceptie in vorm van de pil. Het effect van hormonale anticonceptie op gewicht (Berenson & Rahman, 2009) kan ertoe leiden dat vrouwen na het stoppen van de pil lichamelijke veranderingen meemaken.

R: Ja wel veel... fysiek ben ik best wel wat afgevallen. Ja dat stond er ook overal bij bij die artikelen... dat je met de pil gewoon veel vocht vasthoud en... mijn borsten zijn ontzettend veranderd. Qua grootte een beetje maar vooral qua vorm of zo.

I: Oh dat is wel interessant.

R: Ja best wel gek. Ik heb echt een dag een uur in de spiegel gekeken echt van ‘Dit zijn mijn borsten! Ok.’ Haha. (R5)

(25)

Terwijl dit door sommigen als fascinerend wordt ervaren, wordt er ook verwezen naar andere vrouwen die niet tevreden waren met hun lichaam zoals het eruit ziet zonder de invloed van de pil. Wanneer er jarenlang met dat lichaam werd geleefd en een vrouw zich niet fijn voelt met hoe haar lichaam gaat veranderen nadat er met de pil wordt gestopt, worden de hormonen van de pil een onderdeel van hoe een vrouw zichzelf en haar lichaam begrijpt.

R: ...dus dat zal wel. Of een andere vriendin die de pil ook weer ging slikken omdat haar borsten begonnen te krimpen toen ze stopte haha.

I: Haha. Ja.

R: Ja. Ook wel weer heftig. Dat je echt zo’n gemaakt lichaam hebt voor een deel… (R5)

De hormonen van de pil worden in beide situaties waargenomen als een grote factor bij de beïnvloeding van het eigen lichaam. Hormonen worden op deze manier noodgedwongen al onderdeel van hoe een vrouw zichzelf en haar lichaam waarneemt.

4.1.5 Te weinig voorlichting

De pil werd en wordt nog steeds als een van de belangrijkste mijlpalen in de

emancipatiegeschiedenis gezien. Zonder twijfel heeft zij ongelofelijke nieuwe mogelijkheden voor vrouwen opgeleverd. Zo kunnen zij eindelijk zelf hun reproductie bepalen en of zij moeder willen worden of niet. Ook voor de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt was de pil van immens belang (Bailey, 2006). Daarbij wordt echter geen rekening gehouden met de invloed van de pil op hoe vrouwen hun lichamen en emoties begrijpen. Vooral de jonge leeftijd waarop vrouwen vaak beginnen met de pil, beschouwen vrouwen in dit onderzoek als problematisch. Een vrouw uit het gevoel dat er door de omgeving niet veel over wordt nagedacht wanneer een meisje aan de pil begint, behalve dan dat een zwangerschap moet worden voorkomen. Dit moet niet betekenen dat zwangerschapspreventie hier als onbelangrijk wordt geacht, in tegendeel. Wel komt er uit de data een soortgelijke kritiek voort als door de vrouwenhulpverleningsbeweging werd geuit (Mens-Verhulst & Waaldijk, 2008, p. 172). Zo wordt er een sterke ontevredenheid geuit over de manier waarop vrouwen aan de pil zijn gezet en het gebrek aan informatie over hoe dit hen zou kunnen beïnvloeden en wat de voor- en nadelen zouden kunnen zijn.

(26)

R: Ja. Als je zo jong bent... er verandert zo veel en dan denk ik ook van ‘ja... er is niet echt iemand die je daar echt iets over verteld van... denk even na of je dat wil en...’. Maar het is echt zo van.. oh ja, wel praktisch... doe maar. (R5)

De vrouwenhulpverleningsbeweging gaf al aan dat artsen niet genoeg informeerden noch luisterden en daarmee een goede medische hulpverlening belemmerden (Mens-Verhulst & Waaldijk, 2008, p. 172). Deze kritiek is ook in de data van dit onderzoek terug te zien. Er wordt een gebrek aan goede informatie en interesse voor de specifieke situatie waargenomen, waardoor vrouwen worden

belemmerd in het nemen van goede beslissingen en het geven van goed medisch advies door de arts onrealistisch lijkt.

