• No results found

Een rehabilitatie van de politiek : voorpublicatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een rehabilitatie van de politiek : voorpublicatie"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De mogelijkheid om geza-menlijk richting en betc-kenis te verlenen aan het samenleven vormt voor burgers een essentiele di-mensie van politieke vrij-heid. Velen in de westerse democratieen hebben ech-ter het gevoel dat de om -vang van deze vrijheid de laatste jaren tamelijk gering is geworden. Mens en lijken te zijn overgeleverd aan anonieme structuren en processen waarop zij nau-welijks greep hebbcn, structuren en processen die • hen opties en realiteiten opdringen waarvoor zij mogelijk niet gekozen bad-den wanneer zij hadbad-den be-schikt over een reele keuze-mogelijkheid. Hiermee sa-menhangend lijkt het hui-dige politieke systeem on-machtig om een aantal be-langrijke hedendaagse pro-blemen van een oplossing te voorzien. De aantasting van het miueu, de bar-baarse productie van onbe-trouwbaar voedsel in de bio-industrie, de verloede-ring van de openbare ruimte, de sociale uitslui -ting van grote groepen

bur-s &..o o3 2oo1

VOORPUBLICATIE

Een Rehabilitatie

van de Politiek

HANS BLOKLAND s &.P biedt haar abonnees en lezers een voorpublicatie van de probleemstellende inleidinB

uit 'Een Rehabilitatie van de Politiek', een driedeliae studie van de politicolooa Hans Blokland, waarvan het eerste dee/ eind maart bij

Uitaeverij Boom zal verschijnen. In deze triloaie onderzoekt Blokland de huidiae politiek-maatschappelijke orde. Hij analyseert in het

bijzonder de aevolaen die het moderniserinasproces heift sehad voor de positieve vrijheid van mensen om aezamenlijk

richtina te seven aan hun samenlevina. Die aevolaen lieaen er, volaens Blokland, niet om: een systematische politieke machteloosheid wordt vastaesteld. De remedie? Een Rehabilitatie

van de Politiek in termen van substantiiile rationaliteit. Hij put daarvoor uit het werk van

klassieke denkers als Weber, Mannheim en Schumpeter, maar oriiinteert zich tevens op de

Amerikaanse policoloaen Dahl en Lindblom. Een van de boeiende constaterinaen die Blokland

doet: 'De merkwaardiae situatie doet zich voor dat een aroot aantal politici, journalisten,

postmodernistische academici en andere opiniemakers in de jaren tachtiB en neaentiB het einde van de aeschiedenis en de eindoverwinnina van het (markt)liberalisme proclameert, terwijl tal van politieke theoretici zich in toenemende mate aenoodzaakt zaaen zich van dit alsemeen

bejubelde liberalisme te distantiiren en werden bevanaen door 'another state

if

mind.'

beurtenissen. Bijgevolg lij-ken desinteresse in politick en cynisme over de politick plausibele keuzen.

In Een Rehabilitatie van de Politiek onderzoek ik in hoeverre het tegenwoor-dige gevoel van onmacht, of, in de woorden van Charles Taylor ( 1991) van malaise, wei moest ontstaan gezien de uitgangspunten waarop het westerse poli-tieke systeem is gebaseerd. Tevens zal ik de pogingen analyseren om het functio-neren van dit politieke sys-teem te verbeteren. Modi-euze concepten als 'dere-gulering', 'privatisering', 'decentralisering', 'flexibi-lisering', 'verzelfstandi-ging', 'vermarkting', 'in-ternationalisering' spelen hierin sinds de jaren tachtig een centrale rol. Ik zal be-togen dat vee! van de be-treffende maatregelen en voorstellen de door velen ervaren politieke machte -loosheid slechts zullen ver-groten. De betrokkenen trachten een maatschappe-lijke orde te scheppen waarin de rol van de poli-tick sterk zal zijn terugge-gers, de voortdurende uitbreiding van de

economi-sche sfeer en de hiermee verbonden toenemende (tijds)druk die op menscn wordt gelegd (cf. Blok-land 1997), zijn hiervan voorbeelden. Het onver-mogen deze problemen daadkrachtig op te lassen versterkt de indruk, dat de politieke gemeenschap geen greep (meer) heeft op de maatschappelijkc

ge-.. drongen en waarin zij vooral van het vrije spel der maatschappelijke krachten oplossingen verwachten. Ik zal daarentegen pleiten voor een rehabilitatie van de politick. De aard van de belangrijkste heden-daagse vraagstukken brengt met zich mee dat !outer politick handelen uitzicht biedt op adequate ant-woorden.

(2)

88

S&_OOJ200I

De moderniser ina: opkomst van de instrumentele rationaliteit

Men zou kunnen stellen dat burgers binnen het

be-staande politieke besluitvormingsmodel en het hier-aan verbonden beleidsmodel met name machteloos

staan ten opzichte van, en machteloos zijn geworden

door, de modernisering. De betreffende systemen

van politick en beleid zijn wellicht te zeer een

ver-taling of een neerslag van dit proces om burgers in

staat te stellen over de schaduwzijden van de moder-nisering heen te springen.

Wat modernisering inhoudt en wat haar drijfve-ren zijn, is moeilijk ondubbelzinnig vast te stellen.

Tot de nauw verbonden kernprocessen van moder-nisering behoren echter in ieder geval rationalise-ring, differentiering en individualisering. Ter orien-tatie op de problematiek die in mijn studie centraal

staat, zal ik deze in het volgende kort behandelen. Jacques van Doorn omschrijft rationalisering als het naar de achtergrond verdwijnen van 'culturele,

morele, politieke en ideologische waarden en

doel-einden' en het opkomen van 'organisatorische, bu-reaucratische, techn0cratische en formalistische

orientaties' ( 1988: I 39). In het betreffende proces is

steeds minder plaats voor, wat Max Weber noemde,

waarderationaliteit. De doelrationaliteit wint

daarente-gen in steeds meer levenssferen aan betekenis. Dit

wil zeggen dat mensen in toenemende mate denken in termen van optimale doel-middelen-relaties: hoe kan een bepaalde waarde of een bepaald doe! met zo weinig mogelijk middelen worden gerealiseerd. Over dat doe!, wat het is en waarom het nastrevens-waardig zou zijn, buigen zij echter s_teeds minder het hoofd. 1

In de visie van denkers als Weber, Mann-heim en Habermas resulteert uiteindelijk een doel-loos handelen zonder ziel en zin.

Wij zien dit, schrijft Van Doorn, bij uitstek op de terreinen van techniek en industrialisering. Terwijl het traditionele werktuig nog een verlengstuk van

het handelende individu was, is de mens vandaag een

machinebediende wiens handelen wordt bepaald door de rationaliteit van de techniek. Deze rationa-liteit krijgt door haar onbetwistbare superieure

prestaties een onaantastbaar karakter. Zij gaat

daarom steeds meer fungeren als voorbeeld voor de

ordening en organisatie van menselijke

verhoudin-gen. Naarmate het aantal en de omvang van derge-lijke technisch-sociale constructies toenemen,

wordt volgens Van Doorn, 'de maatschappij steeds sterker ertoe gedreven aile belangrijke

vraagstuk-ken te behandelen volgens de logica van technische

effectiviteit en dficiency.' (I 988: I 43) De

industriali-sering die zich thans wereldwijd voltrekt, is hiervan de belangrijkste manifestatie. De huidige explosieve

technologische vooruitgang, organisatiegroei en concentratiebeweging, alsmede de schaalvergroting

in het economisch verkeer en de hierdoor toene-mende mondiale concurrentie 'leiden ieder

afzon-derlijk maar zeker in vereniging tot een versnelde erosie van de specifieke culturele en institutionele omgevingsinvloeden.' (I 988: I 44) Zoals Marx reeds

voorspelde, gaat de wereld dus meer en meer een

ondeelbaar geheel vormen dat overal door dezelfde

doelrationaliteit wordt voortbewogen.

