• No results found

Westels dialect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Westels dialect"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Westels dialect

Dit woordenboek Westels bevat 26 gezegden, 743 woorden en 4 opmerkingen.

26 gezegden

∙ als het sneeuwt, wordt er vaak zout gestrooid. - As het snieöt, wördt er dikkes zeit geströd, gestroeöd.

∙ anders nog iets - veutters nog iet

∙ bier drinken - voaze schelle

∙ drie rauwe eieren - draa raa aare

∙ een zak chips - een hoos chips

∙ frieten eten - een fritteke steken

∙ geluk is voor lelijke mensen - geluk is veu lelleke mense

∙ het een of het ander - aare of joeng

∙ het geeft niet als er te veel is - da et gen broëd

∙ het regent pijpenstelen - et reigert aa waaven

∙ het zit niet in de weg - het hangt niet aan uw been

∙ hij draagt er geen zorg voor - haa sloagt da ni goa

∙ iets dat overgaar is - da is zoewe plat as ne stront

∙ iets verzwijgen - Wa nie wét, da ni lét

∙ iets wat geen moeite kost - t' is e fleutje van ne cent

∙ ik ben misselijk - ik zen motteg

∙ ik ben verkouden - ik hem een valling

∙ in de rats zitten - in de patatten zitten

∙ je ziet er slecht / bleekjes uit - ge het e gezicht gelak e saaspenneke

∙ jij bent zot - ge zaa nen tist

∙ klein rondje - rond de kerktoren

∙ man of vrouw die regematig snoept of iets speciaal wil eten - een belust waaf

∙ uitleg die nergens op lijkt - nen utleg van kust maa gat

∙ wa lee doa nei te spettelen - wat ligt daar nu te spartelen

∙ Wat je opschept moet je opeten. - Wa ge ruurt da ge stuurt da ge meevuurt.

∙ wat ligt daar nu te spartelen? - wa lei doa nei te spettelen?

743 woorden

∙ aan diggelen - in frut van iejen

∙ aanrecht - pompsteen

∙ aardappel - petat

∙ aardappel - aardappelen - patat - patatten

∙ aardappelloof - petattenkrooat

∙ aardappelpuree - petattenstoemp

∙ aardbei - etsbees

∙ aardbei - aardbeien - jetsbees - jetsbezen

∙ aarde - jijr

∙ aarde - ejar

∙ aardworm - piet

∙ Aarschot - Asschot

∙ acht (8) - acht

∙ achteraan in de bus - achter in de bus - van achter in de bus

∙ altijd - altaa

(2)

∙ alweer - weiral - weiöral - wérral- vanhaar

∙ Amerikaans - Amerikanen - Amerika - Ameriköns - Amerikaone - Amerika

∙ anders om - achterste veu

∙ andersom - andersoem-annesoem

∙ Antwerpenaar - Antwerpeneir

∙ apotheker - appeteker

∙ armband (bracelet FR) - branzjelet

∙ arts, dokter - doktoor

∙ asjemenou - oh my god - omg - amai mönne frak

∙ asperges - aspesseus

∙ augustus - oogustus

∙ auto - otto

∙ autoped - trottenet

∙ averbode - everbeur-eiverbeur

∙ avond - aovent

∙ babbel - semmel

∙ babbelkous - semmelwaaf

∙ banaan - banaon

∙ barsten - beste

∙ bedonderlegger voor kinderen - nen twalseree

∙ Begijnendijk - Beganendaak

∙ België - wij zijn van België - welle zen van Belge (BE-lö-gö)

∙ bent u zeker? - zaade zeker?

∙ benzine - naft

∙ benzinestation - naftpoemp - naftstaose - tankstasjon

∙ Bergom - Bergoem

∙ beschadigen - verinneweren - nao de knoppen doen - ni kunnen goa slaogen

∙ beschamend - affrontlek

∙ bestelwagen - kammejonnet - kamjonnet

∙ bewaaraardappel - muizen

∙ bezig zijn - in de wiggel zèn

∙ bibliotheek - boekeraa

∙ Bier drinken - Glaze bookes

∙ bieten - bieêten

∙ bijl - è baal

∙ bijl - het bijl

∙ bijna - be (n) nao - be (k) kan - be (k) kanst

∙ bijna, seffens, binnenkort - bedieëme

∙ Bijtel - Baatel

∙ binnenkort - binnenköt

∙ bitte schön (DTS) - here you are (ENG) - astemblift, asteblift

∙ blaadje - blörreke

∙ bladeren van boom - blaaren

∙ blauw - blaad - blaa - de lucht is blaad - de blaa lucht

∙ blij - blaa

∙ blootvoets, op zijn blote voeten - berrevuts

∙ boek - de boek, dien boek

∙ boerderij - boerderaa

∙ boerenkoolpuree - gruune stoemp

∙ bonenstaak - beunstaak

∙ boodschappentas - kabas

∙ boot - ne boeet

∙ bord - talloeër

(3)