R: Maar ik weet het niet. Ik weet er ook echt niet zo veel van. Dat is ook eigenlijk zo belachelijk. Dat je er eigenlijk geen educatie krijgt over... van school of zo. Dan moet je het soort van op internet... maar daar heb je dan ook wel tegenstrijdige... bronnen of zo. Dus...

I: Ja.

R: Ja. Dus ik weet het niet of het slecht was haha. Ik ging gewoon naar de huisarts en die zei ‘Neem toch de spiraal’... ‘Ja ok’ haha.

I: Ja.

R: Dus zo ging het.

I: Ok dus de huisarts zei dat van eh...

R: Ja. Soort van... niet vragen van ‘was je eerst aan de pil?’. Dat is blijkbaar niet slecht of zo... ik weet het niet. Geen idee. Maar ik weet dus eigenlijk niet van... hoe ik dan normaal ben zeg maar. Zonder überhaupt iets... dat is wel raar. Als je dan... veel mensen zitten wel aan de pil. Mijn hele jeugd. (R2)

4.2 Belevingen

Er zullen hier in het kort de fysieke en mentale belevingen worden besproken die het vaakst naar voren kwamen.

4.2.1 Fysieke beleving

De meest genoemde fysieke belevingen zijn buikkrampen, last van slechtere huid, hoofdpijn, opgeblazen gevoel, pijn in de borsten en vermoeidheid.

(27)

4.2.2 Mentale beleving

Het vaakst wordt door de vrouwen aangegeven dat er versterkte emotionaliteit, afgeslotenheid, prikkelbaarheid, onzekerheid, ongemakkelijkheid, triestheid en verdriet wordt beleefd.

Terwijl alle vrouwen bepaalde fysieke belevingen met hun (pre-)menstruele fase associëren geeft één respondent aan geen emotionele veranderingen te merken.

4.3 Discoursen

In de volgende hoofdstukken zullen de drie verschillende discoursen worden besproken en hoe die door de vrouwen werden gebruikt.

4.3.1 Het Psychologische Discours

Het psychologische discours wordt door de vrouwen in dit onderzoek bijna niet gebruikt. De reden daarvoor kan zijn dat er daadwerkelijk geen gebeurtenissen zijn voorgevallen, dit door de vrouwen niet in samenhang wordt gebracht met (pre-)menstruele belevingen of deze gebeurtenissen als te persoonlijk worden geacht om in dit onderzoek te noemen. Wel brengt een vrouw haar beleving in samenhang met een door haar beleefde depressie.

Depressie in verleden

Chrisler en Johnston-Robledo geven aan dat vrouwen die zich met PMS identificeren ook een grotere kans op het krijgen van depressies hebben (2002, p. 183). De data geven aan dat het hebben van een depressie en het hebben van sterke negatieve (pre-)menstruele symptomen door vrouwen in samenhang met elkaar worden gezien. Een vrouw in deze studie brengt haar depressie, haar

(pre-)menstruele belevingen en haar beleving in het ‘gewone leven’ in samenhang met elkaar. Het ervaren van een depressie wordt deel van de lived experience (Moi, 1999, p. 81). Een vrouw ervaart zichzelf als ‘niet heel positief’ en de negatieve gevoelens worden bijna als deel van de eigen

identiteit waargenomen.

R: Ehhm... ja... ik ben natuurlijk twee jaar geleden... was ik heel depressief… (…)

(28)

R: Maar ik denk ja... in het gewone leven... ja ik ben niet per se... heel positief ingesteld... maar ik werk eraan.

I: Ja.

R: Dus het zit ook wel een beetje in mij… I: Ja.

R: Het is niet dat ik soort van de fleurigste persoon ben en dan opeens niet meer. (R6)

4.3.2 Het Biomedisch Discours

Binnen het biomedische discours zijn er twee concepten te identificeren. Ten eerste het begrijpen van belevingen aan de hand van PMS en ten tweede het begrijpen van belevingen aan de hand van hormonen zonder dat PMS expliciet wordt genoemd.

PMS

Van de 9 respondenten noemt dan ook maar een vrouw, die haar belevingen koppelt aan een

verleden depressie, PMS als reden voor haar beleving. Deze verklaring wordt gehanteerd zonder dat er een medische diagnose werd gesteld. Het tijdstip en de soort van de beleving leiden tot de

conclusie dat er een samenhang met PMS moet zijn.

