De mogelijkheid om geza-menlijk richting en betc-kenis te verlenen aan het samenleven vormt voor burgers een essentiele di-mensie van politieke vrij-heid. Velen in de westerse democratieen hebben ech-ter het gevoel dat de om -vang van deze vrijheid de laatste jaren tamelijk gering is geworden. Mens en lijken te zijn overgeleverd aan anonieme structuren en processen waarop zij nau-welijks greep hebbcn, structuren en processen die • hen opties en realiteiten opdringen waarvoor zij mogelijk niet gekozen bad-den wanneer zij hadbad-den be-schikt over een reele keuze-mogelijkheid. Hiermee sa-menhangend lijkt het hui-dige politieke systeem on-machtig om een aantal be-langrijke hedendaagse pro-blemen van een oplossing te voorzien. De aantasting van het miueu, de bar-baarse productie van onbe-trouwbaar voedsel in de bio-industrie, de verloede-ring van de openbare ruimte, de sociale uitslui -ting van grote groepen
bur-s &..o o3 2oo1
VOORPUBLICATIE
Een Rehabilitatie
van de Politiek
HANS BLOKLAND s &.P biedt haar abonnees en lezers een voorpublicatie van de probleemstellende inleidinB
uit 'Een Rehabilitatie van de Politiek', een driedeliae studie van de politicolooa Hans Blokland, waarvan het eerste dee/ eind maart bij
Uitaeverij Boom zal verschijnen. In deze triloaie onderzoekt Blokland de huidiae politiek-maatschappelijke orde. Hij analyseert in het
bijzonder de aevolaen die het moderniserinasproces heift sehad voor de positieve vrijheid van mensen om aezamenlijk
richtina te seven aan hun samenlevina. Die aevolaen lieaen er, volaens Blokland, niet om: een systematische politieke machteloosheid wordt vastaesteld. De remedie? Een Rehabilitatie
van de Politiek in termen van substantiiile rationaliteit. Hij put daarvoor uit het werk van
klassieke denkers als Weber, Mannheim en Schumpeter, maar oriiinteert zich tevens op de
Amerikaanse policoloaen Dahl en Lindblom. Een van de boeiende constaterinaen die Blokland
doet: 'De merkwaardiae situatie doet zich voor dat een aroot aantal politici, journalisten,
postmodernistische academici en andere opiniemakers in de jaren tachtiB en neaentiB het einde van de aeschiedenis en de eindoverwinnina van het (markt)liberalisme proclameert, terwijl tal van politieke theoretici zich in toenemende mate aenoodzaakt zaaen zich van dit alsemeen
bejubelde liberalisme te distantiiren en werden bevanaen door 'another state
if
mind.'beurtenissen. Bijgevolg lij-ken desinteresse in politick en cynisme over de politick plausibele keuzen.
In Een Rehabilitatie van de Politiek onderzoek ik in hoeverre het tegenwoor-dige gevoel van onmacht, of, in de woorden van Charles Taylor ( 1991) van malaise, wei moest ontstaan gezien de uitgangspunten waarop het westerse poli-tieke systeem is gebaseerd. Tevens zal ik de pogingen analyseren om het functio-neren van dit politieke sys-teem te verbeteren. Modi-euze concepten als 'dere-gulering', 'privatisering', 'decentralisering', 'flexibi-lisering', 'verzelfstandi-ging', 'vermarkting', 'in-ternationalisering' spelen hierin sinds de jaren tachtig een centrale rol. Ik zal be-togen dat vee! van de be-treffende maatregelen en voorstellen de door velen ervaren politieke machte -loosheid slechts zullen ver-groten. De betrokkenen trachten een maatschappe-lijke orde te scheppen waarin de rol van de poli-tick sterk zal zijn terugge-gers, de voortdurende uitbreiding van de
economi-sche sfeer en de hiermee verbonden toenemende (tijds)druk die op menscn wordt gelegd (cf. Blok-land 1997), zijn hiervan voorbeelden. Het onver-mogen deze problemen daadkrachtig op te lassen versterkt de indruk, dat de politieke gemeenschap geen greep (meer) heeft op de maatschappelijkc
ge-.. drongen en waarin zij vooral van het vrije spel der maatschappelijke krachten oplossingen verwachten. Ik zal daarentegen pleiten voor een rehabilitatie van de politick. De aard van de belangrijkste heden-daagse vraagstukken brengt met zich mee dat !outer politick handelen uitzicht biedt op adequate ant-woorden.
88
S&_OOJ200I
De moderniser ina: opkomst van de instrumentele rationaliteit
Men zou kunnen stellen dat burgers binnen het
be-staande politieke besluitvormingsmodel en het hier-aan verbonden beleidsmodel met name machteloos
staan ten opzichte van, en machteloos zijn geworden
door, de modernisering. De betreffende systemen
van politick en beleid zijn wellicht te zeer een
ver-taling of een neerslag van dit proces om burgers in
staat te stellen over de schaduwzijden van de moder-nisering heen te springen.
Wat modernisering inhoudt en wat haar drijfve-ren zijn, is moeilijk ondubbelzinnig vast te stellen.
Tot de nauw verbonden kernprocessen van moder-nisering behoren echter in ieder geval rationalise-ring, differentiering en individualisering. Ter orien-tatie op de problematiek die in mijn studie centraal
staat, zal ik deze in het volgende kort behandelen. Jacques van Doorn omschrijft rationalisering als het naar de achtergrond verdwijnen van 'culturele,
morele, politieke en ideologische waarden en
doel-einden' en het opkomen van 'organisatorische, bu-reaucratische, techn0cratische en formalistische
orientaties' ( 1988: I 39). In het betreffende proces is
steeds minder plaats voor, wat Max Weber noemde,
waarderationaliteit. De doelrationaliteit wint
daarente-gen in steeds meer levenssferen aan betekenis. Dit
wil zeggen dat mensen in toenemende mate denken in termen van optimale doel-middelen-relaties: hoe kan een bepaalde waarde of een bepaald doe! met zo weinig mogelijk middelen worden gerealiseerd. Over dat doe!, wat het is en waarom het nastrevens-waardig zou zijn, buigen zij echter s_teeds minder het hoofd. 1
In de visie van denkers als Weber, Mann-heim en Habermas resulteert uiteindelijk een doel-loos handelen zonder ziel en zin.
Wij zien dit, schrijft Van Doorn, bij uitstek op de terreinen van techniek en industrialisering. Terwijl het traditionele werktuig nog een verlengstuk van
het handelende individu was, is de mens vandaag een
machinebediende wiens handelen wordt bepaald door de rationaliteit van de techniek. Deze rationa-liteit krijgt door haar onbetwistbare superieure
prestaties een onaantastbaar karakter. Zij gaat
daarom steeds meer fungeren als voorbeeld voor de
ordening en organisatie van menselijke
verhoudin-gen. Naarmate het aantal en de omvang van derge-lijke technisch-sociale constructies toenemen,
wordt volgens Van Doorn, 'de maatschappij steeds sterker ertoe gedreven aile belangrijke
vraagstuk-ken te behandelen volgens de logica van technische
effectiviteit en dficiency.' (I 988: I 43) De
industriali-sering die zich thans wereldwijd voltrekt, is hiervan de belangrijkste manifestatie. De huidige explosieve
technologische vooruitgang, organisatiegroei en concentratiebeweging, alsmede de schaalvergroting
in het economisch verkeer en de hierdoor toene-mende mondiale concurrentie 'leiden ieder
afzon-derlijk maar zeker in vereniging tot een versnelde erosie van de specifieke culturele en institutionele omgevingsinvloeden.' (I 988: I 44) Zoals Marx reeds
voorspelde, gaat de wereld dus meer en meer een
ondeelbaar geheel vormen dat overal door dezelfde
doelrationaliteit wordt voortbewogen.
