• No results found

Beschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 21 juni 2016 bij hen ingekomen aanvraag van M.H.A. Eilers te Sterksel, om

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Beschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 21 juni 2016 bij hen ingekomen aanvraag van M.H.A. Eilers te Sterksel, om"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende

op de op 21 juni 2016 bij hen ingekomen aanvraag van M.H.A. Eilers te Sterksel, om vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor de inrichting gelegen aan Beukenlaan 25 te Sterksel.

(2)

OMGEVINGSVERGUNNING WEIGEREN

Onderwerp

Op 21 juni 2016 ontvingen wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning van M.H.A. Eilers, Pandijk 11 in Sterksel voor een pluimveehouderij gelegen aan de Beukenlaan 25 te Sterksel. De aanvraag is geregistreerd onder OLO nummer 2406355 en ons registratienummer HZ_WABO-2016-3872.

De aanvraag heeft betrekking op de volgende activiteiten:

- handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden;

- het verrichten van een activiteit waarvoor een beperkte milieutoets nodig is (activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving).

In de inrichting is sprake van het houden van 7.000 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok;

jonger dan 19 weken of 29.640 vleeskuikens.

Besluit

Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende besluiten, gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht, en gezien de overwegingen in deze vergunning:

1. M.H.A. Eilers de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor een agrarisch bedrijf met 7.000 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken of 29.640 vleeskuikens aan de Beukenlaan 25 in Sterksel, te weigeren;

2. dat de bij de aanvraag ingediende stukken deel uitmaken van de vergunning.

3. dat de aanvraag om verklaring van geen bedenkingen buiten behandeling wordt gehouden omdat de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) wordt geweigerd.

Eindhoven, 29-7-2016

Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende namens deze,

J. Leijten

Afdelingsmanager, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

(3)

Rechtsmiddelen Bezwaar

Als u het niet eens bent met dit besluit, kunt u een bezwaarschrift indienen. Dit kan tot zes weken na de bekendmaking van dit besluit. In het bezwaarschrift moet u het volgende opnemen: uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt en de reden(en) van uw bezwaar. U moet het bezwaarschrift ook ondertekenen. Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

College van B&W van de gemeente Heeze-Leende Postbus 10.000

5590 HS Heeze

Voorlopige voorziening

Bovenstaand besluit treedt in werking, ook al wordt een bezwaarschrift ingediend. Het is mogelijk om gelijktijdig met of na het indienen van een bezwaarschrift een voorlopige voorziening te vragen. Deze kunt u richten aan:

Voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant Postbus 90125

5200 MA ’s-Hertogenbosch

Een voorlopige voorziening is in feite het nemen van een tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld het

schorsen van het besluit gedurende een bepaalde periode. Voorwaarde om een voorlopige voorziening te vragen is dat er sprake moet zijn van een spoedeisend belang. Er zijn kosten verbonden aan het vragen van een voorlopige voorziening.

(4)

Inhoudsopgave

Procedurele overwegingen ...5

Inhoudelijke overwegingen ...6

Milieu ...7

1. Toetsing OBM...7

(5)

PROCEDURELE OVERWEGINGEN

OMGEVINGSVERGUNNING OP AANVRAAG

BEVOEGD GEZAG

Gelet op hiervoor opgenomen projectbeschrijving, evenals op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht en de daarbij horende bijlage, zijn wij het bevoegd gezag om de

omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke

leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd.

ONTVANKELIJKHEID

In de Regeling omgevingsrecht is vastgesteld welke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden ingediend om tot een ontvankelijke aanvraag te komen.

Wij hebben de aanvraag aan de hand van de Regeling omgevingsrecht getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de aangevraagde activiteit(en) op de fysieke leefomgeving.

