• No results found

eee Koersdocument Voorbereiding implementatie Omgevingswet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "eee Koersdocument Voorbereiding implementatie Omgevingswet"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Koersdocument

Voorbereiding implementatie Omgevingswet gemeente Asten

CONCEPT

(2)

Koersdocument

Voorbereiding implementatie Omgevingswet gemeente Asten

RUIMTE VOOR ONTWIKKELING WAARBORG VOOR KWALITEIT

Concept

Titel: Koersdocument voorbereiding implementatie Omgevingswet Versie: Herzien, versie 2

Datum: 5 december 2018 Auteur(s): T.L. Wiersma

Concept besproken:

MT: 3 oktober 2018 B&W 30 oktober 2018

(3)

1 INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding p. 2

2. Aanleiding en doelstellingen Omgevingswet p. 3

2.1 Aanleiding Omgevingswet p. 3

2.2 Motto Omgevingswet p. 3

2.3 Verbeteropgaven Omgevingswet p. 4

2.4 Gebruikers centraal p. 4

3. Vraagstelling voorbereiding Omgevingswet in Asten p. 6

3.1 Veranderopgave p. 6

3.2 Eigen invulling van de voorbereiding p. 6

3.3 Vraagstelling p. 6

4. Scope van de opgave: Omgevingswet als vierde transitie p. 7

5. Astense context van de veranderopgave: Toekomstagenda en Vitale Democratie p. 8

5.1 Context van de veranderopgave p. 8

5.2 Afbakening p.9

5.3 Andere manier van werken Omgevingswet in relatie tot Vitale Democratie p. 10 5.4 Leidraden Vitale Democratie: cultuuromslag, participatiemodel, bedrijfsplan p. 11

5.5 Bewustwordings- en leertraject p. 12

6. Ambitieniveau Omgevingswet voor Asten p. 13

6.1 Ambitie bepalen implementatie Omgevingswet p. 13

6.2 Invoeringsstrategie p. 14

7. Aanpak p. 16

7.1 Doel aanpak p. 16

7.2 Aandachtsgebieden p. 16

7.3 Pilots p. 18

8. Projectbeheersing p. 19

8.1 Bedrijfsvoering p. 19

8.2 Projectbeheersing: geld, organisatie, communicatie, tijd/planning, risico’s p. 19

BIJLAGEN

1. Achtergrondinformatie doelstellingen Omgevingswet 2. Stand van zaken stelselwijziging

3. Context transitieopgave Omgevingswet: relatie met andere Astense processen 4. Ambitiebepaling: invoeringsstrategiën Omgevingswet

5. Risico’s

(4)

2

1. Inleiding

De Omgevingswet komt er aan. Dit is inmiddels wel bekend binnen onze organisatie. Zowel op het niveau van raad, college, MT, OR, als op ambtelijk niveau is in meerdere of mindere mate over de komst van de wet gesproken. Hoewel het kennisniveau binnen de organisatie verschilt, is voor iedereen duidelijk dat de impact van de nieuwe wet groot is.

Dat we met de Omgevingswet aan de slag moeten is een feit. Vergelijkbaar met de transitie in het sociaal domein (2015) voert het Rijk deze stelselwijziging door; wij zullen deze wet in onze organisatie moeten implementeren. Kort gezegd is er sprake van een “van bovenaf opgelegd”

traject.

Maar de Omgevingswet biedt ons ook veel kansen en is naar verwachting een goed instrument om de doelen en opgaven die de gemeente Asten heeft vastgesteld mogelijk te maken. We staan nu voor de taak een bij Asten passende wijze van voorbereiding op de nieuwe wet te vinden en krijgen ook de ruimte om onze eigen implementatie vorm te geven (“van onderaf” vormgeven van het traject).

Op 1 januari 2021 moeten we klaar zijn om te werken met de nieuwe wet. In deze coalitieperiode zal dan ook een belangrijk deel van de voorbereiding plaats vinden, al kent de Omgevingswet ook een lange overgangstermijn (tot 2029). Dat betekent dat ook op langere termijn gewerkt zal blijven worden aan de nieuwe wet en de zaken die daarbij komen kijken.

In dit Koersdocument wordt een voorbereidingsroute voor de komende jaren uitgestippeld.

- Er wordt kort ingegaan op de aanleiding en doelstellingen van de Omgevingswet;

- De veranderopgave van de Omgevingswet wordt in beeld gebracht;

- Deze veranderopgave wordt geplaatst in de context van andere Astense processen, zoals de Toekomstagenda Asten 2030, het programma “vitale democratie in Asten” en het bedrijfsplan;

- Vanuit deze context kan de ambitie en de invoeringsstrategie voor de Astense voorbereiding op de Omgevingswet worden benoemd;

- Hiermee kan een aanpak op hoofdlijnen worden beschreven. Hierbij is overigens geen sprake van een blauwdruk, maar van een dynamische aanpak, die we tussentijds kunnen bijstellen.

Het Koersdocument maakt onderdeel uit van een programma-opdracht. Besluitvorming hierover is voorzien in het eerste kwartaal van 2019. Aansluitend kan de organisatie de voorbereidingen op de Omgevingswet starten.

(5)

3

2. Aanleiding en doelstellingen Omgevingswet

2.1 Aanleiding Omgevingswet:

De huidge wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving is te complex geworden.

Er zijn 26 verschillende wetten, met verschillend bevoegd gezag. Dit zijn sectorale wetten, die elk

“hun” onderdeel van de fysieke leefomgeving beschermen en elk eigen regels en begrippenkaders hanteren. Vaak is niet duidelijk wat per gebied wel of niet mogelijk is en moeten diverse wetten en regels geraadpleegd worden om een beslissing te nemen. De nadruk ligt op het toetsen van regels (“mag het wel?”) in plaats van op het doel van het initiatief (“willen we dit graag?”).

Hierdoor worden ontwikkelingen, zèlfs als ze wenselijk zijn, vertraagd of tegengehouden. Ook kan de veelheid aan regels ertoe leiden dat een bevoegd gezag alleen beslist over het voorliggende vraagstuk, zonder naar de samenhang van belangen in een gebied te kijken. Of moet een hoger gezag beslissen over iets dat zuiver lokaal speelt. Besluitvormingsprocessen duren lang,

onderzoekskosten zijn hoog. Plannen, normen en voorschriften zijn erg gedetailleerd. Dit schrikt ontwikkelingen af en beperkt de ruimte voor lokale sturing.

Kortom: het omgevingsrecht is te ingewikkeld en werkt vaak belemmerend.

Het Rijk heeft eerder al aanpassingen aan het omgevingsrecht doorgevoerd (denk aan de Wabo of de Crisis- en Herstelwet) en wil nu 1 grote verbeterslag doorvoeren door met 1 Omgevingswet te komen. Hierin worden alle wetten voor de leefomgeving gebundeld en gemoderniseerd.

Uitgangspunt hierbij is dat regels waar mogelijk worden geschrapt (dereguleren), de

overgebleven regels duidelijker en overzichtelijker worden gemaakt (harmoniseren) en dat het bevoegd gezag zo laag mogelijk wordt gelegd (decentraliseren).

2.2 Motto Omgevingswet:

De Omgevingswet is nog steeds gericht op het beschermen van de fysieke leefomgeving. Doel is:

1. Het bereiken en instandhouden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit.

Maar de Omgevingswet is ook heel nadrukkelijk gericht op het kunnen gebruiken en ontwikkelen van de leefomgeving ten behoeve van maatschappelijke opgaven. Doel 2 is dan ook:

(6)

4 2. De fysieke leefomgeving zodanig beheren, gebruiken en ontwikkelen dat er

maatschappelijke behoeften mee vervuld kunnen worden.

Deze doelen van de wet zijn vertaald in een motto:

Ruimte voor ontwikkeling, waarborg voor kwaliteit.

2.3 Verbeteropgaven Omgevingswet:

Om deze doelen te bereiken streeft het Rijk 4 verbeteropgaven na:

1. Het gebruiksgemak van het omgevingsrecht vergroten;

2. Een integrale benadering van de leefomgeving stimuleren;

3. Meer lokale bestuurlijke afwegingsruimte creëeren;

4. Processen en besluitvorming versnellen en verbeteren.

2.4 Gebruikers centraal:

De Omgevingswet maakt de gemeente primair verantwoordelijk voor de zorg voor en het gebruik van de fysieke leefomgeving. Dat zijn we in de huidige situatie ook al voor een groot deel, maar de Omgevingswet gaat op zoveel mogelijk terreinen de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk leggen (machtsoverdracht van hogere naar lagere overheden). We krijgen dus te maken met nieuwe taken/regels die onder ons gezag gaan vallen.

Door de decentralisatie (meer lokale afwegingsruimte) en door deregulering (integratie van sectorale wetten, verminderen en harmoniseren van regels) is er straks meer ruimte voor lokaal maatwerk en voor ontwikkeling. Dit vraagt wat van ons (maatwerkbeslissingen en nog meer aandacht voor zorgvuldige afweging). Maar de dienstverlening aan onze inwoners en ondernemers kan hierdoor verbeteren:

- Er wordt minder vanuit de regels en meer vanuit de initiatiefnemer gedacht.

- Het doel van het initiatief staat centraal in plaats van de regelgeving.

- Er is sprake van één vergunningverlener, van één bevoegd gezag. De gemeente is aanspreekpunt (1-overheid-opgave); dit maakt het voor een initiatiefnemer overzichtelijker.

- De insteek is “ja-mits” in plaats van “nee-tenzij” (een dienende in plaats van een sturende overheid); dit geeft ruimte voor bijvoorbeeld organisaties en particulieren om met ideeën te komen.

