• No results found

Kalkgiften in potgrond en verschillende NH4/NO3-verhoudingen in de voedingsoplossing bij twee rassen van Saintpaulia

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kalkgiften in potgrond en verschillende NH4/NO3-verhoudingen in de voedingsoplossing bij twee rassen van Saintpaulia"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor de Bloemisterij ISSN 0921-710X Linnaeuslaan 2a

1431 JV Aalsmeer tel. 02977-52525

Kalkgiften in potgrond en verschillende NH,/NOo-verhoudingen in de voedingsoplossin^

bij twee rassen van Saintpaulia Project no 3403-1

Rapport nr. 58 Prijs f 7,50

N. Straver

Proefstation voor de Bloemisterij mei 1988

Dit rapport is te bestellen door het storten van f 7,50 op girorekening 17 4é 55 ten name van Proefstation Aalsmeer onder vermelding van: 'Rapport nr. 58 Kalkgiften in potgrond etc. bij Saintpaulia'.

(2)

INHOUD

1. Inleiding 3 2. Proefopzet 4 3. Resultaten

3.1. pH in potgrond 5 3.2. Scheikundige analyses potgrond 5

3.3. Gewasgroei 8 3.4. Scheikundige analyses gewas 9

4. Conclusie 11 5. Samenvatting 12 6. Literatuur 12

(3)

1. INLEIDING

Aanleiding om onderzoek bij Saintpaulia te doen was de herhaalde periodieke slechte groei in 1986 en 1987. De slechte groei toont zich het eerste door klein blijven, harder, hariger worden van de hartblaadjes. Later gaan ook de oudere bladeren deze verschijnselen vertonen. Op den duur ontstaat er necrose in de randen van de bladeren. Bij sommige rassen krijgen de bloemblaadjes glazige randen die later zwart worden. De bloemen blijven ook kleiner. Middels een enquête heeft de N.T.S.-commissie Saintpaulia de meningen van

telers geïnventariseerd over de oorzaak van de slechte groei. De enquête-deelnemers waren in meerderheid van mening dat de bemesting, de pH of het substraat de oorzaak zouden zijn. Het gebruik van mengmeststoffen voor bemesting zou betere resultaten geven dan voedingsoplossing (zogenaamde A+B-bak). De meeste wezenlijke verschillen tussen mengmeststof en

voedingsoplossing zijn de stikstofvorm en de afwezigheid van calcium in mengmeststof. De stikstof in mengmeststof is veelal voor 50% in ammoniumvorm

(NH, ) en voor 50% in nitraatvorm (N0„ ) . In voedingsoplossing is 95% N0_ en

5% N H + J

4

De pH in de potgrond van het begin van de teelt wordt bepaald door de

hoe-veelheid koolzure kalk die bij het maken van de potgrond wordt doorgemengd. Om de daling van de pH in de potgrond door de bemesting met mengmeststoffen in de hand te houden wordt gewoonlijk per m 5-7 kg kalk (Dolokal) door de potgrond gemengd. Deze hoeveelheid kalk kan aan het begin van de teelt en/of tijdens de teelt een (te) hoge pH als gevolg hebben; maar door bemesting/verzuring door mengmeststoffen tijdens de teelt kan de pH weer te laag worden. Beide moge-lijkheden kunnen oorzaak van slechte groei zijn.

Bij bemesting met voedingsoplossing zal een andere bekalking nodig kunnen zijn zodat geen of minder pH-daling tijdens de teelt optreedt. De proef is opgezet om meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen de kalkgift en de verschil-lende NH,/NOo-verhoudingen in verband met de pH-daling in de potgrond tijdens de teelt.

(4)

2. PROEFOPZET

r werden drie kalkhoeveelheden in de potgrond gecombineerd met drie N H , / N O O

-erhoudingen in de voedingsoplossing. De kalkhoeveelheden waren 2,5; 4,5 en E

ve . . . „..

3

6,5 kg Dolokal per m potgrond. De beoogde bijbehorende pH's in de potgrond zouden respectievelijk ^ 5,0, ca. 5,5 en ^ 6,0 moeten zijn. De samenstellingen van de voedingsoplossingen waren gebaseerd op verschillende verhoudingen NH,+/N03~, in procenten respectievelijk 0/100, en 25/75 en 50/50. De

ionensamenstelling van de drie oplossingen is vermeld in tabel 1. Tabel 1. Samenstelling voedingsoplossing

oplossing 1. 2. 3. H 2P O4 mmol/l 1,0 1,0 1,0

so

4

-0,5 1,375 2,25 N03 -7,0 5,25 3,5 NH,+ 4 0 1,75 3,5 K+ 3,5 2,85 2,2 C a " 2,25 1,8 1,35 M g " 0,5 0,4 0,3 De totale zoutconcentratie (EC) van de oplossingen is overal 0,9 mS/cm. Het kiezen voor bepaalde NO ~/NH, -verhoudingen heeft gevolgen voor de andere ionen. Bij toename van het NH,~percentage nemen de kationen af en SO, toe. De veranderingen bij de kationen zijn zo gedaan dat de niveaus tussen de

oplossingen wel verschillen, maar de verhoudingen tussen K , Ca en Mg onderling niet.