∙ bord - telloor

∙ bosmier - brek

∙ bot stro - bussel stroeë

∙ botten - het gebente, het gebieönte

∙ bovenste van blauw werkpak - ne kiel

∙ braambessen - brembezen

∙ broek of jaszak - een tes

∙ bromfiets - ne brommer

∙ brood - broden - broeöd - broeön

∙ broodautomaat - broeöd-ottomaot - broeöd-ottomaot

∙ brouwerij - braaveraa

∙ brouwerij - brouwer - braveraa - braver

∙ Brusselaar - Brusseleir

∙ buik - boak

∙ buiten WC (toilet) - een heuske

∙ bussel hout - bussel haat

∙ bustehouder - tettezjeir

∙ cadeautje - kadoke

∙ chocola - chocolade - chocolat

∙ chocolade korreltjes - keutelkes

∙ correct - tegoei

∙ correct - zjust

∙ daar hou ik me niet mee bezig - dao havekik mön agen ni mee bezig - ik haaf mön agen dao ni mee bezig - daomee havekik mön agen ni bezig

∙ daar juist - tejust

∙ dadelijk - bediejeme

∙ dakgoot - keurnis

∙ dakgoot - kernis

∙ dat hangt mijn keel uit - da hangt mön voeten öt

∙ dat is klinkklare onzin - da´s zieöver in pakskes

∙ dat zou je nochtans niet zeggen (pourtant FR) - da zare pertang ni zeggen

∙ de aardappelen zijn gaar - de petatte zen mörreg

∙ de afstandsbediening - de afstandsbediening - het kaske

∙ de kat heeft kleintjes - de kat hei gejoenkt

∙ de markt - de met

∙ de melk - het melk

∙ De Nethe - De Neet

∙ de pitten van een druif - de kjeinen van een droawef

∙ de ramen lappen - de roaten kössen

∙ de verwarming, de radiator - de sjefaas (de verwerming), de radiateur

∙ deken - sözze

∙ dertien - dettien

∙ deze namiddag - tachnoen

∙ die man van... - dieë van

∙ die vrouw van.. - die van...

∙ dinsdag - destag

∙ doek - vod

∙ Doen - Duun

∙ Doen jullie dat thuis ook? - Doere gelle da thoas ok? - Gelle doe ta thoas ok?

∙ dom - stoemm (korte oe)

∙ dorp - dörp

∙ dorsen - deusse

(4)

∙ dorsmolen (machiene) - deusmeule

∙ dorsmolen (machine) - deusmeule

∙ dorst - döst

∙ dorst hebben - döst hemmen

∙ douche - stortbad

∙ draad in naald steken - vessemen

∙ draaidop - gesseldop

∙ drie - draa

∙ drie (3) - draa

∙ drinkbus - biddon

∙ drogen - droeögen

∙ droom - dromen - droeöm - droeömen

∙ duizend - duzend

∙ éclair - sjoeke

∙ een - een - ne - nen - nem - - - ne man, een vraa, een kind - nem boer - nen ottoo

∙ één (1) - ieön

∙ een beroepsmilitair - ne buffer

∙ een bord - een telloor

∙ een borstel - ne beustel

∙ een das - ne plastron

∙ een eend - eun en

∙ een fiets - ne vloo

∙ een fietspomp - een vloo-poemmp

∙ een gat in mijn kous - een kot in men kaas

∙ een gek - ne kwit of kwiebedoo

∙ een hark - een krap

∙ een hark - een hak

∙ een hemd - een hem

∙ een idioot, persoon die steeds domme opmerkingen maakt - ne mast

∙ een kaal hoofd - ne kletskop

∙ een kaartje kopen - voor de trein - een kötje koeöpen - veu den traan

∙ een kast - een kas

∙ een kip - eh kieke

∙ een koe - een koei

∙ een kookpot - ne kastrol

∙ een kopje koffie - een zjat kaffe een koem koffe

∙ een lekke band - ne platte band - nem plattem band

∙ een losbandig persoon - ne flierefloater

∙ een man - ne vent, ne man

∙ een mannelijk slippertje - ne aanhaaver

∙ een merel - een meeal

∙ een molen - ne meule

∙ een motor - ne moteur

∙ een rund - ne meutte

∙ een sauspot - een saaspenneke

∙ een schommel - ne raatak

∙ een slak - een slek

∙ een slippertje maken - aanhaave

∙ een snoepje - een bees

∙ een spade - een schup

∙ een spanvijs - ne serzjaant

∙ een stoel - een stulleke

(5)