- Regels staan op één plek en zijn geharmoniseerd (meer overzicht voor de initiatiefnemer).

- Er is ruimte voor lokaal maatwerk (en daarmee meer ruimte voor ontwikkeling).

- Onderzoekslasten verminderen: een initiatiefnemer hoeft pas gedetailleerd onderzoek te verrichten op het moment dat de door hem gewenste activiteit daadwerkelijk in beeld komt (in tegenstelling tot de huidige grote globale onderzoeksvraag bij opstellen van een

bestemmingsplan). De regels voor onderzoek worden versimpeld en efficiënter. Digitale toegankelijkheid van reeds uitgevoerde onderzoeken wordt verbeterd en veel onderzoeken blijven langer geldig. Sommige onderzoeken zijn helemaal niet meer nodig. Dit betekent minder kosten en daardoor minder belemmering voor initiatiefnemers.

(7)

5 - Uitgangspunt is vertrouwen (van overheid in initiatiefnemers, van overheden in elkaar en

van de burger in het proces en de kwaliteit van besluiten).

- Er is nadrukkelijk aandacht voor participatie, direct aan de voorkant van beleidsontwikkeling of de ontwikkeling van initiatieven.

Op deze wijze stelt de Omgevingswet de gebruikers centraal. Onze klant heeft hier baat bij.

De Omgevingswet is echter geen vrijbrief: de omgevingskwaliteit dient voldoende te worden geborgd. Iedereen wenst immers een omgeving waarin goed gewoond, gewerkt, gerecreëerd en ontwikkeld kan worden, maar daarvoor moet je wel goede afspraken maken met elkaar.

In bijlage 1 zijn de doelstellingen en de impact voor gebruikers nader uitgewerkt.

In bijlage 2 is meer informatie over de stelselwijziging zelf opgenomen.

(8)

6

3. Vraagstelling voorbereiding Omgevingswet in Asten

3.1 Veranderopgave:

Het Rijk is verantwoordelijk voor de stelselwijziging. Maar voor een succesvolle implementatie van de wet zijn allerlei instanties aan zet (hogere en lagere overheden, ketenpartners, adviseurs, gebruikers).

Om de verbeterdoelen te realiseren zullen wij zaken moeten aanpassen en veranderen in onze organisatie. Deze veranderopgave bestaat uit:

1. Een andere manier van werken (samenwerking in de keten en in de regio, integraal werken en participatie; dit vraagt iets van ons, maar ook van de samenleving en van onze ketenpartners; daadwerkelijk anders gaan denken en doen).

2. Een juridische-inhoudelijke verandering (o.a. leren werken met de nieuwe wet, opstellen nieuwe instrumenten zoals een Omgevingsvisie en Omgevingsplan, herijking huidige visies en regels, nieuwe taken, onder de loep nemen van de werkprocessen op het gebied van de fysieke leefomgeving).

3. Een digitaliseringsopgave (o.a. zorgdragen voor actuele en integrale digitale informatie, aansluiten op het nieuwe landelijke digitale stelsel DSO, waar mogelijk/nodig aanpassingen doorvoeren in onze eigen systemen om optimaal te kunnen werken binnen onze

werkprocessen en aan de digitale uitwisselbaarheid van gegevens).

3.2 Eigen invulling van de voorbereiding:

Alle gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de implementatie van de Omgevingswet. We

moeten zelf de aanpassings- en veranderopgaven uitvoeren. Wij kunnen hierbij gebruik maken van de VNG (die handreikingen opstelt en daarnaast coördineert, kennis deelt en zorgt voor

afstemming met het rijk, de IPO en de Unie van waterschappen). Maar er ligt geen blauwdruk hoe wij de implementatie moeten vormgeven. Dit is bewust gedaan, omdat uit eerdere decentralisaties is gebleken dat lokale overheden zelf het beste kunnen bepalen wat zij nodig hebben en hun aanpak hierbij kan en mag verschillen (couleur locale).

3.3 Vraagstelling:

Al met al is de voorbereiding op de Omgevingswet een omvangrijke operatie. Dit vraagt om een tijdige bezinning op de wijze waarop de gemeente Asten vorm wil geven aan de voorbereiding op de Omgevingswet, die past bij onze gemeente.

De vraagstelling luidt:

Hoe kan de gemeente Asten zich passend voorbereiden op de implementatie van de Omgevingswet in 2021?

Om deze vraag te beantwoorden is het van belang zicht te krijgen op de scope van de opgave en op een ambitie/werkwijze die het best bij Asten past.

(9)

7

4. Scope van de opgave: Omgevingswet als vierde transitie

Gezien de omvang van de opgave wordt de Omgevingswet ook wel de vierde transitie genoemd (na de drie transities in het sociaal domein).

Dit geeft aan dat het om méér gaat dan een wetsaanpassing. Een transitie is een fundamentele verandering van structuur, cultuur en werkwijze. We doen ons werk nu op een bepaalde manier (manier “A”), maar willen cq moeten het op een andere manier gaan doen (manier “B”). Het is geen gewone verandering, maar een diepe, onomkeerbare verandering. Een transitie duurt lang;

het is een traag proces met af en toe versnellingen. Bij een transitie is sprake van een

machtswisseling, waarbij sprake kan zijn van weerstand of wrijving tussen de bestaande macht en de nieuwe orde of van wrijving tussen oude werkwijze en een nieuwe aanpak. Dit zijn zaken om rekening mee te houden bij de verdere voorbereiding op de Omgevingswet.

De transitie in het kader van de Omgevingswet bestaat uit 2 sporen:

- Transitie volgens de letter van de wet: dit betreft de juridisch-inhoudelijke verandering en de digitaliseringsopgave. Denk aan de aanpassing van wetten en regels, de introductie van nieuwe instrumenten, het herijken van de werkprocessen die hierbij horen, de machtsoverdracht van hogere naar lagere overheden en de komst van een nieuw digitaal stelsel (“harde” verandering, inhoudelijk, tastbaar: bovenstroom).

- Transitie volgens de geest van de wet: dit betreft de andere manier van werken. Er wordt een wezenlijke verandering in doen en denken gevraagd (“zachte” verandering, houding en gedrag, voelbaar: onderstroom). Dit zal een lange periode in beslag zal nemen.

Het daadwerkelijk veranderen van gedrag kost tijd, ook als de wil om te veranderen er is.

Om tot een succesvolle transitie te komen moeten wij ons op beiden concentreren. De inhoudelijke veranderingen (bovenstroom) zullen namelijk niet succesvol zijn als veranderingen in het

daadwerkelijk anders denken en doen (onderstroom) niet tot stand komen. We kunnen niet volstaan met het opstellen van nieuwe instrumenten, maar moeten ook een passende werkwijze ontwikkelen die past in de geest van de Omgevingswet.

BOVENSTROOM

(inhoud/”hard”)

ONDERSTROOM (gedrag/”zacht”)

A B

(10)

8

5. Astense context van de opgave: Toekomstagenda Asten 2030 en Programma Vitale Democratie in Asten

5.1 Context van de veranderopgave Omgevingswet:

Om een zorgvuldige en een bij Asten passende invulling aan deze grote opgave te geven is het de kunst om de ingewikkelde opgave vanuit het Rijk behapbaar en concreet te maken. Je kunt je gemakkelijk verliezen in alles dat met de stelselwijziging gemoeid is.

Daarom is het van belang goed bij onze rol te blijven (wat ligt daadwerkelijk op ons bord) en de opgave op deze manier kleiner te maken. Ook is het van belang een veranderopgave door te voeren die past bij Asten en hierbij aan te haken op wat er al gaande is binnen onze gemeente.

En er ís al het nodige gaande. Asten begint niet bij nul. Er is al geruime tijd sprake van diverse activiteiten en processen waardoor we al bezig met de andere manier van werken die het Rijk met de Omgevingswet voor ogen heeft: integraal, gericht op samenwerking (met de regio, in de keten, met de samenleving), gebiedsgericht, met aandacht voor participatie. Bewust of onbewust zijn we ons dus al aan het voorbereiden op het werken in de geest van de

Omgevingswet. Onze Omgevingswet-opgave vindt dus plaats in een context van veranderingen die elkaar ondersteunen en versterken:

In bijlage 3 is een nadere toelichting gegeven op de manier waarop deze activiteiten en processen de veranderopgave voor de Omgevingswet ondersteunen.

(11)

9 Deze activiteiten en ontwikkelingen zijn inmiddels samengepakt in het gemeentebrede programma Vitale Democratie in Asten. Binnen dit programma worden raad, college, collega’s en samenleving meegenomen in een cultuuromslag, een andere manier van werken, die ook zal worden toegepast om de samen geformuleerde doelen en opgaven uit de Toekomstagenda mogelijk te maken.

De Toekomstagenda Asten 2030 en het programma Vitale Democratie in Asten vormen de

“paraplu” waaronder Asten haar grote opgaven voor de komende jaren plaatst.

5.2 Afbakening:

Zoals uit bovenstaand plaatje blijkt is de Omgevingswet één van de opgaven voor Asten. De andere manier van werken die voor de Omgevingswet wordt gevraagd, staat hierdoor niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een breder traject. De Omgevingswet kan hierbij gezien worden als instrument ten behoeve van het programma Vitale Democratie en de ambities uit de Toekomstagenda:

(12)

10 - De Omgevingswet is dé aanleiding om aan de slag te gaan met het programma Vitale

Democratie op het gebied van de fysieke leefomgeving (denk aan Omgevingsvergunning, princiepverzoeken, bestemmingsplannen etc: al onze produkten en diensten die te maken hebben met de fysieke leefomgeving). Op deze manier geeft de Omgevingswet mede uitvoering aan het programma Vitale Democratie.

