• No results found

De moeizame weg van oorlog naar vrede : een casestudy over Mostar, Bosnië-Herzegovina

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De moeizame weg van oorlog naar vrede : een casestudy over Mostar, Bosnië-Herzegovina"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE MOEIZAME

WEG VAN OORLOG

NAAR VREDE

Een casestudy over Mostar, Bosnië-Herzegovina

(2)

Bachelorscriptie Amrit Baboeram

20 juni 2014, Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Ottho Heldring

734301370Y

Westlandgracht 63-2

1058 TN Amsterdam

Email: amrit.baboeram@gmail.com

Tel: 06-44856332

Studentnummer: 10071210

Coverfoto: Amrit Baboeram

(3)

Voorwoord

De afgelopen drie jaar heb ik de Bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie gevolgd

aan de Universiteit van Amsterdam, omdat een studie met een interdisciplinaire benadering

van de relatie tussen mens en ruimte mij erg interessant leek. Gaandeweg de route richting

het einde van mijn opleiding zijn mijn interesses zich steeds meer gaan toespitsen op de

politieke geografie. Vooral de ontwikkelingen in de geopolitiek met in het bijzonder de

opkomst van landen in het Midden-Oosten en Azië, en de benadering hiervan vanuit westerse

en vooral niet-westerse perspectieven hebben mijn belangstelling. Ik heb mij hier dan ook zo

veel mogelijk geprobeerd in te specialiseren.

De deelname aan het veldwerk in Bosnië-Herzegovina met het centrum voor Conflict Studies

(Universiteit Utrecht) in april heeft mij voor het eerst een diepere kijk geboden in de effecten

van een oorlog op de samenleving. De indrukken van het land en de interviews die in die week

zijn afgenomen hebben mij enorm aangegrepen. Bij terugkomst in Nederland heb ik dan ook

besloten om aan mijn begeleider voor te stellen of ik mijn eerder gekozen scriptieproject over

sport & mondialisering mocht stopzetten om vervolgens de verkregen data die ik in het

veldwerk heb opgedaan te verwerken in een nieuwe scriptie over de situatie in Bosnië.

Door de relatief korte resterende tijd voor het schrijven van mijn scriptie, heb ik geleerd zo

effectief mogelijk om te gaan met de tijd. Behalve de energie die ik zelf in mijn scriptie heb

gestoken, is de medewerking van de respondenten van cruciaal belang geweest. De data

verkregen uit de interviews hebben mij geholpen om diepere inzichten te krijgen over de

situatie in Mostar. Behalve de respondenten wil ik ook mijn scriptiebegeleider Ottho Heldring

bedanken voor de ruimte die ik heb gekregen om in een laat stadium toch te wisselen van

onderwerp. Deze omslag heeft ervoor gezorgd dat ik in de afgelopen maanden met meer

passie en toewijding het scriptietraject heb kunnen doorlopen. Ik hoop dat de lezers van mijn

werk na afloop bewuster zijn geworden van de invloeden die historische processen hebben op

de leefsituatie van mensen vandaag de dag.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding . . . pag. 6

1.1 Inleiding . . . pag. 6 1.2 Probleemstelling . . . pag. 6 1.3 Verantwoording . . . pag. 8

2. Het uiteen vallen van Joegoslavië t/m het Verdrag van Dayton . . . .. . . pag. 9

2.1 Etnische compositie van de Socialistische Republiek Joegoslavië . . . pag. 9 2.2 Toenemende spanning binnen de Socialistische Republiek Joegoslavië . . . pag. 10 2.3 Verloop van de oorlogen om onafhankelijkheid vanaf 1991 . . . pag. 11 2.4 Historische achtergrond . . . pag. 12 2.5 Analyse . . . pag. 14

3. Bosnië-Herzegovina na het Dayton Verdrag . . . pag. 17

3.1 Politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina

het Dayton Verdrag . . . pag. 17 3.2 Verhoudingen tussen de verschillende etnische groeperingen . . . pag. 20 3.3 Etnisch nationalisme als ondermijning van langdurige stabiliteit . . . pag. 22

4. Mostar: een oorlog binnen een oorlog . . . pag. 25

4.1 Introductie: Mostar voor de oorlog . . . pag. 25 4.2 Overeenkomsten en verschillen politieke situatie Mostar . . . pag. 27 4.3 Overeenkomsten en verschillen maatschappelijke situatie Mostar . . . pag. 29 4.4 Mostar: een nieuwe fase? . . . pag. 33

5. Conclusie . . . pag. 35

5.1 Conclusie. . . pag. 35 5.2 Aanbevelingen . . . pag. 37

6. Literatuur . . . pag. 38 7. Lijst met geïnterviewde personen . . . pag. 39

(5)

1. Inleiding

1.1 Inleiding

Twintig jaar na de bloedige oorlog in Bosnië-Herzegovina zijn de littekens van het conflict nog goed zichtbaar in grote delen van het land. Het straatbeeld vertolkt dit door de vele kogelgaten in gebouwen en het groot aantal grafstenen langs openbare wegen in de hoofdstad Sarajevo. Wanneer je in gesprek raakt met de bewoners van Sarajevo wordt duidelijk dat de verschillende etnische groepen nog altijd langs elkaar heen leven en dat elke groep haar eigen verleden koestert. Terwijl in Den Haag de processen tegen oud-bevelhebbers uit de oorlog doorgaan en de media vooral hiervan verslag doen, blijft de spanning tussen de Moslims, Serviërs en Kroaten in de Bosnische steden de onderhuidse realiteit.

Veel van de beschikbare literatuur over de naoorlogse situatie in Bosnië-Herzegovina geeft kritische inzichten op het gebied van de wederopbouw van het land en de invloed van de internationale gemeenschap bij dit proces. Met mijn scriptie wil ik me focussen op hoe de politieke en maatschappelijke context op nationaal en lokaal niveau van invloed is op de wederopbouw van een samenleving op lokaal niveau. De dagelijkse leefsituatie en verhoudingen tussen etnische groepen probeer ik hiermee in kaart te brengen. Weinig onderzoek beschrijft de hedendaagse leefsituatie op gemeentelijk niveau twintig jaar na de oorlog. De casus die ik hierbij zal hanteren is de door de oorlog verwoeste stad Mostar. Het doel van dit onderzoek is om in beeld te brengen hoe in de nasleep van de oorlog is geprobeerd de gemeente Mostar weer op te bouwen en welke problemen op nationaal en lokaal niveau hierop van invloed zijn. Ik richt mij hierbij op de vraag in hoeverre het de verschillende etnische groepen is gelukt een vreedzaam klimaat te scheppen en welke factoren hierbij in de weg staan. De casus werk ik uit aan de hand van de volgende probleemstelling.

1.2 probleemstelling

Op welke wijze wordt er na de oorlog in Bosnië-Herzegovina in Mostar weer een samenleving opgebouwd om op vreedzame wijze met elkaar te kunnen leven, en in hoeverre is de maatschappelijke en politieke context op nationaal en lokaal niveau van invloed op de ontwikkelingen in Mostar?

Om de bovenstaande probleemstelling uit te werken is het van belang om een historisch en theoretisch kader te hanteren waarmee de naoorlogse situatie in Bosnië-Herzegovina beter te

(6)

begrijpen is. Dit doe ik door mijn scriptie op te bouwen vanuit drie kerndelen. Het eerste deel betreft het uiteenvallen van de Socialistische Republiek Joegoslavië met de oorlog in Bosnië-Herzegovina als gevolg. Door de etnische compositie van de Socialistische Republiek Joegoslavië in kaart te brengen en de toenemende spanning te behandelen wordt de context van mijn case in beginsel duidelijk. Vervolgens bespreek ik het verloop van de Joegoslavische oorlogen om onafhankelijkheid en de historische achtergrond van de oorlogen. Met deze gegevens kan specifieker onderzoek worden gedaan naar de situatie op nationaal niveau in Bosnië, en lokaal niveau in Mostar.

Het tweede onderdeel van mijn scriptie gaat over de maatschappelijke en politieke context op nationaal niveau in Bosnië-Herzegovina na de oorlog. Met de uitwerking van de maatschappelijke en politieke context in Bosnië na de oorlog breng ik de belangrijkste problemen in kaart die van invloed kunnen zijn op mijn casestudy over Mostar. Deze problemen zullen betrekking hebben op de spanningsvelden tussen de bevolkingsgroepen, de machtsverhoudingen binnen de politiek en het interventiebeleid vanuit de internationale gemeenschap. Ook behandel ik de rol van het etnisch nationalisme hierin.

Het laatste deel van mijn onderzoek betreft een casestudy van de gemeente Mostar. Hierin probeer ik het sociaal systeem in Mostar vanuit verschillende invalshoeken te belichten en te kijken hoe de politieke en maatschappelijke context op nationaal en lokaal niveau van invloed is op de lokale bevolking. Mijn empirisch materiaal voor dit onderzoek heb ik verkregen uit zes interviews die zowel in Nederland als in Bosnië zijn afgenomen. De elementen die ik in het eerste en tweede hoofdstuk aan bod heb laten komen zal ik in het derde hoofdstuk toespitsen op data over Mostar. Ik kies voor deze drie afzonderlijke delen omdat zij in een trechtervorm de breed georiënteerde informatie over Joegoslavië van een steeds nauwere focus voorzien die convergeert richting een analyse van een gemeenschap op lokaal niveau. Het onderstaande conceptueel model vat deze opbouw beknopt samen. Naast de toelichting van de structuur van dit stuk wil ik nog de kanttekening maken dat ik me ervan bewust ben dat de officiële benaming van het land Bosnië-Herzegovina is, maar om het leesgemak te verbeteren zal ik het vanaf hier hebben over Bosnië. Ook zal ik naar de Bosniakken (Slavische moslims) in mijn stuk refereren als Moslims omdat in de literatuur deze term met hoofdletter het meest wordt gehanteerd en dit de consistentie van mijn verhaallijn bevorderd.