Toch zijn het juistsubstantiele waarden die zin, be-tekenis en samenhang aan het Ieven verlenen, en

di-versiteit en dynamiek aan de cultuur. Het

gedachte-loos realiseren van willekeurige doelen, zoals een

machine dat kan doen of een mens aan een lopende band, is betrekkelijk zinledig en ook mensonwaar-dig. Ondanks de beperktheid van de instrumentele rationaliteit lijken de huidige maatschappelijke

structuren en processen het individu echter in

steeds meer sferen te noodzaken tot deze vorm van

denken en handel en. Mensen lijken vaak gevangen in wat Max Weber betitelde als een 'ijzeren kooi'. Zo kunnen managers van bedrijven zich door de markt

gedwongen zien zich meer door doelmatigheids-overwegingen te Iaten leiden dan henzelf moreel

verantwoord lijkt. Een gemeenschap van burgers kan zich door de buitenlandse economische

concur-rentie genoodzaakt voelen meer tijd aan betaald werk te besteden, dan zij uit vrije keuze zou doen.

Evenzo zijn individuen in toenemende mate de ge-vangenen van steeds meer, door hen zelf geschapen organisaties geworden, organisaties die hun 'totale'

karakter hebben gekregen door een nagenoeg onaf-wendbaar proces van bureaucratisering, functionali-sering en professionalisering. Een ambtenaar, bij

voorbeeld, kan zich zeer in zijn vrijheid beperkt

voe-len door bureaucratische regels, die hem

standaard-beslissingen voorschrijve,n welke losstaap. van de

1. Voortbordurend hicrop maakt Karl Mannheim het analoge onderscheid tussen substantiiile en junctionele rationa-liteit (zie hoofdstuk 3). Van het eerste is sprake wanneer iemand een gebeurtenis

waardeert en begrijpt vanuit ecn breder kader. De betrokkene poogt om vanuit een bepaald waardenpatroon de werke-lijkheid als een betekenisvol geheel te ervaren en te bevatten. Van het tweede

is sprake wanneer er georganiseerd wordt gehandeld om zo cffectief en efficient mogelijk een bepaald doe! te realiseren. In dit geval spreekt men ook wei van instrumentele rationaliteit.

con inhij N dit n pro scha1 lang1 liteit hij r1 ring! nalit nom en e eersi kunt der en stanj gom neer taar men tide te st mQe sen. Man mee men VOOI insti pelij VOOI poli defi wha nen litei basi ken! cen om dezl cen ren diq 1 Del zam

(3)

rge-[len, eeds ituk-sche r iali-rvan sieve i en ~ting 1 ene- zon-1elde mele reeds 'een elf de l, be-In di-::: hte-; een 1ende IVaar-intele elijke _r in n van lenin ~ 1'. Zo narkt leids-loreel lrgers hcur-etaald doen. lege-'lapen otale' I Onaf- onali-IT, bij tvoe- laard-an de rd en el tc en ook s &..o o3 2oo1

concrete, altijd met waarden geladen context

waar-in hij oper ert.

Max Weber had grote angst voor de gevolgen van

dit naar zijn gevoel onomkeerbare en onstuitbare proccs. Ons wacht een kille, onpersoonlijke

maat-schappij waarin de waarderationaliteit in een be-langrijk aantal sferen grotendeels door

doelrationa-liteit overwoekerd zal zijn. De vraag waarmee ook hij reed worstelde is daarom hoe het rationalise-ring proces in bedwang kan worden gebracht.

De instrumentele

ratio-ter steeds kleiner geworden door de clifferentiering

en individualisering die met de rationalisering

ge-paard gaan. Differentiering houdt in dat steeds meer menselijke activiteiten in een voortdurend groeiend

aantal, meer en meer gespecialiseerde, organisaties

en instituties worden ondergebracht. Individualise

-ring hangt hiermee deels samen. Zij betekent dat mensen zich in afnemende mate definieren en

wor-den gedefmieerd door hun lidmaatschap van een specifieke groep in de samenleving, een groep die

zich kenmerkt door een naliteit, waarvan het

eco-nomi ch denken een uiting

en cen katalysator is, heeft

eerst goed aan haar opmars

kunnen beginnen toen an-dere, door religie, traditie

en cultuur gedragen, sub-tantiele rationaliteiten be -gonnen te vervagen. Wan

-neer men deze opmars tot

taan wil brengen, dan zal

men dus nieuwe substan-tielc rationaliteiten clienen

In de

westerse

marktsamenlevingen

verspreidt zich

een

'Machiavellistisch

syndroom': in toenemende mate nemen

mensen een manipulatieve houding

aan ten opzichte van anderen.

specillek patroon van

waarden, normen,

ge-woonten en

verwachtin-gen. Het aantal

groepslid-maatschappen neemt toe, maar deze worden tegelij

-kertijd betekenislozer: in afnemende mate verlenen zij hun I eden een identiteit. Het rolrepertoire van

mensen groeit in omvang en complexiteit, maar ver-schafthen een minder

con-Het lijkt alsoj zij de wijze waarop zij

op het werk met anderen omgaan,

niet ]anger kunnen scheiden

van

de

prive-ifeer.

te scheppen. Vervolgens zal men op basis hiervan moetcn intervenieren in de huidige blinde

proces-en. Op maatschappelijk niveau achtten denkers als Mannheim het politieke handelen hiervoor het mee t adequate werktuig. In de westerse liberale sa-menlevingen definieren wij politiek vandaag echter vooral in trumenteel. De politieke democratie is een in titutionele ordening waarin wij onze maatschap-pelijke belangenstrijd met vreedzame middelen

voortzetten. Politiek geeft, zoals de Amerikaanse

politiek psycholoog Harold Lasswell (I 9 3 6) het ooit dcfinieerde, een antwoord op de vraag 'Who gets what, when, how'. Steeds minder ruimte is er bin-nen ons politieke systeem voor substantiele rationa-liteit, voor een gezamenlijk pogen van burgers om op basi van een inhoudelijk program richting en

bete-kenis te geven aan hun samenleven. Niettemin lijkt

een dergelijke conceptie van politiek onontbeerlijk

om hct rationaliseringsproces te beteugelen. Slechts

dcze conceptie biedt kansen op de ontwikkeling van een substantieel rationeel program en op het genere-..

ren van de macht en de legitimiteit die nodig is om dit proces daadwerkelijk te beheersen.

De modernisering: een rem op politiek handelen

De kans dat burgers zich politiek organiseren om

ge-zamenlijk inhoud aan hun toekomst te geven, is

ech-stante, vastomlijnde, coherente en vanzelfspre

-kende identiteit (cf. Blokland-Potters I998). Het domein breidt zich uit waarin het individu,

onge-stoord door externe interventies, dat kan zijn of

doen wat in zijn vermogen ligt. Maar dit impliceert

geenszins dat zijn vermogen om meester te zijn over zijn bestaan evenzo toeneemt. Een groeiende nega

-tieve vrijheid betekent niet vanzelfsprekend dat

mensen in staat zijn eigen keuzen in het Ieven te maken en deze keuzen te rechtvaarcligen door te

verwijzen naar zelfgedefinieerde waarden en

doel-einden (cf. Blokland I 995).