Toch zijn het juistsubstantiele waarden die zin, be-tekenis en samenhang aan het Ieven verlenen, en
di-versiteit en dynamiek aan de cultuur. Het
gedachte-loos realiseren van willekeurige doelen, zoals een
machine dat kan doen of een mens aan een lopende band, is betrekkelijk zinledig en ook mensonwaar-dig. Ondanks de beperktheid van de instrumentele rationaliteit lijken de huidige maatschappelijke
structuren en processen het individu echter in
steeds meer sferen te noodzaken tot deze vorm van
denken en handel en. Mensen lijken vaak gevangen in wat Max Weber betitelde als een 'ijzeren kooi'. Zo kunnen managers van bedrijven zich door de markt
gedwongen zien zich meer door doelmatigheids-overwegingen te Iaten leiden dan henzelf moreel
verantwoord lijkt. Een gemeenschap van burgers kan zich door de buitenlandse economische
concur-rentie genoodzaakt voelen meer tijd aan betaald werk te besteden, dan zij uit vrije keuze zou doen.
Evenzo zijn individuen in toenemende mate de ge-vangenen van steeds meer, door hen zelf geschapen organisaties geworden, organisaties die hun 'totale'
karakter hebben gekregen door een nagenoeg onaf-wendbaar proces van bureaucratisering, functionali-sering en professionalisering. Een ambtenaar, bij
voorbeeld, kan zich zeer in zijn vrijheid beperkt
voe-len door bureaucratische regels, die hem
standaard-beslissingen voorschrijve,n welke losstaap. van de
1. Voortbordurend hicrop maakt Karl Mannheim het analoge onderscheid tussen substantiiile en junctionele rationa-liteit (zie hoofdstuk 3). Van het eerste is sprake wanneer iemand een gebeurtenis
waardeert en begrijpt vanuit ecn breder kader. De betrokkene poogt om vanuit een bepaald waardenpatroon de werke-lijkheid als een betekenisvol geheel te ervaren en te bevatten. Van het tweede
is sprake wanneer er georganiseerd wordt gehandeld om zo cffectief en efficient mogelijk een bepaald doe! te realiseren. In dit geval spreekt men ook wei van instrumentele rationaliteit.
con inhij N dit n pro scha1 lang1 liteit hij r1 ring! nalit nom en e eersi kunt der en stanj gom neer taar men tide te st mQe sen. Man mee men VOOI insti pelij VOOI poli defi wha nen litei basi ken! cen om dezl cen ren diq 1 Del zam
rge-[len, eeds ituk-sche r iali-rvan sieve i en ~ting 1 ene- zon-1elde mele reeds 'een elf de l, be-In di-::: hte-; een 1ende IVaar-intele elijke _r in n van lenin ~ 1'. Zo narkt leids-loreel lrgers hcur-etaald doen. lege-'lapen otale' I Onaf- onali-IT, bij tvoe- laard-an de rd en el tc en ook s &..o o3 2oo1
concrete, altijd met waarden geladen context
waar-in hij oper ert.
Max Weber had grote angst voor de gevolgen van
dit naar zijn gevoel onomkeerbare en onstuitbare proccs. Ons wacht een kille, onpersoonlijke
maat-schappij waarin de waarderationaliteit in een be-langrijk aantal sferen grotendeels door
doelrationa-liteit overwoekerd zal zijn. De vraag waarmee ook hij reed worstelde is daarom hoe het rationalise-ring proces in bedwang kan worden gebracht.
De instrumentele
ratio-ter steeds kleiner geworden door de clifferentiering
en individualisering die met de rationalisering
ge-paard gaan. Differentiering houdt in dat steeds meer menselijke activiteiten in een voortdurend groeiend
aantal, meer en meer gespecialiseerde, organisaties
en instituties worden ondergebracht. Individualise
-ring hangt hiermee deels samen. Zij betekent dat mensen zich in afnemende mate definieren en
wor-den gedefmieerd door hun lidmaatschap van een specifieke groep in de samenleving, een groep die
zich kenmerkt door een naliteit, waarvan het
eco-nomi ch denken een uiting
en cen katalysator is, heeft
eerst goed aan haar opmars
kunnen beginnen toen an-dere, door religie, traditie
en cultuur gedragen, sub-tantiele rationaliteiten be -gonnen te vervagen. Wan
-neer men deze opmars tot
taan wil brengen, dan zal
men dus nieuwe substan-tielc rationaliteiten clienen
In de
westerse
marktsamenlevingen
verspreidt zich
een
'Machiavellistisch
syndroom': in toenemende mate nemen
mensen een manipulatieve houding
aan ten opzichte van anderen.
specillek patroon van
waarden, normen,
ge-woonten en
verwachtin-gen. Het aantal
groepslid-maatschappen neemt toe, maar deze worden tegelij
-kertijd betekenislozer: in afnemende mate verlenen zij hun I eden een identiteit. Het rolrepertoire van
mensen groeit in omvang en complexiteit, maar ver-schafthen een minder
con-Het lijkt alsoj zij de wijze waarop zij
op het werk met anderen omgaan,
niet ]anger kunnen scheiden
van
de
prive-ifeer.
te scheppen. Vervolgens zal men op basis hiervan moetcn intervenieren in de huidige blindeproces-en. Op maatschappelijk niveau achtten denkers als Mannheim het politieke handelen hiervoor het mee t adequate werktuig. In de westerse liberale sa-menlevingen definieren wij politiek vandaag echter vooral in trumenteel. De politieke democratie is een in titutionele ordening waarin wij onze maatschap-pelijke belangenstrijd met vreedzame middelen
voortzetten. Politiek geeft, zoals de Amerikaanse
politiek psycholoog Harold Lasswell (I 9 3 6) het ooit dcfinieerde, een antwoord op de vraag 'Who gets what, when, how'. Steeds minder ruimte is er bin-nen ons politieke systeem voor substantiele rationa-liteit, voor een gezamenlijk pogen van burgers om op basi van een inhoudelijk program richting en
bete-kenis te geven aan hun samenleven. Niettemin lijkt
een dergelijke conceptie van politiek onontbeerlijk
om hct rationaliseringsproces te beteugelen. Slechts
dcze conceptie biedt kansen op de ontwikkeling van een substantieel rationeel program en op het genere-..
ren van de macht en de legitimiteit die nodig is om dit proces daadwerkelijk te beheersen.
De modernisering: een rem op politiek handelen
De kans dat burgers zich politiek organiseren om
ge-zamenlijk inhoud aan hun toekomst te geven, is
ech-stante, vastomlijnde, coherente en vanzelfspre
-kende identiteit (cf. Blokland-Potters I998). Het domein breidt zich uit waarin het individu,
onge-stoord door externe interventies, dat kan zijn of
doen wat in zijn vermogen ligt. Maar dit impliceert
geenszins dat zijn vermogen om meester te zijn over zijn bestaan evenzo toeneemt. Een groeiende nega
-tieve vrijheid betekent niet vanzelfsprekend dat
mensen in staat zijn eigen keuzen in het Ieven te maken en deze keuzen te rechtvaarcligen door te
verwijzen naar zelfgedefinieerde waarden en
doel-einden (cf. Blokland I 995).
Een goed hierop aansluitende analyse van het
te-genwoordige individualisme geeft Robert Lane. In
zijn The Loss cifHappiness in Market Democracies ( 2ooo)
bevestigt hij op basis van een groot aantal empirische onderzoekingen de kritiek op mod erne samenlevin -gen van mensen als Tonnies, Simmel, Fromm, Mumford en Wirth, dat sociale relaties zich hierin kenmerken door oppervlakkigheid,
onpersoonlijk-heid en instrumentalisme. Steeds meer mensen
geven daarom aan geregeld eenzaam te zijn en
inti-miteit te rnissen. Het moderne individualisme, ge
-definieerd als het nastreven van persoonlijke in
plaats van gemeenschappelijke doelen, acht Lane hiervoor de verklaring. Hoewel mensen zeggen te verlangen naar 'warmte', proberen zij, omdat zij dit
als een cruciaal onderdeel van hun welzijn definie-ren, voortdurend hun onafhankelijkheid tc vergro-teno Een onbegrensd streven naar onafhankelijkheid of ongebondenheid leidt echter tot vrijblijvendheid en oppervlakkigheid, en, paradoxaal, tot een onder-mijning van de sociale condities van zelfbepaling ( cf. Blokland 199.): hsto4)o In vergelijking met collecti-vistische samenlevingen kenmerken sociale uitwis-selingen in individualistische samenlevingen zich daarnaast in hogere mate door 'specifieke reciproci-teit': individuen doen aileen iets voor anderen wan-neer dezen hen bijna gelijktijdig met gelijke munt te-rugbetalen (2ooo: 111-2)0 In meer collectivistische samenlevingen, daarentegen, doet A iets voor B, die iets voor c doet, die weer, bewust of onbewust, iets terugdoet voor A 0 Sociale uitwisselingen vinden hier tevens plaats tussen individu en gemeenschap, een gemeenschap waarin de !eden vertrouwen hebben en waarvan zij het protocol begrijpen, normeren en overdrageno Hiermee verbonden verspreidt zich volgens Lane in de westerse marktsamenlevingen een Machiavellistisch ~ndroom: in toenemende mate nemen mensen een manipulatieve houding aan ten opzichte van andereno Het lijkt alsof zij de wijze waarop zij op het werk met anderen (moeten) om-gaan, niet Ianger kunnen scheiden van de prive-sfeero Voortdurend wegen zij de kosten en baten van een relatie tegen elkaar af en zodra de kosten te sterk of te lang de baten overtreffen, beeindigen zij haaro Moderne mensen hebben bijgevolg in de regel vele oppervlakkige kennissen, maar zelden goede vrien-den (2ooo: 96)0
De differentiering en de individualisering heb-ben belangrijke politieke conseguentieso Als gevolg van deze processen, alsmede van de door de rationa-lisering voortgestuwde economische, sociale en po-litieke schaalvergroting, wordt het voor individuele burgers steeds moeilijker zich met anderen en met een 'publieke zaak' te identificereno Hierdoor zijn zij in afnemende mate bereid en in staat om een geza-menlijk politick project te realisereno In plaats daar-van steken de burgers hun politieke energie vooral in de behartiging van deelbelangen 0 Daarnaast wint het vrijblijvende 'Greenpeace-model' van politieke participatie aan populariteit: men bindt zich op ab-stracte wijze aan een tamelijk abstracte zaako De po-litick als collectieve wilsuiting, als de mobilisatie van democratische meerderheden op basis van een nor-matiefpolitiek program, verdwijnt uit bee! do Als ge-volg hiervan, schrijft Taylor, ontwikkelt zich het ge-voel dat het electoraat als geheel machteloos is ten
opzichte van de staat en de markt en dat het tamelijk nai'ef en utopisch is te veronderstellen dat het via de politick het eigen lot in hand en kan nemen ( 1991: 1 1 3) 0 En dus proberen de burgers dit ook niet meero Zij vervreemden van de politick en 'de klooftussen burgers en politick' wordt een veelvuldig becom-mentarieerde klachto Door de politieke desinteresse en apathie beleven de burgers niet de gezamenlijke ervaring van het politieke handelen, waardoor hun gevoel van hulpeloosheid wordt bevestigd en noties van algemeen belang geen kans krijgen zich te ont-wikkeleno Aldus wordt het steeds moeilijker de maatschappelijke fragmentatie en het primaat van de instrumentele rede te bestrijdeno Het verliezen van de capaciteit om effectieve politieke meerderheden te formeren, typeert Taylor treffend als 'to lose paddle in mid-river.' ( 1 99 1: 1 1 8)
Modernisering leidt dus op verschillende wijzen tot politieke machteloosheido In de eerste plaats is er het probleem van een oprukkende instrumentele ra-tionaliteit die 'ijzeren kooien' doet ontstaan van schier onbeheersbare structuren en processen van bureaucratisering en economiseringo In de tweede plaats maken de individualisering, de differentiering en de vervaging in meer en meer levenssferen van substantiele rationaliteiten het burgers steeds moei-lijker om zich met elkaar en een algemeen belang te identificereno Als gevolg van de erosie van gedeelde waarden en doeleinden neemt de kans af, dat bur-gers tot politick handelen overgaan om zo vorm te geven aan hun samenleving. De gedeelde conceptie van het Goede Ieven en de Goede samenleving die hiervoor noodzakelijk is, ontbreekto In de derde plaats, veroorzaken individualisering en differentie-ring bovendien een voortdurende groei van de com-plexiteit, pluriformiteit en onoverzichtelijkheid van de samenlevingo Beleidsproblemen en -oplossingen op het ene terrein hangen in toenemende mate samen met die op andere terreineno Problemen, doeleinden en be Iangen worden steeds meer op zeer uiteenlopende wijzen gedefinieerdo 'Calculerende', 'gei'ndividualiseerde' burgers Iaten zich tevens steeds minder aan collectiviteiten gelegen liggeno De samenleving valt te zeer uiteen in verzelfstan-digde domeinen, om haar nog Ianger te kunnen be-heerseno Dit brengt or;s op het pluralismeo
Pluralisme, polyarchie en incrementalisme
De machteloosheid die het bestaande politieke be-stel vandaag naar het gevoel van velen tentoon-spreidt zou dus veroorzaakt kunnen zijn door de
mo mijn gen: ikdi ook nen vert dez< mijr ont1 tico keul del de bela staa sch1 en I soci der. kan g ren kie1 b<( bioi hie1 do me De bas sch YO Bel ge CO I] om wo)
han
daa zij~ Waj om nm bep bo1 ui + de Go hol:amelijk et via de I (1991: etmeer. >ftussen becom-nteresse rnenlijke toor hun m noties 1 te ont-lijker de at van de ezen van lerheden 'to lose le wijzen bats is er lntele ra-taan van 1ssen van ie tweede _ntiering I eren van ~smoei belang te gedeelde dat bur-lvorm te onceptie eving die de derde l ferentie-t decom-theid van lossingen tde mate pblemen, !rop zeer lerende', h tevens h liggen. r zelfstan-lnnen tieke be- tentoon-door de S&.._DOJlOOI
moderniscring. Dit proces analyscer ik in deel r van mijn studic: De ModerniserinB en haar Politieke
Gevol-aen: Weber, Mannheim en Schumpeter. Eerder opperde
ik dat de betreffende systemen van politick
en beleid ook daarom geen tegenwicht tegen dit proces kun-nen bieden, omdat zij hiervan in te hoge mate een vertaling en neerslag zijn. Een nadere analyse van deze system en is dus opportuun. In deel I I en I I I van mijn studic zal ik dit vooral doen aan de hand van (de ontwikkeling in) het werk van de Amerikaanse poli-ticologen Robert Dahl en Charles Lindblom. De keuze voor een analyse van het werk van auteurs uit de zogenaamde pluralisme-school is gebaseerd op de overweging, dat de theorie van het pluralisme in belangrijke zin een afspiegeling vormt van de be-staande westerse politieke stelsels. De theorie be-schrijft en rechtvaardigt in hoge mate hun inrichting en heeft dcze tegelijkertijd mede bepaald. Om de sociale, politieke en bestuurlijke problemen te on-derzoeken waarmee deze stelsels heden ten dage kampen, is het derhalve op zijn plaats om de uit-gangspunten van de pluralisme-theorie te explicite -ren en te evalue-ren. Hierin kunnen immers reeds de kiemen liggen van de huidige problemen.Het politieke systeem in de huidige westerse li-berale democratieen zou men met Dahl en Lind-blom kunncn definieren als een 'polyarchie'. Nauw hiermee verbonden is een specifieke, met name door Lindblom (1963, 1965) onderzochte 'incre-mcntalistische' wijze waarop beleid tot stand komt. De polyarchie en het incrementalisme zijn beide ge-baseerd op een aantal metafysische, epistemologi-che en ethisepistemologi-che uitgangspunten die typerend zijn voor het westerse liberale ofhumanistische denken. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn de overtuigin-gen, dater vele nastrevenswaardige, doch geregeld confligerende waarden zijn die, wanneer zij botsen, onvermijdelijk tegen elkaar moeten worden afge-wogen; dat de gewichten van onze waarden mede af-hankelijk zijn van de omstandigheden en dat wij daarom, iedere keer nadat deze omstandigheden zijn gewijzigd, de relatieve gewichten van onze waarden moeten herdefinieren; dat de mogelijkheid om een bruikbare, veelomvattende, consistente normatievc politieke theorie te ontwikkelen zeel"' beperkt is; dat individuele vrijheid en hieraan ver-bonden politieke vrijheden als vrijheid van menings-uiting en vergadering gewenst zijn om een ieder in de gclegenheid te stellen een eigen definitie van het Goede Ieven te formuleren; dat de staat neutraal be-hoort te staan ten opzichte van de door de burgers
geformuleerde concepties van het Goede Ieven; dat de belangrijkste waarden die individuen in een mo-derne samenleving nastreven, worden gerealiseerd via groepen en dat individuen vooral via deze groe-pen hun waarden en belangen uitdrukken en verde-digen; dat de democratic een
besluitvormingsme-thode vormt met behulp waarvan tegenstrijdige
maatschappelijke belangen tegen elkaar worden af-gewogen; dat de maatschappelijke werkelijkheid doorgaans veel te complex is om haar zinvol in een theorie te kunnen beschrijven en verklaren; en dat wij beleidsproblemen zelden volledig kunnen be-grijpen en in een keer van een oplossing kunnen voorzien. Deze en andere, nog te bespreken, uit-gangspunten vormen een enigszins coherent geheel dat kan worden betiteld als de politieke theorie van het
pluralisme. In het volgende zal ik dit pluralisme en de
modellen van politick en van beleid die er een on-derdeel van zijn, korttoelichten. De uitgangspunten van het incrementalisme komen hierbij het eerst aan bod. Deze werpen het scherpste licht op het pro-bleem van de hedendaagse politieke onmacht.
Incrementalistisch beleid kenmerkt zich door een aanhoudende stroom van marginale, door ver-schillende maatschappelijke actoren of 'partners' gedragen beleidsmaatregelen of -aanpassingen. De beleidsmakers trachten hierbij niet zozeer een wel -omschreven langetermijndoel te realiseren. Eerder pogen zij een praktische bijdrage te leveren aan het verlichten van een dringend kortetermijnprobleem. Het beleid komt stukje voor stukje, incrementeel, tot stand in een continu proces van onderhandelingen tussen belanghebbenden uit de samenleving, het be-drijfsleven, de politick en de overheidsbureaucratie. De besluitvorming is het product van een niet afla-tend conflict over de instrumenten, waarden en doeleinden van het te voeren beleid.
Pluralisten achten het incrementalisme zowel een descriptief als een prescriptief model. Het geeft niet allcen een feitelijke beschrijving van de beleids-processen in open westerse democratieen, het biedt hiervan ook een normatieve rechtvaardiging. An-ders ligt dit met het zogenaamde synoptische model, dat de pluralisten definieren als de tegenhanger van het incrementalisme. Dit model zou vooral pre-scriptief van aard zijn en in de praktijk zelden of nooit gerealiseerd (kunnen) worden. Zij die binnen dit model menen of pogen te werken gaan uit van een fundamentele consensus onder de verschillende actoren over de instrumenten, waarden en doelein-den van het beleid, van een hoge mate van
maak-S0\..00] 2001
baarheid van de samenleving en van de beschikbaar-heid van voldoende informatie, kennis en kunde om
dit mogelijk te maken. Synoptisch beleid komt tot stand door een uitputtende, rationele afweging van
de alternatieve instrumenten (en hun consequen-ties) om een rationeel gepland, langetermijndoel te realiseren.
Ter verklaring van de samenhang tussen incre-mentalisme en democratic wijzen de pluralisten er doorgaans onder andere op, dat het bestaan van vele
invloedrijke, van de staat en van elkaar ona£hanke-lijke en door eigen waarden en be Iangen voortbewo -gen organisaties kenmerkend is voor open,
demo-van de status quo door te voeren en geleidelijk 'voort te modderen'. Bij kleine aanpassingen kan minder fout gaan en zijn eventuele misgrepen
een-voudiger te corrigeren. Bovendien worden margi-nale veranderingen in het algemeen eerder aanvaard
dan radicale. De maatschappelijke steun die, zeker
in een democratic, voor het welslagen van
over-heidsbeleid onontbeerlijk is, wordt dus eenvoudiger
verkregen.
Opaekomen twijfels binnen de politicoloaie Vanafhet einde van de jaren zestig was er in de
poli-ticologische literatuur een kentering waarneembaar cratische samenlevingen.
In onze westerse politieke
stelsels belnvloeden de in-dividuele burgers niet pri -mair via een directe vorm van democratic het
over-heidsbeleid. Zij doen dit
veeleer indirect via het zo -genaamde maatschappelijke middenveld, het geheel van
In onze liberale politieke systemen
bevinden zich 'de facto' twee elites:
een politieke, die de burgers noa
enigszins ter verantwoording kan
roepen
en een economische,
die
in de waardering van het
in-crementalistische beleids-model en van het
polyarchi-sche politieke model dat
hier medc aan ten grand-slag ligt. Juist omdat zij be-horen tot de grondleggers van de betreffende ideeen -stelsels is het opmerkelijk,
dat ook Lindblom en Dahl
grotendeels vrij spel heift.
min of meer autonome organisaties dat als een inter-mediair en een buffer tussen de individuele burger
en de staat fungeert. De vooraanstaande rol die deze
organisaties spelen, is een van de redenen waarom Dahl en Lindblom niet van een democratic, maar
van een polyarchie spreken. A Is gevolg van hun activi -teiten worden beslissingen niet door een rationele actor, vanuit een centraal punt genomen, maar
ge-fragmenteerd (disjointed). Het uiteindelijke resultaat
van hun veelal tegengestelde belangen en invloeden is een min of meer 'organisch' gegroeid geheel van
maatregelen, afspraken en gewoonten: een onver -mijdelijk wankel, voorlopig compromis zonder een
diepgaande achterliggende ratio, zonder een
cohe-rent en consistent plan ter realisering van een ver -reikend, welomschreven doe!.