∙ een stoeltje - een stulleke

∙ een struik - nen heust

∙ een taart - een vloa

∙ een tas - een zjat

∙ een tas koffie - een zjat kaffe

∙ een TV - nen televies

∙ een vergiet - nen temst

∙ een verhouding hebben - hij of zij haaft aan

∙ een vliegenraam - é stramaan

∙ een vrouwelijk konijn - een voewe

∙ een vrouwelijke slippertje - een aanhaafster

∙ eieren - aaren

∙ eigenlijk - agenlijk

∙ Eindhout - Endert of tut

∙ eindhout (gemeente) - endert

∙ elektricien - ellentrikker

∙ elektriciteit - ellentrik

∙ elf - ölf

∙ emmer - nen ieemer

∙ emmer - ieëmer

∙ en wat al niet; en wat al niet meer; en wat al niet meer zij - en wa weet ik allemaol

∙ erg, groots - gerellig

∙ erwten - aaten

∙ even iets tussen door doen - tussen de soep en petatten

∙ eventjes - reskes

∙ F5 - ef vaaf

∙ februari - febrewaore

∙ fiets - vloo

∙ fietspad - veloweg

∙ fietsstuur - gedon

∙ fluwijn, kussenovertrek - flöwaan

∙ fopspeen - nene tutter

∙ fopspeen - tutter

∙ fotograaf - portrettentrekker

∙ fototoestel - kodak

∙ friet - frut

∙ frieten eten - frut ete

∙ frietketel - frutketel

∙ frikadel, gehaktbal - frikkedel

∙ frit met mayonaise - frut mee majeneis

∙ frituur - fruttuur, frutkot

∙ frummelen - froemelen

∙ gaatje - kotteke

∙ gadeslaan - in het oeög haven - in d´oeög haven

∙ garage - graas

∙ garage - garaas

∙ gat in plank buitenwc - de bril

∙ gecastreerde kater - ne gesneeë koater

∙ Geel - Gijl

∙ gehakt - gekapt

∙ geit - gaat

∙ gek - kwit

∙ gemeente - gemente

(6)

∙ gemorst - gesmost

∙ gevoerde rok - ne gevöjerde rok - ne rok mee een vöjering

∙ gewoonlijk - onnörres

∙ geüpdatet (ge-up-deet) - geüpdatet - ge-update-t (ge-up-deet) - (ge-öp-deet) - (ge-ap-deejt)

∙ glijbaan - ne raas-af

∙ goed - goe

∙ goed - beter - best - goe - beiter - best

∙ gootsteen - poempbak

∙ gootsteen - moozegoot

∙ gordijn - gordaan

∙ gouden huwelijk - gaave jubilee

∙ gracht - grecht

∙ gracht, greppel, sloot - grecht

∙ gras maaien - gazon afdoen

∙ gras voor koeien - veujer

∙ grasstrook aan oude woning - ne blaak

∙ gratis - verniet, graotis

∙ griep - grip

∙ groen - gruun

∙ grondstuk - zil

∙ gronrig vernietigen - vermassakreren

∙ grootmoeder - peit

∙ grootvader - peetere

∙ grote dommerik - koerskemel

∙ hakken (schoen) - pollevies / tallonnen

∙ hakken en harken - hakken en krabben

∙ ham - hesp

∙ Hamer - Haumer

∙ handig - hennig

∙ handkar - stootkaar

∙ handtas - sjakos

∙ handtas - kabas

∙ handtas - zjakos

∙ harde schijf (computer) - hétte schaaf

∙ hark (werktuig) - harken - in de tuin aan het harken - krab - krabben - in den hof aon 't krabben

∙ hart ; hard - daar is ie niet goed van - dat komt hard aan - hétt - hédt - dao is öm het hétt van in - da komt hédt aon

∙ hé daar man (vrouw) - heijom

∙ heb je al gedaan - hère al gedoan

∙ heet geval - hiejeten tiejen

∙ heggeschaar (NL) - (haagschaar) (VL) - haogscheir

∙ Heist-op-den-Berg - Hest - (Hest-oepp-dem-Berg)

∙ helemaal naakt, zonder kleren aan - möjeneks

∙ helicopter - hellekopter

∙ Herentals - Hertals

∙ Herenthout - Herteit (Hörtuit)

∙ herfstgras - toemert

∙ herfsthooi - toemert

∙ Herselt - Hessel

∙ het dialect van Westerlo - het Westels dialect - het dialect van Westel - het Westels dialect

∙ het dorp - het deurp

∙ het is gloeiend heet - tis gluntig hiët

∙ het nieuws - het nies

(7)