Omdat de telers de ervaring hebben dat de groeiproblemen ras-gebonden zijn werden in de proef twee rassen gebruikt:

1. wit - no. 83; ras met problemen in de praktijk

2. roze - 'Heidrun'; ras zonder problemen in de praktijk De samenstelling van de potgrond was:

40 vol.% turfstrooisel 30 vol.% tuinturf 30 vol.% veenmosveen

o

0,75 kg PG-mix/m mengsel

De gebruikte potmaat was 9 cm ES-norm. De teelt gebeurde op bevloeiingsmatten; gegoten/bemest werd met de hand/slang tot de bloei bovenover; daarna op de mat. De teelt duurde van week 31 tot week 42 van 1987.

(5)

3. RESULTATEN 3.1. pH in potgrond

In tabel 2 zijn de pH's in de potgrond aan het begin en aan het eind van de proef vermeld.

Tabel 2. pH in potgrond aan het begin en eind van de proef

1 2 3 4 5 6 7 8 9 Behandel NH,/NOT \ 0/100 0/100 0/100 25/75 25/75 25/75 50/50 50/50 50/50 ing en Dolokal kg/m3 2,5 4,5 6,5 2,5 4,5 6,5 2,5 4,5 6,5 pH begin 5,3 5,8 6,5 5,3 5,8 6,5 5,3 5,8 6,5 ras pH 4,3 5,6 6,5 4,2 5,1 6,0 4,2 5,0 6,0 pH eii 1 (wit) verandering id ras pH t.o.v. begin -i.,o -0,2 0 "1,1 "0,7 -0,5 "1,1 -0,8 -0,5 4,8 5,5 6,7 4,3 5,3 6,4 4,2 4,8 6,0 2 (roze) verandering t.o.v. begin -0,5 -0,3 +0,2 -i,o "0,5 -o,i "1,1 -i,o -0,5 De gewenste pH's in de potgrond aan het begin van de proef waren

respec-tievelijk <C 5,0, 5,5 en ^6,0. Deze zijn door middel van de respectieve-lijke Dolokal-giften aan de potgrond niet precies gehaald. De laagste pH was niet laag genoeg en de hoogste pH was aan de hoge kant. Verschillen tussen de behandelingen waren er wel. Aan het einde van de proef waren de pH's overal gedaald, behalve bij behandeling 3 met de hoogste kalkgift en 100% NO.,. De sterkste daling vond plaats bij de laagste kalkgift:

behandeling 1, 4 en 7. De bemesting had ook een pH-dalende invloed. Bij 100% N03 w a s de pH-daling het minst en bij 50% NH4/50% NOo was de daling

het sterkst. De combinatie lage kalkgift en hoogste gehalte NHy gaf de

grootste pH-daling (behandeling 7, 8 en 9 ) .

3.2. Scheikundige analyse potgrond

\ e*

Van beide rassen zijn van alle behandelingen aan het einde van de proef volledige potgrondanalyses gemaakt. Deze zijn weergegeven in tabel 3A en 3B.

De verschillen in de analyses door de behandelingen zijn wat de pH betreft al behandeld in de vorige paragraaf. Verdere effecten van de kalkgift-pH lijken alleen aanwezig op de , Mn- en Zn-gehalten. De Fe-en Mn-gehaltFe-en dalFe-en Fe-en het Zn-gehalte stijgt bij oplopFe-ende kalkgift-pH. De verschillende NH,/NOj Verhoudingen lijken van invloed op het Ca- en

SOA- gehalte. Opvallend is daarbij dat het Ca-gehalte in de potgrond stijgt bij afnemend Ca-gehalte in voedingsoplossingen. Mogelijk wordt door meer NH^-N in de voedingsoplossing de kalk uit de Dolokal meer op-losbaar in water gemaakt. Het S0,-gehalte in de potgrond stijgt gewoon

met de stijgende hoeveelheid in 3e voedingsoplossing.

