• No results found

Keuzevrijheid als Sturingsinstrument

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Keuzevrijheid als Sturingsinstrument"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

5

KEUZEVRIJHEID

ALS

STURINGSINSTRUMENT

In deze bijdrage wordt het begrip keuzevrijheid bediscussieerd als een instrument waarmee gereguleerde marktwerking wordt geïntroduceerd in diverse beleidssectoren, het consu-menten-burgerschap wordt gevestigd en waarmee aan een nieuwe maat-schappelijke orde, die is gebaseerd op consumptiekeuzes, vorm wordt gege-ven. Het centrale argument in deze bijdrage is dat keuzevrijheid is gera-tionaliseerd van een morele waarde, die een centrale plaats had in West-Europese culturen, tot een instrument waarmee allerlei veranderingen kun-nen worden bekrachtigd.

Inleiding

In Europa is keuzevrijheid altijd een buitengewoon belangrijke waarde ge-weest. In het oude Athene inspireerde keuzevrijheid de vrije burgers om te kiezen voor bepaalde wetten die zij zelf maakten. Hier was keuzevrijheid intiem verbonden met politieke vrij-heid of zelfbestuur in de stadsstaat (polis), waarbij het summum van de vrije keuze bestond uit een politieke en morele keuze voor de best mogelijke staatsvorm. Buiten de stadsstaat had keuzevrijheid nauwelijks betekenis. Zo betrof de ‘private sector’ van de stads-staat primair de huishouding (oikos) van vrije of zelfsturende burgers. Deze huishouding bestond uit vrouwen en vooral slaven, die weinig tot niets te kiezen hadden. In het christendom is keuzevrijheid ook een centrale waarde. Zij krijgt hier bovenal de betekenis van de mogelijkheid om te kiezen tussen

goed of kwaad. Dit vrije besluit, dat de kerkvaders hebben aangeduid met de term liberum arbitrium, is een funda-mentele beslissing in de zoektocht naar verlossing (Murphy en Brown, 2007: 240-242).1

Met de opkomst van het humanis-me, protestantisme en kapitalisme in West-Europa krijgt keuzevrijheid in toenemende mate de betekenis van de private keuze. Keuzevrijheid betekent nu vooral de mogelijkheid om te kie-zen tussen verschillende gezelschappen van kerken, clubs, partijen, bonden, scholen, bedrijven enzovoort. De ont-wikkeling van dergelijke secondaire of contractuele verbanden gaat gepaard met soevereine (natie)staatsvorming. In een dergelijke moderne staat wor-den burgers primair getypeerd als rechtssubjecten die in staat worden gesteld om zelf hun gezelschap te kie-zen, zonder daarbij geweld te worden aangedaan door hun medeburgers of de overheid (Ossewaarde, 2006). In de liberale ideologie, zoals deze zich ge-durende het verlichtingstijdperk sinds de zeventiende eeuw heeft ontwikkeld in West-Europa, hangt keuzevrijheid nauw samen met zelfverwezenlijking.

Ringo Ossewaarde

Dr M.R.R. Ossewaarde is als uni-versitair hoofddocent sociologie

verbonden aan de Faculteit Management en Bestuur van de Universiteit Twente.

(2)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

6

Door te kiezen voor een bepaalde par-tij, bond, kerk, scholing en loopbaan kan de burger een eigen identiteit voor zichzelf verwerven (Benoist, 2004). In de afgelopen drie decennia is keuze-vrijheid nadrukkelijk verworden tot een neoliberale inspiratiebron. Keuzevrij-heid wordt hierbij geherinterpreteerd als een consumptiekeuze die dient als middel waarmee de moderne staat kan worden hervormd. Dat wil zeggen, in de neoliberale ideologie wordt keuze-vrijheid gerationaliseerd van morele waarde tot een instrument waarmee marktbeginselen kunnen worden ge-introduceerd in de staat. Keuzevrij-heid verwordt dan tot een instrument waarmee een fi nancieel houdbaar so-ciaal beleid kan worden vormgegeven