∙ Het Tongels klooster - 't Toengels klöster

∙ Heultje - Höltje

∙ Heultje - Hultje

∙ Hiel - Vessem

∙ HIELEN - VESSEME

∙ hij heeft - haa hei - a hei

∙ hij is - haa is - a is

∙ hij is met de noorderzon verdwenen - haa is ribbedebie

∙ hij is op zijn tenen getrapt door wat je hem hebt gezegd - gaa zaa - ge zaa in zön koeölen gerieön

∙ hij rijdt - rijdt hij - haa redt (a redt) - redt haa - redt em (rettem)

∙ Hij wil niet dat ze zijn hemden strijken voor hem, - A wilt ni hemmen da ze veu höm z´n hemmen straken

∙ hondenkar - hondskaar

∙ honger - hoenger

∙ honger als een paard - hoenger lak een pjeid

∙ hoofdpijn - koppaan

∙ hooimijt - hoeëmaat

∙ hooivork - een gaffel

∙ horen - hoeören

∙ horloge - lözze

∙ horlogemaker - lözzemaoker

∙ Houtvenne - Haatven Josterwaak

∙ Hulshout - Hulsert

∙ huwelijksfeest - breuleft

∙ huwen - traave

∙ iedereen - alleman

∙ iemand met kapsones - nen dikken nek

∙ iets stuk - das kapot

∙ iets van geen waarde - keskeschiet

∙ ijskast - aaskas

∙ ijsschaats - schofferdaan

∙ ijswagen - kreimkaar

∙ ijzer - azer

∙ ik ben - ik zen, ik ben

∙ ik heb - ik hem

∙ ik rijd (ik rij) - rij ik - ik raan - ranekik - raan ik

∙ ik schrijf - ik schraaf

∙ ik snap het niet - ik kom er niet uit - ik kan er ni aon öt - (ik kanner ni-jao-nöt)

∙ in (de provincies) Oost- en West-Vlaanderen - in de Vlönders

∙ in allerijl, halsoverkop - hoeterdekoeter

∙ in gruzelementen uit elkaar vallen - in groazelementen van ieön vallen

∙ in Wallonië - in Wallonië (in de Waolen)

∙ Indommelen - indoemmelen

∙ It's raining cats and dogs. Het regent dat het giet. Hij komt zeiknat binnen. - Het zekt. Het is oan 't zaken. A komt zaaknat binnen.

∙ Italiaan - Italiaans - Italië - Italiaon - Italiöns - Itöllië

∙ januari - jannewaore

∙ jas - frak

∙ Jawel hoor! - Jaot gaa!

∙ Je moet niet blozen - ge mot nie wurren roodzien

∙ je moet toch eerst trouwen voor dan je aan kinderen begind - ge moe toch eerst trijve veu alleer da ge joeng makt

∙ jij - gaa

(8)

∙ jij hebt - gaa hét

∙ jij rijdt (je rijdt) - rij jij - gaa redt - redde gaa

∙ jongen - joengen

∙ jullie - gelle

∙ jullie hebben - gelle hei - gelle hét

∙ jullie rijden - rijden jullie - gelle redt - reddegelle

∙ jullie zijn - gelle zaa

∙ kaars - kaarsje - kjeis - kjeske (keske)

∙ kaas - keis

∙ kaffekoek - koffiekoek (soort gebak)

∙ kalf - meute

∙ karretje - kerreke

∙ kauwgom - tuttefrut

∙ kei - kaa

∙ keimager - zeer mager - kaa-maoger - zoeö maoger lak ne graot - graotmaoger

∙ ken het niet - jaanes

∙ kers - kersen - kes - kezze

∙ kerstmis - kessemis

∙ kikker - ne veus

∙ kikvors, kikker - kikvös

∙ kind geboren voor het huwelijk - een veurkind

∙ kinderen - joeng

∙ kip - kieke

∙ kip - kippen - kieke - kiekes

∙ kippenhok - kiekeskot

∙ kippevel - hinnekraa

∙ klaar - kleir

∙ klein kind (dialekt) - snotneus

∙ klein varken - tuke

∙ kleuterschool - papschool

∙ klimmen - kleffere

∙ klokkenspel (man) - buz

∙ klontje - kluitje

∙ kloosterzuster - een non

∙ knikkers - errebollen

∙ koe - kuie

∙ koe - koei

∙ koe - kuui

∙ koelkast - aaskas

∙ koffie - kaffe

∙ koffiekan - kafpot

∙ Koken (aardappelen) - Zeujje

∙ kolenkit - hullebus

∙ konijn - konaan

∙ koning - koningin - keuning - keunigin (keu-ni-gin)

∙ kopzorgen - kopzörgen

∙ kort - een korte broek - köt - een kötte broek

∙ koster - köster

∙ koud - kei, kaa

∙ koud - kaat

∙ kous - keis, kaas

∙ krant - gazet

∙ kroonluchter, luchter - (Lüster) (DTS) - luster

(9)