Naast de effecten van de behandelingen op de analysegehalten is het zeer opvallend dat de K- en P-gehalten zeer laag zijn, ongeacht de voedingsop-lossing. Het lijkt erop dat de voedingsoplossing onvoldoende K en P ^evat, of dat een hogere totale concentratie van de voedingsoplossing

(6)

CU O U 01 c (0 > C 0) a ca cfl o U U X <u I o > •o e o u 00 4J o P. co 0) co Ss i H « e ca cu M> •H T3 C 3 A: •H CU J3 O C/J cd 0 0 i H cu .fi ca H /^~S 4-> •H S ^ ^ H CO ca 3 O P3 0 N c s 0) PM PH -d O (/) •H O f O a 00 S ca o ca z ^ o M 2 U w 00 e •H i - l cu T3 e ca x i CU M 4-> O CO » j X r-l s ^ O o •H c 4-1 O ca u 1 4-1 X <u i-H o 6 •H •H e ^t 0 O -^

8

o z 4«! r o •Hca - s e ^ i 00 M en O 2 ~ s S^S <r Ä z o o o o o o i s i s s o 00 sO CN o CM i n OS CN CN o o o C O O ^ N | s SD CSl 0> Os O O O —i o o o u-i -<f - * o o o CM •<)• en o o o 00 —i o s CM N H r o -o- m o o o S t H CN f—1 1—I l—t vO O 00 O - H O o o o o o o u-i s i - - * • t M * o o o e n »o i n s t m * .—i CM c o m u n m csl -3- vO o o o o o o 1—( • — 1 . — 1 s ^ s ^ ~*— o o o o o sO ^ H i—i <t *—* o OS 00 o o r s o c o o f—A en en o o CM r s o o o VD * o CN ^3-s " m CM m r s s * . i n CM O O o o 00 SO •sf —1 —1 < f SD -tf o o CM 00 oo co ^H 00 —< o o o 00 OS o o CM m o o ^ H csi CO CM m -tf o o •—1 00 CM •—I en r s o o o o o o sO sO * • o o -^ o m s o m s o m m ~d" s o m i n r s r s •*— s » m m CM CM O O O o o o so i s i n O rt N rt H (<1 sD O SO i-H i-H O m co o oo oo m r s 00 00 o o o o o o m o o O —1 ^H CM C M C M o o o m CM CM CM en CM en m en o o o o m H CM CM CM m s o m o o o o o o o o o SO | s sO A M •« o o o CM O O <f- m s o i s 00 Os m m m CM s f SO o o o m m m — . ^~- " s . o o o m m m

(7)

«4-1 dj O u Cu dj e > tu CS 4-> d) e ca co o cfl 4-1 O > TJ c o u 00 4-1 o CU co 0) co > ï i H «O c cfl OJ 00 •H 13 C 3 ^ •H d) , £ . O C/D 4 . Q en T H 0) , Q CO H /*~\ OJ N O U ^ s C M CO cfl PS 3 U m e N! e s O ) fa CU - v o co H u c o z Ù0 s CO u cfl z w < as z a oc n •H •H dl •a c co .c OJ « 4-1 u CO ( H 4-1 X 01 i - l i H O e o i-i o •H e 4J Ü CO ( H 1 4-1 X dJ r-H v v ^ i - I O e i - i I - l •H e e o

ï

o Z en .* e r - l ~ v . CO M ^S M en O z - v ^ -o- * * as z v t m o o o o ^O CO o o --H CO r-v - * o o O LO CNl <J\ 1—1 v£> CO O o o o LO ir. O o en v-j-O o 00 os - H O CNl CN! O o i—1 0 0 r-H O 00 ey\ o o o o o o -vf e n o o oo m - * i n .—< CN! CN! CN! m m CM -vi-es o o o i—i .—i — v ^ . o o -* o o L O v O m L O o r - v C N v O O O <T O en o o> o C N O 00 o 00 o o o en o i-v. v O en CNl L O v O O O t—i v — O CN| O o r--. • 0 -i—i r - H —t O o r—1 -vt-o o 00 o en o C N C N en o 00 r - H 00 o o o L O o en <r <r CNl L O CNl L O r-v. v — L O CN! en o o I-v. I - v r - H L O o 00 <3\ en o o o o en o r-v, r - H en o v O 1—1 vO o o o L O o en L O L O CNl L O • v f L O r-v, - v ^ L O CN] co o o L O L O v j L O O • v t - v f v O o o 00 o en o CJ\ 1—1 en o v O r - H r - v O o o L O o v * v O \D CNl L O ^ 3 L O r-v - v . L O CNl CNl O o v O i-v. .—i r-v r - H O r - H r - H en o O T—t r—t en O -vt-CN! en o m CNl r - v O o o v O o C N < f r~ CN! L O CNl O L O v - v o L O en -J-o -J-o o o 00 00 LO o —1 - v t 0 \ CN) o o V O CNl i-H v O ~ H en en o o o o en ^ H r-H t-H en en o o CNl ,-H CN! —1 en en o o v j - v D CN! r-H 00 vO o o o o o o vO LO o o 00 o -vT vO 00 o ^ CNl CN! LO LO -<r vo o o LO LO ^ v . ^ v . o o LO LO

(8)

nodig zou zijn geweest. 3.3. Gewasgroei

Na een teeltduur van elf weken is de proef afgesloten. Het plantgewicht, gewicht van de bloemen apart en het percentage slechte bloemen zijn vast-gelegd. Deze resultaten zijn vermeld in de tabellen 4, 5 en 6.