en de kwaliteit van de publieke dienst-verlening kan worden verbeterd (Page, 2007: 123). Keuzevrijheid is hiermee deel uit komen te maken van de ge-reedschapskist van bestuurlijke her-vormers (Swierstra en Tonkens, 2002; Trappenburg, 2005; Eichler en Pfau-Effi nger, 2009). Sinds het afgelopen decennium wordt keuzevrijheid in toe-nemende mate ingezet om een nieuwe maatschappelijke orde vorm te geven. Dit is een beschavingsorde die meer is gefundeerd op consumptiekeuzes dan op culturele gewoonten, oude normen en tradities (Bevir en Trentmann, 2007; Downie en Randall, 2008). In deze bijdrage wordt beschreven hoe keuze-vrijheid als sturingsinstrument is

vorm-gegeven in de relatie tussen overheid, markt en burger en wat de overheid met het instrument beoogt in de vorm-geving van de nieuwe orde.

Keuzevrijheid en gereguleerde marktwerking

In de afgelopen dertig jaar is keuzevrij-heid in de eerste plaats begrepen als een instrument waarmee marktwer-king kan worden bevorderd in diverse beleidssectoren, zoals zorg, onderwijs, energie en telecommunicatie. Keuze-vrijheid betreft hier de mogelijkheid van consumenten om te kiezen tussen alternatieve collectieve voorzieningen. In de hervormingscontext van de invoe-ring van marktwerking in verzorgings-statelijke sectoren heeft keuzevrijheid de betekenis van consumptiekeuze gekregen (Curtis, 2004: 154). De con-sumptiekeuze hangt nauw samen met de individualisering van collectieve verantwoordelijkheden. Consumenten van publieke diensten worden in toe-nemende mate individueel verant-woordelijk gehouden voor hun eigen behoeftevoorziening, terwijl beleids-makers zich in de afgelopen decennia hebben gericht op het ordenen van het marktaanbod van collectieve voorzie-ningen (Stone, 2005: 221).

In haar rol als marktordenaar stuurt de overheid marktpartijen aan en draagt zij zorg voor een fi nancieel houdbaar sociaal beleid en effi ciënte dienstver-lening in zogenaamde ‘quasi-markten’ (Brandsen, 2004). Bij de invoering van marktbeginselen in de collectieve sec-tor kunnen collectieve voorzieningen, zoals gezondheidszorg, onderwijs en inburgering, in beginsel door zowel private als publieke instanties worden aangeboden. Dit betekent dat bij deze toepassing van keuzevrijheid wordt verondersteld dat doelstellingen van

Een neoliberale

inspiratiebron

(3)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

7

sociaal beleid kunnen worden

gereali-seerd door markttransacties (Gilbert, 2002: 111; Taylor-Gooby, 2007). In de verzorgingsstaat was de maatschap-pelijke relatie tussen zorgvrager en zorgaanbieder (bijvoorbeeld medici of scholen) oorspronkelijk associatief, gebaseerd op een langetermijnrelatie (Greener, 2009: 313). In deze relatie was de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de keuze van de inhoud (behande-ling, les, aanpak enzovoort), terwijl de zorgvrager verantwoordelijk was voor de keuze tussen een gegeven aanbod. In de markttransactie daarentegen, wordt de zorgaanbieder afhankelijk van de consumptiekeuze van de zorgvrager en komt de verantwoordelijkheid voor de keuze voor de inhoud te liggen bij de zorgvrager (Downie en Randall, 2008). De invoering van transactieve beginse-len in de verzorgingsstaat betekent dat zorgaanbieders hun zorgvragers zijn gaan behandelen volgens consumen-tenpreferenties, in plaats van volgens behoeften, zoals betrokken professio-nals deze vaststellen. In de onderwijs-sector komt dit transactieve verband tot uitdrukking in de beslissing van ouders om goede of slechte scholen te selecteren, op basis van prestatie-indi-catoren, ranglijsten, kwaliteitskaarten en vakbekwaamheid (Page, 2007: 114). Hetzelfde transactieverband heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld in de gezondheidszorg, waar goede en slechte ziekenhuizen worden gerang-schikt. De Wet marktwerking gezond-heidszorg (Wmg) stelt normen op ter bevordering van de informatiepositie van zorgvragers, vis-à-vis zorgaanbie-ders en ziektekostenverzekeraars, die via de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) worden gehandhaafd. Kortom, als marktordeningsinstrument impli-ceert keuzevrijheid bovenal dat