∙ kruispunt - kroaspunt

∙ kruiwagen - krowaogen

∙ kruiwagen - kreuiwaage

∙ kruiwagen - kruiwagens - kro-waogen - kro-waogens

∙ kruiwagenriem - kruiïriem

∙ kunstgebit - valse tannen

∙ kussensloop - fluwaan

∙ kwaad - kao

∙ laarzen - laarzen uitdoen - botten - botten ötdoen

∙ laatste - leste

∙ ladder - lieör

∙ lang - lang haar - met lange haren - lang, lank - lank haor, mee lank haor, mee lange haoren

∙ legerdienst vervullen - baa den troep

∙ limonade - limenaat

∙ loop naar de maan - löpt nao de maon

∙ lopen - loeëpe

∙ luiaard - ne lamme sjarel

∙ luisteren - lösteren

∙ lunchtas - schoofzak

∙ maaien - meeën

∙ maandag - möndag

∙ maar - mo

∙ maart - maart, meiöt

∙ made - mooa

∙ mag ik even uw mening vragen? - mag ik aa gedacht is? - mag ik aa gedacht is vraogen?

∙ man - man, vent

∙ manneke - menneke

∙ mannelijk konijn - ne raar

∙ markt - met

∙ mayonaise - mayoneis

∙ Mechelaar - Mecheleir

∙ meer - mieör

∙ Meerhout (gemeente) - Merret

∙ mei - maa

∙ meisje - meske

∙ melkkruik - melkpot

∙ merel - meeal

∙ mestvoerder - zaakvuurder

∙ met champignons - mee sjampejonnekes

∙ mier - moezaaken

∙ mijn - maan

∙ mijn das - mennen heiring

∙ mijn jas - maan zip

∙ mijn man - dieön van ons

∙ mijn overjas - mane frak

∙ mijn verstand - maane meule

∙ moe - muug

∙ moeder - muiër

∙ molenaar - mölder

∙ mondharmonica - noeneke

∙ mooi - schoeön

∙ morgen - merrege

∙ morgen - merge

(10)

∙ morren - muizze

∙ morsen - smosse

∙ moto - tuffer

∙ mouwloos undershirt, lijfje - lefke

∙ muskaatnoot - krowanoot

∙ muurtje - stichel

∙ na de middag - na de noen

∙ naakt - meujenaks

∙ Naar Zwitserland gaan om te gaan skieën, en dan terug thuiskomen om te gaan scheiden. - Nao Zwitserland gaon oemm te gaon skieön, en dan terug thoaskomen om te gaon schieön.

∙ naast - neffen

∙ naast mekaar - neffenieën

∙ ne gek - ne zot

∙ neef - ne kozaan

∙ negen (9) - negen

∙ neutraal (als de versnelling in neutraal staat) ) - in liber

∙ niet - ni

∙ nijdigaard - zjaanes

∙ nochtans - pertang

∙ nu - nei, naa

∙ Olen - Oeölen

∙ olie - ole

∙ oliebollen - smaatbollen

∙ omgekeerd - eivereksoem

∙ Onderbroek - Onderhoos

∙ ondergoed - een lijfke

∙ ondertussen - swens

∙ onderwijzer - ne meester

∙ onervare iongen - ne melkmeutte

∙ onze peter - osse peetere

∙ oogarts - oeögarts

∙ oogarts - oewegmiejester

∙ op stap zijn - vadroeije

∙ opnieuw - oepp-nift (van ten haar)

∙ oppompen - oepp-poemmpen

∙ opzij - bezaan

∙ opzij - oepp-zaa

∙ oude koeien uit de sloot halen - ei koeien öt de grecht haolen

∙ overgordijnen - drapperies

∙ overgordijnen en vitrage - drapperies en gordanen

∙ overmorgen - overmergen

∙ paard - peeat

∙ paard - pjeid

∙ paard - paarden - pjeid - pjeiren

∙ paardenbloem - pisbloem

∙ paardenmolen - pjeirenmeulen

∙ paardenmolen - peeäremeulen

∙ paardenmolen - peiérremeulen

∙ pak stro - bot hoeë

∙ papierenzak - een hoos

∙ Parijs - Paraas

(11)

∙ peer - peir

∙ peper en zout - peiper en zeit

∙ perzik - peus

∙ perzik - perziken - pös - pözzen

∙ Piet Jef - De Piet, de Jef

∙ pijn - zeèr

∙ plaspot - pispot

∙ platenspeler - picup

∙ Poederlee - Pöjel (Puijel)

∙ poetsvrouw - kuiswaaf

∙ politie - pollís

∙ politie - polies

∙ politie-agent - politie-agenten - zjanderm - zjandermen - polisse-agent - polisse-agenten

∙ politiekantoor - zjandermerie

∙ pootaardappel - plantpetat

∙ postbode - facteur

∙ postzegel - temper

∙ prei - praa

∙ prutser, onhandig persoon - klosser klodereir

∙ pudding - podding

∙ Raden - Gruiën

∙ regenachtig koud weer - miezerig

∙ regenen - reigenen (et reigert)

∙ regenjas - perremiabel

∙ regenjek voor fietser - baske

∙ reis - reizen - raas - razen

∙ rekenen - reikeren

∙ rekenmachine - reikenmachinke

∙ rennersstuur - ne kroeme gedon

∙ richting-aanwijzer (s) - pinker (s)

∙ rijden - raan

∙ rijwiel met hulpmotor - solex

∙ Rits van een broek - Fluitjesbroek

∙ rolluiken - rolblaffeturen

∙ rood - een rode auto - de auto is rood - roeöd - ne roeön ottoo - den ottoo is roeöd

∙ rook - doemp

∙ rotte aardappel - rotte petat

∙ rubber - katsjoe

∙ saus - saas

∙ savooi-kool - savoeö-koeöl - savoeö-koeölen

∙ schaduw - loemmer (korte -oe)

∙ schalmei - schüishoren

∙ scharenslijperwagen - schaaresliep

∙ scharenslijperwagen - ne schaaresliep

∙ scheef - schiejef

∙ scheiden - schieën

∙ schillen - schelle

∙ Schommel - raatek

∙ schommel - ne raatèk

∙ schommel (speeltuin) - toutereir

∙ schoner - schuinder

∙ schoon - schoeên

∙ schop - troeffel

(12)

∙ schoteldoek - schotelvod

∙ schragen (bvb behangtafel) - schrofkes

∙ schrik - vervé

∙ schroevendraaier (NL) - (tournevise) (FR) - turnevies

∙ schuin - schieef

∙ Seffens - sebiet

∙ seizoen - sezoen

∙ sinaasappel (NL) - (Apfelsine) (DTS) - appelsien

∙ sla - salaad

∙ slabber voor baby - ne bavet

∙ slager (beenhouwer) - bieönhaver

∙ slappeling - labbekak

∙ slijk - slaak

∙ slim - slum

∙ smijten - smaaten

∙ sneetje - schel

∙ snel zijn - sparen

∙ snoep, snoepgoed - snoep, kremellen, bezen

∙ soep - sup

∙ soep - zop

∙ soms (NL) - (zuweilen) (DTS) - sewalen

∙ spade - schup

∙ spade (om te spitten) - schup (oemm te spoan)

∙ spatbord - slaaklap

∙ speen van een koeienuier - nen deim

∙ spotnaam Westelaar - ne flierefluiter

∙ spuwen - tuffen

∙ steen - stieön

∙ steenkool - hulle

∙ stoofvlees - kermenuije

∙ straks - bedieöme, strak

∙ struik - horst

∙ struik - höst

∙ struik - stroak, höst

∙ stucadoor - plekker

∙ stuk graszode - ne rus

∙ stuur rennersfiets - kroemegedon

∙ tabak - toebak

∙ tandarts - tantist

∙ tegen iemand spreken - ga er eens teege klappe

∙ telefoon - tellefon

∙ televisie - tellevies

∙ telkens weer - ontheivene / onheivene

∙ terug, opnieuw - vroem

∙ Terwijl - Swenst

∙ theebeultje - teebözeke

∙ thuis - thoas

∙ tien - tien

∙ tien twintig dertig veertig vijftig zestig zeventig tachtig negentig - tien twintig dettig feètig feftig sestig sevetig taggetig negetig

∙ Toespijs - bijval

∙ toilet - een gemak

∙ tom-pousse (gebakje) - een glacéeke

(13)

∙ tomaat - tomat

∙ Tongerlo - Toengel

∙ tractor - trakteur

∙ tractot - trakteur

∙ treinspoor - de roet

∙ treuzelen - taffelen (een taffel, nen taffelaar, nen taffeleir)

∙ trouwen - traaven

∙ tuin - hof

∙ tuinpad - hofpad

∙ Turnhout - Turnheit

∙ TV - televies

∙ TV - tellevies

∙ twaalf - twölf

∙ twee (2) - twieö

∙ ui - joan

∙ uit - öt

∙ Uw, jullie - elle

∙ vaatdoek - schotelvod

∙ valsspelen - hoarzak spele

∙ van te voren - oepp vörhand (oepp FÖ-rant)