- De Omgevingswet biedt hèt instrumentarium om de doelen en opgaven die in dit

programma zijn geformuleerd mogelijk te maken. Via bijvoorbeeld de nieuwe instrumenten die de Omgevingswet voorschrijft (Omgevingsvisie en het Omgevingsplan) maken we opgaven op het gebied van de transitie van het landelijk gebied mogelijk of geven we ruimte aan de vitaliteit van de kernen (ruimtelijke vertaling van de programma’s, met aandacht voor de onderlinge samenhang).

5.3 Andere manier van werken Omgevingswet in relatie tot programma Vitale Democratie:

Zoals gezegd is het voor een succesvol verloop van de juridisch-inhoudelijke veranderopgave en de digitaliseringsopgave nodig om op een andere manier te werken (de drie

verandersporen van de Omgevingswet; deels in de bovenstroom, deels in de onderstroom). We kunnen niet volstaan met het opstellen van nieuwe instrumenten, maar moeten ook een werkwijze en houding ontwikkelen die passen in de geest van de Omgevingswet. De bewustwording en de cultuurverandering die hiermee gemoeid zijn, zijn nodig om de juridisch-inhoudelijke

veranderopgave (hoe komen we tot goede nieuwe instrumenten in het kader van de Omgevingswet, hoe zorgen we voor passende werkprocessen en dergelijke) en de

digitaliseringsopgave (wat is er in de praktijk nodig om goed te kunnen werken met het nieuwe digitale stelsel van de Omgevingswet) te laten slagen.

Er is geen blauwdruk voor het vormgeven van de andere manier van werken. Ook hier zijn gemeenten vrij om invulling te geven op een manier die bij hen past.

Helder is dat het in ieder geval nodig is om te kijken naar:

- Rollen: in hoeverre moeten bestuurders, raadsleden en ambtenaren hun rol aanpassen ten opzichte van de huidige situatie? Wat is nodig vanuit de samenleving? Van onze

ketenpartners?

- Houding: wat zijn leidende principes voor onze houding en gedrag hierbij?

- Wijze van participatie: op welke wijze betrekken wij de samenleving bij beleid en besluitvorming op het gebied van de fysieke leefomgeving?

Onze Toekomstagenda en het programma Vitale Democratie bieden hiervoor diverse leidraden.

Hiermee kan de andere manier van werken verder worden doorgevoerd die prima past bij de Omgevingswetopgave vanuit het Rijk. Wij hoeven dus geen nieuwe werkwijze te ontwikkelen om met de Omgevingswet aan de slag te gaan, maar kunnen aanhaken op de werkwijze die al in de steigers staat.

(13)

11 5.4 Leidraden Vitale Democratie: cultuuromslag, participatiemodel en bedrijfsplan:

De leidraden uit het programma Vitale Democratie zijn een prima middel om vorm te geven aan het werken volgens de geest van de Omgevingswet.

Het betreft de volgende 3 leidraden:

1. Rollen (uit Toekomstagenda Asten):

Dit schema geeft richting en kan gebruikt worden om te spiegelen en feedback op onze

rolverandering te geven. Bijvoorbeeld bij het opstellen van nieuwe instrumenten of het herijken van ons huidig beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving of bij het onder de loep nemen van onze werkprocessen (en dan met name dat deel van het werkproces dat “aan de voorkant”

plaats vindt).

2. Houding (uit Bedrijfsplan):

Kernwoorden voor onze houding zijn: klantgericht, flexibel en omgevingsbewust. Deze vormen de leidraad voor onze houding en ons gedrag als we met de veranderopgave voor de Omgevingswet bezig zijn. Bijvoorbeeld bij het herijken van onze regels, het opstellen van nieuwe instrumenten of het onder de loep nemen van onze werkprocessen. We stellen onszelf de vraag: draagt dit bij aan klantgerichtheid? Zijn wij hiermee flexibel en omgevingsbewust?

(14)

12 3. Participatiemodel (uit Programma Vitale Democratie in Asten):

Afhankelijk van opgave wordt een bijpassende participatie insteek gekozen: is de opgave een overheidsinitiatief en op welke wijze wordt de burger daarbij in positie gebracht (informeren, raadplegen, adviserend, co-producerend of mee-beslissend)? Of is er sprake van een initiatief vanuit de samenleving, waarbij de rol van de gemeente varieert? Door dit plaatje consequent te gebruiken bij met name de juridisch-inhoudelijke opgave (opstellen nieuwe instrumenten, herijking beleid, onder de loep nemen van de werkprocessen) wordt gewerkt aan een bewuste en passende inzet van participatie bij onze diensten en produkten op het gebied van de fysieke leefomgeving.

5.5 Bewustwordings- en leertraject:

Rollen en houding veranderen niet zomaar. Ook het verder vormgeven van participatie vraagt oefening en inzet. Er zal dan ook een leertraject worden uitgerold om de andere manier van werken langzaam maar zeker door te voeren in onze organisatie (veranderingen in de

onderstroom). Dit gebeurt deels vanuit het programma Vitale Democratie (cultuuromslag in het algemeen; dit wordt geborgd in het Strategisch Opleidingsplan), deels zal het gaan om een bewustwordings- en leertraject specifiek gericht op de Omgevingswet (daadwerkelijk anders gaan denken en doen met onze diensten en produkten in de fysieke leefomgeving; bijvoorbeeld door workshops te organiseren over het loslaten van regels).

(15)

13

6. Ambitieniveau Omgevingswet voor Asten

Uit voorgaande blijkt dat er een duidelijke kapstok is waar de Astense veranderopgave voor de Omgevingswet aan opgehangen kan worden. We hebben onze hoofdopgaven voor de komende jaren bepaald; er is al een beeld van de manier waarop we willen werken (programma Vitale Democratie); we kunnen de Omgevingswet zien is een instrument om deze opgaven ruimtelijk te vertalen en mogelijk te maken.

Dat deze kapstok er al is helpt ons bij de keuze van een ambitieniveau voor de Omgevingswet, ofwel bij hoe we de Omgevingswet willen gaan gebruiken om onze opgaven in het fysiek domein aan te pakken. De VNG adviseert alle gemeenten zich uit te spreken over hun ambitieniveau, om de verdere activiteiten (invoeringsstrategie) beter te kunnen uitstippelen.

6.1 Ambitie bepalen implementatie Omgevingswet:

De VNG heeft onderscheid gemaakt in diverse invoeringsstrategiën.

(16)

14 In dit model staan 2 vragen centraal:

1. De verticale as: wil je de Omgevingswet aangrijpen om de gemeentelijke werkwijze en beleidskaders geheel te vernieuwen of ga je uit van wat er al ligt (verder aanpassen/

verbeteren in de geest van de Omgevingswet)?

2. De horizontale as: wil je je vooral richten op externe opgaven en actoren in de leefomgeving of ligt de focus in eerste instantie op de eigen organisatie?

Veel gemeenten organiseren aparte ambitiesessies om te bepalen welke invoeringsstrategie het beste past. Echter, door de al lopende processen in Asten is het ambitieniveau voor de

voorbereiding op de Omgevingswet voor onze gemeente feitelijk al bepaald:

- Er is een duidelijke basis voor gebieds- en opgavengericht werken gelegd. Via de Toekomstagenda zijn de grote opgaven voor Asten al benoemd (Vitale Kernen,

Centrumontwikkeling, Transitie Landelijk Gebied, Energietransitie & Klimaatadaptatie). Dit is een recent traject dat tot stand gekomen is in dialoog met de samenleving. Ook de Integrale Strategie Ruimte en de Peelagenda vragen ons om een gebiedsgerichte aanpak (onder andere op basis van de lagenbenadering).

- De raad heeft duidelijk uitgesproken te streven naar externe focus en samenwerking (Toekomstagenda, Coalitieakkoord, Bedrijfsplan, programma Vitale Democratie).

- We zijn al bezig met integraal werken, participatie en het van buiten naar binnen denken, waardoor we (bewust of onbewust) al oefenen met het werken in de geest van de

Omgevingswet. We beginnen dus zeker niet bij nul.

- Ons beleid is redelijk actueel en we zijn geen ‘overregelde’ gemeente.

Wat betekent dit voor onze “positie” in het schema van de VNG (waar komen wij uit op de verticale en horizontale as):

1. Aanpassen: we gaan uit van huidig beleid en de hierin vastgestelde opgaven (met name de zaken die in de afgelopen periode zijn vastgesteld, zoals de Toekomstagenda, de ISR, de Peelagenda). We hebben een richtinggevende werkwijze (programma Vitale Democratie).

Van hieruit gaan we verder aan de slag.

2. Externe focus: we richten ons op de externe opgaven en de actoren in de leefomgeving. De roep om samenwerking en externe focus is immers meer dan duidelijk in de

Toekomstagenda en het Programma Vitale Democratie.

De VNG noemt dit de onderscheidende ambitie.

Ons advies aan college en raad is om deze ambitie als richting aan te houden, omdat dit het meest in lijn is met de eerder genomen besluiten in de afgelopen periode.

6.2 Invoeringsstrategie:

De VNG geeft aan dat de volgende invoeringsstrategie passend is bij de onderscheidende ambitie:

(17)

15 - Laat bestaande opgaven leidend zijn bij het maken van keuzes in uitwerking en toepassing

van de wet (in ons geval betreft het de Toekomstagenda).

- Zorg voor een visie op dienstverlening waarbij het gebied en het initiatief centraal staan.