Tabel 4. Plantgewicht. Getallen met binnen een kolom of regel verschil-lende letters verschillen betrouwbaar (p = ^ 0,05).

NH /No3 0/100 25/75 50/50 Gem. Plantgewl ras 1 (wit) 2,5 4,5 6,5 kg kalk/m° 50,3 57,2 55,6 49,5 52,8 55,3 47,9 49,4 49,9 49,2a 53,1b 53,6b cht g/plant ras 2 (roze) 2,5 4,5 6,5 kg kalk/mJ 88,2 84,6 79,2 83,0 80,5 74,0 77,8 77,6 69.3 83,0a 80,9b 74,2a Gem. 69,2 a 65,9 b 62,0 c

De resultaten van het potgrond zijn voor de laagste kalkgift het hoogst. Bij ras 1 (wi gift gelijk, maar wel ras 2 (roze) neemt he steeds betrouwbaar af De resultaten van de gemiddeld over de ras blijkt dat het plantg gaf de zwaarste plant

plantgewicht in verband met de kalkgiften in de twee rassen tegengesteld; bij ras 1 (wit) is bij de plantgewicht het laagst en bij ras 2 (roze) het t) zijn de resultaten bij de tweede en derde

kalk-betrouwbaar hoger dan bij de eerste kalkgift. Bij t plantgewicht bij de tweede en derde kalkgift verschillende NH,/N03-verhoudingen zijn

sen en de kalkgiften betrouwbaar versch

ewicht afneemt bij toenemend gehalte NH,; 100% NO alleen chillend. Het

Tabel 5. Bloemgewicht. Getallen met binnen een kolom of regel verschil-lende letters verschillen betrouwbaar (p = 4 0,05).

N H4/ N O3 /o 0/100 25/75 50/50 Gem. Bloemgewicht g/plant ras 1 (wit) 2,5 4,5 6,5 kg kalk/mJ 11,2 12,2 12,2 10,8 11,9 11,6 10,5 10,9 11.0 10,8a 11,7b 11,6b ras 2 (roze) 2,5 4,5 6,5 kg kalk/mJ 11,9 11,6 11,0 12,0 11,8 11,7 12.4 11,1 11,8 12,1b 11,5a 11,5a Bij het bloemgewicht per plant is er een betrouwbaar verschil bij beide rassen. Bij ras 1 (wit) is bij 2,5 kg kalk het bloemgewicht minder dan bij 4,5 en 6,5 kg. Bij ras 2 (roze) is juist bij 2,5 kg kalk het bloemge-wicht meer dan bij 4,5 en 6,5 kg. Bij beide rassen is geen verschil in resultaat van de NH^/N03-verhoudingen vastgesteld.

(9)

Tabel 6. Slechte bloemen. Getallen met binnen een kolom of regel ver-schillende letters verschillen betrouwbaar (p = < 0,05).

NH,/N0o /o 0/100 25/75 50/50 Gem.

Percentage slechte bloemen ras 1 (wit 2,5 4,5 kg kalk/m 57,0 12,8 78,8 39,3 49,2 46,8 61,6a 33,0b ) 6,5 0,8 1,6 1,5 1,3c ras 2 (roze) 2,5 0 0 0 0 kg 4,5 6,5 kalk/mJ) 0 0 0 0 0 0 0 0 Het te onderzoeken probleem, de glazige, groene, zwarte randen aan de bloemen, is alleen voorgekomen bij ras 1 (wit). Heel sterk is het verband met de kalkgift, respectievelijk pH. Bij de laagste kalkgift komen de meeste slechte bloemen voor en bij de hoogste kalkgift het minst, ontbre-ken ze bijna helemaal.

Er zijn in de loop van de teelt geen waarnemingen aan het gewas vastge-legd, maar één à twee weken na het oppotten waren bij de planten met de hoogste kalkgift-pH chloroseverschijnselen te zien, zowel bij ras 1 als ras 2. Bij de laagste kalkgift-pH was de bladkleur juist het mooist. In de loop van de teelt zijn de chloroseverschijnselen bij ras 1 (wit) ver-dwenen, bij ras 2 (roze) niet. Aan het eind van de teelt was het bij ras 1 (wit) juist zo dat bij de laagste kalkgift-pH de bladkleur het slechtst was geworden met daarnaast slechte bloemen en bij de hoogste kalkgift-pH de bladkleur het mooist was. Zie tabel 7.

Tabel 7. Bladkleur in verschillende teeltfasen.