∙ vanaf het begin - vandanaf

∙ vandaag - vandaog

∙ varken - vereken

∙ varken - verken

∙ Veerle - Vjeil/Vejal

∙ veertien - vieötien

∙ vensterbank - vensterschap

∙ ventiel van een fietsband - sjepap van ne vloband

∙ ver - verder - verst - waat - wedder - wetst

∙ ver rijden met de fiets - waat raan mé de vloo

∙ verbeteren - verbeiteren

∙ verder - veuters

∙ verder - wedder

∙ verder weg - wedderaweg

∙ vergiet - temst

∙ verlof - conjee

∙ vernielen - verinneweren

∙ versnellingen (van auto ) - vitesse

∙ verstopperke spelen - piepelingsbuirgen

∙ vervelend - ambetant

∙ vest - zip

∙ vier (4) - vier

∙ vijf (5) - vaaf

∙ vijftien - veftien

∙ vijver - vaaver

∙ vijver - vaver

∙ vlaai - vloa

∙ Vlaams - Vlams

∙ vlaamse gaai - ne roeter

∙ vlaamse gaai - roeter

∙ Vlaanderen - Vlönderen

∙ Vlaanderen - Vlaams - Vlönderen - Vlaomingen - Vlams (in ötgebrade zin) - in de Vlönders (in beperkte zin) - oepp z´n Vlönders - die van de Vlönders

(14)

∙ vlag - het vlag

∙ Vlaming (in de betekenis van inwoner uit Oost- of West-Vlaanderen) - Vlöndereir - ieöne van de Vlönders

∙ Vlaming (inwoner van Nederlandstalig België) - Vlaoming

∙ vlinder - piepeling

∙ vlinder - flikketijr

∙ vloek - miljaar dejuu

∙ vloek - begot

∙ voetballer - sjotter

∙ voeten - voeten, vuten

∙ volgende week - tenöste weik

∙ voor - veu

∙ vooraan in de bus - voor in de bus - van veu in de bus

∙ Voormiddag - Veu de noen

∙ Voormiddag - Veu de noenn

∙ voorschrift - vörschrift - mee het vörschrift van den doktoor nao den appeteker gaon

∙ voort gaan - veut gaan

∙ Voortkapel - De Kappél

∙ Voortkapel - Veutkapel

∙ vorige week - fleeë weik

∙ vork - fringket

∙ vork - verket, frinket

∙ vork - wringket

∙ vrachtwagen - kammejon - vrachtwaogen

∙ vreselijk - gerellig

∙ vreten - freiten

∙ vreten - freite

∙ vrijdag - vraadag

∙ vroedvrouw - baakel

∙ vroeger schrijfbord - een laa

∙ vroeger schrijfgerief - een griffel

∙ vroegere lamp vooraan de fiets - een karbuulamp

∙ vrouw - ons mens

∙ vrouw - vraa

∙ vrouw - vrouwen - vraa - vraven

∙ vrouw - vrouwen - vraamös (vrames) - vreilie

∙ vuil - vöwal

∙ Waals - van Wallonië - Wöls - van Wallonië

∙ waar ben jij? waar ben je? - wao zare gaa?

∙ warm - werrem

∙ warmwaterketel - ne moeër

∙ warmwaterkruik - bös

∙ Warwaterkruik - Bös

∙ wasdroger - droeögkas

∙ washandje - buzzeke

∙ Wat had U gehad willen hebben? - Wa mag het saan? (Wa mag het zaan?)

∙ Wat zegt U? - Wat zeg je? - Wablift?

∙ wateren, plassen - pissen

∙ WC - t' huske

∙ weide - waa

∙ wereld - weireld

∙ wespen en bijen - beien en wespen - peiwepsen en biekes - biekes en peiwepsen - - - wespen en biekes

∙ Westerlo - Westel

(15)

∙ WESTERLO in BELGIE - Westel in Belgïe

∙ Wiekevorst - Wikkevöst

∙ wij - welle

∙ wij hebben - we hebben - welle hemmen - we hemmen

∙ wij rijden - rijden wij - welle raan - raan welle

∙ wij zijn - we zijn - welle zen - we zen

∙ wip (op de speeltuin) - kwee-kwaak

∙ wip (speeltuin) - kwink kwank

∙ woensdag - wunstag

∙ worst - wöst

∙ worst - worsten - wöst - wösten

∙ worstelpuree - peestuump

∙ wortelen - peekes

∙ wortelpuree - peestoemp

∙ wrijven - reusen (eu of o umlaut)

∙ zaakvoerder - baos - sjef - directeur - (zaokvuurder???)