De dienstverleningsprocessen worden zo ingericht dat het klantcontact eenvoudig en beter wordt en in dienst staat van de opgaven (in Asten is deze visie vertaald in het programma Vitale Democratie).

- Focus op externe samenwerking met initiatiefnemers, ketenpartners, ontwikkelaars (Asten werkt al geruime tijd op deze wijze; door de Toekomstagenda, het Huis van Asten en het programma Vitale Democratie wordt dit nog verder uitgewerkt).

- Begin buiten, bij verschillende gebieden en initiatiefnemers, uitgaande van de bestaande opgaven in die gebieden. Gekeken wordt hoe de Omgevingswet bij het gebieds- en opgavegericht werken verschil kan maken.

- Werk met met pilots en experimenten om te ondervinden hoe het werken met de Omgevingswet kan bijdragen aan de aanpak van bepaalde opgaven.

Een keuze voor een ambitie of invoeringsstrategie vormen overigens geen blauwdruk. Het is ook niet de opzet van het VNG-model om met zijn allen in “hetzelfde vak” uit te komen, maar wel om een stuk bewustwording te creëeren waar Asten staat met haar veranderopgave. Dit geeft richting aan een verdere aanpak van de veranderopgave en deze passend te maken bij onze eigen

gemeente. Met andere woorden: het bepalen van de ambitie op basis van dit model helpt om je speelveld te bepalen. De koers kan lopende het traject altijd worden aangepast of verfijnd.

Op basis van het model van de VNG en haar handvatten voor de invoeringsstrategie kunnen we al wel concluderen dat Asten een prima vertrekpunt heeft voor het uitstippelen van een verdere aanpak/invoeringssplanning in de vorm van de Toekomstagenda en programma Vitale Democratie.

Het advies van de VNG om verder te gaan met het gebieds- en opgavegericht werken en bijvoorbeeld te werken met pilots en experimenten zal worden meegenomen bij de verdere aanpak.

In bijlage 4 is meer informatie opgenomen over de invoeringsstrategieën van de VNG.

(18)

16

7. Aanpak:

Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat:

- De Omgevingswet ons voor een grote veranderopgave stelt (transitie), die we zelf moeten/mogen invullen;

- Deze veranderopgave niet alleen juridisch-inhoudelijk van aard is, maar ook een

digitaliseringsopgave met zich meebrengt en om een andere manier van werken vraagt;

- De uitdaging vooral ligt in het behapbaar en ‘Astens’ maken van deze opgave.

- Dit goed mogelijk is, omdat de veranderopgave prima past in de context van andere organisatiebrede processen, zoals het bedrijfsplan, de Toekomstagenda en het coalitieakkoord (samenhang; we beginnen niet bij nul);

- Het programma Vitale Democratie ons een leidraad geeft voor de vormgeving van de andere manier van werken die de Omgevingswet van ons vraagt;

- We een duidelijk kader hebben in recent vastgestelde beleidsdocumenten en al bewust of onbewust oefenen met het werken in de geest van de Omgevingswet;

- Dat we op grond van bovenstaande kunnen kiezen voor een onderscheidende ambitie bij de voorbereiding op de Omgevingswet, die zich kenmerkt door externe focus,

samenwerking, gebieds- en opgavegericht werken, pilots en experimenten.

Er wordt nog gewerkt aan de nieuwe wet en de regels die daarbij horen. Het is daarom nog niet duidelijk wat de gevolgen voor onze gemeente precies zullen zijn of welke acties precies moeten worden opgestart om de implementatie goed te laten verlopen. Wel is duidelijk dat er sprake is van een brede impact op de gemeentelijke organisatie. Ook zullen meerdere activiteiten en projecten naar elkaar gaan lopen en gaan er veranderingen in de bedrijfsvoering plaatsvinden (leertraject organisatie, werkprocessen, automatisering). Sommige zaken kunnen nu al worden opgepakt, andere activiteiten kunnen/moeten nog enige tijd worden uitgesteld.

7.1 Doel aanpak

De aanpak draait om de centrale vraag (“hoe bereidt Asten zich voor op de Omgevingswet”), waarbij het doel is:

a. Voldoen aan de door het Rijk gewenste transitie Omgevingswet (meervoudige veranderopgave);

b. Via een bij Asten passende aanpak (ambitie);

c. In samenhang met de andere hoofdopgaven voor Asten tot 2030 (o.a. de Toekomstagenda Asten 2030 en Vitale Democratie in Asten als vertrekpunt);

d. Binnen de door het Rijk aangegeven transitietermijn (basisimplementatie per 1 januari 2021, daarna overgangstermijn tot 2029).

7.2 Aandachtsgebieden:

Om de grote veranderopgave beheersbaar te houden en te voldoen aan de hierboven genoemde doelstelling wordt een brede opzet/programmatische aanpak voorgesteld. Hierbij wordt de

(19)

17 voorbereiding gespreid over diverse aandachtsgebieden: al deze gebieden samen maken dat gemeente Asten zich zorgvuldig op de Omgevingswet kan voorbereiden, waarbij zowel aandacht is voor de juridisch-inhoudelijke veranderopgave, de digitaliseringsopgave en de manier van werken.

Ook kan met deze programmatische aanpak geschoven worden op/met onderdelen (waar wil Asten de nadruk leggen, wat past bij ons, wat gaan we eerst doen en wat kunnen we nog even

uitstellen).

De aandachtsgebieden worden “bediend” door een kernteam Omgevingswet, met medewerkers vanuit verschillende teams (het is immers geen RO-aangelegenheid, maar veel breder). Hierbij wordt gewerkt vanuit de gedachte van een smal en diep draagvlak: een kleine groep die zich concreet met de veranderopgaven wil en durft bezig te houden. Dit is realistischer dan meteen op zoek te gaan naar een breed draagvlak (dat bij omvangrijke, langdurige trajecten nooit haalbaar zal zijn).

1. Cultuur, competenties en kennis: hoe zorgen we voor de gewenste werkwijze (klantgerichte, omgevingsbewuste, flexibele houding, waarbij we integraal en

opgavegericht denken en waarbij we samenwerken met samenleving en ketenpartners)?

Welke vaardigheden en competenties hebben we hiervoor nodig, hoe leren we omgaan met nieuwe rollen, hoe kunnen we daadwerkelijk anders gaan denken en doen? Maar ook ons concrete leertraject: wat hebben we nodig om te leren werken met de nieuwe wet en de nieuwe regelpakketten die hierbij horen?

2. Bestuurlijke Keten: hoe geven we de samenwerking op het gebied van de Omgevingswet met (ambtelijke en bestuurlijke) partners in de keten en in de regio vorm (Huis van Asten)?

3. Kerninstrumenten: hoe reorganiseren wij ons beleid en hoe passen wij onze instrumenten aan op de nieuwe wet (omgevingsvisie, programma, omgevingsplan,

omgevingsvergunning)? Hoe vertalen we onze hoofdopgaven hierin en zorgen we voor integraliteit? Welke plek krijgen omgevingskwaliteiten? Hoe betrekken we de samenleving daarin (participatie) en hoe helpen wij hen in dit traject (uitnodigingsplanologie)?

4. Werkprocessen: welke aanpassingen zijn er nodig in onze organisatie en werkprocessen om volgens de nieuwe wet te kunnen werken? Hoe werken we klantgericht in deze processen samen, intern, als organisatie (ambtenaren, bestuurders en raad), met de ketenpartners?

(20)

18 Hoe zorgen we ervoor dat we in staat zijn om binnen 8 weken een besluit te nemen over vergunningsaanvragen? Zijn er in deze context aanpassingen nodig in het zaakgericht werken (inclusief archivering van informatie) en in de informatievoorzieningen die we gebruiken? Hoe zorgen we voor inbreng van onze klant en ketenpartners bij het optimaliseren van de processen?

5. Webportaal en automatisering: hoe sluiten we aan op het DSO? Welke digitiale voorzieningen zijn nodig om via 1 druk op de knop alle voor Asten relevante

omgevingsinformatie te ontsluiten (vullen Register Omgevingsdocumenten)? Wat is nodig om de gemeentelijke systemen te koppelen aan het DSO? Hebben we instrumenten om alle basisregistraties juist, volledig en actueel te houden? Hoe geven we mede vorm aan het integraal inzicht bieden in wat er wel of niet kan in een gebied? Hoe verzorgen we een goede uitwisseling met onze ketenpartners om de 1-loket-opgave te realiseren (duurzame toegankelijkheid van informatie “over de ketens heen”)?

6. Beveiliging: hoe gaan we verantwoord om met data en gegevens? Welke informatiebeveiligings- en privacymaatregelen moeten worden genomen bij het implementeren van de informatiesystemen?

Binnen deze aandachtsgebieden wordt vervolgens een verdere aanpak geformuleerd: wat moet er wanneer gebeuren, wie zijn er betrokken, welke middelen zijn nodig?

De onderscheidende ambitie geeft richting aan de aanpak (uitgaan van de reeds vastgestelde hoofdopgaven en werkwijzen, externe focus), evenals de leidende principes voor de manier van werken (cultuuromslag in rollen; klantgericht, flexibel, omgevingsbewust; gebruik maken van de participatieladder).

7.3 Pilots:

Passend bij de onderscheidende strategie gaan we aan de slag met pilots (te onderzoeken mogelijkheden: pilot integrale gebiedsvisie, pilot flitsvergunning, pilot Omgevingsplan binnen een deelgebied van de gemeente, pilot participatieverantwoordelijkheid bij intiatiefnemer leggen bij kom-plannen) of haken we aan bij al lopende processen die passen in de geest van de

Omgevingswet om hier lessen uit te leren en de veranderopgave verder vorm te geven (bijvoorbeeld: Welstandsvrij Loverbosch, VAB-pilot Heusden).

(21)

19

8. Projectbeheersing

8.1 Bedrijfsvoering.

Er wordt zoveel mogelijk gezocht naar het samen laten lopen van de veranderopgaven uit het programma Vitale Democratie en de Omgevingswet. Dit om de samenhang te waarborgen, efficiënt te werken en “verander-moeheid” bij de organisatie te voorkomen. Dit doen we door:

- Veranderopgave voor de Omgevingswet uitvoeren met behulp van de leidraden uit het programma Vitale Democratie (cultuuromslag rollen, houdingskernwaarden uit het bedrijfsplan -klantgerichtheid, flexibiliteit, omgevingsbewustzijn-, inzet van de participatieladder);

- Organisatiebreed communicatietraject organiseren (met name over de manier van werken), zowel interne als externe communcatie;

- Leertrajecten combineren (naar een klantgerichte, flexibele, omgevingsbewuste medewerker); in aanvulling op dit leertraject worden voor de Omgevingswet ook curussen/leertrajecten op maat georganiseerd (leren werken met de nieuwe wet);

- Dienstverleningsprocessen gelijktijdig vanuit het bedrijfsplan als vanuit de Omgevingswet herijken (werkprocessen en automatisering vanuit het belang van de klant optimaal inrichten);

- Onderzoek naar de meest optimale organisatiestructuur eveneens zowel vanuit bedrijfsplan als vanuit de Omgevingswet bezien (met welke structuur dienen wij de klant het best èn kunnen wij onze nieuwe taken vanuit de Omgevingswet optimaal vervullen; hoe werkt onze organisatie samen met andere overheden en ketenpartners).

De afstemming met de bedrijfsvoering wordt geborgd in het kernteam.

8.2 Projectbeheersing.

8.2.1 Geld (begroting):

Gemeentelijke transitiekosten:

Elke gemeente is verantwoordelijk voor haar eigen transitiekosten, voor bijvoorbeeld het opstellen van nieuwe instrumenten, het inzetten en scholen van personeel, organisatie- en

veranderingstrajecten en het aanpassen van de eigen digitale voorzieningen.

De VNG heeft een kostenmodel opgesteld waarmee de financiële impact van de Omgevingswet op de gemeentebegroting indiciatief kan worden bepaald. Dit model geeft een indicatie van

invoeringskosten (incidentele uitgaven t.b.v. implementatie Omgevingswet) en van

exploitatielasten (structurele kosten a.g.v. implementatie van de Omgevingswet). Hiertoe rekent het model deels zelf een aantal posten door (op basis van de omvang van onze gemeente, bijvoorbeeld kosten voor het opstellen van een Omgevingsvisie of het Omgevingsplan). Deels worden kostenposten op basis van door ons ingevoerde criteria berekend (bijvoorbeeld of wij een grote verandering in ons personeelsbestand voorzien of veel publiekscampagnes willen gaan voeren).

(22)

20 Dit VNG-model is op dit moment de beste benadering van de implementatiekosten en wordt om die reden opgevoerd voor de begroting 2019. Dit vervangt het eerdere voorbereidingskrediet dat op dit moment in de begroting 2018 is opgenomen.

Voor de voorbereiding op de Omgevingswet zijn met name de invoeringskosten van belang.

Vooralsnog is een krediet van € 1.000.000,- voor deze incidentele kosten opgevoerd voor de jaren 2019 en 2020. Het model heeft de invoeringskosten becijferd op circa € 2.000.000,- over een periode tot 2024. Wij zullen in latere fase, naarmate het proces en de te maken kosten duidelijker worden, een nieuw besluit over krediet voorbereiden.

Verdeelsleutel kosten Digitaal Stelsel Omgevingswet:

Naast de invoeringskosten en exploitatielasten die de Omgevingswet met zich meebrengt, wordt alle gemeenten gevraagd mee te betalen aan de structurele uitvoeringskosten (beheer en exploitatie) van het nieuwe digitale stelsel dat het rijk inricht. De hoogte van deze kosten of het tijdstip van investering zijn nog niet bekend. Deze zullen tezijnertijd worden opgevoerd.

8.2.2 Organisatie:

Interne organisatie:

Duidelijk is dat de invoering van de Omgevingswet impact heeft op alle lagen in de organisatie. Het voorstel is te werken vanuit een smal en diep draagvlak (mede omdat het creëeren van een breed draagvlak aan het begin van een transitie niet mogelijk is) door de verschillende lagen heen.

- Raad: hoorcommissie (commissie Ruimte) over het verloop van de transitie in het

algemeen. Andere vormen van raadsbetrokkenheid zijn uiteraard mogelijk (past ook in de geest van de Omgevingswet). Verder zal de raad betrokken zijn bij bijvoorbeeld het participatietraject rond het opstellen van nieuwe instrumenten.

- College: Theo Martens (portefeuillehouder, bestuurlijk opdrachtgever).

- MT: Wil Verberkt (directie) en Theo Koolen (ambtelijk opdrachtgever).

- Kernteam:

o Liedewij Wiersma (Team Ruimte. Aandachtsgebied: coördinatie, sturen en bewaken proces, cultuur/kennis/competenties).

o Mayelle Feijen (Team Control: afstemming met andere organisatiebrede processen, bedrijfsvoering, afstemming met Vitale Democratie, dienstverleningsprocessen).

o Freyja Ricken (Team Juridische Zaken. Aandachtsgebied: juridisch advies stelselwijziging en consequenties).

o Kevin van Dooren en Stefan Olschewsky (Team Ruimte. Aandachtsgebied:

kerninstrumenten).

o Louis Loomans (Team I&A. Aandachtsgebied: webportaal en automatisering).

o Peter van den Oetelaar (Team Ruimte. Aandachtsgebied:

dienstverleningsprocessen).

o Peter Greijn (Team Communicatie. Aandachtsgebied: communicatie intern en extern).

- Ambassadeurs vanuit Sociaal Domein (Jozien van den Boogaart), informatiebeleid (Inez Merkers) en Vergunningen (Bart van Strien).

(23)

21 Het merendeel van het kernteam heeft via de Cockpit uren voor de Omgevingswet beschikbaar voor het jaar 2018. De capaciteit/inzet moet voor de komende jaren worden geborgd. Ook organisatiebreed zal aanspraak op inzet worden gedaan, deels ten behoeve van leertrajecten en bijeenkomsten, deels ten behoeve van het opstarten van pilots. Het MT en het MT-TL-overleg is hiervan op de hoogte gesteld.

Bij het vraagstuk capaciteit/inzet is het van belang te beseffen dat de keuze voor een externe focus een grotere inzet vraagt dan indien alleen de hoogstnodige juridische aanpassingen in het kader van de Omgevingswet zouden worden doorgevoerd (interne focus).

Externe organisatie:

Peeloverleg

De Omgevingswet vraagt om regionale samenwerking. Niet alleen is in de wet vastgelegd dat we rekening moeten houden met taken en bevoegdheden van andere bestuursorganen, ook vragen decentralisatie, grensoverschrijdende maatschappelijke vraagstukken en de overgang naar meer integraal en gebiedsgericht werken om samenwerking.

Er is een Peeloverleg Omgevingswet gestart (Peelgemeenten en ketenpartners). Wij staan als regiogemeenten elk voor dezelfde taak en het is de moeite waard te bekijken wat we kunnen leren van elkaar, of er taken verdeeld kunnen worden, of gezamenlijke leertrajecten of inkoop denkbaar zijn. In latere fase wordt het doorlichten van werkafspraken en het finetunen van werkprocessen (1-loket-opgave) in dit overleg geagendeerd, evenals praktische/inhoudelijke afstemming

(bijvoorbeeld over Omgevingsvisies, de wijze waarop buurgemeenten omgaan met beleidsvrijheid of samenwerking bij het realiseren van de digitale opgave). Dit Peeloverleg versterkt ons netwerk;

dit vergroot de kansen op succesvolle samenwerking die wij met onze Toekomstagenda voor ogen hebben (Huis van Asten, samenwerking op basis van goedschaligheid).

Externe inbreng

Helder is dat een externe focus gewenst is. Dit betekent dat we bij de voorbereiding op de Omgevingswet aandacht hebben voor de dialoog met de samenleving. Om onze processen,

instrumenten en organisatie zo in te richten dat de klant centraal staat is het noodzakelijk ook onze klant te horen. Participatie bij het opstellen van de nieuwe instrumenten is één onderdeel. Hier hebben we in het verleden reeds ervaring mee opgedaan, waar we op voort kunnen bouwen. De participatieladder wordt het instrument dat we gaan hanteren.

Verder zal worden verkend hoe we de samenleving inbreng kunnen laten geven op bijvoorbeeld onze dienstverleningsprocessen binnen de fysieke leefomgeving (hoe richt je bijvoorbeeld het werkproces Omgevingsvergunning daadwerkelijk klantgericht in? Of: de aanvrager is straks verantwoordelijk voor participatie rond zijn eigen initiatief, voor het voeren van bijvoorbeeld een gebiedsdialoog: heeft hij hierbij nog behoefte aan een procesbeschrijving?). Er moet worden onderzocht hoe afstemming, inbreng en uitwisseling op een goede manier georganiseerd kan worden.

Aandachtspunt hierbij: onze burgers willen gewoon goed geholpen worden, bleek uit de

Toekomstvisie. Dat vraagt ook dat we ze “met beleid betrekken” bij de zaken waar zij echt een

(24)

22 belang zien en verschil kunnen maken. Dit betekent dat we hen niet moeten overvoeren, maar dat we ze bewust moeten betrekken.