PROCEDURE

De procedure is uitgevoerd volgens het bepaalde in artikel 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ADVIES, AANWIJZING DOOR MINISTER, VERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN

Verklaring van geen bedenkingen, Natuurbeschermingswet

In de Natuurbeschermingswet (Nbw) is opgenomen dat deze wet aanhaakt bij de Wabo wanneer een activiteit plaatsvindt in of om een Natura 2000-gebied en/of beschermde natuurmonument en deze activiteit de kwaliteit van de habitats en de habitats van soorten verslechtert. Wanneer het aanhaken van toepassing is, moet het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning de aanvraag doorsturen naar het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet (Gedeputeerde Staten van de provincie) met het verzoek om een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. De aanvrager van de

omgevingsvergunning is zelf verantwoordelijk om vooraf na te gaan of een activiteit invloed heeft op Natura 2000-gebieden en/of beschermde natuurmonumenten.

Het vragen van een vvgb is niet nodig (aanhaken is niet van toepassing) wanneer al toestemming op basis van de Nbw is verkregen (Nbw-vergunning is verleend) of gevraagd op het tijdstip waarop de aanvraag voor een omgevingsvergunning is aangevraagd. De Nbw haakt in dit geval aan bij de Wabo. In de aanvraag is verzocht om een verklaring van geen bedenkingen.

(6)

INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

(7)

Milieu

1. Toetsing OBM

Inleiding

Voor een aantal milieurelevante activiteiten waarvoor het Activiteitenbesluit algemene regels stelt, is eerst toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze kunnen worden ondernomen. Deze

"toestemming vooraf" wordt omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) genoemd. Het doel van de OBM is dat het bevoegd gezag na een beperkte milieutoetsing vooraf instemt met het van start gaan van een specifieke activiteit op een specifieke locatie. De OBM bestaat uit een instemming of een weigering.

De aanvraag heeft op basis van artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht betrekking op een activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving en waarvoor een OBM is vereist.

Aanvraag

In de inrichting is sprake van het houden van 7.000 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok;

jonger dan 19 weken of 29.640 vleeskuikens.

Het gaat om het uitbreiden van een installatie voor het houden van dieren waarbij sprake is van een totale omvang binnen de inrichting van minimaal 2.500 en maximaal 40.000 stuks pluimvee (artikel 2.2a, lid 1 onder e). Voor deze activiteit moet worden beoordeeld of de noodzaak voor het opstellen van een milieueffectrapport aanwezig is.

Daarnaast gaat het om het wijzigen van een dierenverblijf voor het houden van landbouwhuisdieren of het uitbreiden van het aantal landbouwhuisdieren in een of meer diercategorieën waarbij sprake is van een totale omvang binnen de inrichting van minimaal 3.000 stuks pluimvee (artikel 2.2a, lid 4 onder a ). Voor deze activiteit moet worden beoordeeld of een grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) wordt overschreden.

De aanvraag bevat de volgende stukken:

- aanvraagformulier d.d. 21 juni 2016;

- melding op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer d.d. 21 juni 2016, met de volgende bijlagen:

- plattegrondtekening van de inrichting d.d. 21 juni 2016;

- antwoordenlijst AIM sessie d.d. 17 juni 2016;

- toelichting Activiteitenbesluit Agrarisch d.d. 16 juni 2016;

- beknopt overzicht maatregelen bij AIM-Sessie d.d. 17 juni 2016;

- overzicht maatregelen bij AIM-sessie d.d. 17 juni 2016;

- overzicht relevante artikelen Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling AIM-sessie d.d. 17 juni 2016;

- aanvraagformulier voor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) per 1 juli 2015 d.d. 20 juni 2016;

- berekening Aerius calculator Beoogde situatie optie grootouderdieren leefgebieden d.d. 20 juni 2016;

- begeleidende brief NB-wet aanvraag d.d. 20 juni 2016;

- berekening Aerius calculator Beoogde situatie grootouderdieren PAS gebieden d.d. 20 juni 2016;

- berekening Aerius calculator Beoogde situatie optie vleeskuikens leefgebieden d.d. 16 juni 2016;

(8)

- berekening Aerius calculator Beoogde situatie optie vleeskuikens PAS gebieden d.d. 16 juni 2016;