∙ zadel van een fiets - zowal van ne vlo

∙ Zakdoek - Snotvod

∙ zakdoek - tessendoek (Heultje)

∙ zakdoek - zajdoek

∙ Zakje - beuzeke

∙ zaklamp - pillicht

∙ zakmes - ne pinjeir (Heultje)

∙ zand - jeir

∙ zaterdag - zaoterdag

∙ ze - za

∙ ze is niet in staat goed zorg te dragen voor iets - het is een verinnewaose

∙ ze is zwanger - ze zit vol

∙ ze zei dat ze niet naar zee gaat, omdat ze niet van zout houdt. - ze zee da ze ni nao de zieö gao oemmda ze ni van zeit hodt

∙ ze zijn niet in staat goed zorg te dragen voor iets - dao zit genne goa-slag in

∙ Ze zijn nog niet zo lang geleden getrouwd. - ze zen nog ni zoeö lank gelieön getraad - getreid - getrouwd

∙ zeef - pasfit

∙ zeep - zieëup

∙ zet de televisie uit - zet de radio aan - zet den (ten) tellevies af - zet de (te) radio oepp

∙ zeven (7) - zeven, zeve

∙ zij hebben - ze hebben - zelle hemmen - ze hemmen

∙ zij heeft - zaa hei - ze hei

∙ zij rijden (ze rijden) - rijden zij (rijden ze) - zelle raan (ze raan) - raan zelle (raan ze)

∙ zij schrijven - zelle schraven

∙ zijn - zen

∙ zijn behoefte doen - kakken

∙ zo dadelijk - sebiet

∙ zo meteen - sebiet, sewwös, sevvös

∙ zoeken - zeuken

∙ Zoerle-Parwijs - Zoel (Zuul)

∙ zout - zaat

∙ zout - zeit, zaat

∙ Zout op de aardappelen - zeit, zaat oepp de patatten

∙ zuster - non

∙ zwart - zwet

∙ zwemmen - zwömmen

(16)

∙ zwier - raatek

4 opmerkingen

∙ As ge wilt weten hoe da ge iet in het Westels mut oeppschraven, dan mutte hie mo-r is tegoei rondzien, en dan zulde rap weten hoe da g´t mut doen. Nao een kötte -oe kregde een verdubbeling van de medeklinker, lak bevörbeld in het woord kroemm, stoemm, hoepp, poepp. Dao gao tie lellijke hoepp mee tör dikke poep. Oeff dao gao tieön maogeren hecht, mee sönne ... jao ik saa ni weten wa. Bedenkt zölf mo-r iet. Mo ge zie wel wa d´ak wil zeggen. En nei gön ik iet drinken, want ik hem er döst van gekregen.

En hoenger tegelaak! Soepp is dan hetgeen wa ta ge mut hemmen. Denkte ok ni?

∙ Kolen als brandstof noemt men hulle in de streek rond Westerlo.

Een kolenverkoper is een hulleboer.

∙ bij het gezegde :de zoelse brekken komen de westelse talloeren utlekken .

het schitterrend zoelse antwoord : as die van zoel nie hadden gescheten , hadden die van westel geen eten .

∙ misschien iets beledigend , maar in die tijd gemeen goed : de zoelse brekken komen de westelse talloeren uitlekken .

Dit woordenboek 'Westels' is samengesteld door bezoekers van www.mijnwoordenboek.nl. Heeft u zelf ook woorden of ziet u fouten? U kunt die dan zelf toevoegen en verbeteren op de website, of laten toevoegen door een handige kennis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 7.700 vogels (seizoensmaximum).. Toelichting Aantallen kleine rietganzen zijn

Over deze tekst zijn de meningen verdeeld, maar velen (en ik) zien het zoals volgt. Die “sleutels” betekenen de ontsluiting van het Evangelie voor alle volkeren door Petrus.

Bij de jeugd hoor je vaak een tussentaal die nog maar weinig met het Beringse dialect te maken heeft.. Dit woordenboek 'Berings' is samengesteld door bezoekers

∙ In ons dialect wordt de N achteraan het woord vaak niet uitgesproken (uutgespruuke). Dit woordenboek 'Opglabbeeks' is samengesteld door bezoekers van

Maar het woord 'Ossies', is niet het goede woord voor ons dialect en kan echt niet gebruikt worden voor echte Ossenaren. Dit woordenboek 'Ossies' is samengesteld

Sagaert, Vincent, gewoon hoogleraar KU Leuven, Kulak en UAntwerpen, gastdocent UHasselt en advocaat balie Brussel. Steennot, Reinhard, hoofddocent Instituut Financieel Recht,

Schenkingsbomen koopt de stichting zelf in, Martin Efdee van de gemeente Rijswijk en Martin Tijdgat en Frank Peters van de gemeente Wijdemeren kregen op begraafplaats De Nieuwe

Gezet uit de Gravura-letter en in de maand November 1944 in het verborgene gedrukt door Dirk Voskens te Amsterdam als eerste uitgave zijner Halewyn-Pers in een oplage van 525