Kiest men voor een open democratische
samen-leving, dan kiest men volgens de pluralisten dus ook voor een incrementalistisch beleid. Ter verdere
rechtvaardiging van het incrementaHsme benadruk-ken zij voorts onder meer, dat de meningsverschil -len over de doeleinden en instrumenten van het be-leid te groat zijn, dat de samenleving te complex en
te gefragmenteerd is en dat de beleidsmakers over te weinig kennis, informatie en middelen beschikken
om op verantwoorde wijze verstrekkende en veel-omvattende beslissingen te kunnen nemen. Het is daarom beter voornamelijk marginale wijzigingen
in toenemende mate door twijfels zijn bevangen. Meer en meer is men zich in de literatuur drie vra -gen gaan stellen. Ten eerste, in welke mate leveren deze modellen (nog) een adequate empirische
be-schrijving van de bestaande poHtieke en beleidsprak-tijk? Ten tweede, dienen wij deze mod ellen en praktij-ken (nog) wei zo positief te waarderen, dit zeker ge-zien de aard van de problemen waarvoor de wes -terse samenlevingen zich vandaag gesteld zien? En,
ten derde, wat zijn de eventuele alternatieven? Vooral de rol van de belangengroepen, die cen -traal staat in de theorie van het pluralisme, is men
kritischer gaan bezien. Zo wijst Dahl op de moge-lijkheden dat deze groepen sociale ongelijkheden helpen continueren, de burgerzin of het besef van een algemeen belang ondermijnen, de publieke agenda verwringen, en de burger van de controle
over deze agenda afhouden (I 976, I 98 2). Is het plu-ralisme niet vervallen tot een wat Theodor Lowi (I 969) interest-aroup liberalism noemde, waarin oli-garchisch georganiseerde belangengroeperingen, al dan niet samen met ambtelijke organisaties, in een ondoorzichtig onderhandelingsproces die
beslissin-gen nemen, die in een'waarHjke democratic aan de politick zijn voorbehouden?
Lindblom heeft zich in zijn kritiek op
belangen-groeperingen geconcentreerd op, wat hij typeert als, de 'geprivilegieerde positie' van het
bedrijfsle-vcn hij (
ccn
en har1 sere onv ken ncn tick Da< WO< ove tim fun, het min dat pal~ veri zcll de dro de1 pro vanb~i
i
mal tie~ me Lin po~ bep ceo sch van (I9 tie, sel, VaJ1 gel ko~ Sta ere 8e1~ van YO~ delrr
·
grleidelijk gen kan >en een-1 margi -lanvaard ~. zeker m over-roudiger I de poli-~embaar n hetin-l beleids- >lyarchi->del dat 1 grond-at zij be-pleggers ideeen-erkelijk, 1en Dahl evangen. drie vra -leveren sche be-l idsprak-1 praktij -teker ge -de wes -.ien? En, 11? 1die cen-' is men e moge-ijkheden •esef van publieke controle 1 hetplu-or Lowi .arin oli -ingen, al s, in een >eslissin-IC aan de elangen-1 typeert ~ drijfsle-S&._DOJ200I vcn(1976, 1977,1990, 2oot).Aanvankelijkstelden hij en andere pluralisten private ondernemingen op ccn lijn met andere onafhankelijke organisaties. De ccnzijdigheid van de belangen die ondernemers be-hartigcn, zouden andere belangengroepen compen-crcn. In zijn latere werk noemt Lindblom dit een onvergeeflijke nalveteit. Ondernemingen beschik-kcn over onvergelijkbaar meer politieke hulpbron-nen (geld, kennis, organisatie, relaties) en dus poli-tieke macht dan andere belangengroeperingen. Daarnaast, en belangrijker, zullen hun vertegen-woordigers altijd een meer dan gewillig oor bij de overheid vinden, daar deze voor haar publieke legi-timiteit in hoge mate afhankelijk is geworden van het functioneren van de private sector. Lindblom acht het voorts nalef om te veronderstellen dat onderne-mingen voUedig via de markt worden gestuurd en dat dus uiteindelijk de consumenten hun beleid be-palen. Ondernemers nemen tal van besluiten met vergaande gevolgen voor individuen, groepen en zcl~ samenlevingen, die hen niet of nauwelijks door de markt, casu quo de consument, worden opge
-drongen. Het betreft hier onder meer besluiten over de vestigingsplaats, de te gebruiken technologic, de productontwikkeling of innovatie, de bemensing van het management, de beloningsstructuur, de ar-beidsverhoudingen. De beslisbevoegdheid over deze maatschappelijke kwesties is in onze liberale poli-ticke systemen goeddeels aan individuele onderne-mers overgedragen. Bijgevolg bevinden zich volgens Lindblom in deze systemen de facto twee elites: een politicke, die de burgers nog enigszins, maar vee! te beperkt, ter verantwoording kan roepen; en een economische, die grotendeels vrij spel heeft.
Een ander probleem van de huidige polyarchi
-che stelsels hangt eveneens samen met de positie van belangengroeperingen. Dahl en Lindblom ( 1976: xxii) achten dit hun onvermogen om collec-tieve doeleinden te realiseren. De betreffende stel-els zijn voornamelijk ingericht om de verzoening van tegengestelde particularistische belangen mo-gelijk te maken en om machtsconcentraties te voor-komen. Zeker de grondleggers van de Verenigde
tatcn hadden niet als doe! om politieke macht te crceren en effectief te maken, maar om haar te beteu ....
aelen. Bovendien waren zij Sterk geneigd het bestaan van cen algemeen belang te ontkennen en politick vooral op te vatten als een voortdurend onderhan-delingsproces over de verdeling van schaarse mate-riele en immatemate-riele hulpbronnen. Dit verklaart de grote plaats die belangengroeperingen en
onderhan-delings-en ruilprocessen hierin innemen. Het ge
-vaar dreigt nu volgens Dahl en Lindblom dat deze so-ciaal-politieke systemen 'structured onmachtig' blijken te zijn om een nieuwe categoric van proble-men het hoofd te bieden. Deze probleproble-men zijn niet distributief, maar collectiif van aard. De milieuver-vuiling, de uitputting van grondstoffen, de tweede-ling in de samenleving en de kloof tussen de rijke en de arme Ianden zijn hiervan voorbeelden. Lindblom vreest dat de bestaande polyarchieen onvoldoende mogelijkheden bieden voor de noodzakelijke mobi-lisatie van meerderheden en voor het noodzakelijke collectieve handelen. Er zal ruimte geschapen moe-ten worden voor de realisatie van publieke belangen daar de polyarchie, schrijft Lindblom reeds in de jaren zeventig, anders niet zal kunnen overleven (1977: t66).