- verschilberekening Aerius calculator PAS gebieden optie vleeskuikens d.d. 20 juni 2016;

- verschilberekening Aerius calculator leefgebieden optie vleeskuikens d.d. 20 juni 2016;

- verschilberekening Aerius calculator PAS gebieden optie ouderdieren d.d. 20 juni 2016;

- verschilberekening Aerius calculator leefgebieden optie ouderdieren d.d. 20 juni 2016;

- kopie beschikking d.d. 13 september 1999;

- plattegrondtekening behorende bij vergunning d.d. 13 september 1999;

- gecombineerde opgave 2013, ingediend op 15 mei 2013;

- machtigingsformulier d.d. 21 juni 2016.

De aanvraag is beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals neergelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).en artikel 5.13b van het Besluit omgevingsrecht.

Op grond van artikel 5.13b van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt:

- een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, onder c tot en met i, geweigerd indien het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer, heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt (Bor:

artikel 5.13b, lid 1).

- een omgevingsvergunning voor de categorieën activiteiten, bedoeld in artikel 2.2a, vierde lid, onder a, wordt geweigerd, indien de activiteit leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10), bedoeld in bijlage 2, voorschrift 4.1, van de Wet milieubeheer, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd bij of krachtens artikel 5.16 van die wet (Bor: artikel 5.13b, lid 6).

Op grond van artikel 5.13a van het Besluit omgevingsrecht mogen aan de OBM geen voorschriften worden verbonden.

Toetsing OBM milieueffectrapportage (OBM mer)

Activiteit

In de inrichting is sprake van het houden van 7.000 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok;

jonger dan 19 weken of 29.640 vleeskuikens.

De te beoordelen activiteit in relatie tot het Besluit milieueffectrapportage betreft het houden van 29.640 vleeskuikens in de bestaande pluimveestal.

De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd heeft betrekking op de realisatie (oprichten, uitbreiden of wijzigen) van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met 29.640 dierplaatsen voor vleeskuikens De kenmerken van deze activiteit zijn opgenomen in de bijlagen bij de aanvraag.

Toetsingskader

De gevraagde activiteit leidt niet tot een overschrijding van de drempelwaarden van de onderdelen C.14 (m.e.r.-plicht) en D.14 (m.e.r.-beoordelingsplicht) van de bijlage van het Besluit

milieueffectrapportage. Ondanks dat moet toch worden beoordeeld of de activiteit mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft (vormvrije m.e.r.-beoordeling).

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten van vorm, wel van inhoud. De activiteit moet worden getoetst aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-

(9)

effectbeoordeling. Deze criteria hebben betrekking op:

1. de kenmerken van de activiteit;

2. de plaats waar de activiteit plaatsvindt;

3. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben.

Beoordeling

Bij de beoordeling is rekening gehouden met de criteria uit bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu- effectbeoordeling.

Uitgangssituatie

De veehouderij aan de Beukenlaan 25 beschikt sinds september 1999 over een milieu- /omgevingsvergunning voor het houden van:

- 39 zoogkoeien

- 20 vleesstieren ouder dan 6 maanden - 20 vleesstieren jonger dan 6 maanden - 7000 ouderdieren van vleeskuikens in opfok.

(10)

Sinds het in werking treden van het Activiteitenbesluit in 2013 is de veehouderij aan de Beukenlaan 25 niet langer vergunningplichtig. De vergunning van 13 september 1999 moet sindsdien worden

beschouwd als een melding in het kader van het Activiteitenbesluit inclusief een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM).

Aanvraag OBM

Er is een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) voor het aspect m.e.r.-beoordeling

aangevraagd voor het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een installatie voor het houden van 29.640 stuks pluimvee.

De aanvraag heeft betrekking op een deel van de inrichting, namelijk op het houden van vleeskuikenouderdieren in opfok óf vleeskuikens. Het deel van de inrichting waar het rundvee (zoogkoeien en vleesstieren) wordt gehouden is niet in de aanvraag opgenomen. Op basis van voorliggende aanvraag kan worden aangenomen dat geen rundvee gehouden gaat worden.