(7)
(8)

1.3 Verantwoording

De inwoners van Bosnië zijn getekend door de oorlog en leven in een land waar sprake is van een politieke impasse. De investeringen vanuit de internationale gemeenschap nemen af en er is sprake van een stagnerende economie. Met dit onderzoek wil ik inzichten bieden in de dagelijkse gang van zaken in de gemeente Mostar. Deze inzichten over een lokale samenleving kunnen bijdragen aan de kennis om de maatschappelijke problemen te benaderen of op te lossen. Dit onderzoek is daarnaast wetenschappelijk relevant omdat het tracht een bijdrage te leveren aan de discussie over hoe een land, na een oorlog die de maatschappij etnisch heeft verdeeld, opnieuw kan worden opgebouwd. De nadruk van de benadering zoals ik die presenteer ligt op de insteek dat de wederopbouw moet plaatsvinden zonder uit het oog te verliezen wat er speelt tussen de lokale bevolkingsgroepen. Het ontwikkelen van beleid is het meest effectief wanneer men kennis heeft van hoe de sociale, politieke en etnische verhoudingen binnen een gemeenschap daadwerkelijk liggen.

(9)

2. Het uiteen vallen van Joegoslavië t/m het Verdrag van Dayton

Om de conflictsituatie in Bosnië en Mostar te begrijpen is het van belang in kaart te brengen hoe de desintegratie van Joegoslavië zich voltrok. Dit doe ik door allereerst de etnische compositie te bespreken. Vervolgens bespreek ik hoe de gespannen verhoudingen in de jaren ’80 leidden tot de desintegratie van Joegoslavië en het belang van nationalisme en etniciteit hierin. Na de uiteenzetting van deze dimensies licht ik de historische achtergrond toe en geef ik een theoretische analyse van de aard van het conflict.

2.1 Etnische compositie van de Socialistische Republiek Joegoslavië

Tussen 1945 en 1991 was Joegoslavië een federatie die bestond uit zes deelrepublieken: Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Montenegro, Servië, Kroatië en Slovenië. Deze staten vormden onder leiding van de communistische dictator Josip Broz Tito samen de Socialistische Republiek Joegoslavië. De harde hand van Tito heeft ongeveer 35 jaar lang een eenheid weten te behouden door etnisch nationalisme te verbieden en bijvoorbeeld met behulp van het toenemende aantal gemengde huwelijken en communistische propaganda een Joegoslavische identiteit op te bouwen (Hayden, 1996). De verschillende deelrepublieken binnen Joegoslavische context hadden een etnisch kenmerk door middel van een nationale meerderheid binnen de deelrepubliek. Alleen in Bosnië is er sprake van een bijzonder verdeelde etnische mix van Moslims, Kroaten en Serviërs. Met de Joegoslavische Grondwet in 1974 kwamen er geleidelijk meer bevoegdheden in handen van de deelstaten en met de dood van Tito op 4 mei 1980 kwam de Socialistisch Republiek in ander vaarwater terecht.

Joegoslavië kende een grote geografische spreiding van bevolkingsgroepen over de verschillende deelstaten waarbinnen ook veel spanning bestond vanwege etnische tegenstellingen. In Kroatië is de meerderheid Kroatisch, maar bestaat er ook een groep Servische Kroaten. De Kroaten en Servische Kroaten kennen een klein verschil in dialect en schrift. Wel bestaat er een cruciaal religieus verschil. De Kroaten zijn katholiek en de Serviërs zijn orthodox. De orthodoxe kerk staat sterk in verband met de Griekse en Russische kerk. Servië is in Joegoslavië de grootste deelrepubliek en wordt gekenmerkt door een sterke vorm van nationalisme (Glenny, 1996). In de deelstaten Macedonië, Bosnië en Kroatië wonen Servische minderheden die zich graag aansluiten bij een Groot-Servische ideaal. Ik kom hier later op terug. Slovenië is de meest Westers georiënteerde deelrepubliek en kent het minste aantal Servische inwoners. Kosovo is een Servische provincie waarin de meerderheid niet Servisch maar Albanees is. In Servië zelf wonen net als in Kroatië Moslims, Macedoniërs, Kroaten en Albanezen. De etnische compositie van Bosnië licht ik in het

(10)

volgende hoofdstuk toe. In het volgende stuk bespreek ik hoe de gespannen etnische verhoudingen binnen de verschillende deelstaten in de loop van de jaren ’80 leidden tot ernstige problemen toen Tito kwam te overlijden.

2.2 Toenemende spanning binnen de Socialistiche Republiek Joegoslavië

Na de dood van Josip Broz Tito op 4 mei 1980 brak er een periode aan waarbij de vraag was in hoeverre Joegoslavië gecentraliseerd moest blijven. De verschillende politieke elites uit de Joegoslavische deelstaten probeerden vlak na zijn dood de centralisatie te behouden onder het motto ‘Tito na Tito’, maar in de praktijk leidden het faillissement van de communistische ideologie, de economische malaise en de etnische en religieuze spanningen ertoe dat de politieke elites zich steeds meer distantieerden van Tito en zijn politieke erfenis (Tromp, 2002). Er werd nu in de verschillende deelstaten gezocht naar nieuwe ‘sterke’ leiders die vaak hun draagvlak verwierven op grond van de patriarchale tradities van de regio. Tromp (2002) benoemt een belangrijke paradox ten tijden van het veranderende politieke klimaat in Joegoslavië in de jaren ’80: “Hoe paradoxaal het ook

klinkt, het communistisch systeem was ondanks zijn tekortkomingen en zijn repressieve karakter, het meest liberale politieke systeem in de geschiedenis van de Zuidslavische volkeren”. Door de

economische crisis eind jaren ’80 daalde de welvaart in een snel tempo en liep de werkloosheid op. Dit gebeurde in een periode

waarin de samenleving de transitie maakte van een communistische rurale samenleving naar een verstedelijkte samenleving. Deze processen leidden tot een maatschappelijke crisis (Zwaan & de Graaff, 2005).

Toen er in Kosovo verschillende incidenten plaatsvonden die suggereerden dat de

Servische minderheid in gevaar was, stelde de Servische leider Slobodan Milošević zich fel op door op

te komen voor de Servische minderheid. Hij gebruikte dezelfde retoriek als Tito, maar richtte dit nu

Afbeelding 2 Spreiding van etnische groepen over de Joegoslavische deelrepublieken (bron: Central Intelligence Agency)

(11)

tot de Servische minderheden in alle Joegoslavische deelrepublieken. Hij ontpopte zich tot een populaire leider die het Servisch nationalisme nieuw leven inblies. Hij gebruikte het eeuwenoude thema van de ‘slachtofferrol’ van de Serviërs. Deze slachtofferrol gaat terug naar de bezetting door de Turken in de 14e eeuw en herhaalde zich door de moordpartijen van Ustaši beweging (Kroatische

facisten) tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze rol werd weer relevant door de onderdrukking van Serviërs door Albanezen in Kosovo. Een van de belangrijkste momenten tijdens de campagne van Milošević was het bezoek aan Kosovo, de Servische provincie met een Albanese meerderheid. Hij gaf aan de Servische minderheid niet in de steek te zullen laten en tegen de autonomie van Kosovo te zullen strijden. Met deze belofte refereerde Milošević naar de nederlaag die het Servische leger bij de slag om Kosovo op 28 juni 1389 tegen de Turken had geleden. De historische referenties en sentimenten licht ik in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk toe. Tegenover Milošević staat de Kroatische leider Franjo Tudjman. Tudjman is ook erg nationalistisch en streeft naar een westers georiënteerde en onafhankelijk Kroatië met een vrije markt. Hij zuiverde zijn regering van invloedrijke Kroatische Serviërs waardoor zij de regering niet meer erkenden en zich wilden aansluiten bij Milošević. Met deze ontstane kloof wordt Zagreb als symbolische hoofdstad van het Westers georiënteerde Joegoslavië beschouwd en Belgrado van het Groot-Servische ideaal van Milošević (Glenny, 1996). Met Milošević als leider van de Serviërs en de behoefte aan onafhankelijkheid aan de kant van de westers georiënteerde deelstaten Slovenië en Kroatië steeg de spanning eind jaren ’80 tot een kookpunt waarbij een oorlog tussen de deelstaten Kroatië en Servië een realiteit werd.

2.3 Verloop van de oorlogen om onafhankelijkheid vanaf 1991

Op 25 en 26 juni 1991 riepen Kroatië en Slovenië zich achtereenvolgens uit tot onafhankelijke republieken. Het plan van Milošević voor een groot Servische staat kwam hierdoor in groot gevaar. Milošević besloot met het Federale Joegoslavische Leger (JNA) Slovenië binnen te vallen. Dit leger behoorde formeel aan de gehele Socialistische Republiek Joegoslavië maar bestond in meerderheid uit Serviërs die Milošević steunden. De inval in Slovenië duurde in totaal tien dagen en werd beëindigd met het Akkoord van Brioni op 7 juli 1991. Dit akkoord legde formeel de onafhankelijkheid van de Republiek Slovenië vast. Milošević besloot zich hierna te richten op Kroatië omdat dit gebied een groter aantal Servische inwoners kende. De oorlog tussen de Serviërs en Kroaten zou zeven maanden voortduren totdat op 15 januari 1991 een staakt-het-vuren en een vredesverdrag werd getekend dat de onafhankelijkheid van Kroatië definitief erkende.