zorg-vragers de vrije keuze maken voor bepaalde diensten in overeenstemming met hun eigen consumentenpreferen-ties. En daarvoor dragen zij de eigen ver-antwoordelijkheid of aansprakelijkheid en vervullen zij zelf de bijbehorende administratieve taken (of besteden dit laatste uit aan adviseurs) (Stone, 2005: 220; Trappenburg, 2005: 21).

Keuzevrijheid en bestuurlijke structuur

Hoewel keuzevrijheid in de afgelo-pen drie decennia vooral de betekenis heeft gekregen van een bestuurlijk in-strument waarmee marktwerking kan worden geïntroduceerd in de verzor-gingsstaat, is haar reikwijdte de laatste jaren verbreed naar het domein van de-mocratisch burgerschap (Przeworski, 2003; Trappenburg, 2005: 27; Epstein, 2009). Keuzevrijheid wordt hierbij ge-interpreteerd als een instrument waar-mee burgers de mogelijkheid wordt geboden om mee te beslissen over kwesties aangaande de inrichting van het publieke domein (Smith, 2009). Een achterliggende gedachte bij deze koppeling tussen keuzevrijheid en burgerparticipatie is dat de kloof tussen burger en overheid overbrugd kan wor-den door burgers zelf te laten kiezen tussen beleidsalternatieven en henzelf het gekozen alternatief te laten imple-menteren in hun eigen lokale gemeen-schap of buurt (Schrijver, 2008; Osse-waarde et al., 2008; Van Zuylen, 2007). In deze toepassing van keuzevrijheid

Democratisch

burgerschap

(4)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

8

worden lokale actieve burgers mede-verantwoordelijk voor de uitkomsten van beleid, terwijl de gemeente de regie voert over het geheel van beleidspro-cessen.

In de toepassing van keuzevrijheid om democratische kloven te overbruggen, ligt de nadruk op de insluiting van actieve burgers in beleidsprocessen en de vorming van een ‘andere overheid’ (John, 2009). Recente participatie-wetgeving, zoals de Wet maatschappe-lijke ondersteuning (Wmo) en de Wet participatiebudget (Wp), schenkt ge-meenten de discretionaire ruimte om zelf, samen met partners uit het maat-schappelijk middenveld, bedrijfsleven en buurten, initiatieven te ontplooien om burgers te laten meebeslissen en

mee te laten werken in de uitvoering van beleid (Oude Vrielink en Van de Wijdeven, 2008). Zo kunnen gemeen-ten bijvoorbeeld uit de Wpwijkbudgetten (die in de wet worden gedefi -nieerd als ‘participatievoorzieningen’) verstrekken die burgers in staat stel-len om zelf te kiezen hoe hun wijk er uit moet komen te zien. Geactiveerde burgers kunnen dan bijvoorbeeld zelf meebeslissen of er een buurthuis of een speelplaats in hun buurt georgani-seerd moet worden, hoe dit eruit moet zien en waar het moet komen. Zij be-heren (bijvoorbeeld het aankopen van speeltoestellen) het hele uitvoerings-proces zelf, binnen de kaders van het toegekende wijkbudget (Van Zuylen, 2007).