Begin van de teelt Tijdens de teelt Eind van de teelt

Lage kalkgift-pH ras wit ras roze

groen groen groen groen necrotisch groen

Hoge kalkgift-pH ras wit ras roze chlorotisch chlorotisch chlorose licht verdwijnt chlorotisch groen licht

chlorotisch

3.4. Scheikundige analyses gewas

Aan het einde van de teelt zijn van alle behandelingen van de twee rassen monsters gemaakt van het bovengrondse gewas. Omdat bij ras 1 (wit) de bloemblaadjes de typische verschijnselen vertoonden is het gewas in vier delen bemonsterd. De bloemen en de bloemstelen en de bladschijf en de bladstelen apart. Voor en goed vergelijk is van ras 2 (roze) de

bladschijf genomen en niet bladschijf +bladsteel zoals gebruikelijk. In verband met tijdsbeperking zijn de andere delen van ras 2 (roze) niet geanalyseerd. De volledige analyses worden gegeven in de bijlagen la, b, c, d en e.

Bij de vergelijking van de scheikundige samenstelling van de bladschijf van beide rassen kan het volgende worden opgemerkt. De N-totaal gehalten zijn bij ras 1 (wit) lager dan bij ras 2 (roze). Bij P zijn de verschil-len gering. Het K-gehalte is bij ras 1 (wit) hoger dan bij ras 2 (roze), omgekeerd aan het N-gehalte dus. In de K-gehalten is de samenstelling van

(10)

de voedingsoplossing terug te vinden. Bij meer K in de voedingsoplossing is er meer K in het gewas. De mogelijkheid dat het typisch slechte groei-verschijnsel bij ras 1 (wit) K-gebrek zou zijn lijkt niet aannemelijk. Bij de planten met de slechtste groei werd het meeste K in het gewas

gevonden. Een mogelijke oorzaak bij te lage pH is Mg-gebrek. Maar ook bij de laagste pH in de potgrond werd veel Mg in het gewas gevonden.

Een opvallend verschil tussen de beide rassen is het Fe-gehalte in de bladschijf. Bij ras 1 (wit) is het gehalte zeer hoog, vooral bij de laagste pH in de potgrond. Het gehalte neemt toe naarmate de pH lager is. Bij ras 2 (roze) is het Fe-gehalte vrij laag. Bij de vergelijking bij ras 1 (wit) van andere plantedelen blijkt dat in de bladsteel juist veel Mn gevonden wordt en weinig Fe. Ook het Mn-gehalte neemt toe naarmate de pH lager is. De bladsteel bevat ook hoge gehalten Fe en Mg.

Uit de samenstelling van de bloem lijkt ook niet vast te stellen dat de glazige randen op Ca-gebrek zou duiden. De Ca-gehalten zijn bij goede en slechte bloemen gelijk.

Uit het geheel van de analyses van de scheikundige samenstelling van het gewas komt steeds naar voren dat de gehalten aan spoorelementen (sterk) toenemen naarmate de pH in de potgrond daalt. Vooral de Fe- en Mn-gehal-ten zijn bij bepaalde plantedelen (zeer) hoog. Schade door overmaat kan dan optreden.

(11)

4. Conclusie

Uit de proef blijkt dat de pH in potgrond de typische slechte groei- en bloeiproblemen bij bepaalde rassen van Saintpaulia kan veroorzaken. Het roze ras 'Heidrun' gaf niet de typische verschijnselen, maar het witte ras nr. 83 vertoonde de verschijnselen heel sterk. De verschijnselen namen toe naarmate de pH lager werd. Bij de laagste kalkgift - 2,5 kg kalk/m

potgrond - en een pH aan het eind van de teelt van 4,2 kwamen zeer

duidelijke verschijnselen als kleine harde grijze, harige blaadjes met tenslotte ook nog necrose in de bladranden voor, als ook glazige, groene, zwarte bloemranden. Toch konden bij de hoogste kalkgift van 6,5 kg kalk en een pH van 6,0-6,5 ook nog enige verschijnselen worden waargenomen (1,3% van de bloemen). De pH kan de primaire oorzaak van het probleem zijn, maar mogelijk is een of ander spoorelement de primaire oorzaak. Bij hogere of lagere pH zijn vooral Fe, Mn en Zn meer of minder beschikbaar, dus te kort of in overmaat beschikbaar. Uit de gewasanalyses en deze proefopzet is dit niet vast te stellen. Een op dit mogelijk spoorelementenprobleem gerichte proef zou hierover meer moeten kunnen verklaren. Toch is het slechte

groeiprobleem te voorkomen door te zorgen dat de pH op een bepaald niveau is en blijft: niet lager dan 5,5; mogelijk beter nog 6,0. Dit kan bereikt worden door bekalking van de potgrond vooraf. De hoeveelheid kalk is afhankelijk van de samenstelling van de potgrond.

Daling van de pH tijdens de teelt is te voorkomen door te bemesten met voedingsoplossing met weinig N H4- N . Mogelijk kan een vermindering van

bemesting met spoorelementen, vooral Fe en Mn ook problemen voorkomen.