(12)

De derde fase van de oorlogen in Joegoslavië zijn de Bosnische oorlogen. De spanningen in Bosnië hadden vergeleken met de overige deelrepublieken een ander karakter omdat het land een bijzondere etnische compositie kende. In 1991 bestond de bevolking voor 44% uit Bosnische moslims, 32% uit Serviërs en 17% uit Kroaten (Blom, 2002). Toen de meerderheid van de Bosnische bevolking zich in een referendum op 29 februari 1992 had uitgesproken voor de afscheiding van Joegoslavië, en vervolgens de Europese Gemeenschap Bosnië als onafhankelijk land erkende op 7

april 1992 was dit de reden voor Milošević om hardhandig militair in te grijpen. Als antwoord op het referendum reageerde de president van de Bosnische Serviërs door de Servische Republiek van Bosnië-Herzegovina uit te roepen tot eigen staat. Met de belegering van Sarajevo en de escalatie van de spanning in andere delen van Bosnië was ook de oorlog in Bosnië definitief een feit. Deze bloedige oorlog, waarbij de etnische zuivering een belangrijke rol speelde, vond zijn einde in het Verdrag van Dayton dat getekend werd op 14 december 1995. Met dit akkoord werd Bosnië verdeeld in twee federaties waarbij 51% van het grondgebied toebehoorde aan de Federatie Bosnië-Herzegovina en 49% aan de Republika Srpska (RS). De Republika Srbska kende hierin twee bestuurlijke lagen: een op het niveau van de gemeente, en een op het niveau van de entiteit. De Federatie Bosnië-Herzegovina kende met tien kantons die over relatief veel autonomie beschikten een veel complexere constructie. De gewelddadigheden rondom de oorlog zelf zal ik in mijn scriptie niet uitgebreid aan bod laten komen omdat ik mij vooral wil richten op de nationale en lokale context van Bosnië ná de oorlog.

2.4 Historische achtergrond

In de bovenstaande stukken heb ik geprobeerd te beschrijven hoe onder andere etnische tegenstellingen, religieuze tegenstellingen en retoriek na de val van het communisme hebben geleid

(13)

tot maatschappelijke en politieke onrust. Hierbij heb ik de belangrijkste gegevens, gebeurtenissen en actoren benoemd zodat de aanloop naar de situatie in Bosnië verhelderd wordt. De onrust in de Balkan in de jaren ’80 begon in eerste instantie met het conflict tussen Servië en Kroatië die zich voor een belangrijk deel baseert op wrok uit het verleden. In deze paragraaf zal ik daarom meer historische referenties uiteenzetten die duiden welke belangrijke onderhuidse sentimenten er leefden die zijn opgerakeld na de val van het communisme, maar al bestonden voor de komst van het communisme. Deze sentimenten kunnen in verband staan met de bevindingen omtrent de politieke en maatschappelijke context in Bosnië, en de casestudy over Mostar.

Eeuwenlang is de Balkan een grensgebied geweest dat het Ottomaanse en Habsburgse Rijk van elkaar scheidt in de nabijheid van Rusland in het oosten. Binnen dit gebied bestonden er etnische en religieuze tegenstellingen waarbij de islam en het orthodoxe of rooms-katholieke christendom tegenover elkaar stonden. De Serviërs waren verbonden aan de orthodoxe kerk en Kroaten aan de rooms-katholieke kerk (Swaan, 2014). Deze tegenstellingen in de eeuwenlange geschiedenis van de “Zuid Slavische nationale kwesties” zijn te plaatsen in de vier perioden van ontwikkeling die door de Servische historicus Milorad Ekmicic onderscheiden worden:

- een periode van geloof ( 1790-1830) - een periode van cultuur (1830-1860) - een periode van politiek (1860-1903) - een periode van geweld (1903-1918)

Om het overzicht te behouden en een visie te ontwikkelen op de kern van de conflicten in Joegoslavië en Bosnië begint mijn analyse bij de Eerste Wereldoorlog. Na de Eerste Wereldoorlog viel het Habsburgse Rijk uiteen en werd in 1918 de eerste Zuid-Slavische staat opgericht onder de naam ‘Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen’. De vorming van deze staat ging gepaard met onenigheid tussen de Kroaten en Serviërs omdat de topposities in de regering, aan het hof en in het leger werden bekleed door Serviërs. De Kroaten en Slovenen hadden hierdoor het gevoel door de Serviërs geannexeerd te worden waardoor de eerste wrok tussen de twee landen ontstond (Tromp, 2002). Het ‘Koninkrijk van Serven, Kroaten en Slovenen’ zou de naam in 1929 veranderen in het ‘Koninkrijk van Joegoslavië’ en viel in 1941 uiteen als gevolg van de militaire As-inval tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog woedde in de Balkan een bloedige strijd tussen Ustaši-milities die gesteund werden door Italiaanse en Duitse bezettingstroepen. Zij werden vanaf 1941 door de bezettingstroepen opgezet tegen de zigeuners, joden en orthodoxe Serviërs. In deze periode werden de Serviërs getraumatiseerd door slachtpartijen waarbij meer dan een half miljoen mensen

(14)

door de Ustaši-milities werden vermoord. De Servische ‘Chetniks’ en de Servische communisten die geleid werden door Tito vochten in deze periode tegen de Ushtaši. In de slotfase van de oorlog is het Tito die doorgaat met het bloedvergieten om zo schoon schip te maken binnen zijn eigen gelederen en alle ‘niet-communisten’ en ‘klassenvijanden’ te liquideren. Hierbij zijn mogelijk honderdduizenden slachtoffers gevallen. Na de oorlog consolideerde Tito zijn macht definitief door alle Ustaši, Chetniks en Duitsers te verdrijven, gevangen te nemen of te vermoorden.

Tito wist met de oprichting van de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië vanaf 1948 het etnisch nationalisme met repressief beleid de kiem in te smoren. Onder het communistische regime van Tito leefde men ondanks de etnische en religieuze tegenstellingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog tot bloedvergieten hebben geleid, toch relatief vreedzaam met elkaar samen.

2.5 Analyse

Om de spanningen binnen Joegoslavië en de oorlogen die het als gevolg had te begrijpen, gebruik ik in mijn analyse het concept van de natiestaat en het proces van sociale identificatie en desidentificatie. Over de evolutie van het concept van naties en de ontwikkeling van nationalisme is in de literatuur door verschillende grote theoretici zoals Gellner (1983) en Hobshawn (1992) al veel geschreven. Zij stellen dat nationalisme op de eerste plaats een politiek principe is waarbij de politieke en nationale eenheid samen moeten vallen. Een ander veel besproken idee over naties komt van Anderson (1991) die zegt dat naties imaginaire gemeenschappen zijn waarbinnen het grootste deel van de mensen nooit met elkaar in aanraking zou komen. Veel van deze theoretici zien naties als relatief jonge constructies die gemaakt zijn door politieke units, in plaats van door sociale entiteiten met een lange geschiedenis (Storey, 2002).

Story beargumenteert in zijn artikel Territory and National Identity: Examples from the

Former Yugoslavia dat het territorium van groot belang is en een integraal component is voor het

bestaan van een natiestaat. Het bestaansrecht van een staat baseert zich vaak op claims op de eigen ruimte, én specifieke ruimtes zoals symbolische landschappen. Wanneer gekeken wordt naar de connecties tussen het territorium en de natie bestaan er drie aspecten: Ten eerste is er de connectie tussen het territorium en de staat in de zin van dat men beschikt over het eigen ‘generieke’ territorium van de natie. De inwoners van de staat voelen zich verbonden met hun grondgebied en willen voorkomen dat deze in buitenlandse handen valt. Het tweede territoriale element is dat er aan tastbare streken of plekken grote symbolische waarde wordt toegekend. Hiermee ontstaat een nationaal karakter met culturele integriteit. Het derde element is dat er ook symbolische waarde zit aan niet tastbare plekken. Dit zijn zogenaamde ‘places of myths’ waaraan waarde wordt gekoppeld omdat hier in de geschiedenis bijvoorbeeld veldslagen hebben plaats gevonden.

(15)

Wanneer de theoretische concepten van de natiestaat en nationalisme worden gekoppeld aan het uiteenvallen van Joegoslavië zoals in de paragrafen hiervoor is beschreven kunnen de volgende verbanden worden getrokken. In Joegoslavië zijn na de Tweede Wereldoorlog verschillende naties onder gebracht in één staat. Deze unitaire staat heeft Tito geprobeerd bijeen te houden door middel van een socialistische ideologie waarbij men zich moest identificeren met één Joegoslavische identiteit. Toen de Joegoslavische Grondwet in 1974 werd aangenomen, de federale deelrepublieken autonomer werden en de Sovjet-Unie uit elkaar viel kreeg het nationalisme binnen de deelrepublieken meer ruimte. Het aannemen van de grondwet, het overlijden van de dictator en het uitbreken van een maatschappelijke crisis waren belangrijke factoren die uiteindelijk grotendeels verantwoordelijk waren voor de onafhankelijkheid van Slovenië, Kroatië, Macedonië en Bosnië-Herzegovina. De vraag is nu of je binnen een staat verschillende naties kan hebben? Het territorium binnen de Joegoslavische staat is van groot belang gebleken. Dit komt bijvoorbeeld terug tijdens de incidenten in Kosovo waarbij door Milošević werd terug gegrepen op de bezetting door de Turken in de 14e eeuw. De symbolische waarde van het territorium wordt bevestigd vanuit de theoretische

benadering van Storey (2002) en zal ook van toepassing zijn op de situatie in Bosnië-Herzegovina en zelfs op gemeentelijk niveau in Mostar.