Een dergelijke inzet van keuzevrijheid impliceert een ‘nieuw sociaal contract’ tussen overheid en burgers, waarbij de meebeslissingen van actieve burgers democratisch worden ingebed (Osse-waarde, 2007a). Deze metafoor geeft uitdrukking aan een veranderende verhouding tussen overheid en burger, waarbij de overheid – de ‘andere over-heid’ – haar beleidsmonopolie verliest en een beperkter zorgplicht krijgt. Bur-gers krijgen een actieve bestuurlijke rol in de vorm van meebeslissen op lokaal niveau. De gedachte hierbij is dat er hierdoor een sterkere samenwerking tussen overheid en burgers tot stand komt, waarmee het openbaar bestuur meer betrokkenheid en loyaliteit van burgers verwerft en door samenwerking meer probleemoplossend vermogen ge-nereert (Smith, 2009). Keuzevrijheid als meebeslissen is een ambigue demo-cratische innovatie. Een veelgenoemde kritiek op deze insteek is dat gemar-ginaliseerde groepen, of burgers met beperkte bestuurlijke kennis en vaar-digheden, maar heel moeilijk zijn in te sluiten in bestuurlijke processen en maar zelden deelnemen aan bestuur-lijke beslissingsprocessen (Uslaner en Brown, 2005; Ossewaarde et al., 2008; John, 2009).

Keuzevrijheid en moreel kapitalisme

In het afgelopen decennium is keuze-vrijheid in toenemende mate ingezet als een instrument waarmee allerlei wereldwijde sociale problemen (zoals gezondheidsproblemen, armoede, sla-vernij, ecologische crisis enzovoort, door veranderingen in consumptiege-drag van burgers kunnen worden opge-lost of beheerst (Bevir en Trentmann, 2007). Het zogenaamde ‘consumen-ten-burgerschap’ geeft uitdrukking aan de combinatie van burgerschap en

Een nieuw sociaal

contract

(5)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

9

consumptiegedrag, waarbij

keuzevrij-heid, in de betekenis van consumptie-keuze en in een context van reeds in-gevoerde gereguleerde marktwerking, een instrument is waarmee consump-ties kunnen worden gestuurd. Een consumenten-burger is een actor die vrij kiest voor bepaalde ethische con-sumptiepatronen en culturele leefstijl-ontwikkeling die actief bijdragen aan het oplossen van sociale problemen en aan het realiseren van beleidsdoel-stellingen (Ossewaarde, 2009). Een consumenten-burger kiest er bijvoor-beeld vrijelijk voor om geen benzine-slurpende auto aan te schaffen om op die wijze bij te dragen aan het oplos-sen van ecologische crises. Of hij of zij kiest ervoor om fair trade-producten te consumeren om daarmee bij te dragen aan de aanpak van slavernij in derdewe-reldlanden. Of vrijelijk te kiezen om te stoppen met roken om de kans op ziek-ten te verminderen en daarmee ook de fi nanciële druk op de gezondheidszorg te verminderen (Malpass et al., 2008). Bij consumenten-burgerschap verwordt niet-moreel geïnspireerde consumptie – zoals het vrijelijk kiezen voor een ener-gieslurpende auto of het eten van cho-colade die door slaven is geproduceerd – tot een sociaal probleem. Als overhe-den sociale problemen in termen van ongewenst consumptiegedrag typeren, dan kan keuzevrijheid dienen als een instrument waarmee sociale probleem-veroorzakende consumptiepatronen en leefstijlen kunnen worden veranderd. In de ‘Preventienota Kiezen voor Gezond Leven’ benadrukt de minister van VWS het belang van het maken van de pro-bleemoplossende consumptiekeuze. In de nota (2006: 12) staat vermeld dat: ‘Onnodig korter leven blijft onnodig, onnodig verlies van kwaliteit van leven

eveneens. Het kabinet beseft heel goed dat dit in de eerste plaats een verant-woordelijkheid van burgers zelf is; de overheid dient met relevante partijen in ‘het veld’ echter alles te doen om die burger daarbij te helpen en bijvoor-beeld te stimuleren ‘de gezonde keuze’ te maken.’