8.2.3 Communicatie

Voorgesteld wordt een organisatiebreed communicatietraject (raad, college, ambtenaren) op te stellen, niet alleen vanuit de Omgevingswet, maar in samenhang met de Toekomstagenda en het programma Vitale Democratie. Ook voor de inwoners moet duidelijk blijven/worden aan welke hoofdopgaven wij samen gaan werken en wat de andere manier van werken inhoudt; wij willen de open dialoog aangaan (aan blijven gaan), waardoor burgers zich uitgenodigd voelen om samen met ons te werken aan de gemeente Asten.

Wij adviseren hierin de burger niet te overvoeren met technisch-inhoudelijke informatie over de Omgevingswet. De stelselwijziging zelf is voor het merendeel van onze burger niet van grote relevantie. We informeren de burger vooral over die Omgevingswet-zaken die voor hem van belang zijn: dat er meer ruimte komt voor initiatief en maatwerk, dat regels en procedures eenvoudiger worden en dergelijke. Op de website zal basisinformatie worden geplaatst en gegevens van een contactpersoon waar meer informatie te verkrijgen is.

Over de Omgevingswet zal daarnaast nog verder intern gecommuniceerd worden. Er hebben al diverse activiteiten plaatsgevonden (in Teamoverleggen en met een themabijeenkomst). Na vaststelling van de programma-opdracht wordt hier verder vorm aan gegeven.

8.2.4 Tijd/planning

De voorbereiding op de Omgevingswet kan in verschillende fasen worden geknipt:

1. Bewustwording en verdieping (2018).

2. Voorbereiding en verandering (2019).

3. Realisatie en verankering (2020).

Moment van inwerkingtreding (1 januari 2021) 4. Doorontwikkeling en beheer (2021 e.v.).

In 2016 en 2017 is al een eerste start gemaakt in het bewustwordingsproces. Door het uitstel van de wet dat in het voorjaar van 2017 is aangekondigd (invoeringsdatum van 2019 naar 2021) zijn de meeste activiteiten gestaakt. Nu wordt een doorstart gemaakt.

- MT: Koersdocument: 3 oktober 2018.

- B&W: Themabijeenkomst o.b.v. Koersdocument: 30 oktober 2018.

- Themabijeenkomst raad, college, diverse collega’s: 21 november 2018.

- Februari 2019: programma-opdracht met Koersdocument in commissie en raad.

- Daarna: verder uitwerken implementatieplan.

In de bijlage is een planning op hoofdlijnen opgenomen.

(25)

23 8.2.5 Risicoanalyse.

Elke transitie kent risico’s. In bijlage 5 is een eerste overzicht opgenomen.

(26)

24

BIJLAGEN

(27)

25 BIJLAGE 1: ACHTERGRONDINFORMATIE DOELSTELLINGEN OMGEVINGSWET

(28)

26 ACHTERGRONDINFORMATIE EN DOELSTELLINGEN VAN DE NIEUWE WET

Waarom een nieuwe wet?

De wetgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving is omvangrijk. Het gaat om alles wat je hoort, ziet en ruikt in de omgeving. Door de jaren heen zijn meer dan twintig wetten en honderden regelingen ontstaan, die elk een specifiek onderdeel van de leefomgeving beschermen.

Het huidig omgevingsrecht is daardoor complex. Vaak is onduidelijk wat per gebied wel of niet mogelijk is en moeten tientallen wetten en regels geraadpleegd worden om een beslissing te nemen. Regels zijn elk op een eigen manier en met eigen begrippenkaders opgesteld. De nadruk ligt op het toetsen van regels (mag het wel?) in plaats van op het doel van het initiatief (willen we dit graag?).

Hierdoor worden ontwikkelingen, zèlfs als ze wenselijk zijn, vertraagd of tegengehouden. Ook kan de veelheid aan regels er toe leiden dat een bevoegd gezag alleen beslist over het voorliggende vraagstuk of de voorliggende wet, zonder naar de samenhang van de verschillende belangen in een gebied te kijken. Of moet een hoger bevoegd gezag beslissen over iets dat zuiver lokaal speelt.

Eerder is al gewerkt aan het aanpassen van het omgevingsrecht (denk aan de Wabo of de Crisis- en Herstelwet). Nu wil het rijk 1 grote verbeterslag doorvoeren, door met 1 Omgevingswet te komen, die alle wetten en regels op het gebied van de leefomgeving vereenvoudigt en bundelt.

De uitkomst is één integrale wet, die de kwaliteit van de leefomgeving borgt en ontwikkelingen mogelijk maakt. Dit is het hoofddoel van de wet, dat kan worden samengevat in het motto ruimte voor ontwikkeling, waarborg voor kwaliteit. Iedereen wenst immers een leefomgeving waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Maar daarvoor moet je wel goede afspraken maken met elkaar.

Wat zijn de verbeterdoelen van de wet:

Samenhangend, flexibel, uitnodigend en innovatief zijn kernwoorden van de nieuwe

Omgevingswet. Dat moet worden bereikt door minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven en lokaal maatwerk. Daarbij staat voortaan het doel van het initiatief centraal, in plaats van de regels.

Omgevingswet

R.O Natuur

Milieu

(29)

27 Het rijk heeft 4 verbeteropgaven van de nieuwe wet benoemd:

Verbeteropgave Impact voor gebruikers en gemeente

Lokaal maatwerk Decentralisatie (machtsoverdracht van hogere naar lagere overheden; regels dichtbij de ruimtelijke opgaven);

Eigen visie en eigen beslissingsruimte voor de gemeente;

Uitnodigingsplanologie (participatie, meer samen met en op initiatief van de samenleving);

Denken in kansen, ruimte geven aan initiatieven (van nee- mits naar ja-tenzij, van mag-niet naar kan-het; van een sturende naar een dienende overheid);

Van centraal kaderstellend naar lokaal maatwerk;

Bewust verantwoordelijkheid bij initiatiefnemers leggen.

Samenhangende benadering van de leefomgeving

Samenhangend beleid, besluitvorming en regelgeving;

Van sectoraal naar integraal beleid;

Naar gebieds- en opgavegericht werken;

1 integrale Omgevingsvisie op basis van

omgevingswaarden (en in samenwerking met de omgeving).

Meer inzichtelijkheid en gebruiksgemak

Deregulering (minder regels, meer gezond verstand; regels niet als doel, maar als afwegingskader);

Harmoniseren van begrippen;

Meer overzicht (1 geuniformeerde wet in plaats van 26 afzonderlijke wetten);

Beter toegankelijke regelgeving (met “1 druk op de knop”

ontsluiten van alle gebiedsinformatie);

1 Omgevingsplan voor de hele gemeente.

Snellere en betere besluitvorming Meer vergunningsvrij;

Integrale vergunningen via 1 loket;

Kortere procedures;

Vermindering onderzoekslasten;

Besluitvorming dichtbij de gebruiker van de fysieke leefomgeving (lokaal);

Flexibiliteit mogelijk.

Door de decentralisatie (meer lokale afwegingsruimte) en deregulering (integratie van sectorale wetten, verminderen en harmoniseren van regels) is er straks meer ruimte voor lokaal maatwerk en kunnen we gewenste ontwikkelingen eenvoudiger mogelijk maken. De dienstverlening aan inwoners en ondernemers kan hierdoor verbeteren.

(30)

28 BIJLAGE 2: STAND VAN ZAKEN STELSELWIJZIGING (VNG, JUNI 2018)

(31)

29 STAND VAN ZAKEN STELSELWIJZIGING OMGEVINGSWET (VNG JUNI 2018)

Inleiding

In deze update leest u de laatste stand van zaken rondom de Omgevingswet en de invoering van de Omgevingswet. U wordt bijgepraat over:

1. Algemene zaken

2. Roadmap Invoering Omgevingswet 3. Stand van zaken rondom de wetgeving 4. Ontwikkeling van de kerninstrumenten 5. Stimuleren van het ‘anders werken’

6. Ontwikkelingen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet

Algemene Zaken

Aansturing

Sinds 26 oktober 2017 vallen de Omgevingswet (de programmadirectie Eenvoudig Beter, de Nationale omgevingsvisie en het programma Aan de slag), de Crisis en Herstelwet, de Wet Ruimtelijke Ordening en het Kadaster onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties. Kajsa Ollongren is verantwoordelijk minister. Met ingang van 1 maart is Erik-Jan van Kempen de programma-DG bij BZK en per 1 juni 2018 is Heleen Groot waarnemend directeur van het programma Aan de slag en daarmee opvolger van Ineke van der Hee.

Financiën

Eind mei is bekend geworden dat het Kabinet €90 miljoen beschikbaar stelt voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de afspraken zoals opgenomen in het bestuursakkoord en kan het Rijk haar

investeringsverplichting (gemaximeerd op €150 miljoen) nakomen. De €90 miljoen komt bovenop het bedrag dat de afgelopen 3 jaar al is geïnvesteerd in het DSO, het informatiepunt en

invoeringsondersteuning. De Minister onderschrijft de interbestuurlijke ambities zoals vastgelegd in het bestuursakkoord als streefbeeld, waarbij er aanvullende middelen nodig zijn om deze te realiseren.

Bestuurdersbijeenkomst Omgevingswet

Op 10 september vindt van 13.30 – 17.00 uur de jaarlijkse Bestuurdersbijeenkomst Omgevingswet plaats in Den Haag. Deze bijeenkomst is bedoeld voor college van B&W. Meer informatie over de locatie volgt.

Voortgang

(32)

30 De monitoringsresultaten van het Programma Aan de Slag over 2017 laten zien dat er voortgang is in de voorbereidingen op de Omgevingswet. In bijlage 1 staan de belangrijkste resultaten voor

gemeenten opgesomd.

In deze fase van de voorbereiding op de Omgevingswet is het aan te raden om lokaal bezig te zijn met de volgende onderwerpen:

‒ Informeren nieuwe raadsleden en wethouders over de Omgevingswet;

‒ Bepalen van de ambitie voor samenwerking in de keten (visie, plan, vergunningverlening en handhaving);

‒ Oefenen met het opstellen van een omgevingsvisie en omgevingsplan;

‒ Inventariseren en ontwikkelen van nieuwe werkwijzen;

‒ Bepalen van de noodzakelijke veranderingen in de informatievoorziening.

Meer informatie over de voorbereiding en invoering is te vinden in het VNG Kompas Invoering Omgevingswet.

Roadmap Invoering Omgevingswet

Dit voorjaar is een start gemaakt met de roadmap Invoering Omgevingswet. Daarin wordt de samenhang tussen de hoofdsporen wetgeving, kerninstrumenten, digitalisering en anders werken weergegeven. Per veranderopgave worden de belangrijkste mijlpalen en te verrichten activiteiten benoemd, gericht op datum inwerkingtreding. Er bestaat een grote behoefte aan inzicht in de opgave die gemeenten hebben tot de inwerkingtreding van de wet. Daarom staat dit eerste concept van de roadmap Invoering Omgevingswet al online. Dit concept wordt de komende weken getoetst op volledigheid en correctheid en wordt deze zomer verder uitgewerkt. Na de zomer wordt de eerste versie gepubliceerd. Daarna wordt de roadmap halfjaarlijks geactualiseerd op grond van nieuwe inzichten, ervaringen en ontwikkelingen.

Stand van zaken rondom de wetgeving

(33)

31

Stand van zaken

De invoering van de Omgevingswet staat gepland op 1 januari 2021. Er wordt nog volop gewerkt aan het wettelijk stelsel, de invoerings- en aanvullingswetgeving:

• Invoeringswet

De Invoeringswet regelt de overgang van de bestaande naar de nieuwe wetgeving. Bovendien vult deze wet de Omgevingswet met een aantal essentiële onderdelen aan. De Invoeringswet gaat voor de zomer naar de Tweede Kamer. De verwachting is dat de behandeling na het reces plaatsvindt. Aandachtspunten vanuit de VNG zijn de reguliere/uitgebreide procedure, de

luchtkwaliteit als gezamenlijke verantwoordelijkheid en het DSO.

• Invoeringsbesluit

Het Invoeringsbesluit bouwt voort op de Invoeringswet. Het besluit regelt het overgangsrecht, vult de vier basisbesluiten van de Omgevingswet aan en zorgt voor intrekking en wijziging van zo’n 85 andere besluiten. Het Invoeringsbesluit gaat in oktober 2018 in consultatie. Belangrijke

onderwerpen voor gemeenten zijn: de plaats van de bruidsschat, het vergunningvrije deel, de ladder duurzame verstedelijking en verordeningen (welke mogen, moeten en kunnen in het omgevingsplan).

• Aanvullingswetten

‒ De Aanvullingswet grondeigendom ligt bij de Raad van State voor advies.

‒ De Aanvullingswet natuur wordt voor de zomer aangeboden aan de Tweede Kamer.

‒ De Aanvullingswet bodem ligt bij de Tweede Kamer.

‒ De Aanvullingswet geluid is terug van de Raad van State en gaat naar de Tweede Kamer op het moment dat er meer zicht is op de samenhang met het Invoeringsbesluit.

• Transitiewet

De ministerraad heeft eind maart ingestemd met het voorstel van de minister van BZK om de Crisis- en Herstelwet (Chw) te actualiseren. De VNG steunt het wetsvoorstel van de Transitiewet.

Het wetsvoorstel maakt het eenvoudiger voor gemeenten om vooruitlopend op de Omgevingswet te experimenteren met de instrumenten van die wet. Het voorstel stimuleert daarmee de transitie naar de Omgevingswet en de veranderopgave voor gemeenten.

De Transitiewet ligt bij de Raad van State en gaat na de zomer naar de Tweede Kamer. De Chw en de Transitiewet bieden gemeenten de mogelijkheid om te oefenen met de Omgevingswet alsof deze al in werking is getreden, met zo min mogelijk juridische belemmeringen.

Ontwikkeling van de kerninstrumenten

Omgevingsvisie

De omgevingsvisie is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke

leefomgeving waar een gemeente, provincie of Rijk verantwoordelijkheid voor draagt. Begin dit jaar zijn de resultaten van de tweede tranche pilots omgevingsvisie gepubliceerd in het Eindrapport pilots

(34)

32 omgevingsvisie 2017 – 2018. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor een nieuwe ronde pilots omgevingsvisie.

VNG heeft een NOVI factsheet (Nationale Omgevingsvisie) gepubliceerd. De factsheet geeft inzicht in de belangrijkste inhoudelijke thema’s waar de NOVI op ingaat. En daarnaast biedt het een overzicht van het proces en de planning van de NOVI. De NOVI is voor gemeenten en provincies van groot belang omdat alle overheden, inclusief de waterschappen, samen aan de lat staan voor de grote maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving. De verwachting is dat na de zomer een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer gaat. Acht Provinciale Omgevingsvisie zijn inmiddels afgerond. Alle overige provincies zijn inmiddels gestart met de voorbereidingen. Gemeenten moeten uiterlijk in 2024 een omgevingsvisie van kracht hebben. Tientallen gemeenten zijn al bezig. VNG heeft een factsheet omgevingsvisie voor gemeenten gepubliceerd en werkt aan de voorbereiding van een nieuwe ronde pilots.

Omgevingsplan

Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Om gemeenten te inspireren en te helpen bij de vertaling van regels naar de praktijk worden ‘staalkaarten’ gemaakt. Staalkaarten bieden gemeenten voorbeelden van gebieds- of themagewijze uitwerkingen van een omgevingsplan. De resultaten uit de eerste tranche vragen om aanscherping in een tweede tranche. En om praktijktoetsing. Voor de zomer komt het eerste materiaal beschikbaar.

Programma

Het instrument programma heeft diverse verschijningsvormen. Een overheidsorgaan kan meerdere programma’s vaststellen: onverplichte programma’s, verplichte programma’s en programma’s met een programmatische aanpak. Er is inmiddels een Verkenning Kerninstrument Programma opgeleverd.

Vergunning

Net als onder de huidige wet is straks voor activiteiten van burgers en bedrijven in de fysieke

leefomgeving een omgevingsvergunning vereist. In de Invoeringswet zijn belangrijke wijzingen over de omgevingsvergunning opgenomen, waaronder de ‘knip’ tussen technische bouwactiviteit en

omgevingsplanactiviteit. VNG heeft overleg gevoerd met het ministerie van Binnenlandse Zaken over de concept Invoeringswet. Zodra de Invoeringswet naar de Tweede Kamer gaat, informeert de VNG haar leden hierover.

Stimuleren van het ‘anders werken’

Om de verbeterdoelen die de Omgevingswet beoogt te kunnen realiseren, is een andere werkwijze bij gemeenten noodzakelijk. Hierin staan ruimte geven, vertrouwen, samenwerken en samenspel

centraal.

In de afgelopen periode zijn een aantal tools ontwikkeld, waaronder het Kompas. Het Kompas beschrijft de stappen om te komen tot een samenhangende invoeringsstrategie die aansluit bij de ambities en de maatschappelijke opgaven.

(35)

33 In de komende maanden volgen onder andere een Dialoogmodel Organisatieverandering

Omgevingswet, inspiratiesessies voor gemeentesecretarissen en een module ‘Sturen op transitie’ voor programmamanagers.

U vindt het overzicht van tools die in de afgelopen periode zijn ontwikkeld en die in de komende periode worden ontwikkeld in bijlage 2.

Ontwikkelingen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet

Bij de Omgevingswet hoort een goede digitale ondersteuning van overheden, burgers en bedrijven.

Hierin voorziet het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het DSO regelt de informatievoorziening over de fysieke leefomgeving en faciliteert en ondersteunt overheden, burgers en bedrijven door op één plek betrouwbare en actuele informatie over de leefomgeving te ontsluiten. Het DSO vervangt straks de bestaande voorzieningen Omgevingsloket Online (OLO), Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) en Ruimtelijke plannen. Het DSO-LV wordt stapsgewijs ontwikkeld, in afstemming en verbinding met de gemeentelijke praktijk.

Opbouw DSO

Op hoofdlijnen omvat het DSO landelijke voorzieningen (DSO-LV), collectief gemeentelijke

voorzieningen (GSO-CG) en gemeentelijke voorzieningen (DSO-G) die naadloos op elkaar moeten aansluiten. Zo ook de voorzieningen van de andere aangesloten overheden (Rijk, Provincies en Waterschappen).

Het DSO-LV zal op 1 juli 2019, anderhalf jaar voor inwerkingtreding van de wet, worden opgeleverd.

De standaarden, zoals afgesproken in het bestuursakkoord, komen eind 2018 beschikbaar. Zodat leveranciers tijdig de systemen kunnen aanpassen. Gemeenten, waterschappen, provincies,

rijkspartijen, omgevingsdiensten, GGD-GHOR en veiligheidsregio’s hebben dan anderhalf jaar de tijd om de eigen systemen hierop aan te sluiten. In bijlage 3 leest u meer over de functionaliteiten die onderdeel uitmaken van het DSO-LV en de stand van zaken van het DSO-LV.