Een goed hierop aansluitende analyse van het

te-genwoordige individualisme geeft Robert Lane. In

zijn The Loss cifHappiness in Market Democracies ( 2ooo)

bevestigt hij op basis van een groot aantal empirische onderzoekingen de kritiek op mod erne samenlevin -gen van mensen als Tonnies, Simmel, Fromm, Mumford en Wirth, dat sociale relaties zich hierin kenmerken door oppervlakkigheid,

onpersoonlijk-heid en instrumentalisme. Steeds meer mensen

geven daarom aan geregeld eenzaam te zijn en

inti-miteit te rnissen. Het moderne individualisme, ge

-definieerd als het nastreven van persoonlijke in

plaats van gemeenschappelijke doelen, acht Lane hiervoor de verklaring. Hoewel mensen zeggen te verlangen naar 'warmte', proberen zij, omdat zij dit

(4)

als een cruciaal onderdeel van hun welzijn definie-ren, voortdurend hun onafhankelijkheid tc vergro-teno Een onbegrensd streven naar onafhankelijkheid of ongebondenheid leidt echter tot vrijblijvendheid en oppervlakkigheid, en, paradoxaal, tot een onder-mijning van de sociale condities van zelfbepaling ( cf. Blokland 199.): hsto4)o In vergelijking met collecti-vistische samenlevingen kenmerken sociale uitwis-selingen in individualistische samenlevingen zich daarnaast in hogere mate door 'specifieke reciproci-teit': individuen doen aileen iets voor anderen wan-neer dezen hen bijna gelijktijdig met gelijke munt te-rugbetalen (2ooo: 111-2)0 In meer collectivistische samenlevingen, daarentegen, doet A iets voor B, die iets voor c doet, die weer, bewust of onbewust, iets terugdoet voor A 0 Sociale uitwisselingen vinden hier tevens plaats tussen individu en gemeenschap, een gemeenschap waarin de !eden vertrouwen hebben en waarvan zij het protocol begrijpen, normeren en overdrageno Hiermee verbonden verspreidt zich volgens Lane in de westerse marktsamenlevingen een Machiavellistisch ~ndroom: in toenemende mate nemen mensen een manipulatieve houding aan ten opzichte van andereno Het lijkt alsof zij de wijze waarop zij op het werk met anderen (moeten) om-gaan, niet Ianger kunnen scheiden van de prive-sfeero Voortdurend wegen zij de kosten en baten van een relatie tegen elkaar af en zodra de kosten te sterk of te lang de baten overtreffen, beeindigen zij haaro Moderne mensen hebben bijgevolg in de regel vele oppervlakkige kennissen, maar zelden goede vrien-den (2ooo: 96)0

De differentiering en de individualisering heb-ben belangrijke politieke conseguentieso Als gevolg van deze processen, alsmede van de door de rationa-lisering voortgestuwde economische, sociale en po-litieke schaalvergroting, wordt het voor individuele burgers steeds moeilijker zich met anderen en met een 'publieke zaak' te identificereno Hierdoor zijn zij in afnemende mate bereid en in staat om een geza-menlijk politick project te realisereno In plaats daar-van steken de burgers hun politieke energie vooral in de behartiging van deelbelangen 0 Daarnaast wint het vrijblijvende 'Greenpeace-model' van politieke participatie aan populariteit: men bindt zich op ab-stracte wijze aan een tamelijk abstracte zaako De po-litick als collectieve wilsuiting, als de mobilisatie van democratische meerderheden op basis van een nor-matiefpolitiek program, verdwijnt uit bee! do Als ge-volg hiervan, schrijft Taylor, ontwikkelt zich het ge-voel dat het electoraat als geheel machteloos is ten

opzichte van de staat en de markt en dat het tamelijk nai'ef en utopisch is te veronderstellen dat het via de politick het eigen lot in hand en kan nemen ( 1991: 1 1 3) 0 En dus proberen de burgers dit ook niet meero Zij vervreemden van de politick en 'de klooftussen burgers en politick' wordt een veelvuldig becom-mentarieerde klachto Door de politieke desinteresse en apathie beleven de burgers niet de gezamenlijke ervaring van het politieke handelen, waardoor hun gevoel van hulpeloosheid wordt bevestigd en noties van algemeen belang geen kans krijgen zich te ont-wikkeleno Aldus wordt het steeds moeilijker de maatschappelijke fragmentatie en het primaat van de instrumentele rede te bestrijdeno Het verliezen van de capaciteit om effectieve politieke meerderheden te formeren, typeert Taylor treffend als 'to lose paddle in mid-river.' ( 1 99 1: 1 1 8)

Modernisering leidt dus op verschillende wijzen tot politieke machteloosheido In de eerste plaats is er het probleem van een oprukkende instrumentele ra-tionaliteit die 'ijzeren kooien' doet ontstaan van schier onbeheersbare structuren en processen van bureaucratisering en economiseringo In de tweede plaats maken de individualisering, de differentiering en de vervaging in meer en meer levenssferen van substantiele rationaliteiten het burgers steeds moei-lijker om zich met elkaar en een algemeen belang te identificereno Als gevolg van de erosie van gedeelde waarden en doeleinden neemt de kans af, dat bur-gers tot politick handelen overgaan om zo vorm te geven aan hun samenleving. De gedeelde conceptie van het Goede Ieven en de Goede samenleving die hiervoor noodzakelijk is, ontbreekto In de derde plaats, veroorzaken individualisering en differentie-ring bovendien een voortdurende groei van de com-plexiteit, pluriformiteit en onoverzichtelijkheid van de samenlevingo Beleidsproblemen en -oplossingen op het ene terrein hangen in toenemende mate samen met die op andere terreineno Problemen, doeleinden en be Iangen worden steeds meer op zeer uiteenlopende wijzen gedefinieerdo 'Calculerende', 'gei'ndividualiseerde' burgers Iaten zich tevens steeds minder aan collectiviteiten gelegen liggeno De samenleving valt te zeer uiteen in verzelfstan-digde domeinen, om haar nog Ianger te kunnen be-heerseno Dit brengt or;s op het pluralismeo

Pluralisme, polyarchie en incrementalisme

De machteloosheid die het bestaande politieke be-stel vandaag naar het gevoel van velen tentoon-spreidt zou dus veroorzaakt kunnen zijn door de

mo mijn gen: ikdi ook nen vert dez< mijr ont1 tico keul del de bela staa sch1 en I soci der. kan g ren kie1 b<( bioi hie1 do me De bas sch YO Bel ge CO I] om wo)

han

daa zij~ Waj om nm bep bo1 ui + de Go ho

(5)

l:amelijk et via de I (1991: etmeer. >ftussen becom-nteresse rnenlijke toor hun m noties 1 te ont-lijker de at van de ezen van lerheden 'to lose le wijzen bats is er lntele ra-taan van 1ssen van ie tweede _ntiering I eren van ~smoei­ belang te gedeelde dat bur-lvorm te onceptie eving die de derde l ferentie-t decom-theid van lossingen tde mate pblemen, !rop zeer lerende', h tevens h liggen. r zelfstan-lnnen tieke be- tentoon-door de S&.._DOJlOOI

moderniscring. Dit proces analyscer ik in deel r van mijn studic: De ModerniserinB en haar Politieke

Gevol-aen: Weber, Mannheim en Schumpeter. Eerder opperde

ik dat de betreffende systemen van politick

en beleid ook daarom geen tegenwicht tegen dit proces kun-nen bieden, omdat zij hiervan in te hoge mate een vertaling en neerslag zijn. Een nadere analyse van deze system en is dus opportuun. In deel I I en I I I van mijn studic zal ik dit vooral doen aan de hand van (de ontwikkeling in) het werk van de Amerikaanse poli-ticologen Robert Dahl en Charles Lindblom. De keuze voor een analyse van het werk van auteurs uit de zogenaamde pluralisme-school is gebaseerd op de overweging, dat de theorie van het pluralisme in belangrijke zin een afspiegeling vormt van de be-staande westerse politieke stelsels. De theorie be-schrijft en rechtvaardigt in hoge mate hun inrichting en heeft dcze tegelijkertijd mede bepaald. Om de sociale, politieke en bestuurlijke problemen te on-derzoeken waarmee deze stelsels heden ten dage kampen, is het derhalve op zijn plaats om de uit-gangspunten van de pluralisme-theorie te explicite -ren en te evalue-ren. Hierin kunnen immers reeds de kiemen liggen van de huidige problemen.