(12)

5. SAMENVATTING

Bij Saintpaulia is een steeds terugkerend probleem in de praktijk de

slechte groei, zich uitend in kleine harige, harde blaadjes, met tenslotte necrose en de glazige, groene randen aan de bloemen. Het probleem komt bij het ene ras wel, het andere ras niet voor. In een proef is de samenhang van dit verschijnsel onderzocht met de bemesting en het substraat. Twee rassen werden geteeld bij drie kalkgiften-pH's in de potgrond, gecombineerd met drie verhoudingen N H ^ / N O3 in de voedingsoplossing. Het witbloeiend ras gaf

bij de laagste kalkgift-pH de kleinste planten met de meeste slechte bloemen. Het roze bloeiend ras gaf bij de laagste kalkgift-pH de grootste planten en bij geen van de behandelingen slechte bloemen. Naarmate de voedingsoplossing meer NH4_N bevatte, daalde de pH; het sterkst bij de

laagste kalkgift. De planten werden het zwaarst bij bemesting met

voedingsoplossing zonder N H ^ - N . Uit de gewasanalyse blijkt dat bij de lage kalkgift-lage pH in de potgrond bij ras 1 (wit) de Fe- en Mn-gehalten

(zeer) hoog zijn, zodat overmaatverschijnselen kunnen worden veroorzaakt.

6. LITERATUUR

- Arnold Bik, R; N. Straver, 1981. Bemestingsproeven met Saintpaulia. Bloemisterijonderzoek in Nederland 1981 blz 221-222.

- Boertje G, 1985. Bladverdroging bij Saintpaulia. PTG Naaldwijk, 1985 stencil 3 blz.

- Fischer, P, 1977, Saintpaulia, Der Einfluss des pH-Wertes und der Kalium-gabe auf die Entwicklung zweier Rassen.

GB + GW 1977 no. 42, p. 1013-1016.

(13)

4-1 rC O CO ca 4J •H co ctj Pi co ca CU ÖO cu co r H CC C ca CU ÖO •H Ö M • H <U , 0 O c/) ca •H rH ca o. 4-1 ö •H ca ca H ai 00 ca •H LO •» VD m •» st LO «* CN LO »V ^o m #i < t c o u 00 •u o a co m * CM m M o LO •» st m #* CN e M i-H cB ^ M .V -v PS S3 O 1 c O

z

O PS CM l r-O S* m r-c^ O 55 8^ O O i — i CO vo r~~ r H c^ O ON S rH st r-~ CO r-H i — 1 ^-\ r-s i — i m o CO r-n i r^ r H CO r H r H r H Ps r H 1 co CM a\ <-H VO CO r~~ t—t CN i — l CO st i — l CO o CN CO CN i—i CO O CM CO m f—t CO i — i 00 CN rs. OS CN as Cti CN vO O m CN st LO CO CN vO p ^ CO vO r-H st r<» CN CO r^ CO r H CO st O o\ r H CO 00 CO as vD as 00 vo st VD vO CN st vO st vO vO O r^ vo CM L O L O cj\ m m m r H vO r H —^ L O S t L O S t r-~ CN st CM O LO r-H r-H LO VO r^ st vO r^ st as 00 st r H r^ st CO O CN O 00 •» .—1 CO o CN O r» .—1 CN vO r—i CN vO r^-i O CO I-H CN VO r H vO st M i — i vO r H O CJN r-\ •* O CN CM O LO r H O LO >—t O a« r H O CO l-H o r» r H O O CM « O O 00 o CO r—t « r—t vO co r H as as o LO o r—t CN st r-H CN 1^ O r—t as o co st •» r-H LO LO r-> a\ CN CO r-H st i — 1 vO r H VD CM O r-H 1"^ 1^. r H t-H r^ LO LO r—t vO st st as vD c^ co st •» st r H r--st CN O st •> CN LO 00 CN CN CO CM VD CM CM LO LO CN r H o CM VD CN CN O LO r\ CM CO CN i — l r^ CM i — l L O S t r H lO CO r—t VD CO 1 — 1 P-. CO r—t r~-CO r—t t^ CO r—t O CO r—t CO ca eu 0 0 oo M - - , Ö0 r-t O O O e u o 4-1 | M 5) C 3 Ö «J r H Z n « 2 U N U 2 h i a U 13