Waar het hier om gaat is dat de vrije consumptiekeuze door leefstijlinter-venties kan worden bijgestuurd door de vormgeving van een keuzearchitec-tuur. In diverse situaties waarbij bur-gers afwegingen maken tussen diverse

belangen en waarden, in geval van wo-nen, sporten, eten, reizen enzovoort, is de consumptiekeuze vrij op voor-waarde dat deze niet tot onwenselijke uitkomsten leidt en ‘de gezonde keuze’ is. Bij consumenten-burgerschap doet zich dan ook een ‘keuzevrijheidspara-dox’ voor: keuzevrijheid wordt geor-ganiseerd en gerationaliseerd binnen beleidskaders (Honneth, 2004; Osse-waarde, 2007b).

Het openbaar bestuur krijgt hierdoor vooral de taak om consumenten-burgers te informeren wat de ‘moreel juiste’ consumptie is en hen te stimule-ren om, vooral op basis van hun gewe-ten, die keuze ‘vrijelijk’ te maken. De media zijn een belangrijk instrument in het hervormen van sociale probleem-veroorzakende consumptiepatronen en leefstijlen. Het ministerie van VWS heeft bijvoorbeeld in die rol de website www.kiesbeter.nl ontworpen, waarmee

Invloed

(6)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

10

burgers de informatie wordt aangereikt om die keuzes te maken die bijdragen aan het leveren van oplossingen voor maatschappelijke problemen. Derge-lijke leefstijlinterventies zijn niet zon-der ambiguïteit. Een kwestie die veelal wordt aangesneden is dat de vrije keuzes van consumenten-burgers niet zozeer kunnen worden geduid als ‘autonome’ of ‘rationele’ keuzes in een markt, doch

onderdeel uitmaken van een culturele omgeving die wordt gekenmerkt door macht- en prestigestrijd (Ossewaarde, 2007b; Eichler en Pfau-Effi nger, 2009: 618). Alice Malpass et al. (2008: 234) stellen vast dat door tal van leefstijl-interventies de consumptiekeuze op grote schaal wordt gemanipuleerd door experts, adverteerders, marktonderzoe-kers enzovoort uit ‘het veld’, waardoor volgens hen de ‘vrijheid’ uit de ‘keuze’ lijkt te verdwijnen. Stephanie Lawler (2005: 441) neemt waar dat de mediale leefstijlinterventies van betrokken ac-toren vooral fungeren om de consump-tiekeuzes en de smaak van de midden-klasse te normaliseren, esthetiseren en moraliseren, terwijl de vrije keuzes van gemarginaliseerde groepen als ‘smake-loos’ en ‘walgelijk’ worden uitgebeeld. Hiermee fungeert keuzevrijheid dan ook als mechanisme van in- en uitslui-ting.

Conclusie

Keuzevrijheid is een begrip dat verschil-lende betekenissen kent. Oorspronke-lijk is keuzevrijheid een morele waarde

die de mogelijkheid om te kunnen kie-zen tussen goed of kwaad aangeeft. In de liberale ideologie is keuzevrijheid een waarde die individuen aanspoort tot zelfverwezenlijking via maatschap-pelijke participatie in tal van contractu-ele verbanden. In de afgelopen decen-nia heeft keuzevrijheid de betekenis gekregen van instrument waarmee de verzorgingsstaat en het daaraan gekop-pelde burgerschapsbegrip kunnen wor-den hervormd. Terwijl keuzevrijheid vooral is geïnterpreteerd als een instru-ment om gereguleerde marktwerking in diverse beleidsterreinen in te voe-ren, is de reikwijdte van keuzevrijheid het laatste decennium verbreed naar andere terreinen dan marktwerking. In toenemende mate wordt keuzevrij-heid ingezet om nieuwe bestuurlijke structuren of democratische innovaties vorm te geven en om nieuwe morele ordes op basis van consumptiekeuzes te ontwikkelen. Bij deze laatste toepas-sing verliest consumptie haar economi-sche essentie en verwordt zij tot een ethische en culturele vorm van sociaal probleemoplossend gedrag.