Als gevolg van het, mede door de belangengroe
-pen veroorzaakte, onvermogen van het politieke be-stel om dringende publieke belangen te verwerkelij-ken, is voorts zijn legitimiteit onder druk komen te staan. Ook Dahl en Lindblom constateren dit. Tal van politicologen stellen in de jaren zeventig en tachtig vast, dat er geen overeenstemming (meer) bestaat over het antwoord op de vraag wat de juiste politieke orde is, wat de taken van de staat behoren te zijn en wat rechtvaardige eisen aan de overheid zijn. Dit leidt er toe dat georganiseerde deelbelan-gen onbegrensd worden nagejaagd. Er is geen con-sensus meer over normatieve criteria op basis waar-van de beleidsmakers de overdaad aan vaak tegenge-stelde eisen die vanuit de samenleving aan het open-baar bestuur worden gesteld, tegen elkaar kunnen afwegen of kunnen afwijzen. Dit heeft een perma-nente overvraging en overbelasting van de overheid tot gevolg. Velen bevelen om deze reden een funda-menteel politick debat aan over de waarden en doel-einden van onze samenleving, een debat waaraan het mcrendeel van de betrokken politicologen overi-gens vervoloveri-gens zelfnauwelijks een bijdrage Ievert. De kwestie is, kortom, of de beleidsmakers bin
-nen de bestaande polyarchische politieke systemen (no g) in staat zijn om door incrementalistisch beleid de problemen van de huidige tijd op te lossen. Vergt een antwoord op problemen als milieubederf, broeikaseffect, biotechnologie en -industrie, sociale uitsluiting en desintegratie, 'urban sprawl', gebrek aan politieke legitimiteit, de voortdurende uitbrei-ding van de economische sfeer, de tijdsdruk waaraan mensen steeds meer worden blootgesteld, crimina-liteit, de snelle verbreiding van klinische depressies
94
s &..o 03 2oo1
en gevoelens van onbehagen, wantrouwen en
een-zaamheid (cf. Lane 2ooo ), etcetera, niet meer
poli-tieke visie en sturing dan deze modellen van politiek
en beleid genereren? Zijn incrementalisme en poly
-archie niet te zeer verbonden (geraakt) met immo-bilisme, stuur- en richtingloosheid, kortzichtige particularistische belangenbehartiging en beperkte instrumentele rationaliteit om (nog) een uitweg te kunnen bieden? Of, specifieker: wanneer men, zoals
de Amerikaanse pluralisten oorspronkelijk hebben
gedaan, modellen van politiek en beleid ontwerpt
die uitaaan van een gefragmenteerde, ge'individuali-seerde en onbeheersbare samenleving waarin geen
gedeelde opvattingen bestaan over het algemeen
be-lang, kan men zich er dan nog over verbazen wan-neer de betreffende samenlevingen in toenemende mate al deze kenmerken gaan vertonen?
BevestiainB van de polyarchie en het incrementalisme in de politiek
Binnen de politieke theorie groeien er dus vanafhet
einde van de jaren zestig gaandeweg meer en meer
twijfels over het polyarchische en
incrementalisti-sche model. Onder tal van politici, journalisten en
andere opiniemakers, echter, neemt de populariteit
van deze modellen in de jaren tachtig en negentig
steeds grotere vormen aan. Het zouden juist de
be-staande westerse politieke arden zijn die hun
supe-rioriteit hoven alle andere modellen hebben bewe
-zen. Zij markeren zelfs 'het einde van de
geschiede-nis': aile maatschappijcn ontwikkelen zich naar deze
organisatievorm en het zou ook gebleken zijn dat zij
de hoogst haalbare is. De ineenstorting van het
'com-munistische' Oostblok zou 'het gelijk van rechts' en
de superioriteit van 'het liberalisme' hebben
aange-toond. Wereldwijd, zo poneert onder anderen Fran
-cis Fukuyama ( 1 9 8 9), zal de politiek van nu af aan uit
niet meer bestaan dan een eentonige, eindeloze
reeks incrementele beleidsaanpassingen en
verzoe-ningen van materiele belangentegenstellingen. De
'Grote Verhalen' zijn uitgelezen. De
'gei'ndividuali-seerde' burgers zijn trouwens mondig, onafhankelijk
en autonoom geworden en hebben ook geen be
-hoefte meer aan collectieve idealen en organisaties.
De politiek zou deze emancipatie behoren te honore-ren door de samenleving te bevrijden van knellende regelingen, instituties en structuren. 2
Het is een visie op de maatschappelijke
werke-lijkheid die vele politici, journalisten en andere
opi-niemakers uitdragen en die zij tegelijkertijd met het
eigen denken en handelen bevestigen. Concepten als
deregulering, privatisering, marktwerking,
decen-tralisering, flexibilisering, individualisering zijn
vanaf de jaren tachtig de leidmotieven in het pu-blieke debat. De modernisering van de samenleving
krijgt door dit, voornamelijk in cliches verwoorde,
gedachtegoed een enorme additionele impuls.
Ter-wijl Dahl en Lindblom goedbeschouwd pleiten voor
een uitbreiding van het publieke domein in de brede
zin van het woord, verkleinen de heersende
beleids-makers dit domein ten faveure van de private sector.
Tegelijkertijd groeit binnen de samenleving het
on-behagen over het bestaande politieke systeem. De
'kloof tussen de burger en de politiek' en de
wijd-verbreide desinteresse in en het cynisme over de po
-litiek worden veelbesproken thema's. De gegroeide
euforie over het eigen gelijk frustreert echter een
grondige analyse van de oorzaken van dit
onbeha-gen.
Ook de in Europa en in de twintigste eeuw be
-langrijkste tegenstander van een ongebreidelde en
onbeheerste modernisering, de sociaal-democratie,
blijkt voor het 'mod erne' gedachtegoed vatbaar. Het
socialisme was een protest tegen een samenleving
die vooral op functioned rationele wijze is
georgani-secrd en was een paging hier een substantieel
ratio-nee! alternatief tegenover te stellen. Het socialisme
verzette zich tegen individualisering wanneer dit
louter gedefinieerd dreigde te worden als een toene
-ming van negatieve vrijheid, het prive-domein
waarin men ongestoord door anderen dat kan doen,
wat in zijn vermogen ligt. De positieve vrijheid, het
vermogen zelfstandig richting aan het Ieven te
geven, achtten socialisten zeker zo waardevol. Zij
verzetten zich tegen differentiering en
individualise-ring wanneer deze processen de ontplooiing van dit
vermogen dreigden te bemoeilijken en wanneer
deze processen vooral leken te leiden tot een kille
contractsamenleving van naarnlozen. Ook de
so-ciaal-democratie is even wei in de laatste twintigjaar
'gemoderniseerd'. Tal van normatieve
uitgangspun-ten en idealen zijn als overbodige, achterhaalde bal
-last overboard gezet. De eisen van de moderne tijd
en de moderne kiezer 'zouden dit onontkoombaar
2. Voor een klein exemplarisch voorbeeld van de wijze waarop dit
gedachtegoed doorwerkte in het
wereldbeeld van de gemiddelde
opinjemaker en politicus, zie Marcel
van Dams De Opmars der Dinaen ( 1994).