(14)

a; 4-> co •a «a 4-1 CO CO CO

g

oo eu co p^ tö (3 B3 a) 60 • r l

'S

s AS •r-l a) . d u w 3 to P. u C •rl to CO CD Ö 0 to pa m •» NO in •* <c LO •s CM m * N O m * -3-Ö O u 00 4-1 o a CO m A CN LO A vO m ^i-m CM S .V .-( ^! 00 J«i -J

z

O in 1 O Z O u-i -3

z

m CM 1 f O

z

6-2 ui r^ c

o

Z 6~S O O 1—1 ON o-CN CM -sf O t» 0 -H CM O •<f CM <f 00 i—t CM • O -tf ~H CM 1 |-^ 00 f—i CM m 00 O CM m o m CM r^ O ON r—t vO CM CO m CO CM ON CO CO CO CM CO r~ O CO 00 CO CO 00 r^ CM CM CM CO r^ CM co co CM CO . — l 00 ^H . — I ~H r-» ^H 00 r-* 00 CN m .—< r—t CO NO r—t <t CM r^ r—i 7—i r-^ ON ^H O m o CM N O r». ON .—< 00 -d-o r—t r-~ ON r-~ r-~ CO CM i — l O CM 00 1—1 ON r^ m 00 ON ON NO m m 00 r^ CN CN ON 1 — 1 ON m O m •vf o o • < ! -r-^ r^ m ^f m m i — i ON <r o o NO CM 00 m 00 r-* m 00 ^H CM f-H ON •* CM 00 O •vf 00 ~H CM NO CM «s CM CM m •» CO CM O M r—f ^H r-l *» CS f — 1 t-H en co o o a^ o 0\ O ON O o l-~ o o 00 o * o ON o * o 1-^ o •» o 00 o •»

o

o

r—t o NO ON ON N O 00 •» I — 1 CN CO NO ON CM CO •<r N O •—t CO r^ •* NO r—t CM CM *• O co NO -* * 00 o CM •* CM r—t m r-^ O N CM CO r-~ r—t O I-*. M .-H ON CM CM <f CN r—t 00 N O •> r—t N O O •» CN m N O •» o CO CO •* r-H CO ON i — 1 CM m m r^ CM CO CM NO m » CM CM C O CM r^ oo CM < t CM m ON CM CO oo m co •> C M CN co r-^ N O r-~ •> CN CM co m co co •> co CM 0 0 r-t CO -3" •> C O CM co m NO m CM CO ed oo oo ^ 00 i-l o o o e u S "O I

z

çu >4 00 cfl PQ U 14

(15)

s <u o 4J •H co et) P i 93 ttj

g

M 4) co >> . H cfl ai OÙ • H • H <U J3 O W 3 cO 4-1 (3 • H CO (1) 0 0 td PQ m *\ vO L O #> xt LO ** CM m M vO m xT •a c o S-l 00 4-1 O a co LO CM m vO m st m CM

e

^ rH efl A! "S Z 6-? O l O z O m LO CM 1 C O S 6^ LO rx O S3 s-; o o « — 1 rx vo o> o> en 1 o CM as CO O CM 00 <-H O CM C^ rx O S CM CM CM O vu C^ i — 1 m CM O CM OS 0> o> *-H Px CM CM CM CO CM vO CM CM |-x i — l CM O CM CM ^H CM CM O ^H CM rx CM CM rx. t-H CM O o as •o-^H as st-o CT\ xt o as ^H LO C^ rx co ON i — 1 <r CTi < — i LO as <t ~H as CM i — i CO CM LO CO CM LO CO LO O CO Xt CM CO LO CO co CM |x. CM rx. H co CM co co 00 x+ CM rx VO CM 00 LO CM CM vO CM sD rx CM vo rx. CM 00 LO CM vu rx CM LO 00 CM •H sf O W N M V D co rx. ~H o rx. —t O O CM CO rx LO co as CM co VD CO O CO CM 00 M M A #. * •—I O —' co co -I IN >î CO lx vO * o n H ^ < t N •—1 O •—1 xt CO CM CO Xf IN •—1 OS vO co rx. co i—i rx. «* n #. M •* ^H O O CM CO o ui co —i rx -3" CO CO 00 o <-i ix —i O O CO CO CM xt CO xj- CM xT 00 CO O -H CO CO H O H s t 1*1 •—1 rx. o O CM CM oo CM LO as oo tx M «t * •* O O O O CM rx, xt xi- •—1 CM i—1 •—i co VD as as as •—1 O O •—1 CM as LO CM o rx oo co co O Os co rx •—i O •—I co CO co ca CU oo oo x ^ . 00 i H O o o a u e -o | 00 et) C 3 S 0> r-{

15

(16)

<u CU • u co e CU o co cO e * co cO £ 00 <u co rH e « CU ÖO • H c 3 ^ • H CU X! O CO 3 cO ft •u C •H cfl m * VO m •* <r vn * CN UO •* ^D m •* <r c o rJ 00 4J o ft co m M CM m A vO m •» st m •» CM

e

"À?