I: Ok. Ehhm... Ongesteldheid... is dat een thema waar je veel mee bezig bent in je dagelijks leven of is dat…

R: Ja wel met PMS en zo… (R6)

De gevoelens die vaak een week voor de menstruatie worden beleefd hebben te maken met vragen over de zin van het leven en twijfel over zichzelf en waar men mee bezig is. Malou, die haar belevingen beschouwt als symptomen van PMS, uit dan ook de sterkste negatieve gevoelens. Het gaat bij haar niet om conflicten die zij heeft maar om existentiële vragen, over leven en dood en de zin van het leven in het algemeen.

R: Ik denk dan ‘Wat ben ik aan het doen met mijn leven?’... ‘Ik haat het leven’... ‘Heeft het nog wel zin?’... (R6)

(29)

Terwijl belevingen hier worden verklaard aan de hand van PMS betekent dat niet, dat de problemen die worden ervaren niet naar de omgeving toe worden geuit. Het bespreken van problemen wordt niet gezien als problematisch. Er kan daarom niet worden gesproken van zelfcontrole of streven na het voldoen aan de myth of femininity (Moi, 1999, p. 81).

I: Ja. En ehhm... praat je er wel met andere mensen over? R: Nou... als ik me kut voel dan laat ik dat wel weten. I: Ja.

R: Het is niet zo dat ik er niet over wil praten. (R6)

Het label PMS en daarmee het idee dat een ziekte de reden is voor gevoelens en gedachtes, maakt het makkelijker om de gevoelens een plek te geven, waardoor de gevoelens en het probleem waarmee een vrouw zich geconfronteerd voelt minder zwaar wegen. Het label PMS dient hier om de eigen sterk negatieve gevoelens beter draaglijk te maken en niet om geïrriteerdheid te

verontschuldigen tegenover de omgeving. PMS moet hier worden gezien als een soort zelfbescherming in plaats van zelfcontrole.

I: Wat doet dat dan zeg maar... met die geïrriteerdheid die je voelt? R: Nou die geïrriteerdheid zelf verandert niet per se…

I: Hmhm…

R: Maar wel... de negatieve gedachte weet ik van... oh ja... dat is gewoon nu... en dat neem ik dan minder serieus... dan als ik dat niet zou weten. (R6)

Hormonen

Binnen het hormoonconcept moeten er twee verschillende motieven worden onderscheiden. In het ene geval wordt een hormoonverklaring gehanteerd om het eigen gedrag te verklaren dat als storend voor de omgeving waar wordt genomen. Hierbij wordt geprobeerd te voldoen aan de myth of

femininity (Ibid., 1999, p. 81), waarbij een vrouw niet prikkelbaar maar geduldig zou moeten zijn.

In het tweede geval wordt de hormoonverklaring juist in de strijd tegen het toegeven aan de myth of

femininity (Ibid., 1999, p. 81) gebruikt. In het volgende zullen deze twee situaties worden

(30)

Altijd geduldig, nooit prikkelbaar

Vrouwen kunnen hun belevingen ook in verband brengen met hormonale processen, zonder direct naar PMS te verwijzen. Zo ervaart Vera tijdens haar (pre-)menstruele fase emotionaliteit,

prikkelbaarheid, ongeduldigheid en een sterkere sensibiliteit voor verwijten en heeft zij een fascinerend uitgewerkte theorie over hoe haar prikkelbaarheid tot stand komt.

I: Ja... ehh... ehm... en... waarom zou je denken dat je dan in dat moment geprikkelder bent... waarom denk je ben je meer prikkelbaar tijdens je menstruatie?

(…)

R: Ja... ja... misschien al tijdens mijn eisprong... dat weet ik niet zo goed ik denk dat het met je oestrogeenlevel... is die dan omhoog gaan… (…) …Volgens mij is dat ook waar ik het sterkst op reageer... want als ik er bijvoorbeeld... bijvoorbeeld de prikpil heb ik gedaan… (…) ...voordat ik zo’n lange periode had waarin niet... en daar zit bijna geen oestrogeen in en daardoor had ik ook geen ups en downs… (…) Dus ik denk dat ik misschien heel sterk op oestrogeen specifiek reageer… (R1)

De vrouwen in dit onderzoek beleven hun emoties veelal in het contact met hun partner. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven dat er vaak conflicten ontstaan die te maken hebben met huishoudelijke taken. De situatie wordt als onproblematisch en het eigen gedrag als problematisch beschouwd. Het probleem wordt daardoor geheel intern gelokaliseerd (Chrisler & Caplan, 2002, p. 300).