Voor een eerste reactie hierop, zie mijn 'Over individuaHsering, Marcel
van Dam en nog een paar modes'
(Socialisme &..Democratie, 1994, Jg.p, Nr. 1 o, p.464-69). heb ven
qu
me ach gin! doe sch be~ hei1 hol de~ spl" dat pij PUI da~ ove der do( De to tisc On1 Vfla sp eer te eer de1 doc tu die wa ka1 ve< me rnawL
tij 3. I (19 'ba op! Qyt 4·; Soc Th£ Cen ccn tra1t werke-j!re opi-rnethet rpten als decen-pg zijn het pu -nleving voorde, tls. Ter -en voor e brede peleids -: sector. het on-em. De ~e wijd-rde po -groeide tter een mbeha-;uw b e-elde en ocratie, i}ar. Het mleving : organi-1!1 ratio-cialisme ~eer dit ~toene pomein 111doen, eid, het l!ven te vol. Zij dualis e-~ van dit vanneer en kille de so-:Jtigjaar :Jgspun-Jde bal -rne tijd ombaar s &..o 03 2oo1
hebben gemaakt. De precieze redenen hiervoor ble
-ven vaak onduidelijk en dubbelzinnig. De
conse-quentie is echter dat de sociaal-democratie samen
met het marktliberalisme een stimulerende kracht
achter de modernisering is geworden en iedere
po-ging lijkt te hebben opgegeven om cultuurpolitieke doeleinden te realiseren, die de bestaande
maat-chappelijke processen overstijgen.
Belangrijke gesignaleerde problemen van de li
-berale systemen als particularisme en
richtingloos-heid werden door sommige sociaal-democraten
ver-holpen door het probleem te herdefmieren. Zij
stel-den dat men slechts van onbestuurbaarheid kan
prcken wanneer men het uitgangspunt koestert,
dat de overheid in principe in staat is de maatschap
-pij te beheersen en te lei den. Laat men dit uitgangs
-punt vallen, hetgeen de pluralisten altijd a! deden,
dan behoeft men zich ook rninder zorgen te maken
over de ervaren machteloosheid. Een dergelijke re
-dencring is bijvoorbeeld te vinden in het in 19 8 2
door de Wiardi Beckman Stichting gepubliceerde
De l/lusie van de 'Democratische Staat'. Paul Kalma be
-toogt hierin op intelligente wijze, dat een
democra-tische staat in een open pluralistische samenleving onvermijdelijk bloot staat aan vele verschillende en vaak tegenstrijdige wensen en invloeden en
vanzelf-sprekend weinigmogelijkheden heeft om de burgers
een bepaald gedragspatroon af te dwingen. Een terke staat is derhalve per definitie onmogelijk in
een democratic. De democratic moet ook niet wor-den gezocht in de relatie tussen staat en samenleving, doch in de samenleving: in de relaties of conflicten tus en maatschappelijke groeperingen. De politick
client primair het procedurele kader te scheppen waarin de desbetreffende 'horizontale coordinatie'
kan plaatsvinden. Deze 'sociale democratic' client zo vee! als dat mogelijk en wenselijk is de politieke de
-mocratic, de verticale coordinatie tussen staat en maatschappij, te vervangen.3 Nadien is deze ont
-wikkeling van het denken vele mal en binnen de Par
-tij van de Arbeid bekrachtigd. Zij staat ook niet op
zich, maar is exemplarisch voor de veranderingen
die zich in de loop van de jaren tachtig en negentig binnen een belangrijk dee! van de Europese
sociaal-democratie hebben voorgedaan. Het Engelse 'New
Labour' van Anthony Giddens en Tony Blair is hierin het verst gegaan. 4
Het postmodernisme vormt een andere belang-rijke hedendaagse bekrachtiging van het pluralisme. Zijn aanhangers nemen de fragmentatie,
versplinte-ring, onkenbaarheid, onvoorspelbaarheid en chaos
van de werkelijkheid als uitgangspunt,
verwelko-men dit alles zelfs als een bevrijding, en transforme
-ren het filosofisch pluralisme dat aan het politiek pluralisme ten grondslag ligt in relativisme en
scep-ticisme (zie voor een Nederlands voorbeeld het wcrk van de bestuurskundige (sic) Paul Frissen). Hierdoor versterken zij in ongekende mate de ne
i-ging der pluralisten te veronderstellen, dat geen enkel belang algemeen valt te rechtvaardigen en dat beleid zelden meer kan zijn dan het ongeplande pro
-duct van een veelvoud van invloeden en doeleinden. De traditionele politiek wordt opgegeven.
Dahl en Lindblom hebben de ontwikkeling van het politieke en publieke debat met verbazing en ook
enigszins droef gestemd gevolgd. Van schijnbare verdedigers van het bestaande politieke bestel zijn zij, vanafhet midden van de jaren zeventig, gaande
-weg veranderd in gedreven critici. Het is curieus dat
de ontwikkeling die zij in hun denken doormaken
tegengesteld is aan die van het merendeel van de
West-Europese sociaal-democraten: terwijl Dahl en
Lindblom opschuiven van het sociaal-liberalisme
naar de sociaal-democratie, begaan de laatstge
-noemden deze weg in de andere richting. Terwijl dus
de Europese sociaal-democraten meewerken aan
het omvormen van de bestaande
verzorgingsmaat-schappijen naar Amerikaans model, bepleiten Dahl
en Lindblom krachtiger dan ooit de introductie van
West-Europese verzorgingsarrangementen in de Verenigde Staten. Terwijl de sociaal-democraten de
overheid afzweren als het belangrijkste instrument
J. In zijn De Planning van Ontplooiing
(1999) schrijft Duyvendak deze
'baanbrekende' inzichten overigens opgewekt toe aan Van Gunsteren (The Qyestjor Control, 1976).
sociaal-democratie verschcnen. Een
fraai overzicht biedt: European Social
Democracy: Tranifor_gtation in Progress
derde weg onbesproken laat', in: Becker,
F. et al (eds.) Hedendaags Kapitalisme:
Het Twintigste Jaarboek voor het Democratisch Socialisme, Amsterdam, was/De Arbeiderspers, 1999.
Kritiek vanuit een enigszins
vergelijkbaar perspectief als hier gepresenteerd, Ievert Raymond Plant
in: 'De Derde Weg', Socialisme &,_
Democratie, ]g.s6, No.2, 1999, met
namep.93. 4· Zie The Third Way: The Renewal
if
Social Democracy ( 1998) van Giddens en
The Third Way: New Politics for the New Century ( 1998) van Blair. lnmiddels is ccn overvloedige literatuur over de
transformatie van de West-Europese
( 1998) van Rene Cuperus en Johannes
Kandel. Paul Kalma wekt inmiddels geregeld de indruk gaarne de geest terug in de fles te willen stoppen, die
hij in de jaren tachtig ontkurkt had. Enige terechte bedenkingen tegen de
Derde Weg heeft hij geformuleerd in: 'Kapitalisme op drift, of: wat de
S&_DOJ200I
voor maatschappelijke sturing en politieke
wils-uiting en haar meer en meer zien als slechts een van
de deelnemers aan, wat Lindblom ( 19 6 s) betitelt als, processen van partijdige wederzijdse
aanpas-sing, bepleiten Lindblom en vooral Dahl een
centra-ler en krachtiger rol voor dezelfde overheid. Terwijl
de sociaal-democraten de mogelijkheid om visies op
het algemeen belang te argumenteren meer en meer relativeren, bepleit vooral Dahl in toenemende
mate de ontwikkeling van dergelijke visies. Terwijl
de sociaal-democraten de politiek steeds minder
zien als de organisatie van effectieve meerderheden
op basis van beredeneerde utopieen, pleiten Dahl en
Lindblom juist voor een dergelijke invulling van de politiek en nemen zij afstand van het polyarchische
alternatief: de strijd tussen minderheden om de
ver-deling van de beschikbare gelden, privileges en posi-ties. Terwijl de sociaal-democraten meewerken aan processen van privatisering, deregulering, decen-tralisering, waarschuwen Dahl en Lindblom hier-tegen. Terwijl de sociaal-democraten het vrije
on-dernemerschap in al zijn manifestaties aanvaarden
en bevorderen, bepleiten Dahl en Lindblom een
vergaande democratisering van de private sector. Et cetera.