Het politieke systeem in de huidige westerse li-berale democratieen zou men met Dahl en Lind-blom kunncn definieren als een 'polyarchie'. Nauw hiermee verbonden is een specifieke, met name door Lindblom (1963, 1965) onderzochte 'incre-mcntalistische' wijze waarop beleid tot stand komt. De polyarchie en het incrementalisme zijn beide ge-baseerd op een aantal metafysische, epistemologi-che en ethisepistemologi-che uitgangspunten die typerend zijn voor het westerse liberale ofhumanistische denken. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn de overtuigin-gen, dater vele nastrevenswaardige, doch geregeld confligerende waarden zijn die, wanneer zij botsen, onvermijdelijk tegen elkaar moeten worden afge-wogen; dat de gewichten van onze waarden mede af-hankelijk zijn van de omstandigheden en dat wij daarom, iedere keer nadat deze omstandigheden zijn gewijzigd, de relatieve gewichten van onze waarden moeten herdefinieren; dat de mogelijkheid om een bruikbare, veelomvattende, consistente normatievc politieke theorie te ontwikkelen zeel"' beperkt is; dat individuele vrijheid en hieraan ver-bonden politieke vrijheden als vrijheid van menings-uiting en vergadering gewenst zijn om een ieder in de gclegenheid te stellen een eigen definitie van het Goede Ieven te formuleren; dat de staat neutraal be-hoort te staan ten opzichte van de door de burgers

geformuleerde concepties van het Goede Ieven; dat de belangrijkste waarden die individuen in een mo-derne samenleving nastreven, worden gerealiseerd via groepen en dat individuen vooral via deze groe-pen hun waarden en belangen uitdrukken en verde-digen; dat de democratic een

besluitvormingsme-thode vormt met behulp waarvan tegenstrijdige

maatschappelijke belangen tegen elkaar worden af-gewogen; dat de maatschappelijke werkelijkheid doorgaans veel te complex is om haar zinvol in een theorie te kunnen beschrijven en verklaren; en dat wij beleidsproblemen zelden volledig kunnen be-grijpen en in een keer van een oplossing kunnen voorzien. Deze en andere, nog te bespreken, uit-gangspunten vormen een enigszins coherent geheel dat kan worden betiteld als de politieke theorie van het

pluralisme. In het volgende zal ik dit pluralisme en de

modellen van politick en van beleid die er een on-derdeel van zijn, korttoelichten. De uitgangspunten van het incrementalisme komen hierbij het eerst aan bod. Deze werpen het scherpste licht op het pro-bleem van de hedendaagse politieke onmacht.

Incrementalistisch beleid kenmerkt zich door een aanhoudende stroom van marginale, door ver-schillende maatschappelijke actoren of 'partners' gedragen beleidsmaatregelen of -aanpassingen. De beleidsmakers trachten hierbij niet zozeer een wel -omschreven langetermijndoel te realiseren. Eerder pogen zij een praktische bijdrage te leveren aan het verlichten van een dringend kortetermijnprobleem. Het beleid komt stukje voor stukje, incrementeel, tot stand in een continu proces van onderhandelingen tussen belanghebbenden uit de samenleving, het be-drijfsleven, de politick en de overheidsbureaucratie. De besluitvorming is het product van een niet afla-tend conflict over de instrumenten, waarden en doeleinden van het te voeren beleid.

Pluralisten achten het incrementalisme zowel een descriptief als een prescriptief model. Het geeft niet allcen een feitelijke beschrijving van de beleids-processen in open westerse democratieen, het biedt hiervan ook een normatieve rechtvaardiging. An-ders ligt dit met het zogenaamde synoptische model, dat de pluralisten definieren als de tegenhanger van het incrementalisme. Dit model zou vooral pre-scriptief van aard zijn en in de praktijk zelden of nooit gerealiseerd (kunnen) worden. Zij die binnen dit model menen of pogen te werken gaan uit van een fundamentele consensus onder de verschillende actoren over de instrumenten, waarden en doelein-den van het beleid, van een hoge mate van

(6)

maak-S0\..00] 2001

baarheid van de samenleving en van de beschikbaar-heid van voldoende informatie, kennis en kunde om

dit mogelijk te maken. Synoptisch beleid komt tot stand door een uitputtende, rationele afweging van

de alternatieve instrumenten (en hun consequen-ties) om een rationeel gepland, langetermijndoel te realiseren.

Ter verklaring van de samenhang tussen incre-mentalisme en democratic wijzen de pluralisten er doorgaans onder andere op, dat het bestaan van vele

invloedrijke, van de staat en van elkaar ona£hanke-lijke en door eigen waarden en be Iangen voortbewo -gen organisaties kenmerkend is voor open,

demo-van de status quo door te voeren en geleidelijk 'voort te modderen'. Bij kleine aanpassingen kan minder fout gaan en zijn eventuele misgrepen

een-voudiger te corrigeren. Bovendien worden margi-nale veranderingen in het algemeen eerder aanvaard

dan radicale. De maatschappelijke steun die, zeker

in een democratic, voor het welslagen van

over-heidsbeleid onontbeerlijk is, wordt dus eenvoudiger

verkregen.

Opaekomen twijfels binnen de politicoloaie Vanafhet einde van de jaren zestig was er in de

poli-ticologische literatuur een kentering waarneembaar cratische samenlevingen.

In onze westerse politieke

stelsels belnvloeden de in-dividuele burgers niet pri -mair via een directe vorm van democratic het

over-heidsbeleid. Zij doen dit

veeleer indirect via het zo -genaamde maatschappelijke middenveld, het geheel van

In onze liberale politieke systemen

bevinden zich 'de facto' twee elites:

een politieke, die de burgers noa

enigszins ter verantwoording kan

roepen

en een economische,

die

in de waardering van het

in-crementalistische beleids-model en van het

polyarchi-sche politieke model dat

hier medc aan ten grand-slag ligt. Juist omdat zij be-horen tot de grondleggers van de betreffende ideeen -stelsels is het opmerkelijk,

dat ook Lindblom en Dahl

grotendeels vrij spel heift.

min of meer autonome organisaties dat als een inter-mediair en een buffer tussen de individuele burger

en de staat fungeert. De vooraanstaande rol die deze

organisaties spelen, is een van de redenen waarom Dahl en Lindblom niet van een democratic, maar

van een polyarchie spreken. A Is gevolg van hun activi -teiten worden beslissingen niet door een rationele actor, vanuit een centraal punt genomen, maar

ge-fragmenteerd (disjointed). Het uiteindelijke resultaat

van hun veelal tegengestelde belangen en invloeden is een min of meer 'organisch' gegroeid geheel van

maatregelen, afspraken en gewoonten: een onver -mijdelijk wankel, voorlopig compromis zonder een

diepgaande achterliggende ratio, zonder een

cohe-rent en consistent plan ter realisering van een ver -reikend, welomschreven doe!.

Kiest men voor een open democratische

samen-leving, dan kiest men volgens de pluralisten dus ook voor een incrementalistisch beleid. Ter verdere

rechtvaardiging van het incrementaHsme benadruk-ken zij voorts onder meer, dat de meningsverschil -len over de doeleinden en instrumenten van het be-leid te groat zijn, dat de samenleving te complex en

te gefragmenteerd is en dat de beleidsmakers over te weinig kennis, informatie en middelen beschikken

om op verantwoorde wijze verstrekkende en veel-omvattende beslissingen te kunnen nemen. Het is daarom beter voornamelijk marginale wijzigingen

in toenemende mate door twijfels zijn bevangen. Meer en meer is men zich in de literatuur drie vra -gen gaan stellen. Ten eerste, in welke mate leveren deze modellen (nog) een adequate empirische

be-schrijving van de bestaande poHtieke en beleidsprak-tijk? Ten tweede, dienen wij deze mod ellen en praktij-ken (nog) wei zo positief te waarderen, dit zeker ge-zien de aard van de problemen waarvoor de wes -terse samenlevingen zich vandaag gesteld zien? En,

ten derde, wat zijn de eventuele alternatieven? Vooral de rol van de belangengroepen, die cen -traal staat in de theorie van het pluralisme, is men

kritischer gaan bezien. Zo wijst Dahl op de moge-lijkheden dat deze groepen sociale ongelijkheden helpen continueren, de burgerzin of het besef van een algemeen belang ondermijnen, de publieke agenda verwringen, en de burger van de controle

over deze agenda afhouden (I 976, I 98 2). Is het plu-ralisme niet vervallen tot een wat Theodor Lowi (I 969) interest-aroup liberalism noemde, waarin oli-garchisch georganiseerde belangengroeperingen, al dan niet samen met ambtelijke organisaties, in een ondoorzichtig onderhandelingsproces die

beslissin-gen nemen, die in een'waarHjke democratic aan de politick zijn voorbehouden?

Lindblom heeft zich in zijn kritiek op

belangen-groeperingen geconcentreerd op, wat hij typeert als, de 'geprivilegieerde positie' van het

bedrijfsle-vcn hij (

ccn

en har1 sere onv ken ncn tick Da< WO< ove tim fun, het min dat pal~ veri zcll de dro de1 pro van

b~i

i

mal tie~ me Lin po~ bep ceo sch van (I9 tie, sel, VaJ1 gel ko~ Sta ere 8e1~ van YO~ del

rr

·

gr

(7)

leidelijk gen kan >en een-1 margi -lanvaard ~. zeker m over-roudiger I de poli-~embaar n hetin-l beleids- >lyarchi->del dat 1 grond-at zij be-pleggers ideeen-erkelijk, 1en Dahl evangen. drie vra -leveren sche be-l idsprak-1 praktij -teker ge -de wes -.ien? En, 11? 1die cen-' is men e moge-ijkheden •esef van publieke controle 1 hetplu-or Lowi .arin oli -ingen, al s, in een >eslissin-IC aan de elangen-1 typeert ~ drijfsle-S&._DOJ200I vcn(1976, 1977,1990, 2oot).Aanvankelijkstelden hij en andere pluralisten private ondernemingen op ccn lijn met andere onafhankelijke organisaties. De ccnzijdigheid van de belangen die ondernemers be-hartigcn, zouden andere belangengroepen compen-crcn. In zijn latere werk noemt Lindblom dit een onvergeeflijke nalveteit. Ondernemingen beschik-kcn over onvergelijkbaar meer politieke hulpbron-nen (geld, kennis, organisatie, relaties) en dus poli-tieke macht dan andere belangengroeperingen. Daarnaast, en belangrijker, zullen hun vertegen-woordigers altijd een meer dan gewillig oor bij de overheid vinden, daar deze voor haar publieke legi-timiteit in hoge mate afhankelijk is geworden van het functioneren van de private sector. Lindblom acht het voorts nalef om te veronderstellen dat onderne-mingen voUedig via de markt worden gestuurd en dat dus uiteindelijk de consumenten hun beleid be-palen. Ondernemers nemen tal van besluiten met vergaande gevolgen voor individuen, groepen en zcl~ samenlevingen, die hen niet of nauwelijks door de markt, casu quo de consument, worden opge

-drongen. Het betreft hier onder meer besluiten over de vestigingsplaats, de te gebruiken technologic, de productontwikkeling of innovatie, de bemensing van het management, de beloningsstructuur, de ar-beidsverhoudingen. De beslisbevoegdheid over deze maatschappelijke kwesties is in onze liberale poli-ticke systemen goeddeels aan individuele onderne-mers overgedragen. Bijgevolg bevinden zich volgens Lindblom in deze systemen de facto twee elites: een politicke, die de burgers nog enigszins, maar vee! te beperkt, ter verantwoording kan roepen; en een economische, die grotendeels vrij spel heeft.

Een ander probleem van de huidige polyarchi

-che stelsels hangt eveneens samen met de positie van belangengroeperingen. Dahl en Lindblom ( 1976: xxii) achten dit hun onvermogen om collec-tieve doeleinden te realiseren. De betreffende stel-els zijn voornamelijk ingericht om de verzoening van tegengestelde particularistische belangen mo-gelijk te maken en om machtsconcentraties te voor-komen. Zeker de grondleggers van de Verenigde

tatcn hadden niet als doe! om politieke macht te crceren en effectief te maken, maar om haar te beteu ....

aelen. Bovendien waren zij Sterk geneigd het bestaan van cen algemeen belang te ontkennen en politick vooral op te vatten als een voortdurend onderhan-delingsproces over de verdeling van schaarse mate-riele en immatemate-riele hulpbronnen. Dit verklaart de grote plaats die belangengroeperingen en

onderhan-delings-en ruilprocessen hierin innemen. Het ge

-vaar dreigt nu volgens Dahl en Lindblom dat deze so-ciaal-politieke systemen 'structured onmachtig' blijken te zijn om een nieuwe categoric van proble-men het hoofd te bieden. Deze probleproble-men zijn niet distributief, maar collectiif van aard. De milieuver-vuiling, de uitputting van grondstoffen, de tweede-ling in de samenleving en de kloof tussen de rijke en de arme Ianden zijn hiervan voorbeelden. Lindblom vreest dat de bestaande polyarchieen onvoldoende mogelijkheden bieden voor de noodzakelijke mobi-lisatie van meerderheden en voor het noodzakelijke collectieve handelen. Er zal ruimte geschapen moe-ten worden voor de realisatie van publieke belangen daar de polyarchie, schrijft Lindblom reeds in de jaren zeventig, anders niet zal kunnen overleven (1977: t66).

Als gevolg van het, mede door de belangengroe

-pen veroorzaakte, onvermogen van het politieke be-stel om dringende publieke belangen te verwerkelij-ken, is voorts zijn legitimiteit onder druk komen te staan. Ook Dahl en Lindblom constateren dit. Tal van politicologen stellen in de jaren zeventig en tachtig vast, dat er geen overeenstemming (meer) bestaat over het antwoord op de vraag wat de juiste politieke orde is, wat de taken van de staat behoren te zijn en wat rechtvaardige eisen aan de overheid zijn. Dit leidt er toe dat georganiseerde deelbelan-gen onbegrensd worden nagejaagd. Er is geen con-sensus meer over normatieve criteria op basis waar-van de beleidsmakers de overdaad aan vaak tegenge-stelde eisen die vanuit de samenleving aan het open-baar bestuur worden gesteld, tegen elkaar kunnen afwegen of kunnen afwijzen. Dit heeft een perma-nente overvraging en overbelasting van de overheid tot gevolg. Velen bevelen om deze reden een funda-menteel politick debat aan over de waarden en doel-einden van onze samenleving, een debat waaraan het mcrendeel van de betrokken politicologen overi-gens vervoloveri-gens zelfnauwelijks een bijdrage Ievert. De kwestie is, kortom, of de beleidsmakers bin