rH ce) r * 00 < se s O in l o fs s^ o m si se Z CSl 1 c o Z 6s; m r-^ c' O

z

O o rH ^H <r CM i — i co co i C M i — i co co CM i — 1 Sf CM i — l .—l CO CM i — l i CM O CO „ r—i CM O C O t—1 1 CO o C M 1 — 1 m r^ i — i rH v£> st CM CO \D CM CO o\ CM St m CM St m CM CO ON CM OS vO CM CO OS rH rs. r-^ CM I-» o o\ CM St O r-i in CO rH 00 00 O •& 00 CO rH v£> m CM 00 00 st T—t ^o 0 0 1—1 r~ r» CO rH O ^o st CO O I--00 OS ^o m m vO OS r-» m ^D r-^ r^ 00 m m CO os CO m m VO 00 m CM vD CO CM o 00 T—i CM r^ CM CO vO CM O st CM os os CM 00 m CM os s t CM m st co in CM st CM 00 st st *» #i * r. et rH O CO CM CM P^ O ^D CO rH CO CM ^O CO CO rH o m St C M r~~ st CTN CM CM I-"» CM r-. st st r\ «t •* •* #» -H o t~» m CM 00 CM CM |-^ CM st CM r-~ o st •» •* •* A #» -H O CO CO CM rH 0> CO VO rH co rH st o> m i—I O st CO CM r-- rH \0 as co st CM co co m -H o '•£> st CM vo o rH m CM OS rH 00 CO 00 O O rH rH rH rH rH CO O CM CO CM \D 00 CO M M r. A A rH O CM CM CM O H 00 C O S st CM st \0 CO rH O V£> St CM os i--. rH r~-i-^ r-H 00 m r—l m CO rH St r-^ f-^ SO r^ rH st rH CM O st rH m OS rH CU 00 •H CO CO CU ÖO 0 0 M O O M e T3 O I 2 PM oO cO C 3 £ 0) P H PQ U 16

(17)

•t-l .e o Cfl • o ca N o u w CB co CU 00 ca ca c ca cu 00 • H e A i •w cu . a o C/3 3 ca C/3 cu oo ca m LTl CN m T3 (3 O H Ö0 m 4J •> o co a i-i ca m A i CM OO A i u-i \ 0 l O CN •i-I o •H É m S co ca cu 00 00 A i ^ oo o o t l E5 O LO I m O 55 6-S O LO C > c i c o L O \ £ > c M c o o o c i c o d -v O C N ^ H O r O O < - H p ^ ^ J - f - H O co co ui m m „•> •.•>«._! •—I —< o o CN ci •<f CS LO CN co O 25 LO o i c N c M c i o r - ^ c M c M - < i - r - - c N rs ei <c m in « • . • > . . « ,-H f—l i—I o '—I co ei O v ß o o r ~ o c N r ~ c " - > v o o a > i n r o i n o ^ c o N N ^ n H " r o m m m » CN •—I O •—I CN - * - ä - C N L O C T l t - ^ v O C N v D C O C O C l I s C N o O l O N C O ' H \ D H C O O co co m u i m • > • > • > • • « _ i •-H O O O CN CN O O O l C l L O C M r ^ r ^ ^ O O l C N v O O C M O ^ v O C l H O l H ^ W O co vo m m • > • > » « • « CN i-l O O -3- CO co r-- co —1 N -cf m o i r^ O o < i " c o c o m i n c N L O c o o H c i N m i n * * * « * CM •—I O i—I C l - * CO C l O 25 S-« O O C O C M O l N l s C O N N O O i m 0 1 O l N C O N h . r H v û C 0 v O H co M r v •<}• m •> •> * •> «i—i i-H O O O •—I CN r ^ c o m H v O N r - c i N N N C l N r ~ . N C l O l H 0 0 i D N H o i c i i û m m •> •> •> " "i—i •-1 o o o co co c i - < i - c M r - ~ c M c o o o o o o r - ~ o o ^ O O M N H N N C I C I O o c o r-~ m m •> « •> •> •> •—i CM CN O H CM C l •p o i oo ca a 3 g f c ^ S U N U s e 0) i H h fl U 17

(18)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

4p 10 † Met welk dilemma van de rechtsstaat wordt de minister geconfronteerd door de kritiek van de Raad van State op het wetsvoorstel. Licht het dilemma toe door te verwijzen

„We wer- ken immers voor diverse projec- ten samen met de Sint-Egidius- beweging, bijvoorbeeld voor de sociale stages.. Bovendien is dia- loog voor ons

“Een individuele arts kan niet verplicht worden om euthanasie uit te voeren, maar elke instelling moet de mogelijkheid.

hoofdeffect van vermijding; laag vermijdende individuen laten consistent een hogere hartslag zien dat hoog vermijdende individuen; 2) De tweeweginteractie van geslacht x handholding;

lende ondernemers op losse schroeven kan zetten. In de zaak Mapfre gaat het om verkoop van voertuigen door een garagehouder aan zijn afnemers. Hij biedt hen daarbij de

Behalve gedrags- en beroepsregels, die worden vastgesteld door de ledenvergaderingen van NIvRA en NOvAA zullen er door de besturen van beide organisaties uit

In veel projecten leidt met name het expli- ciet benoemen en meenemen van klimaat- adaptatie tot een duidelijke meerwaarde voor de ruimtelijke ordening.. Ook zorgt het expli-

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor