• No results found

VNG Kompas Invoering Omgevingswet

Dialoogmodel VNG: hoe kijken we naar de veranderopgave? Welke verandertype zijn wij?

Dit kan worden bepaald aan de hand van 2 vragen:

1. Is de Omgevingswet aanleiding om de gemeentelijke werkwijze en beleidskaders geheel te vernieuwen of ga je uit van bestaande kaders en werkwijze?

2. Richt je je vooral op de externe opgaven en actoren in het fysieke domein of ligt de focus op de eigen organisatie?

Afhankelijk van de antwoorden kies je positie in het assenkruis en kom je bij één van de vier verandertypen of ambitieniveaus terecht. De keuze voor de ambitie is de basis om de verdere invoeringsstrategie op te bepalen: hoe ga je je verder voorbereiden op de implementatie van de Omgevingswet.

- Consoliderende strategie: “aanpassen en interne focus”

Bij deze strategie doe je alleen wat nodig is vanuit een juridisch-inhoudelijke invalshoek:

de noodzakelijke wijzigingen die de wet vraagt worden uitgevoerd. Het is een

vakinhoudelijke benadering: huidige beleidskaders worden geïnventariseerd, er komt een omgevingsvisie en een omgevingsplan, de benadering is vooral projectmatig (vastomlijnde projectdoelen, helder begin en eind).

40 - Onderscheidende strategie: “aanpassen en externe focus”

Ook hier is de huidige situatie uitgangspunt; gekeken wordt naar wat er al ligt en hoe dit kan worden aangepast naar het gedachtengoed van de Omgevingswet. Opgave- en gebiedsgericht werken staat centraal. Dit vraagt om een gebiedsgerichte aanpak, waarin per deelgebied kan worden geëxpirimenteerd met de Omgevingswet (bijvoorbeeld via een pilot Omgevingsplan) om al doende te leren, samen met je inwoners, en tot nieuwe

instrumenten voor de hele gemeente te komen. Binnen deze aanpak wordt van buiten naar binnen gedacht (externe focus). Het gaat om gebiedsgericht, expirimenteel werken.

- Calculerende strategie: “veranderen en interne focus”

De nadruk ligt hier op de wens om daadwerkelijk te veranderen naar een nieuwe situatie, mits dit aanwijsbaar voordeel oplevert; op welke onderdelen kan de ruimte die de

Omgevingswet ons biedt baten opleveren en wat is ervoor nodig om hier te komen? Hier gaat het om resultaatgericht werken (gewenste resultaten, in beeld brengen via een businesscase, kosten/baten analyse maken, keuzes maken op basis van efficiëntie en effectiviteit).

- Vernieuwende strategie: “veranderen en externe focus”

Ook hier staat de wens om te veranderen naar een nieuwe situatie centraal. Proces- en mensgericht werken hoort bij deze strategie. Het advies is pilots te starten om samen met externe betrokkenen te bepalen hoe de nieuwe werkwijze er uit moet komen te zien. De veranderopgave kan gezamenlijk worden verkend, met focus op betrokkenen en met veel aandacht voor het proces om samen te werken.

41 BIJLAGE 5: RISICO’S

42 RISICOANALYSE OMGEVINGSWET

In dit stadium zijn alleen nog algemene risico’s te benoemen. De risico-analyse is een organisch document en zal regelmatig worden bijgesteld.

De volgende algemene risico’s kunnen vast worden benoemd:

Bestuurlijke risico’s:

1. Bestuurlijk draagvlak en consensus ten aanzien van ambitie: wil iedereen hetzelfde?

2. Bestuurlijke sturing: de onderwerpen voor de omgevingsvisie (los van de hoofdopgaven uit de Toekomstagenda), het herijken van het omgevingsbeleid en het Omgevingswet-proof maken van werkprocessen lopen dwars door de portefeuilles. Dit vraagt goede afstemming en het kiezen van een gezamenlijke lijn.

3. Bevoegdheden: vooralsnog is onduidelijk hoe het bevoegd gezag precies geregeld is: wat doet het gemeentebestuur, wat doet het provinciebestuur, wat doet het waterschap?

Organisatierisico’s:

1. Kennis en capaciteit organisatie: is aandachtspunt voor zowel de voorbereiding als de fase na implementatie van de Omgevingswet. Het risico zit enerzijds in feitelijke capaciteit (om goed voor te bereiden op de Omgevingswet zullen breed door de organisatie activiteiten moeten gaan plaatsvinden: dit kost tijd en inzet). Anderzijds in kenniscapaciteiten; leren werken met de nieuwe wet en nieuwe vaardigheden (nadruk verschuift van toetsen van regels naar het aangaan van het gesprek. Er zullen minder toetsingskaders zijn en meer 1-op-1-afwegingen. Dit vraagt dus wat van de organisatie.

2. Draagvlak organisatie (het gaat niet alleen om kennis en kunde, maar hoe zit het met eventuele weerstand versus acceptatie van veranderende rollen). Asten begint op dit gebied echter niet bij nul.

3. Spook van de paradigmashift: er komt –weer- een verandering op de organisatie af. Pas op voor het “jullie moeten veranderen” effect. Benadruk alles wat Asten al heeft en doet dat past in de geest van de Omgevingswet, bijvoorbeeld integraal werken, participatie. En combineer zoveel mogelijk acties van bijvoorbeeld programma Vitale Democratie, bedrijfsplan en Omgevingswet om verandering-stapeling te voorkomen.

4. Institutionele padafhankelijkheid: hoe integraal werk je straks echt samen met je ketenpartners? Er is een risico dat ieder “zijn ding blijft doen” of het gevoel van gezamenlijk eigenaarschap er niet is (dat hoort niet bij ons, maar bij een ander, want eerder hoorde het ook niet bij ons). Vergelijk met de kanteling van het sociaal domein:

risico dat alle afzonderlijke partijen toch nog steeds ieder voor zich werken. Het beoogd resultaat kan hiervan de dupe zijn).

Maatschappelijke risico’s:

1. Hoe organiseer je dat besluiten onder de nieuwe Omgevingswet duurzaam en democratisch zijn? Het belang van zorgvuldige besluitvorming (in afweging, formulering en archivering) wordt nog groter dan eerst.

43 Juridische risico’s:

1. Belang van een goed omgevingsplan (hoe upload je alle relevante omgevingsinformatie in 1 omgevingsplan dat digitaal eenvoudig toegankelijk is. Hoe vager het omgevingsplan, hoe meer de afweging doorschuift naar de vergunningbesluiten; belang van zorgvuldige

onderbouwing ligt dan helemaal daar).

2. Impact handhaving: de tendens is meer algemene regels en meer regelvrij. Wat betekent dit voor vergunningverleners en zeker ook voor handhavers? Dit kan gevolgen hebben voor de huidige inrichting van de afdeling.

3. Deregulering en vereenvoudiging: wat betekent de beoogde vereenvoudiging van regels?

Mogelijk geldt vooral voor de aanvrager dat het eenduidiger en inzichtelijker wordt, maar komt er meer werk op het bordje van de gemeente. Hoe waarborg je de

omgevingskwaliteit?

4. Precedentwerking: er is straks ruimte voor lokaal maatwerk. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval een ander besluit dan in het andere geval wordt genomen. Waar voorheen de nadruk lag op gelijke beslissingen (geen precedentwerking), ontstaan nu juist

maatwerkbeslissingen. Dit vraagt om zorgvuldige afwegingen en zorgvuldig onderbouwde besluitvorming. Hier moet aandacht voor zijn. Onduidelijk is nog hoe de Raad van State hiermee omgaat.

Financiële risico’s:

1. Kosten: welke kosten neemt de implementatie van de Omgevingswet nu precies mee voor de gemeente? Door het kostenmodel van de VNG te gebruiken wordt dit risico zo goed mogelijk beheerst. Er is op basis hiervan budget (vastgelegd in de begroting). Het project Scenario-ontwikkeling Financieel Gezond Huishouden kan hier nog verandering in brengen (bezuinigingstaakstelling); dit is van invloed op de verdere aanpak en planning.