I: Ja inderdaad. En ehh.. met wie... kan je daar wat typische situaties bij noemen?

R: Ja ik denk de meeste met mijn vriend of zo dat het gewoon echt huishoudelijke dingen zeg maar waar het helemaal nergens over gaat en dan... dat je net een beetje te scherp bent..

I: Ja..

R: dat was nu echt niet nodig dan... en dan is het daarna gewoon... dan ga ik daarna huilen en dan... is het daarna soort van... ‘waar gaat het over?’ Dat ik denk van (maakt huilend geluid) ‘ja ik weet het ook niet’... ik zal wel ongesteld worden… (R1)

De data laten zien, dat waar gevoelens en waarnemingen worden gezien als veroorzaakt door hormonen, een vrouw deze als ‘onwerkelijk’ en ongepast beschouwt. De beleving wordt dan

losgemaakt van ‘wat er in werkelijkheid gebeurt’ en daardoor ook losgemaakt van de context van de beleving (Chrisler & Caplan, 2002, p. 300).

Door gebruik van een biomedische verklaring staat de legitimiteit van de emoties van vrouwen onder druk. De formulering ‘gevoeliger voor (…) verwijten’ geeft al aan dat er ook in de rest van de maand een gevoeligheid voor verwijten speelt. In plaats van te vragen waar het cultureel, sociaal of

(31)

psychologisch vandaan zou kunnen komen dat men vaak het gevoel heeft dingen niet goed te doen, en voor wie en waarom men iets op welke manier goed zou moeten doen, wordt dit afgeschoven op de hormonen. De mogelijkheid tot een daadwerkelijke oplossing van een probleem en tot

persoonlijke groei wordt daardoor niet waargenomen (Currie & Raoul, 1992, p. 127).

R: Maar ik ben gewoon echt gevoeliger voor dan voor verwijten of dat ik het niet goed doe. Of dat... maar dat is niet dat dat in werkelijkheid gebeurt.

(…)

R: En ik heb dat dan ook wel door en als ik er dan eenmaal de puzzels bij elkaar heb dan denk ik ook van ‘oh ja... ik zal wel ongesteld worden’ en dan is het wat beter in de zin van... ik kan het relativeren (R1)

Er wordt dan ook direct aangegeven dat de prikkelbaarheid ongewenst is, omdat de omgeving met de prikkelbaarheid om moet gaan. Prikkelbaarheid wordt hier, los van de context waarin het op zou kunnen treden, als algemeen onwenselijk waargenomen. De myth of femininity (Moi, 1999, p. 81) waarin een vrouw sociale relaties soepel laat verlopen en het leven van mensen om haar heen niet moeilijker maakt met haar eigen stemmingen is hierin duidelijk terug te zien (Martin, 1987, p. 130). Emoties worden als ‘niet nodig’ beschouwd. Dit laat zien dat de eigen emoties hier als overbodig en ongepast worden beschouwd (Chrisler & Caplan, 2002, p. 300).

Vervolgens wordt niet het probleem zelf, maar het interne biopsychologische proces als storend ervaren. Waar prikkelbaarheid als niet legitiem en intrinsiek aan het zelf wordt beschouwd, ontstaat er een gevoel van schuld en noodzaak tot verontschuldiging (Martin, 1987, p. 134).

R: (…) maar ook wel soort van storend. Want het... ik ben liever niet prikkelbaar. Dat is dan zo een beetje van... ja ok... zijn we daar weer. (…) Dat is dan niet per se fijner. Ook niet voor mijn omgeving.

I: Ja. Ehhm... liever niet prikkelbaar... dan voor jezelf of…

R: Nee... ik denk meer voor mijn omgeving. Want ik ben dan gewoon een beetje... en dan heb je wat gezegd dan denk je daarna dan van ahh.. dat was echt niet nodig, sorry. (R1)

Emoties zoals prikkelbaarheid en hier ook ongeduld worden als inherent onwenselijk begrepen. Er wordt dan ook direct geuit dat er actief zelfcontrole uit wordt geoefend om deze emoties niet te uiten naar de omgeving toe.

R: Ja gewoon... niet per se dat dat er heel erg zich... dat dat zich opspeelt maar ik merk aan mijzelf dat ik minder geduld heb... maar ik... ik gedraag me wel. (R1)

(32)

Het voornemen (Moi, 1999, pp. 65-66) is dan ook het afvlakken van de belevingen en wordt er voor medische interventie als oplossing gekozen (Chrisler & Caplan, 2002, p. 300).

R: En wat meer... ja ups en downs en... ehh... dat was ook de reden dat... ik heb nu sinds februari weer een spiraal laten plaatsen omdat ik wel weer een beetje klaar was met mijn eigen fluctuaties. (…)

R: En nu heb ik er bewust voor gekozen... voor iets wat gewoon continu dezelfde hormonen afgeeft. Om het een beetje af te vlakken. (R1)

Een emancipatieconflict

Ook kan er een conflict ontstaan tussen hoe er persoonlijk met (pre-)menstruele belevingen om wordt gegaan en het algemene idee over hoe ermee omgegaan zou moeten worden.

Het idee dat vrouwen bepaalde emoties niet zouden moeten uiten wordt door deze vrouw uit het onderzoek als onrecht ervaren. Dit wordt ook direct in samenhang geplaatst met de relatie tussen man en vrouw. Dat vrouwen emoties zouden onderdrukken wordt dan gezien als een

tegemoetkoming ‘aan de man’.

R: Vanwege ‘Ben je dan ongesteld of zo?’ Vind ik echt tering irritant... I: Ja.

R: En... ja... het is in ieder geval een ondermijnende opmerking of zo. (…)

R: Ja... want stel je zegt ja? I: Haha ja.

R: Ja haha. Wat dan? Ja... en dan. ‘Ok nou in dat geval want je gedroeg je zo en zo’. Hoe gedraag je je dan. Ja waarschijnlijk boos of zo. Zo van... als een vrouw dan niet de ethici hebben om... ja misschien ook zo van... dat ze niet hun... de gevoelens die bij ongesteld zijn... kunnen

onderdrukken... zo van je bent incapabel om jezelf te gedragen... voor de man. Dus dat is het eigenlijk. (R2)

Lorena werd echter in haar relatie door haar partner op een negatieve manier gewezen op gedrag dat hij duidde als ‘typische vrouwenrol’. Waar de ‘typische vrouwenrol’ aan de ene kant dan het

onderdrukken van gevoelens is, wordt ook juist het uiten van die emoties door haar partner als ‘typische vrouwenrol’ gelabeld.

(33)

I: Ja. En ehh.. Hoe was het met je vriend toen je ongesteld bent geweest?

R: Ehh... dat is eigenlijk een goede vraag. We hadden het wel vaak over ehh... ik had zo’n tekst gelezen die heette ‘Doing Gender’ van Zimmerman volgens mij. En toen zei ik dat van ‘oh dat is wel grappig’ of zo. En toen werd het een beetje een dingetje dat hij dan vaak zei dat ik ‘doing Gender’ was, als ik dan huilde, wat volgens hem dan irrationeel was dus. Dus dat is niet per se... ging niet per se over wanneer ik ongesteld was maar wel van ‘je doet nu een typisch vrouwen ding. Je neemt nu de traditionele vrouwenrol’. Dus dan... irrationeel... huilen. Zwakker... weet ik veel. Weet niet. (R2)

Deze ervaring wordt deel van de lived experience (Moi, 1999, p. 81) van de vrouw in dit onderzoek, wat ertoe leidt dat zij haar eigen beleving probeert te onderdrukken.

Omdat het doel hier is om niet in te gaan op een door, voor haar gevoel, door mannen

voorgeschreven stereotype komt een vrouw hier in een situatie terecht waarin zij het verklaren van emoties aan de hand van menstruatie in het algemeen als ondermijnend waarneemt, maar

tegelijkertijd haar eigen emoties wel op deze manier verklaart om haar eigen emoties uit de weg te kunnen gaan en niet toe te moeten geven aan het stereotype van de emotionele vrouw. Dit leidt ertoe dat ook hier het negeren van belevingen het voornemen (Moi, 1999, pp. 65-66) wordt.

R: Ja. Want... ik wil niet ingeven op dat stereotype. I: Ja.

R: Dat het dan. Dat we dan zwakker zijn. (…)

R: Ehhm... ik probeer het altijd een beetje te negeren. Er niet zo veel aandacht aan te besteden. Dan kijk je of je nog genoeg tampons hebt.

I: Ja. En hoezo probeer je het dan te negeren?

R: Ja ik weet het niet. Ik vind het gewoon echt irritant. Het is ook zo’n... last. Het is gewoon irritant. Het komt elke maand. (R2)

Vervolgens wordt er een onderscheid gemaakt tussen het echte-zelf en het menstruatie-zelf. Het biologische lichaam wordt gezien als een entiteit die het zelf in zijn beleving wil misleiden. De negativiteit die wordt ervaren schijnt niet te kunnen worden onderscheiden van ‘echte negativiteit’. Pas wanneer men beseft dat men ongesteld wordt, wordt de negativiteit gezien als veroorzaakt door de menstruatie. Vanaf dat moment wordt de negativiteit begrepen als gevoeld door het menstruatie-zelf. Door de opsplitsing van het zelf in een echte zelf en een menstruatie-zelf is het echte zelf, de echte vrouw, niet meer diegene die de negativiteit ervaart en is het ook niet meer het echte zelf dat voldoet aan een stereotype.

(34)

R: Ja. En meer gewoon negatiever. En je merkt niet aan jezelf dat het komt omdat je ongesteld wordt. Je denkt dat het jou echt is die het zo voelt… (R2)

De emoties van andere vrouwen worden dan wel als legitiem beschouwd, maar niet de eigen emoties. Wanneer ook de eigen belevingen zouden worden beschouwd als legitiem en wanneer de oorzaak voor belevingen ook buiten henzelf zou worden gezocht, dan zouden de belevingen waarschijnlijk problematisch blijven maar ook tot persoonlijke groei en bewustzijn over de eigen situatie kunnen leiden (Currie & Raoul, 1992, p. 127).

4.3.3 Sociale interactie discours

Waarbij het verklaren van belevingen aan de hand van hormonen in de voorafgaande stukken leidt tot het idee dat het niet ‘jou echt’ is tot wie de belevingen horen, worden hormonen in andere situaties als versterkende factor van de eigen emoties waargenomen.

I: En ehh... zijn er bepaalde dingen waar je... als je dat zo zou zeggen zelf... sterker op reageert? (…)

R: Ik denk dat dat in een gebied ligt... dingen die je normaal ook al raken. (R3)

Sterkere waarneming sociale conflicten

“Volgens mij liggen je zenuwen gewoon open…” (R3)

Waarbij de (pre-)menstruele belevingen en het daarbij horende gedrag door sommige vrouwen als onsamenhangend met het zelf of de externe realiteit waar worden genomen, worden deze door andere vrouwen beschouwd als een versterkte waarneming van sociale conflicten.

Zo woont Martine bijvoorbeeld samen met twee andere vrouwen en is zij ontevreden over de

manier waarop het huishouden wordt gevoerd. Tijdens haar (pre-)menstruele fase is dat dan ook een terugkerend issue. Het conflict wordt hier als interpersoonlijk begrepen met de menstruatie als een versterkende factor. Door de beleving in samenhang te brengen met externe factoren en de oorzaak niet alleen in de eigen hormonale verandering te lokaliseren demedicaliseren vrouwen hun beleving.

R: Het is als of je soort van overload krijgt aan impulsen...

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovendien kan een toevertrouwd belang volgens de memorie van toelichting niet alleen zijn gelegen in rechtstreeks uit de wet verkregen taken, maar even- eens in

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het eerste deel, dat zes hoofdstukken bevat, wordt weergegeven wat er bekend is op het gebied van de kernconcepten die aan de orde zijn bij deze vraagstelling, namelijk

At all points, there is wide variation in the stories, but it is clear that incest strongly damaged especially the relational dimension of the God images and vice versa that stringent

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen

Of: 'Vertrouw nooit een vrouw, zelfs al heeft ze je zeven zonen gegeven' (Japan)? Ook de visie dat ze met harde hand geregeerd moet worden maakt duidelijk wie hier als subject en