(36)

34

Samenhang DSO-LV en DSO-CG

Naast meer aandacht aan de gebruikersinbreng bij de ontwikkeling van DSO-LV, wordt het gezamenlijk ontwikkelen van functionaliteit met de markt in gang gezet en worden bruikbare

functionaliteiten van DSO-LV in de praktijk getest. De samenhang en afstemming tussen DSO-CG en DSO-LV wordt in alle opzichten steeds sterker. Dit gebeurt onder andere via het inrichten van

integrale teams (verschillende disciplines, bevoegde gezagen) voor het realiseren van de per kwartaal geplande functionaliteit.

Wat kan en moet een gemeente zelf al doen?

Gemeenten moeten ook zelf voorzieningen (laten) aanpassen of (laten) ontwikkelen om het DSO als stelsel te laten werken. VNG en VNG Realisatie ondersteunen gemeenten bij deze opgave, door samen de gemeentelijke architectuur, processen, standaarden, leveranciersmanagement,

aanpassingen van ICT-systemen uit te werken en te onderzoeken (DSO-CG). De financiering van deze activiteiten maakt deel uit van het Fonds GGU en het Jaarplan GGU gekoppeld aan de

beweging van Samen Organiseren. DSO-CG wordt ontwikkeld op de principes van Common Ground.

In 2018 ligt de nadruk van DSO-CG op (samen) doen en leren via praktijkproeven en opleveren van ondersteunende instrumenten. Dat omvat ook algemene invoeringsondersteuning (handreikingen, modellen, opleidingen, sessies) om gemeenten te helpen bij de lokale veranderopgave

informatievoorziening. De ondersteunende producten zijn te vinden op de website van VNG Realisatie

Website VNG Realisatie

Website Aan de slag met de Omgevingswet

(37)

35 BIJLAGE 3: CONTEXT TRANSITIEOPGAVE OMGEVINGSWET; RELATIE MET ANDERE

ASTENSE PROCESSEN

(38)

36 CONTEXT TRANSITIE OMGEVINGSWET:

Asten staat voor een transitieopgave als gevolg van de Omgevingswet.

Er is sprake van een brede veranderopgave bestaande uit:

1. Een juridisch-inhoudelijke verandering (stelselwijziging, nieuwe instrumenten, herijking regels, nieuwe taken);

2. Een digitaliseringsopgave (aanpassing automatiseringssystemen, zowel landelijk als lokaal);

3. Een andere manier van werken, die zowel van ons, van de samenleving en van onze ketenpartners wordt gevraagd (daadwerkelijk anders gaan denken en doen).

Het leren werken met de nieuwe wet en de nieuwe instrumenten die daarbij horen is te overzien:

dit vraagt weliswaar om veel voorbereiding, leren en aanpassing, maar met de overgangsperiode die bij invoering van de Omgevingswet hoort kan deze transitie goed georganiseerd worden. De digitale opgave wordt grotendeels voorbereid door het Rijk. Hier ligt de opgave vooral in het tijdig doorvoeren van de gemeentelijke aanpassingen die nodig zijn.

De wet vraagt echter ook om een andere manier van denken en werken. Deze impact is groter en vraagt om een vroegtijdige voorbereiding.

We starten hierin niet bij nul. Er zijn al diverse activiteiten en ontwikkelingen gaande, waardoor de gemeente Asten al bezig is met een andere manier van werken. Hiermee bereiden we ons, bewust of onbewust, al voor op het werken in de geest van de Omgevingswet.

1. Toekomstagenda Asten 2030:

deze agenda is nauw overleg met de samenleving tot stand gekomen en past daarmee al in de geest van de Omgevingswet. Uit de Toekomstagenda blijkt dat de raad ruimte wil geven aan de samenleving. De Omgevingswet is hèt instrument om dit te vertalen.

Ook het opgave-gestuurd werken uit de Toekomstagenda past naadloos in de

Omgevingswet, waar het immers niet meer draait om het toetsen (mag het? Past het in

(39)

37 de regels?), maar om het mogelijk maken van doelen en ambities (wat willen we? Hoe maken we dat mogelijk?). De overige speerpunten uit de Toekomstvisie (Vitale Kernen, Centrumontwikkeling, Transitie Landelijk Gebied, Energietransitie/klimaatadaptatie) vormen een kader voor het formuleren van dergelijke opgaven en daarmee ook voor de nog op te stellen Omgevingsvisie. Tot slot ambieert de Toekomstagenda een manier van samenwerking (op basis van goedschaligheid en “het Huis van Asten”) die goed past in de geest van de Omgevingswet. De 1-loket-opgave vraagt ons een intensievere samenwerking met ketenpartners en andere overheden.

2. Bedrijfsplan:

naar aanleiding van ons bedrijfsplan is een ontwikkeling gaande naar klantgerichte, flexibele en omgevingsbewuste medewerkers. Dit zijn eigenschappen die naadloos passen bij “de omgevingswetambtenaar”. Gemeente Asten wil haar klant centraal stellen en haar medewerkers hiertoe in positie brengen.

3. Nota Burgerparticipatie:

De raad wil een pro-actieve houding van de samenleving, waarbij het indienen van burgerinitiatieven aan de orde van de dag is en waarbij de gemeente op een goede manier inspringt op deze initiatieven, om samen met haar inwoners te komen tot de beste oplossingen en resultaten. Dit sluit naadloos aan op het verbeterdoel van de Omgevingswet om te komen tot meer initiatieven en lokaal maatwerk. De vier V- begrippen van de Omgevingswet (Verbinden, Vertrouwen, Vrijheid in

Verantwoordelijkheid) geven aan op welke manier overheden hun initiatiefnemers tegemoet kunnen treden in participatieprocessen.

4. Veranderende samenleving:

Er is een algemene tendens gaande in de samenleving. Alle gemeenten hebben hiermee te maken. Burgers worden steeds mondiger en willen meer zelf aan het roer staan. De Omgevingswet geeft ze hiertoe meer mogelijkheden dan het oude

omgevingsrecht.

5. Coalitieakkoord 2018-2022:

Nadrukkelijke insteek is niet een dichtgetimmerd akkoord, maar om het aangaan van de dialoog, zowel raadsbreed, als met burgers en belangenpartijen, om samen met oplossingen voor maatschappelijke opgaven te komen. Dit is dezelfde gedachte die de geest van de Omgevingswet uitstraalt.

6. Huidige werkwijze:

Asten begint niet bij nul. We zijn geen “over-regelde” gemeente. Er bestaat al een cultuur van integraal werken (projectmatig werken). De werkprocessen zijn in het kader van de WABO opnieuw georganiseerd. Er wordt al veel gewerkt met en voor de samenleving; we slagen er steeds beter in om van buiten naar binnen te denken. De bestemmingsplannen zijn actueel en digitaal. Dit wil niet zeggen dat er geen

verbetering mogelijk is, maar het wil wel wat zeggen over ons vertrekpunt in de voorbereiding op de Omgevingswet.

Conclusie: er is sprake van een context van veranderingen in dezelfde richting, die elkaar versterken en die de voor de Omgevingswet gewenste andere manier van werken ondersteunen.

De Toekomstagenda 2030 is het centrale kader voor de gemeente Asten. In deze agenda staan de hoofdopgaven voor de komende jaren. Deze zijn in een interactief traject met de samenleving en de raad tot stand gekomen.

Uit de Toekomstagenda en de overige genoemde ontwikkelingen volgt het gemeentebrede programma “Vitale Democratie in Asten”. Dit programma wordt centraal aangestuurd in opdracht van de raad en ziet toe op alle diensten en produkten van de gemeente.

De Omgevingswet is één van de trajecten waarbinnen deze andere manier van werken gestalte krijgt. Hierbij gaat het om een verandering in de manier van werken en denken binnen de omgevingsrecht-gerelateerde diensten en produkten, zoals de Omgevingsvergunning, bestemmingsplannen, principeverzoeken en dergelijke.

(40)

38 BIJLAGE 4: AMBITIEBEPALING; INVOERINGSSTRATEGIËN OMGEVINGSWET

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In samenwerking met andere gemeenten zal het sociale domein voor, door en met de inwoners worden ingericht op een wijze die past bij de Duivense samenleving en de Duivense

We stopten in Portland, hoofdstad van Maine, maar het was zo lelijk en raar dat we beslist hebben om niet aan land te gaan en verder te varen naar Portsmouth.. Daar ook viel het een

Hierbij refereert hij denigrerend naar een tekst die ook door Pater Daniel geciteerd wordt (“Syrië bloedt, maar blijft overeind als een fier volk… Het Westen en zijn bondge-

Het programma voor de implementatie van de Omgevingswet richt zich in ieder geval op alle voorbereidingen die nodig zijn om op 1 januari 2021 in lijn van ons

Traditioneel wordt dit principe wel gebruikt, maar niet in zijn volle consequentie doorgevoerd: De richtlijnen van de Inter- national commision on radiation units (ICRU) schrijven nog

Wanneer twee jaar later hun eerste kindje Wim-Jan geboren wordt, spoort Ethel elk weekend naar Antwerpen om voor haar kleinkind te zorgen terwijl zijn mama en papa in het

RTL7 besteedt in het programma Ondernemend Nederland kort aandacht aan de retailvisie van de Leidse regio.. Kijk daarom op zondag 22 januari om 10 uur

Hoewel de directe impact van het gevoerde beleid nog verder moet onderzocht worden, is duidelijk dat (1) de taxshift verantwoordelijk is voor een substantieel deel van