Om te begrijpen hoe de Joegoslavische oorlog heeft kunnen uitlopen op de bloedige oorlogen en zelfs etnische zuiveringen draagt de Swaan (2014) het concept aan van sociale identificatie en desidentificatie. Dit proces treedt op in de loop van groepsvorming als psychologisch correlaat. Het speelt zich af in een dynamiek van concurrentie en is zowel een cognitief als een emotioneel proces: de veronderstelde overeenkomsten en verschillen bieden een basis voor emotionele betrokkenheid en distantie, en andersom. Het proces dat de Swaan behandelt grijpt terug op de periode vanaf de jaren ’80 in Joegoslavië. Wanneer Milošević ten tijde van de maatschappelijke en economische crisis opstaat als leider van de Serviërs binnen Joegoslavië streeft hij naar een Groot-Servië. Hiermee leefde het nationalisme onder verschillende etnische groepen in Joegoslavië opnieuw op en ontstond er een dynamiek van concurrentie waarbinnen sociale identificatie en desidentificatie kon optreden. Het gevoel van identificatie dat hierbij komt kijken is op zich geen emotie, maar de dispositie van iemand om betrokken te raken bij de handelingen en wederwaardigheden van anderen met wie die persoon zich identificeert. Omdat het gevoel van emotie hierbij geen rol speelt ontstond er door het opkomende nationalisme een situatie waarbij de verschillende etnische groepen, na jaren met elkaar samengeleefd te hebben zonder slaags te raken, nu toch een bloedige strijd tegen elkaar voeren.

Op de vragen hoe het nationalisme opnieuw heeft kunnen opspelen en waarom deze zijn uitgelopen op bloedige conflicten kan dus worden geconcludeerd dat het onderbrengen van verschillende naties onder één staat heeft gezorgd voor een pseudo staat waarbij spanningen die wel

(16)

bestonden met repressief beleid werden tegen gegaan. Deze spanningen zijn toen Joegoslavië uiteen is gevallen weer boven komen drijven en door het proces van identificatie en desidentificatie uitgelopen op een totale chaos waarbij honderdduizenden doden zijn gevallen.

(17)

3. Bosnië-Herzegovina na Dayton

In het vorige hoofdstuk heb ik geprobeerd aan te geven hoe de val van Joegoslavië zich eind jaren ’80 en begin ’90 heeft voltrokken. Gebleken is dat er binnen de Socialistische Republiek Joegoslavië sprake was van een complexe etnische compositie waarbinnen etnische en religieuze tegenstellingen bestonden. Nationalistische uitingen werden door het communistische regime verboden omdat geleefd moest worden naar een collectieve Joegoslavische identiteit. Daarnaast heb ik beschreven hoe na de val van het communisme de onderhuidse spanningen die hun oorsprong vonden voor het communisme, steeds meer zichtbaar werden en hebben geleid tot de bloedige oorlogen die Joegoslavië van binnen uit hebben opgebroken.

In dit hoofdstuk zal ik mijn focus specifieker toespitsen op de situatie in Bosnië na het Dayton verdrag (DPA). Ik doe dit door in kaart te brengen welke ontwikkelingen zich in de twintig jaar na het verdrag hebben voorgedaan op politiek en maatschappelijk gebied. Vervolgens werk ik uit hoe de verhoudingen tussen de verschillende groepen lagen, en hoe het etnisch nationalisme hierbij een problematische rol speelde.

3.1 Politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in Bosnië na Dayton

De ontwikkelingen in het naoorlogse Bosnië kunnen voor het behoud van een overzicht worden onderverdeeld in drie historische tijdvakken. Het eerste tijdvak betreft de periode tot vijf jaar na het Dayton Peace Agreement (DPA). Zoals ik in het tweede hoofdstuk heb besproken bepaalde het DPA een verdeling van Bosnië in twee entiteiten voorzien van een federale structuur. Zowel op het politieke als het maatschappelijke vlak heerste er een zeer onstabiel klimaat en waren ook de gesloten compromissen tussen Moslims, Kroaten en Serviërs erg fragiel. Een kritiek op het DPA is ook wel dat het etnisch nationalisme hiermee werd geaccommodeerd, terwijl de onderliggende kwesties die in hoofdstuk twee besproken zijn onopgelost bleven. De belangrijkste doelstelling van het DPA, die is vorm gegeven door de internationale gemeenschap, was om door middel van democratisering van de staat zowel ‘top-down’ als ‘bottom-up’ maatregelen te treffen die de samenleving en de politiek opnieuw opbouwt (Manning, 2004). Toen in september 1996 de eerste verkiezingen werden gehouden bleek direct dat de fragmentatie op nationaal niveau onveranderd was omdat de drie grootste nationalistische politieke partijen weer de grootste werden. De Moslims werden bij de verkiezingen vertegenwoordigd door de Party of Democratie Action (SDA), de Bosnische Serviërs door de Serb Democratic Party (SDS) en de Kroaten door de Croatian Democratic Union (HDZ). Wat de problematiek na de oorlog in de eerste vijf jaar verder bemoeilijkte was dat de nationalistische leiders politieke functies bekleedden die verre van bevorderlijk waren

(18)

voor de verzoening en vredesopbouw in het land (International Crisis Group, 2009). Daarnaast deden de Servische entiteiten alsof de gemeenschappelijke staatsinstituten niet bestonden. In deze eerste vijf jaar achtte de internationale gemeenschap door deze omstandigheden zich genoodzaakt om de situatie scherper in de gaten te houden door meer NAVO troepen naar Bosnië te sturen en hun civiele rol uit te diepen met behulp van het Office of High Representative (OHR). Deze organisatie kreeg het mandaat om politiek in te grijpen met bijvoorbeeld het zogenaamde Bonn Powers instrument. Hiermee werd de voorzitter van het OHR in staat gesteld om ambtenaren die werkzaam waren bij overheidsinstanties uit hun ambt te zetten. Met dusdanige politieke instrumenten werd de internationale gemeenschap in het algehele proces van de wederopbouw van Bosnië de toonaangevende actor (Vetters, 2007). Later in dit onderzoek licht ik toe in hoeverre dit instrument wel of niet effectief is gebleken.

De tweede periode die na het DPA kan worden geduid is het tijdvak tussen vijf en tien jaar na de oorlog. In deze periode begonnen de enorme investeringen vanuit de VS, NAVO en EU van ongeveer 15 miljard dollar hun vruchten langzaam af te werpen. Eind 2002 werden er belangrijke hervormingen doorgevoerd die ervoor moesten zorgen dat de Federatie Bosnië-Herzegovina over de politieke deadlock kwam die was ontstaan doordat politieke partijen niet tot compromissen kwamen. Een van deze hervormingen had als doel om het beeld dat de Republika Srbska een Servische entiteit was te corrigeren door daar ook niet-Bosnische Serviërs in de overheidsstructuren op te nemen. De Amerikaan Lord Addy Ashdown, de voorzitter van het OHR destijds, had hierin een groot aandeel omdat hij veel gebruik maakte van het instrument Bonn Powers. In 2004 zette hij bijvoorbeeld zestig Servische parlementsleden in de RS uit hun ambt omdat deze nog sterke banden hadden met Rodavan Karadzic die in afwachting was van zijn proces voor het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag. De hervormingen in 2002 waren volgens de internationale gemeenschap nodig omdat de machtsverhoudingen binnen Bosnië nog een aantal discrepanties kende. Ten eerste bestond de Bosnische bevolking voor iets minder dan de helft uit Serviërs. Een sterkere centrale overheid zou hen in de positie brengen waarin zij werden geregeerd door voormalige militaire rivalen. Dit was voor de SDS en andere Servische partijen onacceptabel. Een ander belangrijk probleem was dat hoewel de macht op gemeentelijk niveau onder de drie bevolkingsgroepen werd verdeeld, het toch voorkwam dat gemeenten zich bevonden op het grondgebied van de Republika Srbska. Dit maakte hen onderhevig aan het beleid dat werd bepaald op nationaal niveau door de Servische nationalistische partij. Ondanks deze discrepanties op het gebied van machtsverdeling, hadden de verschillende hervormingen in deze periode wel degelijk een effect op de algemene economische groei. Het IMF beraamde de groeicijfers in de jaren na 2002 op ongeveer 5% (Chivves & Dogo, 2010). Dit kwam onder andere door de toenemende privatisering van bedrijven, de verhoging van binnenlandse consumentenuitgaven en de opbrengsten uit een nieuw gecentraliseerd

(19)

belastingstelsel. Ook werd er een rechtstaat opgebouwd die corruptie en oorlogsmisdaden bestraften. Dit was belangrijk omdat zo verschillende nationalistische bewegingen de situatie in Bosnië moeilijker konden destabiliseren. De hoop ontstond dat het OHR op termijn in Bosnië niet meer nodig was en het land kon worden voorbereid om toe te treden tot de NAVO, en wellicht ook tot de Europese Unie. Dit geluid kwam terug in het omzetten van het aantal troepen van 60.000 NAVO troepen naar 6.400 troepen van de Europese Unie. Ook bestond de hoop dat op termijn het OHR in Bosnië niet meer nodig zou zijn. Echter, in de jaren die daarop volgden bleek het tegenovergestelde de realiteit te worden.

De periode vanaf 2005 zou in het teken staan van mislukte hervormingen die leidden tot een omwenteling in de politieke en maatschappelijke situatie. Toen de aandacht van de internationale gemeenschap kwam te verschuiven naar andere zaken zoals de oorlog in Irak, werd in Bosnië geprobeerd om de volgende stappen door te voeren die nodig waren voor de verdere opbouw van het land. Een van de cruciale hervormingen in dit proces was de verdere centralisering van macht naar een nationale overheid. Vanzelfsprekend ging dit gepaard met de vermindering van macht naar de twee entiteiten; de Federatie Bosnië-Herzegovina en de Republika Srbska. In de tussentijd moesten de verschillende politieke partijen met elkaar in onderhandeling om tot consensus te komen over kwesties die te maken hadden met de primaire behoeften van de burgers zoals de gezondheidszorg en de inrichting van de economie zodat er banen konden worden gecreëerd. Om Bosnië een echte democratisch functionerende staat te maken moest het nationalistische karakter van de twee entiteiten volgens de visie van de internationale gemeenschap worden verminderd. Deze geplande hervormingen werden gesteund door de Amerikaanse ambassade, de NGO’s verspreid over het land en in het begin van 2006 door het grootste deel van de belangrijkste politieke actoren (Chivves & Dogo, 2010). Op het allerlaatste moment hebben er echter twee parlementsleden tegen de hervormingen gestemd en waren de plannen voor de verdere centralisering van macht die Bosnië-Herzegovina een nieuwe politieke status moest geven van tafel. Deze ommekeer bepaalde het politieke klimaat voor de rest van het derde tijdvak. In datzelfde jaar, wat een verkiezingsjaar was, kwam het debat over de constitutionele inrichting van het land op gang binnen de nationalistische partijen en polariseerde het politieke klimaat in korte tijd enorm. Politici grepen terug op het etnisch nationalisme en men gebruikte weer de nationalistische retoriek zoals die in hoofdstuk twee aan bod is gekomen. Een oud minister uit de Federatie Bosnië-Herzegovina besloot na een lange tijd van afwezigheid zich te mengen in het debat en stelde dat de hervormingen niet ver genoeg gingen. Er zou volgens hem een ‘one men- one vote’ systeem moeten komen dat weer tot weerstand leidde aan de kant van de in de minderheid verkerende Serviërs. Milorad Dodik, toen een gematigde Servische predikant, viel het argument aan door te zeggen dat de constitutionele hervormingen zouden leiden tot de vernietiging van de Servische entiteit in Bosnië. Daarnaast viel hij

(20)

de zittende Bosnisch-Servische leiders aan door te stellen dat zij hun soevereiniteit opofferden onder druk van de internationale gemeenschap.

De verhoudingen in het hedendaagse Bosnië zijn sindsdien weinig veranderd aangezien Milorad Dodik sinds 2010 de zittende president is in de Republika Srbska. Terwijl het politieke klimaat verder polariseerde, wisselde het voorzitterschap van het OHR en maakte de als daadkrachtig bekend staande Ashdown plaats voor Christian Schwartz-Schilling. Schilling nam het volgende waar: ‘One of the deficits of the process was that they did not talk to the actors that did not like the April package and did not bring them to the table’ (Sebastian, 2009). Deze wissel bleek achteraf een belangrijke fout vanuit de EU en de VS omdat Schilling behalve met de presidenten niet met andere actoren in onderhandeling ging om verdere hervormingen tot een succes te maken. Omdat hij bleef hangen bij de presidenten van de bevolkingsgroepen wisten de partijen geen draagvlak te creëren binnen de eigen gemeenschap. Onder deze omstandigheden veranderde de situatie in Bosnië na lange tijd van economische groei en opbouw van het politiek bestel in een gepolariseerde maatschappij waarbinnen men voor zichzelf vrede en stabiliteit probeerde te creëeren.

3.2 Verhoudingen tussen de verschillende etnische groeperingen

Een belangrijk aspect van deze politieke impasse lag in het gegeven dat de Bosnische Serviërs relatief tevreden waren over de positie waarin zij verkeerden binnen Bosnië. Dit kwam mede doordat zij hun invloed zouden verliezen als zij zich zouden aansluiten bij Servië, en als onafhankelijke staat zouden zij door de internationale gemeenschap worden verbannen. Daarnaast draaide de economie relatief goed in de Republika Srbska met ondernemingen zoals aluminium fabrieken, mijnen, olie en andere geprivatiseerde ondernemingen. Deze relatieve economische welvaart, maakte de Bosnisch Servische president Dodik onder de Serviërs populair (Chivves & Dogo, 2010). De positie van de Moslims contrasteerde sterk met die van de Serviërs omdat zij in verhouding groter in aantal zijn met een relatief klein stuk land dat zij delen met de Kroaten. Daar kwam bovenop dat zij vroeger grote delen van de RS bezette, en nu meer geïsoleerd woonden in stedelijke en industriële gebieden in de noordwestelijke regio. Er leefde onder de Moslims ook het sentiment dat het bestaan van de RS een beloning was voor de genocide die de Serviërs tot de dag van vandaag ontkennen. In afbeelding vier is goed te zien hoe de etnische spreiding veranderd is na de oorlog. De fellere kleuren in de afbeelding van de etnische compositie na de oorlog laten zien hoe na het DPA binnen het Bosnische territorium de scheiding vergroot is. De spreiding van de Moslims over het land is, vooral in het oosten verminderd, en ook het aantal kantons waar vroeger geen specifieke etnische meerderheid was is aanzienlijk verminderd. Door dit sentiment en gevoel van isolatie blijft de onzekerheid onder de Moslims bestaan dat, net als tijdens de oorlog, zij zonder hun eigen vitale

(21)

grondgebied aan hun lot worden over gelaten zoals dat bij de belegering van Sarajevo voor lange tijd het geval was. Hoewel er ook aan de kant van de Moslims politieke, economische en corrupte actoren zijn die voordeel hebben bij de huidige situatie, zien de Moslims het liefst een efficiënt functionerende Bosnische staat (Wood, 2000).

In de Federatie hebben de Kroaten dezelfde status als de Moslims, maar in aantallen en in aanzien zijn zij minder sterk gerepresenteerd. Hun belangen worden genegeerd en halen vaak niet de meerderheid. Daarnaast wordt hun politiek leiderschap nog steeds aangetast door de continuerende oorlogsaanklachten en corruptie. Ook hun demografische positie binnen de Federatie Bosnië-Herzegovina is niet voordelig. Ook politieke gebeurtenissen uit de oorlog zoals de ontmoeting tussen Franjo Tudjman en Slobodan Milošević tijdens de oorlog in Mostar kleven aan de Kroaten. De verhoudingen tussen de Kroaten en Moslims wordt ook beïnvloed door externe factoren zoals de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie op 30 juni 2013. Dit had grote aantrekkingskracht op de Bosnische Kroaten (Chivves & Dogo, 2010). Dit soort politieke acties kunnen de verhoudingen op lokaal maatschappelijk niveau in Bosnië verscherpen. Hoe dan ook zullen ook de Kroaten blijven vechten voor een gelijke status in het land waarin zij wonen, net als de Serviërs en de Moslims. Geconcludeerd kan worden dat er naast het verwerken van de oorlog zelf, talloze andere politieke en maatschappelijke factoren zijn die van invloed zijn op de wederopbouw van de Bosnische samenleving.

(22)

Afbeelding 4 Etnische verdeling in Bosnië-Herzegovina in 1991 en 2005 (bron: Women, War and Peace, 2011. Overgenomen van: http://www.pbs.org/wnet/women-war-and-peace/features/interactive-map-understanding-the-dayton-accords/)

(23)

3.3 Etnisch nationalisme als ondermijning van langdurige stabiliteit

Terwijl de politieke impasse in Bosnië voortduurde, ginghet etnisch nationalisme na de mislukte hervormingen weer een belangrijke rol spelen. Het ondermijnde de stabiliteit op lange termijn Het was dan ook niet uitgesloten dat deze spanning op den duur uit de hand zou kunnen lopen. Het grootste probleem in deze situatie was het feit dat alle etnische groepen na de oorlog hun redenen hadden om hervormingen te weigeren omdat hun macht dan werd ingeperkt. Er bestond hierbij een vicieuze cirkel van beschuldigingen aan de andere groeperingen. Er onstond instabiliteit die gepaard ging met territoriale immobiliteit. Volgens Christopher (2010) ligt de volharding van nationalisme in vier fundamentele systematische dynamieken.

Ten eerste zorgen de verdeeldheid en inherente concurrentie in de politiek onder elke etnische groep ervoor dat de standpunten in extreme mate worden verwoord en men binnen het politieke spectrum terecht komt in een etnische zuil. Voor geluid vanuit gematigde partijen is in een dusdanig systeem nauwelijks ruimte en het komen tot consensus tussen de partijen is ook erg moeilijk. Dit heeft tot gevolg dat er als het ware een constante campagne wordt gevoerd die steeds terug grijpt op de nationalistische cultuur. Bovendien wordt in een samenleving waarin corruptie de boventoon voert politiek de makkelijkste manier om welvaart te verkrijgen. De politieke inzet is ongewoon hoog.

Ten tweede blijft de maatschappij zelf erg vatbaar voor etnisch nationalisme omdat de politieke leiders de nadruk leggen op gewoonten die horen bij de bevolkingsgroep. Het is belangrijk dat in de verhouding tussen politiek en de maatschappij ook de mensen zelf er baat bij hebben om vast te houden aan hun etniciteit. Tijdens de oorlog betekende hun steun aan het nationalisme fysieke veiligheid. Vandaag bestaat deze afhankelijkheid nog in de economische sfeer. Politieke leiders controleren direct en indirect de baankansen in gebieden waar de private sector onderontwikkeld is en de vooral de banen in de private sector aanzien hebben (Jurriaan Kraak, interview, 14 april 2014). Er zijn vanuit maatschappelijk perspectief dus twee vormen van afhankelijkheid te identificeren: fysieke veiligheid en economische veiligheid.

Ten slotte creëert de kwetsbaarheid van de economie een onderliggende onzekerheid en spanning. Ondanks de snelle economische groei vlak na de oorlog, zijn politieke en maatschappelijke hervormingen niet mogelijk gebleken en baart de huidige economische positie ernstige zorgen voor de toekomst. De grootste oorzaak van de problematische kwesties ligt in de corruptie die in de cultuur zit ingeworteld. MacMahon (2009) pleit als één van de oplossingen dan ook voor meer transparantie en het confronteren van de bevolking met de sommen geld die hiermee verloren gaan. De corruptie heeft ook als gevolg dat het vertrouwen vanuit buitenlandse economieën erg laag is. Dit maakt dat van de Bosnische inwoners die niet verstrengeld zitten in corrupte stromen, hun onafhankelijkheid wordt afgenomen en zij vooral op traditionele netwerken blijven aangewezen. Om

(24)

deze reden ondermijnt de nationale politiek de stabiliteit voor haar inwoners.

De oorlog heeft de multi-etnische samenleving vernietigd en heeft tot gevolg gehad dat er sprake is van zowel een politieke impasse als bijna een onmogelijk onoverkoombare maatschappelijke fragmentatie. Waar onder Tito’s bewind alle kinderen hetzelfde curriculum onderwezen kregen, wordt nu de eigen etnische literatuur onderwezen in dialect, geschrift, geschiedenis en met ieder een eigen kijk op het verloop van de oorlog. Ook de meer onafhankelijke instellingen zoals media zijn doordrenkt van een etnische agenda. Een gevaarlijk gevolg hiervan kan zijn dat er een nieuwe generatie opstaat die nog etnisch nationalistischer wordt dan haar ouders.

In dit hoofdstuk heb ik geprobeerd in kaart te brengen hoe na de Joegoslavische oorlogen de politieke en maatschappelijke context in Bosnië is gevormd. De etnische tegenstellingen en politieke impasse zijn in de afgelopen twintig jaar het grootste probleem bij de wederopbouw gebleken. Met de casestudy over Mostar zal ik in het volgende hoofdstuk analyseren hoe de oorlog zijn uitwerking heeft gehad op lokaal niveau. Hierbij richt ik me op verschillende dimensies zoals de territoriale spreiding na de oorlog, de inrichting van de politieke structuur en de maatschappelijke spanningen.

(25)

4. Mostar: een oorlog binnen een oorlog

Dit hoofdstuk betreft de casestudy over de gemeente Mostar. Met deze casestudy zal ik proberen in kaart te brengen hoe maatschappelijke en politieke aspecten uit de eerdere hoofdstukken van invloed zijn op de ontwikkelingen in Mostar na de oorlog. Om de situatie in Mostar te kunnen plaatsen schets ik allereerst de historische achtergrond en ontwikkelingen in Mostar voor de oorlog. Ook beschrijf ik kort het verloop van de oorlog. De nadruk zal uiteraard liggen op het verder uitwerken van mijn onderzoeksvraag door met behulp van de verkregen data uit de interviews te analyseren hoe de politieke en maatschappelijke situatie op nationaal en lokaal niveau van invloed zijn op de wederopbouw van de samenleving in Mostar. Daarnaast analyseer ik welke spanningen er binnen de samenleving bestaan die de ontwikkelingen in Mostar na de oorlog bevorderen dan wel in de weg staan.

4.1 Introductie: Mostar voor de oorlog

Voorafgaand aan de oorlog was Mostar een economisch, politiek en cultureel centrum in Bosnië waarin verschillende etnische groepen harmonieus met elkaar samenleefden. De Mostar vallei was een belangrijk industrieel gebied met fabrieken waar helikopters, aluminium, drank, kleding en producten voor de landbouw werden geproduceerd. De belangrijkste rivier uit de regio Herzegovina, de Neretva, verdeelt de stad in twee ongelijke delen: het ontwikkelde en grotere westelijk deel, en het kleinere en heuvelachtige oostelijk deel van de stad (Reichel, 2000). Historisch gezien was de stad het belangrijkste bestuurscentrum van het Ottomaanse Rijk in de regio Herzegovina uit de late 15e eeuw. Voor de komst van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk in 1878 had de

stad zich in korte tijd ontwikkeld tot een typisch Ottomaanse stad met aan beide kanten van de stad bazaars, publieke baden, moskeeën en forten. Ook met de komst van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk leefden de verschillende culturen vreedzaam met elkaar samen, en werd er meer geïnvesteerd in nieuwe vormen van organisatie zoals de aanleg van nieuwe infrastructuur, onderwijs, voorzieningen

Afbeelding 5 Mostar (bron: Human Right House Networks, 2009. Overgenomen van:

(26)

voor elektriciteit en administratieve organisatie. Er was geen sprake van een dominante cultuur. Sterker nog, in het onderwijs werd het Arabisch naast het Grieks en Latijn onderwezen (Seebacher, 1992). In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog werd Mostar onderdeel van het ‘Koninkrijk voor Serviërs, Kroaten en Slovenen’. Met de bezetting van het Ottomaanse en Oostenrijks-Hongaarse Rijk werd de stad rijk aan cultureel erfgoed en infrastructuur die zeer gewaardeerd werd om hun historische en culturele betekenis. De bekendste erfenis was de in 1577 gebouwde brug Stari Most. Mostar werd tot aan de oorlog door deze stenen boogbrug gedefinieerd, en met de vernietiging van de brug op 9 november 1993 werd de harmonieuze identiteit van de stad dan ook letterlijk uit elkaar gerukt (Armaly et al., 2004). In 1991, vlak voor de oorlog, had Mostar 126.067 inwoners. Van dit aantal was 29% Kroaat, 34% Moslim en 19% Servisch. De verschillende groepen waren over de hele stad verspreid en er was geen sprake van zogenaamde etnische ‘getto’s’ (Seebacher, 1999). In tegendeel, van de ongeveer 35.000 inwoners aan de oostelijke kant van de brug waren ongeveer 6.000 Kroaat, en van de 45.000 inwoners in het westelijke deel waren ten minste 15.000 inwoners Moslim. Grote delen van de Servische minderheden woonden verspreid over beide delen van de stad. Mostar was dus een mengeling van mensen die geen waarde hechtten aan religie. Ter illustratie hiervan: eenderde van de huwelijken voor de oorlog was gemixt en ook vriendschappelijke relaties tussen mensen kwamen gemakkelijk tot stand (Denijal Behram, interview, 31 mei 2014). Ook had het onderwijssysteem een hoog niveau bereikt. Zo stond Mostar University internationaal goed aangeschreven en waren de basisscholen van vergelijkbaar niveau als andere grote steden in Europa. In de late jaren ’80 was Mostar ook economisch stabiel en kende het een hoge spreiding van de arbeidersklasse over verschillende branches. Van de 43.866 arbeiders waren er 17.071 werkzaam in de industrie, 4.204 in de handel, 2.302 in de financiële dienstverlening, 1.626 in de ambacht en 1784 in de toeristische industrie. Concluderend was Mostar voor de oorlog een moderne multi-etnische samenleving waarbinnen religie niet als bron van conflict werd gezient en de samenleving aangenaam en wereldwijs werd gekarakteriseerd (Seebacher, 1999). Het uitbreken van de oorlog in Bosnië in het begin van 1992 en de drie jaar durende burgeroorlog veranderde dit echter dramatisch.

De oorlog in Mostar voltrok zich in twee fasen: de eerste oorlog in Mostar begon op 4 april 1992 toen Milošević met het JNA (Joegoslavia National Army) hardhandig ingreep omdat het Bosnische volk zich middels een referendum onafhankelijk had verklaard en hiermee de erkenning van de internationale gemeenschap kreeg. Met zwaar artillerie en raketgeschut werd Mostar onder vuur genomen. In dit stadium vochten de Bosnische Kroaten en de Moslims samen tegen het geweld van het JNA. Na een aantal maanden van hevige gevechten sloten lokale Kroatische en Servische nationalistische leiders vervolgens een deal met nationalistische Kroatische leiders waarna de Servische troepen zich uit Mostar terug trokken (Calame & Charlesworth, 2009). Kort daarna vestigde het HVO (Croatian Defensive Council) zich aan de westelijke kant van de rivier en begon met

(27)

acties om Moslims uit de stad te verdrijven. Naar schatting werden er toen tussen de 15.000 en 23.000 islamitische inwoners door het HVO, dat gesteund werd door de Tudjman, uit hun huizen verdreven. De islamitische mannen werden overgeplaatst naar detentie en vernietigingskampen in het oosten van de stad. Vrouwen, kinderen en ouderen vluchtten naar het oostelijk deel van Mostar (Bollens, 2007).

De tweede fase van grof geweld in Mostar begon in mei 1993 toen er in de stad een tweedeling kwam en de Kroaten en Moslims in eigen stad lijnrecht tegenover kwamen te staan. De negen maanden durende oorlog had ongeveer 2.000 slachtoffers tot gevolg. Bovendien werden grote delen van de stad fysiek gedecimeerd en veranderde het demografische profiel door de gedwongen verplaatsing van mensen over de stad. Daarnaast werd de populatie gesteund door gevluchte inwoners van het platteland. Ongeveer 30.000 Moslims en 17.000 Kroaten zijn als gevolg van de etnische zuiveringen uit hun dorpen naar Mostar gevlucht om mee te vechten in de frontlinie (Bollens, 2007). De frontlinie bestond uit de oevers die de twee delen van de stad van elkaar scheidden, en werd ook wel de “Boulevard of National Revolution” genoemd. Het voornaamste doel van de Bosnische Kroaten was om hun nationalistische cultuur met de oprichting van de “Kroatische Republiek van Bosnië-Herzegovina” te behouden. Hierbij konden ze op steun rekenen van de Kroatische president Tudjman. De aard van het conflict lag formeel volgens de studie van Bollens (2007) in de angst van de Kroatische leiders om Mostar te verliezen omdat hun macht daar geconcentreerd lag. Wanneer de Moslims in de meerderheid zouden zijn zou de positie van de Kroaten in het naoorlogse Bosnië zeer zwak worden. In de praktijk bleek uit de interviews in zijn studie dat het conflict in Mostar voornamelijk ging over de strijd om het territorium in Mostar. Vooral de Kroaten worden in verband gebracht met een hoge mate van corruptie, machtsmisbruik en georganiseerde criminaliteit om zo het territorium te controleren. De controle over het gebied is in het conflict in Mostar nog belangrijker dan de strikt nationalistische en etnische aspecten (N. Moore, zoals geciteerd in Bollens, 2007). Onder de Moslims uit Mostar leefde de angst dat zij door het machtsbestel in de hoofdstad Sarajevo op afstand zouden worden gehouden en zo worden gemarginaliseerd (Bollens, 2007). Met het Washington Agreement kwam er op 1 maart 1994 een eind aan het conflict in Mostar en werd het European Union Administration of Mostar opgericht om de vernietigde stad onder het toezicht van de internationale gemeenschap weer op te bouwen.

4.2 Overeenkomsten en verschillen politieke situatie in Mostar

Met het tekenen van de Washington overeenkomst kreeg de Europese Unie een leidende rol bij de wederopbouw van Mostar. Het belang van de internationale gemeenschap om extra aandacht te besteden aan Mostar kwam voort uit het feit dat Mostar een van de twee kantons is met een etnisch gemixte samenstelling en de hoofdstad is van de deelprovincie Herzegovina. Gedurende

(28)

twee jaar moest het European Union Administration of Mostar (EUAM) processen begeleiden om de fysieke, economische en sociale herstructurering te bevorderen. Om dit te kunnen bewerkstelligen heeft het EUAM een stadsbestuur ingesteld dat bestond uit 16 zetels voor de Moslims, 16 zetels voor de Kroaten en 5 voor andere partijen (Chandler, 2000). De politieke structuur werd gekenmerkt door een zeer hoge mate van territoriale decentralisatie waarbij de politieke macht van het gemeentelijk bestuur werd gedecentraliseerd naar zes deelgemeenten: Mostar-South, Mostar-South-West, Mostar-West, Mostar-South-East, Mostar-North en Stari Grad (old town). Ironisch is dat de grensverdeling van deze deelgemeenten zijn afgeleid van de grensgebieden die de Kroaten en de Moslims tijdens de oorlog van elkaar scheidden. Mostar zuid, west en zuidwest werden bestuurd door de Kroaten, en oost, zuid oost en Stari Grad werden bestuurd door de Moslims. De administratieve hervormingen van het EUAM stuitten op veel weerstand van de politieke elite in Mostar. Deze politieke structuur werd gehanteerd tijdens de verkiezingen in juni 1996, maar net als op nationaal niveau waren het de nationalistische partijen die in Mostar de grootste werden. De politieke partijen grepen in de etnisch verdeelde stad terug op het nationalisme waardoor er in de praktijk wel een nieuw democratisch systeem werd gehanteerd, maar de samenleving als het ware in zuilen langs elkaar heen bleef leven. Met het verlopen van het mandaat voor de EUAM in 2007, zou de macht, weliswaar onder toezicht van de internationale gemeenschap, weer komen te liggen bij lokale politici (Finsveens, 2006).

De ontwikkelingen op politiek gebied in Mostar na de oorlog kent meerdere overeenkomsten in vergelijking met de ontwikkelingen op nationaal niveau. Zo bleek dat de grootschalige interventies vanuit de internationale gemeenschap op de lange termijn weinig effect hebben gehad omdat dezelfde politieke partijen na de eerste verkiezingen in 1996 weer de grootste werden met ieder hun eigen nationalistische agenda als voor de oorlog. Veel politiek leiders aan Bosnisch Kroatische kant waren tegen het mandaat voor de Europese Unie om hervormingen door te voeren die eenwording van de twee delen als doel had. Saura (zoals geciteerd in Bollens, 2007) vindt dat de verkiezingen in 1996 veel te vroeg waren omdat een psychologische muur niet werd doorbroken door politieke verkiezingen. Men stemde in een situatie van angst en intimidatie voor degenen die je tegen anderen verdedigt, en niet voor iemand die de mensen bij elkaar brengt. De verkozen politici waren juist de mensen die met oneliners instonden voor het behouden van de status quo en niet bezig waren met de toekomst van een harmonieuze samenleving in Mostar. De politieke situatie in Mostar werd ook sterk beïnvloed door de politieke situatie op nationaal, en zelfs internationaal niveau. Dit kwam doordat de Kroatische leiders op lokaal niveau, hoewel zij het “Memorandum of Understanding” in 1994 hadden getekend, zich sterk lieten beïnvloeden door de “Croatian Democratic Union” (HDZ). De nationale politieke partij HDZ ontfermde zich behalve over de Kroatische bevolking in Bosnië over het algemeen, ook over het beleid in het Herzegov-Neretva kanton en de westelijke deelgemeenten

(29)

in Mostar. De grootste invloed in Mostar kwam van over de grenzen omdat het echte vermogen waarmee in Mostar invloed kon worden uitgeoefend afkomstig was uit Zagreb, de hoofdstad van Kroatië, waar de president Franjo Tudjman plannen had voor een Kroatisch Herzegovina en zo de eenwording van Mostar in de weg zat (Bollens, 2007).

Behalve de invloeden van hogere bestuursniveaus en de overeenkomsten wat betreft de ontwikkelingen op politiek gebied, onderscheidt de politieke situatie in Mostar zich in het bijzonder van de rest van het land door de absurde mate van gescheidenheid van het politieke systeem en de publieke organisatie. Zo blijkt uit een rapport uit 2003 dat er twee ruimtelijke, stedelijke planbureaus zijn voor toezicht op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast wordt ook de gemeenschappelijke infrastructuur afzonderlijk worden geregeld: het openbaar vervoer in de stad, de watervoorziening, de riolering, de brandweer, de postkantoren, de stad haar afvalvoorzieningen en de milieubeschermende maatregelen. Er zijn twee universiteiten, twee belastingstelsels etc. (Commision for Reforming the City of Mostar, 2003)

Uit de bovenstaande gegevens kan worden gesteld dat de ontwikkeling van de samenleving in Mostar niet afhankelijk is van een stadsbestuur dat zich ontfermt over één stad, maar afhankelijk is van zowel horizontale als verticale invloeden binnen het politiek systeem. Hiermee bedoel ik de steun die door hogere overheden aan specifieke partijen wordt gegeven, en de na de oorlog ontstane stadsstructuren op lokaal niveau. De dagelijkse leefsituatie van de mensen in Mostar is onderhevig aan een groot en complex politiek apparaat dat zich voornamelijk bezig houdt met het in stand houden van het systeem. In het volgende stuk verschuif ik de focus naar de vraag hoe de verhoudingen binnen de samenleving in Mostar liggen in vergelijking met het nationaal niveau.

4.3 Overeenkomsten en verschillen maatschappelijke situatie in Mostar

Een belangrijk gegeven is dat de spanning binnen de samenleving in Mostar niet bestaat tussen drie, maar twee etnische groepen; de Kroaten en Moslims. Het aandeel Servische inwoners is na de oorlog gedaald van 19% naar 5%. De fysieke, psychologische, economische en sociale tweedeling van de stad maakt het een uitzonderlijke stad in Bosnië. De territoriale etnische verdeling in Mostar vindt ook zijn weerslag in de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Omdat in de literatuur vooral wordt geschreven over hoe de wederopbouw van Mostar zich als geheel in fysieke, sociale en politieke zin ontwikkelt met de problemen van een verdeelde samenleving als bijzaak, gebruik ik mijn scriptie om inzichten te krijgen op het maatschappelijk vlak. Met de interviews als aanvulling op de bestaande literatuur blijkt dat er sprake is van een onevenredige fysieke ontwikkeling binnen de stad naar etniciteit en dat provocatie hierbij een belangrijke rol speelt. In het tweede hoofdstuk heb ik besproken dat er onder de Moslims een gevoel van angst leeft voor isolement binnen het eigen territorium. Zo kregen zij bij de verdeling van land minder vruchtbare gedeelten toegewezen en

(30)

werd er gevreesd voor een politiek isolement. Op lokaal niveau in Mostar komt deze oneerlijke verdeling terug in het feit dat de Moslims tijdens de oorlog zijn verdreven naar het kleinere en heuvelachtige oostelijke deel van de stad. Na de oorlog is er een discrepantie opgetreden tussen de mate van ruimtelijke ontwikkeling waarbij het Kroatische deel zich sneller ontwikkelde dan het gedeelte van de Moslims. Of dit komt door criminaliteit, corruptie of beleid is moeilijk te duiden maar de trend kan middels verschillende observaties worden bevestigd.

“Dat gebouw met die graffiti was vroeger een bank. Vanaf het dak had je een uitzicht over de stad en dan zie je het verschil met het Kroatische gedeelte: mooi park aangelegd, mooie winkelcentra. Wanneer je naar het gedeelte van de Moslims kijkt is het een stuk armer, dat zie je echt. Of het nou te maken heeft met een burgemeester die corrupt is, daar kan ik verder niet zoveel over zeggen, maar die roddels die hoor je wel in de stad. En die hoor je trouwens ook van de Kroaten en niet alleen Bosniërs.”

De onderstaande afbeelding vult het citaat aan met een overzicht van de hoeveelheid groen aan de westkant en de hogere bevolkingsdichtheid aan de oostkant van de Neretva rivier. Het verdrijven van de Moslims naar de oostelijke kant van de stad bepaalt vandaag de dag nog steeds de territoriale verdeling van Mostar. Aan de hand van verschillende voorbeelden geef ik aan hoe na de oorlog via verschillende andere vormen van provocatie de wederopbouw van de samenleving onmogelijk werd gemaakt. Uit de door mij gevonden data blijkt dat het overgrote deel van de geweldsdelicten en de provocaties afkomstig zijn van nationalistische Kroaten. Dat zulke delicten ook hebben plaats gevonden aan de kant van de Moslims kan niet worden uitgesloten. In februari 1997 werd een groep van ongeveer 200 Moslims onder vuur genomen door nationalistische Kroaten. De Moslims gingen de brug over om in het westelijk deel van de stad een bezoek te brengen aan een begraafplaats. Van de 200 Moslims overleed er één en raakten er tientallen gewond. Op dezelfde dag werden dertig Moslims die nog

Afbeelding 6. Ruimtelijke verdeling van Mostar geschiedenis door de Neretva rivier (bron: Google Maps)

(31)

woonachtig waren in het westelijk deel van Mostar uit hun huizen verdreven. De miljoenen die de internationale gemeenschap had geïnvesteerd kwamen met dit conflict in schril contrast met de harde realiteit van het alledaagse leven. Een meer aanwezige vorm van provocatie in het dagelijks straatbeeld in Mostar blijkt uit de religieuze symboliek. Gezien het feit dat men de vernietiging van religieuze ruimte koppelt aan etnische zuivering grepen de Kroaten de kans om hun gebouwen opnieuw op te bouwen. Dit deden zij door de verwoeste gebouwen “beter en groter” te maken. Het voornaamste voorbeeld hiervan is de bouw van de Fransiscus Kerk die zou worden opgenomen in de lijst van nationale monumenten in Bosnië. Deze kerk is echter van de lijst geschrapt omdat het uiteindelijke resultaat teveel afweek van de constructie van voor de oorlog. De torenklok die voor de oorlog een hoogte kende van dertig meter, is herbouwd met een hoogte van 107,2 meter. De toren is nu een meter kleiner dan de grootste kathedraal gelegen in Zagreb.

De bouw van deze kerk in het centrum van Mostar was duidelijk een uiting van de opnieuw uitgevonden Bosnisch Kroatische identiteit en de claim op Bosnisch-Kroatisch territorium in Mostar (Pignotti,2013). De dominantie van de Bosnische Kroaten blijkt ook uit het interview met Denijal Behram:

“De Kroaten en Serviërs zijn zeer dominant over ons en willen ons laten weten wie ze zijn door te provoceren. Ze hebben een kerk gebouwd die vier keer zo hoog is als de kerk die er voor de oorlog stond. Iedereen vindt het lelijk, maar door geld gegeven door Kroatische politici is het er toch gekomen. Wij zijn bescheiden en willen ons leven het liefst weer oppakken maar dat gaat nu niet meer. Ook in de bergen hebben zij een groot kruis gemaakt, puur om hun aanwezigheid te laten blijken.”

Afbeelding 7. Vergelijking van de oude katholieke Kerk in 1981 en de nieuwe Kerk in 2006 (Bron: Pignotti, 2013)

(32)

Afbeelding 8 toont een ander voorbeeld van een boodschap van de Kroaten aan de Moslims. Het 33

meter hoge katholieke kruis kan

worden

geïnterpreteerd als een claim op de hoogste heuvel, en in die zin het territorium van Mostar.

4.4 Mostar: een nieuwe fase?

Twintig jaar na de oorlog hebben de spanningen in Mostar een stil, maar gevaarlijk karakter aangenomen. De verdeeldheid van de stad is nu veel meer subtiel dan eerst en zit geworteld in de mensen hun geest. Terwijl optimisten in de jongste generatie van Mostar een uitweg naar een vreedzaam Mostar hopen te zien, staat ook deze generatie niet los van de gruwelen van de oorlog. Een voorbeeld van de moeilijkheden waarmee jongeren te maken hebben blijkt uit de ervaring van Lidewij Rouhoff:

“In de eerste weken kreeg ik een vriendje en van hem kreeg ik best wel wat nare verhalen te horen. Zijn huis was gebombardeerd en hij had allemaal littekens over zijn lichaam. Ondertussen gaan al die groepen wel gewoon met elkaar om. De mensen voelen nog wel een wrok, zeker de jonge mensen, maar oudere mensen, zegt mijn ervaring, zeggen vooral laten we vooruit kijken en er niet meer mee bezig zijn. Jongeren hebben vaak een vader, broer of oom verloren en die zitten wel met iets.”

Ook de naoorlogse generatie krijgt de vooroordelen soms, hoewel zij de oorlog niet hebben meegemaakt, van huis uit mee. Het opgroeien zonder vader, of de verhalen over hun verloren oom maakt dat ook grote groepen jongeren hun eigen waarheid kennen. Nog groter is de invloed van het onderwijssysteem waarbij de kinderen geschiedenis en taal onderwezen krijgen naar etniciteit. Waar in Mostar voor de oorlog dezelfde taal werd onderwezen, is het nu een Bosnisch Kroatisch dialect die de Bosnisch Kroatische kinderen op school wordt aangeleerd. Het spreken van dit dialect blijkt uit het interview met Denijal Behram die dat ziet als weer een andere vorm van provocatie en intimidatie

Afbeelding 8. Een in het oog springend kruis van 33 meter hoog op een heuvel in Mostar (bron: Transitions Online, 2012. Overgenomen van:

(33)

van Kroatische kant. Met de fragmentatie van het onderwijs blijkt eens te meer hoe er sprake is van naast territoriale, ook geïnstitutionaliseerde verdeeldheid die zijn invloed uitoefent op de jongeren. Dit heeft tegelijkertijd als gevolg dat een grote groep jongeren de stad verlaat om elders een bestaan op te bouwen. Gordana Anicic geeft aan dat er tot de dag van vandaag nog kinderen opgroeien die geen weet hebben van het dagelijks leven aan de andere kant van de rivier. Anicic is werkzaam bij het Nansen Dialogue Centre Mostar en faciliteert praatgroepen waarbij kinderen van verschillende etnische achtergronden tussen de 14 en 18 jaar met elkaar in gesprek gaan. Het doel hiervan is niet om tot een oplossing te komen, maar om te leren zich te uiten. Bij zowel de jonge als oudere generaties heeft men moeite zich te uiten, merkt Anicic op. Los van de beladen gesprekken denkt zij dat de angst voor de nationale en lokale politiek, de politieke elite, en de gebrekkige bekwaamheid van mensen om zich over hun gevoelens te praten, een van de negatieve erfenissen is van het communistisch regime. Via emotionele gesprekken gericht op erkenning van ieders verhaal probeert het Nansen Dialogue Centre Mostar toch de jonge generatie van bagage te voorzien die kan helpen bij de wederopbouw van Mostar in de toekomst (Gordana Anicic, interview, 15 april 2014).

Naast de negatieve aspecten die ik hiervoor heb gekoppeld aan de naoorlogse generatie in Mostar, kan juist deze generatie in Mostar een belangrijke invloed uitoefenen op de ontwikkelingen in de toekomst. Deze invloed kan specifiek in Mostar worden uitgeoefend omdat de stad als een microkosmos kan worden gezien voor de gehele Bosnische staat. De reden hiervoor is dat Mostar de laatste grote multi-etnische stad is in Bosnië, en de stad de unieke gelegenheid biedt om vraagstukken over bijvoorbeeld het nationaal chauvinisme of sociale kwesties op gemeentelijk niveau af te zetten tegen het nationale niveau (Sherman, 2011). Vanuit deze positie kan Mostar, in tegenstelling tot elders in Bosnië-Herzegovina, als pionier functioneren in verandering van het politieke en maatschappelijke klimaat in Bosnië. Uit een interview met een jonge activist uit Mostar blijkt dat sinds oktober 2013 de eerste protesten vanuit de samenleving worden ingezet en dat Mostar anders is omdat de problematiek in Mostar twee keer zo hard zijn weerklank vindt:

“You have to understand that Mostar is so much different. Any problem Bosnia is facing you’ll find here twice as loud. This city is so divided and the ethnic tension between the groups is so present, and politicians are fanning it for their needs. Not everybody agrees. I’m a Muslim and I have lots of Croat friends in the city.”

Ook in de interviews met mijn respondenten kwam naar voren dat voor het gymnasium in Mostar in het afgelopen jaar veel wordt gedemonstreerd. De demonstraties worden echter met geldboetes tegengegaan omdat de regering volgens hen geen antwoord heeft op protesten die te maken hebben met sociale kwesties. Toch kan het feit dat deze demonstraties plaatsvinden worden gezien

(34)

als een signaal van mentaliteitsverandering onder de lokale gemeenschap. De jongeren die niet zijn opgevoed met een doctrine vanuit hun nationale achtergrond zijn tot veel in staat, en in de toekomst zullen zij steeds meer de ruimte kunnen krijgen als zij de afstand tot de politieke elite weten te verkleinen (G. Anicic, interview, 15 april 2014).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Limburgse Jagers zouden in juli 1995 eerst naar Srebrenica gaan, maar na de val van de enclave moest een nieuwe moment van inzet worden afgewacht.. Wel arriveerde in juli 1995

Nadat het bataljon zich andermaal op het Duitse oefenterrein bij Vogelsang op de uitzending had voorbereid, vertrok 42 BLJ op 18 mei 1998 – zonder B-compagnie, maar versterkt

Ook de Nederlandse krijgsmacht leverde een bijdrage aan deze Implementation Force (IFOR), onder meer met een gemechaniseerd bataljon.. Ten opzichte van UNPROFOR was er een

De versterkte compagnie maakte deel uit van de door de Britten geleide Multinational Task Force North West (MNTF North West).. De taken en de werkwijze van SFOR 17 waren anders

Kort hierna begon 44 Pantserinfanteriebataljon zich voor te bereiden op een uitzending naar Bosnië-Herzegovina.. Het bataljon zag van november 2000 tot mei 2001 toe op de naleving

17 Pantserinfanteriebataljon GFPI werd tijdens die rotatie vertegenwoordigd door de B-compagnie en een deel van de C- compagnie.. Er is al veel ervaring opgedaan in het gebied,

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties riep de United Nations Protection Force (UNPROFOR) in het leven.. UNPROFOR moest een verdere escalatie van het

Naast de grootschalige deelname aan UNPROFOR, IFOR, SFOR leverde Nederland ook personeel aan diverse missies in Bosnië-Herzegovina, zoals de European Community