-nen de bestaande polyarchische politieke systemen (no g) in staat zijn om door incrementalistisch beleid de problemen van de huidige tijd op te lossen. Vergt een antwoord op problemen als milieubederf, broeikaseffect, biotechnologie en -industrie, sociale uitsluiting en desintegratie, 'urban sprawl', gebrek aan politieke legitimiteit, de voortdurende uitbrei-ding van de economische sfeer, de tijdsdruk waaraan mensen steeds meer worden blootgesteld, crimina-liteit, de snelle verbreiding van klinische depressies

(8)

94

s &..o 03 2oo1

en gevoelens van onbehagen, wantrouwen en

een-zaamheid (cf. Lane 2ooo ), etcetera, niet meer

poli-tieke visie en sturing dan deze modellen van politiek

en beleid genereren? Zijn incrementalisme en poly

-archie niet te zeer verbonden (geraakt) met immo-bilisme, stuur- en richtingloosheid, kortzichtige particularistische belangenbehartiging en beperkte instrumentele rationaliteit om (nog) een uitweg te kunnen bieden? Of, specifieker: wanneer men, zoals

de Amerikaanse pluralisten oorspronkelijk hebben

gedaan, modellen van politiek en beleid ontwerpt

die uitaaan van een gefragmenteerde, ge'individuali-seerde en onbeheersbare samenleving waarin geen

gedeelde opvattingen bestaan over het algemeen

be-lang, kan men zich er dan nog over verbazen wan-neer de betreffende samenlevingen in toenemende mate al deze kenmerken gaan vertonen?

BevestiainB van de polyarchie en het incrementalisme in de politiek

Binnen de politieke theorie groeien er dus vanafhet

einde van de jaren zestig gaandeweg meer en meer

twijfels over het polyarchische en

incrementalisti-sche model. Onder tal van politici, journalisten en

andere opiniemakers, echter, neemt de populariteit

van deze modellen in de jaren tachtig en negentig

steeds grotere vormen aan. Het zouden juist de

be-staande westerse politieke arden zijn die hun

supe-rioriteit hoven alle andere modellen hebben bewe

-zen. Zij markeren zelfs 'het einde van de

geschiede-nis': aile maatschappijcn ontwikkelen zich naar deze

organisatievorm en het zou ook gebleken zijn dat zij

de hoogst haalbare is. De ineenstorting van het

'com-munistische' Oostblok zou 'het gelijk van rechts' en

de superioriteit van 'het liberalisme' hebben

aange-toond. Wereldwijd, zo poneert onder anderen Fran

-cis Fukuyama ( 1 9 8 9), zal de politiek van nu af aan uit

niet meer bestaan dan een eentonige, eindeloze

reeks incrementele beleidsaanpassingen en

verzoe-ningen van materiele belangentegenstellingen. De

'Grote Verhalen' zijn uitgelezen. De

'gei'ndividuali-seerde' burgers zijn trouwens mondig, onafhankelijk

en autonoom geworden en hebben ook geen be

-hoefte meer aan collectieve idealen en organisaties.

De politiek zou deze emancipatie behoren te honore-ren door de samenleving te bevrijden van knellende regelingen, instituties en structuren. 2

Het is een visie op de maatschappelijke

werke-lijkheid die vele politici, journalisten en andere

opi-niemakers uitdragen en die zij tegelijkertijd met het

eigen denken en handelen bevestigen. Concepten als

deregulering, privatisering, marktwerking,

decen-tralisering, flexibilisering, individualisering zijn

vanaf de jaren tachtig de leidmotieven in het pu-blieke debat. De modernisering van de samenleving

krijgt door dit, voornamelijk in cliches verwoorde,

gedachtegoed een enorme additionele impuls.

Ter-wijl Dahl en Lindblom goedbeschouwd pleiten voor

een uitbreiding van het publieke domein in de brede

zin van het woord, verkleinen de heersende

beleids-makers dit domein ten faveure van de private sector.

Tegelijkertijd groeit binnen de samenleving het

on-behagen over het bestaande politieke systeem. De

'kloof tussen de burger en de politiek' en de

wijd-verbreide desinteresse in en het cynisme over de po

-litiek worden veelbesproken thema's. De gegroeide

euforie over het eigen gelijk frustreert echter een

grondige analyse van de oorzaken van dit

onbeha-gen.

Ook de in Europa en in de twintigste eeuw be

-langrijkste tegenstander van een ongebreidelde en

onbeheerste modernisering, de sociaal-democratie,

blijkt voor het 'mod erne' gedachtegoed vatbaar. Het

socialisme was een protest tegen een samenleving

die vooral op functioned rationele wijze is

georgani-secrd en was een paging hier een substantieel

ratio-nee! alternatief tegenover te stellen. Het socialisme

verzette zich tegen individualisering wanneer dit

louter gedefinieerd dreigde te worden als een toene

-ming van negatieve vrijheid, het prive-domein

waarin men ongestoord door anderen dat kan doen,

wat in zijn vermogen ligt. De positieve vrijheid, het

vermogen zelfstandig richting aan het Ieven te

geven, achtten socialisten zeker zo waardevol. Zij

verzetten zich tegen differentiering en

individualise-ring wanneer deze processen de ontplooiing van dit

vermogen dreigden te bemoeilijken en wanneer

deze processen vooral leken te leiden tot een kille

contractsamenleving van naarnlozen. Ook de

so-ciaal-democratie is even wei in de laatste twintigjaar

'gemoderniseerd'. Tal van normatieve

uitgangspun-ten en idealen zijn als overbodige, achterhaalde bal

-last overboard gezet. De eisen van de moderne tijd

en de moderne kiezer 'zouden dit onontkoombaar

2. Voor een klein exemplarisch voorbeeld van de wijze waarop dit

gedachtegoed doorwerkte in het

wereldbeeld van de gemiddelde

opinjemaker en politicus, zie Marcel

van Dams De Opmars der Dinaen ( 1994).

Voor een eerste reactie hierop, zie mijn 'Over individuaHsering, Marcel

van Dam en nog een paar modes'

(Socialisme &..Democratie, 1994, Jg.p, Nr. 1 o, p.464-69). heb ven

qu

me ach gin! doe sch be~ hei1 hol de~ spl" dat pij PUI da~ ove der do( De to tisc On1 Vfla sp eer te eer de1 doc tu die wa ka1 ve< me rna

wL

tij 3. I (19 'ba op! Qyt 4·; Soc Th£ Cen ccn tra1

(9)

t werke-j!re opi-rnethet rpten als decen-pg zijn het pu -nleving voorde, tls. Ter -en voor e brede peleids -: sector. het on-em. De ~e wijd-rde po -groeide tter een mbeha-;uw b e-elde en ocratie, i}ar. Het mleving : organi-1!1 ratio-cialisme ~eer dit ~toene­ pomein 111doen, eid, het l!ven te vol. Zij dualis e-~ van dit vanneer en kille de so-:Jtigjaar :Jgspun-Jde bal -rne tijd ombaar s &..o 03 2oo1

hebben gemaakt. De precieze redenen hiervoor ble

-ven vaak onduidelijk en dubbelzinnig. De

conse-quentie is echter dat de sociaal-democratie samen

met het marktliberalisme een stimulerende kracht

achter de modernisering is geworden en iedere

po-ging lijkt te hebben opgegeven om cultuurpolitieke doeleinden te realiseren, die de bestaande

maat-chappelijke processen overstijgen.

Belangrijke gesignaleerde problemen van de li

-berale systemen als particularisme en

richtingloos-heid werden door sommige sociaal-democraten

ver-holpen door het probleem te herdefmieren. Zij

stel-den dat men slechts van onbestuurbaarheid kan

prcken wanneer men het uitgangspunt koestert,

dat de overheid in principe in staat is de maatschap

-pij te beheersen en te lei den. Laat men dit uitgangs

-punt vallen, hetgeen de pluralisten altijd a! deden,

dan behoeft men zich ook rninder zorgen te maken

over de ervaren machteloosheid. Een dergelijke re

-dencring is bijvoorbeeld te vinden in het in 19 8 2

door de Wiardi Beckman Stichting gepubliceerde

De l/lusie van de 'Democratische Staat'. Paul Kalma be

-toogt hierin op intelligente wijze, dat een

democra-tische staat in een open pluralistische samenleving onvermijdelijk bloot staat aan vele verschillende en vaak tegenstrijdige wensen en invloeden en

vanzelf-sprekend weinigmogelijkheden heeft om de burgers

een bepaald gedragspatroon af te dwingen. Een terke staat is derhalve per definitie onmogelijk in

een democratic. De democratic moet ook niet wor-den gezocht in de relatie tussen staat en samenleving, doch in de samenleving: in de relaties of conflicten tus en maatschappelijke groeperingen. De politick

client primair het procedurele kader te scheppen waarin de desbetreffende 'horizontale coordinatie'

kan plaatsvinden. Deze 'sociale democratic' client zo vee! als dat mogelijk en wenselijk is de politieke de

-mocratic, de verticale coordinatie tussen staat en maatschappij, te vervangen.3 Nadien is deze ont

-wikkeling van het denken vele mal en binnen de Par

-tij van de Arbeid bekrachtigd. Zij staat ook niet op

zich, maar is exemplarisch voor de veranderingen

die zich in de loop van de jaren tachtig en negentig binnen een belangrijk dee! van de Europese

sociaal-democratie hebben voorgedaan. Het Engelse 'New

Labour' van Anthony Giddens en Tony Blair is hierin het verst gegaan. 4

Het postmodernisme vormt een andere belang-rijke hedendaagse bekrachtiging van het pluralisme. Zijn aanhangers nemen de fragmentatie,

versplinte-ring, onkenbaarheid, onvoorspelbaarheid en chaos

van de werkelijkheid als uitgangspunt,

verwelko-men dit alles zelfs als een bevrijding, en transforme

-ren het filosofisch pluralisme dat aan het politiek pluralisme ten grondslag ligt in relativisme en

scep-ticisme (zie voor een Nederlands voorbeeld het wcrk van de bestuurskundige (sic) Paul Frissen). Hierdoor versterken zij in ongekende mate de ne

i-ging der pluralisten te veronderstellen, dat geen enkel belang algemeen valt te rechtvaardigen en dat beleid zelden meer kan zijn dan het ongeplande pro

-duct van een veelvoud van invloeden en doeleinden. De traditionele politiek wordt opgegeven.

Dahl en Lindblom hebben de ontwikkeling van het politieke en publieke debat met verbazing en ook

enigszins droef gestemd gevolgd. Van schijnbare verdedigers van het bestaande politieke bestel zijn zij, vanafhet midden van de jaren zeventig, gaande

-weg veranderd in gedreven critici. Het is curieus dat

de ontwikkeling die zij in hun denken doormaken

tegengesteld is aan die van het merendeel van de

West-Europese sociaal-democraten: terwijl Dahl en

Lindblom opschuiven van het sociaal-liberalisme

naar de sociaal-democratie, begaan de laatstge

-noemden deze weg in de andere richting. Terwijl dus

de Europese sociaal-democraten meewerken aan

het omvormen van de bestaande

verzorgingsmaat-schappijen naar Amerikaans model, bepleiten Dahl

en Lindblom krachtiger dan ooit de introductie van

West-Europese verzorgingsarrangementen in de Verenigde Staten. Terwijl de sociaal-democraten de

overheid afzweren als het belangrijkste instrument

J. In zijn De Planning van Ontplooiing

(1999) schrijft Duyvendak deze

'baanbrekende' inzichten overigens opgewekt toe aan Van Gunsteren (The Qyestjor Control, 1976).

sociaal-democratie verschcnen. Een

fraai overzicht biedt: European Social

Democracy: Tranifor_gtation in Progress

derde weg onbesproken laat', in: Becker,

F. et al (eds.) Hedendaags Kapitalisme:

Het Twintigste Jaarboek voor het Democratisch Socialisme, Amsterdam, was/De Arbeiderspers, 1999.

Kritiek vanuit een enigszins

vergelijkbaar perspectief als hier gepresenteerd, Ievert Raymond Plant

in: 'De Derde Weg', Socialisme &,_

Democratie, ]g.s6, No.2, 1999, met

namep.93. 4· Zie The Third Way: The Renewal

if

Social Democracy ( 1998) van Giddens en

The Third Way: New Politics for the New Century ( 1998) van Blair. lnmiddels is ccn overvloedige literatuur over de

transformatie van de West-Europese

( 1998) van Rene Cuperus en Johannes

Kandel. Paul Kalma wekt inmiddels geregeld de indruk gaarne de geest terug in de fles te willen stoppen, die

hij in de jaren tachtig ontkurkt had. Enige terechte bedenkingen tegen de

Derde Weg heeft hij geformuleerd in: 'Kapitalisme op drift, of: wat de

(10)

S&_DOJ200I

voor maatschappelijke sturing en politieke

wils-uiting en haar meer en meer zien als slechts een van

de deelnemers aan, wat Lindblom ( 19 6 s) betitelt als, processen van partijdige wederzijdse

aanpas-sing, bepleiten Lindblom en vooral Dahl een

centra-ler en krachtiger rol voor dezelfde overheid. Terwijl

de sociaal-democraten de mogelijkheid om visies op

het algemeen belang te argumenteren meer en meer relativeren, bepleit vooral Dahl in toenemende

mate de ontwikkeling van dergelijke visies. Terwijl

de sociaal-democraten de politiek steeds minder

zien als de organisatie van effectieve meerderheden

op basis van beredeneerde utopieen, pleiten Dahl en

Lindblom juist voor een dergelijke invulling van de politiek en nemen zij afstand van het polyarchische

alternatief: de strijd tussen minderheden om de

ver-deling van de beschikbare gelden, privileges en posi-ties. Terwijl de sociaal-democraten meewerken aan processen van privatisering, deregulering, decen-tralisering, waarschuwen Dahl en Lindblom hier-tegen. Terwijl de sociaal-democraten het vrije

on-dernemerschap in al zijn manifestaties aanvaarden

en bevorderen, bepleiten Dahl en Lindblom een

vergaande democratisering van de private sector. Et cetera.

De merkwaardige situatie doet zich, kortom,

voor dat een groot aantal politici, journalisten,

post-modernistische academici en andere opiniemakers

in de jaren tachtig en negentig het einde van de

ge-schiedenis en de eindoverwinning van het

(markt)-liberalisme proclameert, terwijl tal van politiek theoretici zich in toenemende mate genoodzaakt

zagen zich van dit algemeen bejubelde liberalisme te

distantieren en werden bevangen door Another state

if

mind.> Wat op theoretisch niveau kan, blijkt op

praktisch niveau nauwelijks te lukken. Het pluralis-tische stelsel reproduceert zichzelf en lijkt niet in

staat deze reproductie te doorbreken.

Vraaen

Het is opmerkelijk dat de hierboven kort beschreven tegengestelde ontwikkelingen van het Amerikaanse

pluralisme en de Europese sociaal-democratie heb

-ben kunnen plaatsvinden. De betreffende

ontwik-kelingen hebben zich afgespeeld binnen, voor wat

betreft hun sociaal-economische en politieke

orde-ning, redelijk vergelijkbare samenlevingen en

gedu-rende eenzelfde periode. Bijgevolg kan men zich

afvragen wat het verband is tussen, enerzijds,

ont-wikkelingen in de samenleving en, anderzijds,

ont-wikkelingen binnen de politieke theorie. De

wijzi-gingen die zich in het sociaal-democratische

gedach-tegoed hebben voltrokken, zijn doorgaans voorge-steld als een onontkoombare 'modernisering' of

aanpassing aan 'de realiteit'. Wat is echter de relatie

tussen 'de realiteit' en een politieke theorie?

Wan-neer hier inderdaad sprake was van

onontkoombaar-heid, hoe kunnen Dahl en Lindblom dan ideeen pro-pageren die sociaal-democraten juist afzweren? Het

is een gegeven dat het sociaal-democratische

ge-dachtegoed in belangrijke mate de ontwikkeling

heeft gevolgd van de binnen de samenleving

vige-rende ideeen en sentimenten. Maar wat heeft deze

laatste ontwikkeling bepaald? Ook Lindblom en

Dahl stellen zich in toenemende mate deze vragen.

Hun antwoorden zijn weinig hoopgevend. De

ant-woorden die Weber, Mannheim en Schumpeter

jaren eerder formuleerden, war en van deze

somber-heid reeds een voorbode.

De centrale theoretische invalshoek van Een

Re-habilitatie van de Politiek is, zoals gesteld, de moder-nisering, een proces waarvan het oorspronkelijke

pluralisme een typisch product vormt en dat de

te-genwoordige pluralistische samenleving voor

wel-licht onoverkomelijke problemen stelt. In het

bij-zonder onderzoek ik wat de gevolgen van dit proces

zijn voor de positieve politieke vrijheid van mensen

om gezamenlijk richting te geven aan hun

samenle-ving. Deze kwestie is niet nieuw. Aan het einde van

de negentiende en het begin van de twintigste eeuw

hielden tal van politieke en sociale theoretici zich

reeds met haar bezig. Representatief voor de in deze tijd geformuleerde denkbeelden en bij uitstek

rele-vant voor ons doe! zijn Weber, Mannheim en

Schumpeter. Gedrieen leveren zij een expliciete en

coherente formulering van een door de moderniteit

t;. Dit was de titel van Lindbloms presidential address uit I 98 I aan de !eden

van de American PoHtical Science Association. Hij behandelt hierin enige

van zijn in de loop der jaren veranderde inzichten. In dee! drie van mijn studie kom ik hierop uitgebreid terug.

do on Dank tuele lisme tieke tingv onze mog€ bepa< listisc lijke c HAN als

aa

Depa1 LITEF Blokla

c.

va Blokla m N Blokla va M Blo~a en Blokla Er A

(11)

.wik-wat rde -e du-zich · ont-rijzi -t

ach-

wge-( of Ia tie l'v'an-~aar­ lpro -Het

i

ge-eling vige-Cleze 1 en .gen. ant -leter !ber -~ Re -~der -1lijke e t e- wel-: bij-·oces nsen ~nle-~van ;euw zich deze rele -1 en teen liteit s &...o o3 2oo1

doordrenkt denken over politiek en democratie. Dankzij hun werk kan tevens het algemene intellec -tuele klimaat worden onderzocht waarin het plura-lisme tot ontwikkeling kwam. De sociale en poli-tieke problem en die de modernisering in hun opvat -ting veroorzaakt, confronteren bovendien bij uitstek onze tegenwoordige liberale samenleving. Het ver-mogen of onvermogen deze problemen op te lassen, bepaalt de politieke geloofwaardigheid van de plura -listische theorie en de tegenwoordige maatschappe -lijke orde.

HANS BLOKLAND

als aastonderzoeker verbonden a an Yale University,

Departement

if

Political Science

LITERATUUR

Blokland, H.T. (2oo1) De Moderniserina en hoar Politieke Gevolaen: Weber, Mannheim en Schumpeter; Een Rehabilitatie

van de Politiek Dee/ I, Amsterdam, Boom, april 2001.

Blolcland, H.T. (2oo1) 'Charles Lindblom heroverweegt de markt', FACTA: Sociaal- Wetenschappelijk Maaazine, Jg. 9,

Nr.2, 2oo1, te verschijnen

Blolcland, H.T. (2ooo) 'Robert E.Lane en de achterhaaldheid

van het marktliberalisme' FACTA: Sociaal-Wetenschappelijk Maaazine, Jg.B, Nr.s, 2ooo, p.S-13

Blokland, H.T (1997) Publiek Gezocht: Essays over Cultuur, Markt

en Politiek, Amsterdam, Boom

Blokland, H.T. ( 1995) Weaen naar Vrijheid: Autonomie, Emancipatie en Cultuurpolitiek in de Westerse Wereld,

Amsterdam, Boom

Blokland, T.V.(1998) Wat Stadsbewoners Bindt: Sociale Relaties in

een Achterstandswijk (diss.), Kampen, Kok Agora Dahl, R.A. (1982) Dilemmas '![Pluralist Democracy: Autonomy vs.

Control, New Haven, Yale U.P.

Dahl, R.A. ( 1989) Democracy and its Critics, New Haven and

London, Yale University Press

Dahl, R.A. & Lindblom, C.E. (1976) Politics, Economics and Welfare: Plan nina and Politico-Economic Systems Resolved into

Basic Social Processes (Priface), Chicago, The University of

Chicago Press

Doorn, j.A.A.(1988) Rede en Macht:een lnleidina tot

Beleidswetenschappelijk lnzicht, 's-Gravenhage, v u G A

Lane, R.E.(2ooo) The Loss'![ Happiness in Market Democracies,

New Haven, Yale University Press)

Lindblom, Ch.E. ( 1965) Thelntelliaence

<if

Democracy: Decision Makino Throuah Mutual Adjustment, New York, Free Press Lindblom, Ch.E. (1977) Politics and Markets: The World's

Political-Economic Systems, New York, Basic Books

Lindblom, Ch.E. (1990) Inquiry and Chanae: The Troubled

Attempt to Understand and Shape Society, New Haven and London, Yale University Press

Lindblom, Ch.E.(2oo 1) The Market System: What it Is, How it

Works, And What to Make

<if

it, New Haven, Yale University

Press

Taylor, Ch. ( 1991) The Ethics

<if

Authenticity, Cambridge (Mass.) and London, Harvard University Press

*

Eind maart verschijnt bij Uitgeverij Boom Hans Blokland's eerste dee] van Een Rehabilitatie van de Politiek onder de titel De moderniserinB en haar politieke sevolsen: Weber, Mannheim en Schumpeter. De inleiding daaruit verschijnt hier bij wijze van voorpublicatie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het Duitse systeem worden leden van het toezichthoudend orgaan benoemd, op fifty-fifty basis, door de aandeelhouders en door werkne- mersorganen (ondernemingsraden

De code Tabaksblat geeft aan dat de kenmerken (samenstelling) van de Raad van dien aard moeten zijn dat commissarissen kritisch en onafhankelijk van elkaar en van het management

In algemene zin wordt gesteld dat als een accountant, of de organisatie waarvan hij deel uitmaakt, advieswerkzaamheden verricht voor de controlecliënt, de medewerkers niet

Door het (gelijktijdig) analyseren van de stellingen 1 t/m 3, 6, 10, 11 en 19 – waarbij nadrukkelijk de verschillen maar ook de overeenkomsten in de antwoorden

Met behulp van de informatie uit deze bronnen ge- ven zij antwoord op de hoofdvraag: hoe kan het Nederlandse oorlogsgeweld tijdens de Indo- nesische Onafhankelijkheidsoorlog

Er is al veel geschreven over het double duty-systeem en dit heeft geleid tot tal van discussies. Verschillende instanties zijn naar aanleiding hiervan gekomen met nieuwe wet-

De Veiligheidsraad wordt opgeroepen de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden en er zorg voor te dragen dat resolutie 1244 en het VN Handvest gerespecteerd worden, maar

Dit hield in dat het Hof geen jurisdictie zou hebben als er naast de VS meerdere staten bij een conflict betrokken zouden zijn die niet bij het geschil voor het IG