Beoordeling OBM MER

In de beoordeling OBM MER spelen twee aspecten: geur en volksgezondheid.

Geur

Bij de aanvraag is een berekening van de voorgrond geurbelasting naar de omgeving gevoegd. Uit de berekening dat belasting voldoet aan de geldende geurnormen in de omgeving van Sterksel /

Beukenlaan 25. In de geurberekening is geen rekening gehouden met een piekbelasting aan het einde van de productieperiode van vleeskuikens. De vleeskuikens worden volgens het all-in-all-out systeem gehouden (gelijktijdig opgelegd en afgeleverd). Dit betekent dat de geuremissie aan het begin van de productieperiode van 6 à 7 weken laag is en aan het einde van de productieperiode hoog. Dit

emissiepatroon is niet verwerkt in de wettelijke vastgelegde emissiefactoren waarmee de geurbelasting met V-Stacks wordt bepaald ten behoeve van de vergunningverlening. De emissiefactoren zijn een gemiddelde over de gehele productieperiode. Het risico van het hanteren van een gemiddelde is dat de geurbelasting naar de omgeving wat betreft het einde van de productieperiode (de piekbelasting) wordt onderschat en dat kan geurklachten tot gevolg hebben.

Gezondheid omwonenden

Bij de aanvraag is geen beschouwing opgenomen over de mogelijke gezondheidseffecten voor omwonenden. Op 7 juli 2016 zijn daarover twee onderzoeksrapporten verschenen: “Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO)” en “Emissies van endotoxinen uit de Veehouderij”. Nu de

gezondheidsrapporten zijn gepubliceerd is een afweging hierover wenselijk.

Samenvatting VGO-onderzoek

Het VGO onderzoek is uitgevoerd in het oostelijk deel van Noord-Brabant en in Noord-Limburg.

Onderzocht is of het wonen in de nabijheid van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid.

Hieruit komen een aantal positieve en een aantal negatieve gezondheidseffecten naar voren.

Aangetoond is dat mensen die rondom veehouderijen wonen minder astma en allergieën hebben.

Verder is er een verband gevonden tussen wonen nabij veehouderijen en een verlaagde longfunctie.

Een verhoging van het risico op een longontsteking wordt gevonden voor omwonenden die binnen een straal van één kilometer van pluimveebedrijven wonen. Ook de veedichtheid speelt een rol. Deze gezondheidseffecten worden in verband gebracht met de emissie van fijnstof, ammoniak (secundair fijnstof) en endotoxinen (gebonden aan stofdeeltjes).

(11)

Samenvatting Endotoxinen-onderzoek

Het onderzoek “Emissies van endotoxinen uit de veehouderij” laat zien dat overschrijding van de adviesgrenswaarde van 30 EU/m3 in de buitenlucht van de Gezondheidsraad mogelijk is. Vooral voor bij pluimvee speelt dit tot zo’n 500 meter rondom het bedrijf. Dit laatste is zorgelijk en onderstreept de noodzaak voor emissiereductie om de risico’s door endotoxinen voor omwonenden in de omgeving van pluimveestallen te verminderen.

Conclusies naar aanleiding van de twee gezondheidsonderzoeken

De belangrijkste conclusie die alle partijen trekken uit de op 7 juli j.l. verschenen onderzoeksrapporten

“Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO)” en “Emissies van endotoxinen uit de Veehouderij” is dat het verminderen van de emissies moet bijdragen aan het vermijden van gezondheidseffecten voor omwonenden van veehouderijen.

Omgekeerd: een toename van de emissie van fijnstof, ammoniak (secundair fijnstof) en endotoxinen (gebonden aan stofdeeltjes) zal niet bijdragen aan het vermijden van gezondheidseffecten voor omwonenden, maar deze juist kunnen vergroten.