De merkwaardige situatie doet zich, kortom,
voor dat een groot aantal politici, journalisten,
post-modernistische academici en andere opiniemakers
in de jaren tachtig en negentig het einde van de
ge-schiedenis en de eindoverwinning van het
(markt)-liberalisme proclameert, terwijl tal van politiek theoretici zich in toenemende mate genoodzaakt
zagen zich van dit algemeen bejubelde liberalisme te
distantieren en werden bevangen door Another state
if
mind.> Wat op theoretisch niveau kan, blijkt oppraktisch niveau nauwelijks te lukken. Het pluralis-tische stelsel reproduceert zichzelf en lijkt niet in
staat deze reproductie te doorbreken.
Vraaen
Het is opmerkelijk dat de hierboven kort beschreven tegengestelde ontwikkelingen van het Amerikaanse
pluralisme en de Europese sociaal-democratie heb
-ben kunnen plaatsvinden. De betreffende
ontwik-kelingen hebben zich afgespeeld binnen, voor wat
betreft hun sociaal-economische en politieke
orde-ning, redelijk vergelijkbare samenlevingen en
gedu-rende eenzelfde periode. Bijgevolg kan men zich
afvragen wat het verband is tussen, enerzijds,
ont-wikkelingen in de samenleving en, anderzijds,
ont-wikkelingen binnen de politieke theorie. De
wijzi-gingen die zich in het sociaal-democratische
gedach-tegoed hebben voltrokken, zijn doorgaans voorge-steld als een onontkoombare 'modernisering' of
aanpassing aan 'de realiteit'. Wat is echter de relatie
tussen 'de realiteit' en een politieke theorie?
Wan-neer hier inderdaad sprake was van
onontkoombaar-heid, hoe kunnen Dahl en Lindblom dan ideeen pro-pageren die sociaal-democraten juist afzweren? Het
is een gegeven dat het sociaal-democratische
ge-dachtegoed in belangrijke mate de ontwikkeling
heeft gevolgd van de binnen de samenleving
vige-rende ideeen en sentimenten. Maar wat heeft deze
laatste ontwikkeling bepaald? Ook Lindblom en
Dahl stellen zich in toenemende mate deze vragen.
Hun antwoorden zijn weinig hoopgevend. De
ant-woorden die Weber, Mannheim en Schumpeter
jaren eerder formuleerden, war en van deze
somber-heid reeds een voorbode.
De centrale theoretische invalshoek van Een
Re-habilitatie van de Politiek is, zoals gesteld, de moder-nisering, een proces waarvan het oorspronkelijke
pluralisme een typisch product vormt en dat de
te-genwoordige pluralistische samenleving voor
wel-licht onoverkomelijke problemen stelt. In het
bij-zonder onderzoek ik wat de gevolgen van dit proces
zijn voor de positieve politieke vrijheid van mensen
om gezamenlijk richting te geven aan hun
samenle-ving. Deze kwestie is niet nieuw. Aan het einde van
de negentiende en het begin van de twintigste eeuw
hielden tal van politieke en sociale theoretici zich
reeds met haar bezig. Representatief voor de in deze tijd geformuleerde denkbeelden en bij uitstek
rele-vant voor ons doe! zijn Weber, Mannheim en
Schumpeter. Gedrieen leveren zij een expliciete en
coherente formulering van een door de moderniteit
t;. Dit was de titel van Lindbloms presidential address uit I 98 I aan de !eden
van de American PoHtical Science Association. Hij behandelt hierin enige
van zijn in de loop der jaren veranderde inzichten. In dee! drie van mijn studie kom ik hierop uitgebreid terug.
do on Dank tuele lisme tieke tingv onze mog€ bepa< listisc lijke c HAN als
aa
Depa1 LITEF Bloklac.
va Blokla m N Blokla va M Blo~a en Blokla Er A.wik-wat rde -e du-zich · ont-rijzi -t
ach-
wge-( of Ia tie l'v'an-~aar lpro -Heti
ge-eling vige-Cleze 1 en .gen. ant -leter !ber -~ Re -~der -1lijke e t e- wel-: bij-·oces nsen ~nle-~van ;euw zich deze rele -1 en teen liteit s &...o o3 2oo1doordrenkt denken over politiek en democratie. Dankzij hun werk kan tevens het algemene intellec -tuele klimaat worden onderzocht waarin het plura-lisme tot ontwikkeling kwam. De sociale en poli-tieke problem en die de modernisering in hun opvat -ting veroorzaakt, confronteren bovendien bij uitstek onze tegenwoordige liberale samenleving. Het ver-mogen of onvermogen deze problemen op te lassen, bepaalt de politieke geloofwaardigheid van de plura -listische theorie en de tegenwoordige maatschappe -lijke orde.
HANS BLOKLAND
als aastonderzoeker verbonden a an Yale University,
Departement
if
Political ScienceLITERATUUR
Blokland, H.T. (2oo1) De Moderniserina en hoar Politieke Gevolaen: Weber, Mannheim en Schumpeter; Een Rehabilitatie
van de Politiek Dee/ I, Amsterdam, Boom, april 2001.
Blolcland, H.T. (2oo1) 'Charles Lindblom heroverweegt de markt', FACTA: Sociaal- Wetenschappelijk Maaazine, Jg. 9,
Nr.2, 2oo1, te verschijnen
Blolcland, H.T. (2ooo) 'Robert E.Lane en de achterhaaldheid
van het marktliberalisme' FACTA: Sociaal-Wetenschappelijk Maaazine, Jg.B, Nr.s, 2ooo, p.S-13
Blokland, H.T (1997) Publiek Gezocht: Essays over Cultuur, Markt
en Politiek, Amsterdam, Boom
Blokland, H.T. ( 1995) Weaen naar Vrijheid: Autonomie, Emancipatie en Cultuurpolitiek in de Westerse Wereld,
Amsterdam, Boom
Blokland, T.V.(1998) Wat Stadsbewoners Bindt: Sociale Relaties in
een Achterstandswijk (diss.), Kampen, Kok Agora Dahl, R.A. (1982) Dilemmas '![Pluralist Democracy: Autonomy vs.
Control, New Haven, Yale U.P.
Dahl, R.A. ( 1989) Democracy and its Critics, New Haven and
London, Yale University Press
Dahl, R.A. & Lindblom, C.E. (1976) Politics, Economics and Welfare: Plan nina and Politico-Economic Systems Resolved into
Basic Social Processes (Priface), Chicago, The University of
Chicago Press
Doorn, j.A.A.(1988) Rede en Macht:een lnleidina tot
Beleidswetenschappelijk lnzicht, 's-Gravenhage, v u G A
Lane, R.E.(2ooo) The Loss'![ Happiness in Market Democracies,
New Haven, Yale University Press)
Lindblom, Ch.E. ( 1965) Thelntelliaence
<if
Democracy: Decision Makino Throuah Mutual Adjustment, New York, Free Press Lindblom, Ch.E. (1977) Politics and Markets: The World'sPolitical-Economic Systems, New York, Basic Books
Lindblom, Ch.E. (1990) Inquiry and Chanae: The Troubled
Attempt to Understand and Shape Society, New Haven and London, Yale University Press
Lindblom, Ch.E.(2oo 1) The Market System: What it Is, How it
Works, And What to Make
<if
it, New Haven, Yale UniversityPress
Taylor, Ch. ( 1991) The Ethics