Noot

1 Gedurende de Reformatie wordt de betekenis van keuzevrijheid onderwerp van een belangwekkend dispuut tussen Erasmus en Luther, waarbij de ene de liberum arbitrium ziet als een godsgeschenk dat de mens in staat stelt om zichzelf te bevrijden en de ander stelt dat de mens zijn wil zo pervers is dat hij gedoemd is tot het maken van de ver-keerde keuze.

Literatuur

Benoist, Alain de, On Identity, Telos 128, 2004, pp. 9-64.

Bevir, M. en F. Trentmann (red.), Governance, consumers

and citizens: Agency and resistance in contemporary politics, London, Palgrave MacMillan, 2007.

Brandsen, T., Quasi-market governance: An anatomy of

innovation, Utrecht, Lemma, 2004.

Curtis, Neil, Nihilism, Liberalism and Terror, Theory,

Culture & Society 21 (3), 2004, pp. 141-157.

Ontwikkeling

(7)

THEMA

BESTUURSKUNDE 2010 – 2

11

Downie, R. en F. Randall, Choice and responsibi-lity in the NHS, in: Clinical Medicine, 8(2), 2008, pp. 182-185.

Eichler, M. en B. Pfau-Effinger, The ‘consumer principle’ in the care of elderly people: Free choice and actual choice in the German welfare state, in: Social

Policy & Administration, 43(6), 2009, pp. 617-633.

Epstein, R.A., The ominous Employee Free Choice Act: This legislation represents a dramatic depar-ture from previous labor law, in: Regulation, 32(1), 2009, pp. 48-54.

Gilbert, N., The transformation of the welfare state:

The silent surrender of public responsibility, Oxford,

Oxford University Press, 2002.

Greener, I., Towards a history of choice in UK health policy, in: Sociology of Health & Illness, 31(3), 2009, pp. 309-324.

Honneth, A., Organized self-realization: Some para-doxes of individualization, in: European Journal of

Social Theory, 11(7), 2004, pp. 463-478.

John, P., Can citizen governance redress the repre-sentative bias of political participation?, in: Public

Administration Review, 69(3), 2009, pp. 494-503.

Lawler, S. Disgusted subjects: The making of middle-class identities, in: The Sociological Review, 53(3), 2005, pp. 429-446.

Malpass, A., C. Barnett, N. Clarke en P. Cloke, Pro-blematizing choice: Responsible consumers and sceptical citizens, in: M. Bevir & F. Trentmann (red.),

Governance, consumers and citizens: Agency and resistance in contemporary politics, London, Palgrave

MacMillan, 2008, pp. 231-256.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

VWS Preventienota Kiezen voor een Gezond Leven,

Den Haag, 2006. Gedownload van http://www. minvws.nl/kamerstukken/pg/2006.

Murphy, N. en W.S. Brown, Did my neurons make me

do it? Philosophical and neurobiological perspectives on moral responsibility and free will, Oxford, Oxford

University Press, 2007.

Ossewaarde, R., Maatschappelijke organisaties: Een

sociologische inleiding, Amsterdam, Boom, 2006.

Ossewaarde, M.R.R., The new social contract and the struggle for sovereignty in the Netherlands, in:

Government and Opposition: An International Journal of Comparative Politics, 42(4), 2007a, pp. 491-512.

Ossewaarde, R., Hoe de dialectiek tussen autonomie en controle Balkenende IV beheerst: Een schets van een moderne tragedie’, Radix, 33(4), 2007b, pp. 327-335.

Ossewaarde, M., Joint review: Ian Woodward, under-standing material culture. M. Bevir en F. Trent-mann (Eds.), Governance, consumers and citizens: agency and resistance in contemporary politics, in:

Sociology, 43(4), 2009, pp. 782-785.

Ossewaarde, R., M. Moulijn, S. Ketner, F. Hermsen, L. Verkaik en P. Bron, Effectieve vormen van

bur-gerparticipatie? Een onderzoek naar innovatie van burgerparticipatie in Overijssel, Zwolle, Provincie

Overijssel, 2008. Gedownload van http://www. innovatieburgerparticipatie.nl.

Oude Vrielink, M. en T. van de Wijdeven, Bewonersini-tiatieven: Een prachtkans voor wijken?, in:

Bestuurs-wetenschappen, 3, 2008, pp. 66-82.

Page, R.M., Revisiting the welfare state, Berkshire, Open University Press, 2007.

Przeworski, A., Freedom to choose and democracy, in: Economics and Philosophy, 19(2), 2003, pp. 265-270.

Schrijver, J., Zou burgerparticipatie het vertrouwen in de politiek vergroten?, in: Bestuurskunde, 2008, pp. 102-112.

Smith, G., Democratic innovations: Designing institutions

for citizen participation, Cambridge, Cambridge

University Press, 2009.

Stone, D., The false promise of consumer choice, in: R.F. Rich en C.T. Erb (red.), Consumer choice: Social

welfare and health policy, London, Transaction

Publishers, 2005, pp. 209-222.

Swierstra, T. en E. Tonkens, Klakkeloze keuzevrijheid: Kanttekeningen bij de dominantie van keuzevrij-heid in hedendaags beleid, in: Filosofie en Praktijk, 23(4), 2002, pp. 23-33.

Taylor-Gooby, P., The welfare state and individual freedom: Attitudes to welfare spending and to the power of the state, in: Political Studies, 21(4), 2007, pp. 640-649.

Trappenburg, M., Gezondheidszorg en democratie. Ora-tie uitgesproken aan de Erasmus Universiteit Rot-terdam op 21 januari 2005.

Uslaner, E. & M. Brown, Inequality, trust, and civic engagement, in: American Politics Research, 33(6), 2005, pp. 868-894.

Zuylen, J. van, Help! Een Burgerinitiatief, Inaxis, 2007. Gedownload van http://werk.leenetxt.nl/inaxis/ helplowres.pdf.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tuberculosis): mycobacterium; MB: multibacillary; MDT: multi drug treatment; NLR: Netherlands Leprosy Relief; PB: paucibacillary; PEP: post-exposure prophylaxis; PEP++:

Sembrar Sartawi focuses on disbursing loans in the form of microcredits to help farmers in rural areas perform and expand their productive activities. In addition, it offers

Collateral shortfall is an equivalent of the recovery rate from standard credit risk literature. Due to simplification we can treat them as equal is this research

Eens Oneens In plaats van camera’s moet er meer politie op straat 70 % 30 % Meer camera’s verhogen de veiligheid in onze gemeente 80 % 20 % Cameratoezicht werkt beter als ze

De index van het DSS-gedeelte wordt gecorri- geerd met de waarde die uit het ES-gedeelte komt en zo wordt de uiteindelijke Vewangings- index verkregen, Wanneer deze index een

Om zowel het effect van enzymtoevoeging als de wijze van verstrekking van tarwe (los bijvoeren versus persen in mengvoer) te onderzoeken, wordt op het proefbedrijf van het

Als hij het midden van het batje op 22,8 cm houdt, raakt hij het balletje precies aan de onderkant van zijn batje.... Even na half 1 is de

Voor grote waarden van x is +5 en –5 verwaarloosbaar en krijg je voor beide functies 10 gedeeld door een groot getal; dat wordt vrijwel 0.. (die hebben