Beoordeling bedrijfsontwikkeling op de Beukenlaan 25

In de omgeving van de veehouderij aan de Beukenlaan 25 zijn gevoelige objecten gelegen. Het eerste gevoelige object betreft een burgerwoning op ruim 90 meter. Op zo’n 300 meter afstand bevindt zich in de woonkern Sterksel zich een school, welke als een bijzonder gevoelig object kan worden

beschouwd.

Het voornemen van de inrichtinghouder is om 29.640 vleeskuikens te gaan houden. Als gevolg hiervan neemt de emissie van fijn stof en geur in belangrijke mate toe. In het licht van het voorgaande is een toename van de emissies op de Beukenlaan 25 ongewenst.

ammoniakemissie (kg/jaar)

geuremissie (odour units /seconde)

Fijnstofemissie (PM10, kg/jaar)

Huidige situatie

(vigerende vergunning) 1.750 1.260 161

Beoogde situatie

(vleeskuikens) 1.037 7.113 652

Conclusie:

Dat voor de gevraagde activiteit een milieueffectrapport moet worden opgesteld en dat deze OBM moet worden geweigerd. Een reden voor het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets is gelet op de aspecten geur en gezondheid aanwezig. Het milieueffectrapport dient in te gaan op de maatregelen die worden genomen om de emissies te verminderen.

(12)

Toetsing OBM grenswaarde zwevende deeltjes (PM10) (OBM fijnstof)

Activiteit

In de inrichting is sprake van het houden van 7.000 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok;

jonger dan 19 weken of 29.640 vleeskuikens.

Toetsingskader

De aanvraag is getoetst aan hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (‘Wet luchtkwaliteit’).

In Bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn wettelijke grenswaarden vastgelegd voor fijn stof (PM10).

Voor PM10 geldt voor het jaargemiddelde een grenswaarde van 40 μg/m3. Het 24-uursgemiddelde van 50 μg/m3 mag maximaal 35 dagen per kalenderjaar worden overschreden.

Beoordeling

Bij de aanvraag is een berekening van de fijn-stofbelasting naar de omgeving gevoegd. Uit de berekening blijkt dat belasting ruim voldoet aan de grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit.

Conclusie

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer staat vergunningverlening niet in de weg. Een reden voor het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets zwevende deeltjes is niet aanwezig.

Conclusie toetsing

Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op een omgevingsvergunning beperkte

milieutoetsmerken wij ten aanzien van de aangevraagde uitbreiding van de inrichting (het houden van 29.640 vleeskuikens) het volgende op. Gezien voorgaande overwegingen zijn wij van mening dat er in dit geval sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in artikel 5.13b eerste lid van het Besluit omgevingsrecht jo. artikel 7.17 eerste lid Wm, waardoor het noodzakelijk is dat voor de gevraagde activiteit moet een milieueffectrapport te moet worden opgesteld en dat deze OBM moet worden geweigerd. Een reden voor het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning beperkte milieutoets is gelet op de aspecten geur en gezondheid aanwezig.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om in aanmerking te komen voor een ontheffing moet aanvrager beschikken over een gastransportnet waarop, blijkens artikel 1, eerste lid, onderdeel am, van de Gaswet niet meer dan

aanvrager. ACM stelt vast dat ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Richtlijn de Nederlandse wetgever bevoegd is om te voorzien in een systeem van ontheffingen van de

a. De particuliere netbeheerder waarborgt een systeem van derdentoegang door een daadwerkelijke toegang tot zijn net te bewerkstelligen voor degenen die zijn gevestigd binnen

aangesloten. De ACM concludeert dat er sprake is van een gastransportnet in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet. In het ontwerpbesluit concludeerde de ACM

aangesloten. De ACM concludeert dat er sprake is van een gastransportnet in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet. Op grond van artikel 2a, eerste lid,

aangewezen telers geteelde hennep voldoende is én wordt voldaan aan alle voorwaarden die belangrijk zijn voor een gesloten coffeeshopketen, zullen zij besluiten om deze

C In het eerste lid van artikel 2:11 wordt de zinsnede “zonder vergunning van het college” vervangen door: zonder vergunning van het bevoegd gezag.. In het eerste lid wordt

Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate