• No results found

Besluit in verband met de aanvraag van een ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Besluit in verband met de aanvraag van een ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet "

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nummer 103984 / 29

Betreft zaak:

Besluit in verband met de aanvraag van een ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet

INLEIDING EN PROCEDURE

1. Op 22 november

2011'

heeft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (hierna: NWO) bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna:

de Raad) een verzoek ingediend tot verlening van een ontheffing in de zin van artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet.' Het betreft een verzoek tot ontheffing van de verplichting tot het aanwijzen van een netbeheerder voor het gastransportnet gelegen op het terrein

Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer te Amsterdam (hierna: WCW-terrein).

2. Op

22

december

2011

heeft de Raad NWO verzocht om aanvullende informatie op te leveren, aangezien de aanvraag nog niet volledig was. Op 6 maart 2012 3 heeft de Raad van de Stichting Beheer WCW aanvullende gegevens ontvangen.

3. Op 4 mei

2012

heeft de Raad bij NWO aangegeven dat de paragraaf Milieubeheer in de aanvullende informatie ontbrak. Op 7 mei

2012

is door NWO per email alsnog het ontbrekende document aangeleverd.

4. Ter voorbereiding op het besluit heeft de Raad belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op de aanvraag. De aanvraag heeft voor een periode van vier weken voor belanghebbenden ter inzage gelegen. De terinzagelegging is aangekondigd in de Staatscourant van 16 april

2012

met kenmerk 103984.

5. Op 14 mei 2012 4 heeft de Raad een schriftelijke zienswijze ontvangen van Liander N.V.

(hierna: Liander).

' Brief met kenmerk 11-WCW-o99.

2 NWO is tijdens de behandeling van de aanvraag vertegenwoordigd door Stichting Beheer Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer.

3 Brief met kenmerk 12-WCW-o17.

4 Brief gedateerd op 11 mei 2012, geen kenmerk.

(2)

RAP

6. Op

21

mei

20125

heeft de Raad in het kader van een zorgvuldige besluitvorming de zienswijze van Liander doorgestuurd aan NWO, om deze in de gelegenheid te stellen een reactie te geven op de zienswijze. Op 1 juni

2012 6

heeft de Raad de reactie van NWO ontvangen. De Raad zal de zienswijze van Liander behandelen in randnummers 59 tot en met 71 van dit besluit.

7. Op 18 juni

2012

heeft de Raad per email aan NWO gevraagd aan te geven welke

aangeslotenen van het gastransportnet ook zijn aangesloten op het warmtenet op het WCW- terrein. Op 25 juni

2012

heeft de Raad per email het antwoord hierop ontvangen.

8. Op 18 juni

2012

heeft de Raad tevens per email aan Liander gevraagd hun zienswijze op twee punten nader toe te lichten. Op

2 juli 2012

heeft de Raad per email het antwoord hierop ontvangen.

5 Brief met kenmerk 103984/18.B1347.

6 Brief met kenmerk 12-WCW•o61.

(3)

Artikel

20

Gaswet

9. Op basis van artikel

2,

eerste lid, van de Gaswet dient degene aan wie een ander gastransportnet toebehoort dan het landelijk gastransportnet, voor het beheer van dat gastransportnet een of meer naamloze of besIoten vennootschappen als netbeheerder aan te wijzen. Van deze verplichting tot het aanwijzen van een netbeheerder kan op grond van artikel

2a

van de Gaswet bij de Minister van Economische Zaken 7 (hierna: de Minister) ontheffing worden aangevraagd.

10. De Minister heeft aan de Raad mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met onder meer artikel

2a

van de Gaswet.' De Raad behandelt om die reden de aanvraag.

11. Het juridisch kader voor ontheffing van de verplichting een netbeheerder voor een gastransportnet aan te wijzen, is nagenoeg gelijk aan het juridisch kader zoals dat voor elektriciteit al langere tijd bestond. 9 De Raad zal bij het behandelen van de aanvragen op basis van artikel

2a

van de Gaswet dan ook zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij de bestaande praktijk van ontheffingen op basis van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en de bij dat artikel behorende wetsgeschiedenis.

12. Een ontheffing kan worden verleend aan degene aan wie een gastransportnet toebehoort, voor zover daarop slechts een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten. Het gaat daarbij om afnemers die verbonden zijn met het gastransportnet van degene aan wie het gastransportnet toebehoort en waarbij een meetinrichting is geplaatst tussen deze rechtspersonen en het gastransportnet.' In de wetsgeschiedenis wordt

aangegeven dat er geen scherpe getalsgrens valt te geven om te bepalen of aan een gastransportnet een beperkt aantal afnemers is verbonden."

13. Op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet mag de aanvrager geen netbeheerder zijn en ook niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden zijn.

7 Thans de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

8 Besluit mandaat, volmacht en machtiging raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, gepubliceerd in de Staatscourant van 4 juli 2005, nummer 126, laatstelijk gewijzigd bij het Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en lnnovatie van 3o juni 2011, gepubliceerd in de Staatscourant van 1 juli 2011, nummer 11 439.

9 Tweede kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 372, nr. 3, p. 56.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 303, nr. 7, p. 23.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 621, nr. 3, p. 3o.

(4)

Nvia

14. Ingevolge het bepaalde in artikel za, vijfde lid, van de Gaswet kan in afwijking van het bepaalde onder d, aan een aanvrager die wel in een groepsmaatschappij met een

netbeheerder is verbonden een ontheffing worden verleend, indien in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij een netbeheerder aanwijst voor het gastransportnet waarop de aanvraag betrekking heeft. Een netbeheerder onthoudt zich van bemoeienis met het beheer van het gastransportnet waarvoor de aanvraag is ingediend.

15. Ten slotte dient het gastransportnet in de zin van de Gaswet te worden getoetst aan de criteria genoemd in artikel za, eerste lid, van de Gaswet. Dit artikel luidt als volgt:

"Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander gastransportnet clan het landelijk gastransportnet toebehoort, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:

a. het gastransportnet bestemd is om de aanvrager te voorzien van gas dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of

b. het gastransportnet bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van gas en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of

c. ten aanzien van het gastransportnet kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de kwaliteitseisen die voor een gastransportnet gebruikelijk zijn"

i6. De Energiekamer NMa leest dit artikel als volgt. De Energiekamer NMa is bevoegd een

ontheffing te verlenen indien een gastransportnet voldoet aan den van de criteria onder a, b,

of c. Voldoet een gastransportnet aan den van deze kenmerken, dan is de Energiekamer NMa

bevoegd om te oordelen over ontheffingverlening. De Raad zal dan gebruikmaken van zijn

discretionaire bevoegdheid, die blijkt uit het begrip 'kan' in de aanhef van dit eerste lid, en de

aanvraag inhoudelijk toetsen en besluiten om at dan niet een ontheffing te verlenen.

(5)

betreffende het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet van de verplichting een netbeheerder aan te wijzen (hierna: de beleidsregel). In deze beleidsregel heeft de Minister aangegeven hoe de criteria uit artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 bij de beslissing op een aanvraag om een ontheffing moeten worden uitgelegd. Op grond van artikel 7, tweede lid, van de beleidsregel zijn de artikelen

2

tot en met 5 van de beleidsregel van overeenkomstige toepassing op aanvragen om ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet.

18. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de beleidsregel, maakt de aanvrager aannemelijk dat ten minste 5o procent van de natuurlijke personen of rechtspersonen die op het

gastransportnet zijn of naar verwachting zullen worden aangesloten, op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend, bekend is. Bovendien moeten die personen een samenwerking beogen met als Joel een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de beleidsregel, voldoet de aanvrager hieraan door een overeenkomst die de personen hebben gesloten met het oog op de bedoelde samenwerking, dan wel andere bescheiden en gegevens, waaruit de samenwerking tussen die personen blijkt, te overleggen.

19. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de beleidsregel, maakt de aanvrager aannemelijk, dat om de samenwerking mogelijk te maken, het gastransportnet of het beheer van dat

gastransportnet zodanig bijzondere karakteristieken vereist ten opzichte van de eisen die in het algemeen gelden voor netten of het beheer van netten dat dit gastransportnet niet of niet doelmatig door een netbeheerder kan worden beheerd. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de beleidsregel, voldoet de aanvrager hieraan door een verklaring te overleggen van de netbeheerder die de openbare netten beheert in het betreffende gebied, waaruit blijkt dat dit gastransportnet niet of niet doelmatig door een netbeheerder kan worden beheerd, dan wel door andere gegevens of bescheiden te overleggen waaruit dit blijkt.

20. Op grond van artikel 5 van de beleidsregel maakt de aanvrager van de ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet aannemelijk, dat de vestigingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de beleidsregel zijn gelegen in elkaars nabijheid en in een gebied van beperkte omvang.

21. In de artikelen 6 en 7 van de beleidsregel heeft de Minister bepaald dat in de voorschriften bij een ontheffing het systeem van derdentoegang gewaarborgd dient te worden.

12 Met nummer WJZ/90000550, Staatscourant d.d. 21 januari 2009, nr. 13.

(6)

1\M a

FEITEN

22. Op basis van de ontheffingsaanvraag en de aanvullende informatie die NWO heeft overgelegd stelt de Raad de volgende feiten vast.

23. NWO heeft formeel volmacht verleend aan de Stichting Beheer Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer (hierna: Stichting Beheer WCW) om NWO te vertegenwoordigen in het aanvraagproces van een ontheffing in de zin van artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet.

24. NWO is eigenaar van het gastransportnet gelegen op het WCW-terrein in Amsterdam. Dit terrein is ingesloten tussen spoorlijnen, een snelweg en waterweg. Het gastransportnet wordt beheerd door Stichting Beheer WCW, gevestigd te Amsterdam. NWO is zelf gevestigd te Den Haag.

25. Het gastransportnet heeft verbindingen met zes afzonderlijke WOZ-objecten. Deze objecten zijn in bezit van vier verschillende eigenaren. In de aanvraag is het jaarverbruik voor

2010

van elk WOZ-object opgenomen. Het gastransportnet is aangesloten op het net van regionale netbeheerder Liander. Er is sprake van een aansluiting op lage druk niveau.

26. De rechtspersonen die zijn aangesloten op het gastransportnet zijn: Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (hierna: Stichting FOM), Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam (hierna: SARA), Universiteit van Amsterdam (hierna: UvA) en Stichting Centrum voor Wiskunde en Informatica (hierna: Stichting CWI). Onderstaande tabel bevat een overzicht van de aangesloten WOZ-objecten en hun eigenaren, waarbij is aangegeven of ze een aansluiting hebben op het gastransportnet en het tevens op het terrein liggende warmtenet.

Adres WOZ-object Aansluitcapaciteit Eigenaar Gas Warmte

Science Park 140 SARA G65 SARA X X

Science Park

120

FOM Instituut NIKHEF G65 Stichting FOM X X

Science Park 107 UvA G40 UvA X

Science Park 105 FOM Instituut NIKHEF G65 Stichting FOM X X

Science Park 104 FOM Instituut AMOLF G65 Stichting FOM X

Science Park 123 Ketelhuis' 3 G160 Stichting CWI X X

13 Stichting CWI is eigenaar van het gebouw aan Science Park 123 waarin de ketel staat, maar het gebouw heeft zelf Been gasaansluiting.

(7)

warmte aan (gedeelten van) bovenstaande WOZ-objecten. De warmte die wordt geleverd betreft restwarmte van het datacentrum SARA en warmte opgewekt door middel van een collectieve ketel (het ketelhuis). De warmteterugwinning vanuit SARA is gekoppeld aan het warmtenet via het ketelhuis.

28. Het gas dat via het gastransportnet wordt geleverd, wordt gebruikt ter uitvoering van

wetenschappelijke experimenten alsmede voor warmtevoorziening. Deze warmtevoorziening is niet alleen bedoeld voor het creeren van een prettige werkomgeving voor werknemers, maar ook om apparatuur dat wordt gebruikt binnen de wetenschappelijke experimenten op

optimale wijze to laten functioneren. Een aantal aangeslotenen hebben naast een

gasaansluiting ook een aansluiting op het warmtenet (restwarmte vanuit SARA). NWO heeft toegelicht dat er sprake is van een centrale sturing van beide energiestromen, waardoor optimaal gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare energiedragers. Tevens wordt door deze integrale aanpak een hoge mate van betrouwbaarheid bereikt, omdat bij uitval van het ene deelsysteem het andere deelsysteem het op kan vangen. Het centrale ketelhuis is de spit binnen de integrate energiehuishouding op het WCW-terrein, ook de koudeopwekking van een aantal bouwdelen wordt vanuit het ketelhuis gevoed.

29. Het gastransportnet is eind jaren '7o aangelegd, vanaf het moment dat door NWO de instituten SARA en NIKHEF werden gevestigd op het WCW-terrein. Door huisvesting op een terrein kon de wetenschappelijke samenwerking optimaal worden ingevuld. In de jaren '90 is het gastransportnet uitgebreid door de bouw en aansluiting van de gebouwen van de UvA. In 2009 tenslotte is het Iaboratoriumgebouw van AMOLF in gebruik genomen en aangesloten op het gastransportnet.

3o. In 1984 is de Stichting Beheer WCW opgericht, waaraan op dit moment alle instituten die zijn aangesloten op het gastransportnet (SARA, FOM Instituut NIKHEF, FOM Instituut AMOLF en de UvA) deelnemen. Het bestuur van de stichting bestaat uit een lid per deelnemer, twee afgevaardigden van NWO en den lid van de Stichting FOM. Op grond van de statuten heeft ieder lid van het bestuur het recht op het uitbrengen van een stem.

31. NWO heeft bestuursconvernanten gesloten met Stichting FOM en Stichting CWI waardoor

het bestuur van stichting CWI en het uitvoerend bestuur van stichting FOM slechts kunnen

worden benoemd na overeenstemming met NWO.

(8)

a\P

32. Uit de statuten van de Stichting Beheer WCW volgt dat de doelstelling van de stichting is:

"(...) het beheer en het onderhoud met betrekking tot terreinen en opstallen, zich bevindend in het Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer, alsmede de exploitatie van

gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van de gebruikers van die opstallen en terreinen en het verrichten van at hetgeen, direct en indirect, aan dit doel dienstbaar kan zijn".

Om dit doel trachten te bereiken, is in navolging van art. 3 van de statuten in 1984 tevens een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de op het terrein gevestigde instituten en de Stichting Beheer WCW.

33. In de samenwerkingsovereenkomst van verklaren de ondergetekenden dat: "(...) samenwerking tussen hen op het gebied van beheer, onderhouw en exploitatie van en investeringen voor gemeenschappelijke voorzieningen in, aan of op gebouwen en terreinen van het Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer zo veel mogelijk gewenst is, waar mogelijk op basis van wederkerigheid tussen de deelnemers en op basis van sterke punten der deelnemers". Onder "gezamenlijke voorziening" wordt mede verstaan de gas-, water- en elektriciteitsvoorziening. De overeenkomst verplicht bijvoorbeeld de deelnemers om geen eigen voorzieningen te creeren als er reeds een gemeenschappelijke voorziening is erkend (art. 2). Opzegging van de overeenkomst door een deelnemer is slechts mogelijk nadat toestemming is verkregen van NWO (art. 18).

34. AIs aanvulling op de samenwerkingsovereenkomst is in 2006 een paragraaf Milieubeheer toegevoegd. Alle aangeslotenen op het gastransportnet hebben deze ondertekend. Het doel hiervan, zo volgt uit de aanvulling, is: "(...) het in gezamenlijk verband aanvragen en

onderhouden van den gemeenschappelijke milieuvergunning ingevolge de Wet milieubeheer (...) alsmede het opzetten en in standhouden van een milieubeheerorganisatie teneinde de milieuvergunning en de daaruit voortvloeiende generieke en specifieke voorschriften op naleving te waarborgen."

35. De Stichting Beheer WCW en de instituten die de paragraaf Milieubeheer hebben ondertekend, hebben vanuit een gezamenlijk milieumeerjarenplan in 2006 tevens een milieubeleidsverklaring afgegeven. Hierin verklaren de deelnemers: "(...)dat bij de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten de zorg voor het milieu een volwaardig en integraal onderdeel is van het bedrijfsbeleid." De verklaring vermeldt tevens welke criteria worden gehanteerd bij het vaststellen van de doelstellingen voor het milieumeerjarenplan, waaronder:

(a) "een zuinig gebruik van grond- en hulpstoffen, energie en water",

(b) "het beperken of voorkomen van uitstoot naar bodem, lucht en water" en

(c) "het beperken of voorkomen van risico van calamiteiten en hun gevolgen".

(9)

beheersen van nadelige gevolgen van de diverse bedrijfsactiviteiten op het milieu, naar vermogen de beste technische en economisch verantwoordelijke maatregelen en voorzieningen treffen."

37. Ten slotte heeft NWO schriftelijk verklaard geen netbeheerder in de zin van de Gaswet te zijn

en ook niet in een groep met een netbeheerder te zijn verbonden.

(10)

RAY

BEOORDELING

38. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt getoetst of aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

• Er is sprake van een gastransportnet in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet;

• Er wordt een beperkt aantal afnemers aangesloten (artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet);

• De aanvrager is geen netbeheerder of verbonden aan een netbeheerder in een groepsmaatschappij. Indien de aanvrager een netbeheerder is of aan een netbeheerder in een groepsmaatschappij is verbonden, dient de aanvrager aan te geven waarom in redelijkheid niet kan worden verwacht dat een netbeheerder wordt aangewezen. Tevens moet worden gewaarborgd dat de netbeheerder zich onthoudt van iedere bemoeienis met het beheer van het gastransportnet waarop de aanvraag betrekking heeft;

• Er dient sprake te zijn van den van de eerste drie in artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet genoemde situaties.

Er is sprake van een gastransportnet

39. Voor de beoordeling moet worden nagegaan of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet. Op grond van de door NWO verstrekte gegevens en verklaringen concludeert de Raad dat dit het geval is. Er is een gastransportnet gelegen op het WCW-terrein, waarvan NWO de eigenaar is.

Er is een beperkt aantal afnemers aangesloten op het gastransportnet

4o. Om in aanmerking te komen voor een ontheffing moet de aanvrager beschikken over een gastransportnet waarop een beperkt aantal natuurlijke personen of rechtspersonen is aangesloten. Zoals in randnummers 25 en 26 beschreven, zijn op het gastransportnet zes WOZ-objecten van vier verschillende eigenaren aangesloten. Er is dus sprake van een beperkt aantal afnemers.

De aanvrager is geen netbeheerder of in een groep met een netbeheerder verbonden

41. Om een ontheffing te verlenen mag op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, van de

Gaswet de aanvrager geen netbeheerder zijn en ook niet in een groepsmaatschappij met een

netbeheerder verbonden zijn. Aan deze eis is voldaan, zo blijkt uit randnummer 37.

(11)

42. Door NWO wordt een beroep gedaan op onderdeel a en b van artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet voor het verkrijgen van de ontheffing. Hierna zal de Raad beoordelen in hoeverre de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a en b, van de Gaswet.

Onderdeel a) Het gastransportnet is bestemd om de aanvrager te voorzien van gas dan wel om het centrale bedrfsproces van de aanvrager te ondersteunen

43. Om in aanmerking te komen voor een ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet dient te worden aangetoond dat het gastransportnet bestemd is om de aanvrager van de ontheffing te voorzien van gas dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen. In dit geval is geen sprake van een dergelijke situatie. De Raad licht dit hieronder toe.

44. Zoals in randnummer 24 beschreven, is de aanvrager, NWO, zelf niet op het WCW-terrein gevestigd. Er is dus geen sprake van een gastransportnet dat de aanvrager zelf van gas voorziet.

45. De Raad heeft vervolgens onderzocht of het gastransportnet bestemd is om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen. De Raad stelt vast dat de wettelijke taak van NWO is het bevorderen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek alsmede het initieren en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek, en het bevorderen van de overdracht van kennis van de resultaten van dit onderzoek ten behoeve van de maatschappij. 14 Dit is op te vatten als 'het centrale bedrijfsproces van de aanvrager' in de zin van artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet.

46. Voor de vraag of het gastransportnet ook bestemd is om het bovengenoemde centrale bedrijfsproces van NWO te ondersteunen, wordt verwezen naar de wetsgeschiedenis van de gelijkluidende bepaling binnen de Elektriciteitswet 1998: artikel 15, tweede lid, onderdeel a Elektriciteitswet 1998. Volgens de wetsgeschiedenis van deze bepaling ziet de

ontheffingsgrond op situaties waarin de aanvrager 'in het kader van zijn bedrijfsproces van elektriciteit wordt voorzien' en 'de aansturing van de elektriciteitsvoorziening op zo'n bedrijventerrein dusdanig geIntegreerd is met de processen die op dat terrein plaatsvinden, dat het niet wenselijk is het netbeheer in een aparte netbeheerder onder te brengen'.' 5 Hieruit blijkt dat de verwevenheid van de bedrijfsprocessen van de afnemers met het centrale bedrijfsproces van de aanvrager sterk verband moet houden met het beheer van de elektriciteitsvoorziening.

'4 Art. 3 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.

Tweede Kamer, vergaderjaar 19981999, 26 303, nr.7, p. 23.

(12)

Hiervan is geen sprake in dit geval, omdat de afnemers wat betreft de gasvoorziening geen verband hebben met het centrale bedrijfsproces van de aanvrager, die bovendien niet op het WCW-terrein gevestigd is en geen afnemer van het net is. Het gastransportnet is dus niet bestemd om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen.

Onderdeel b) Het gastransportnet is bestemd om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van gas en de samenwerking van deze personen heeft een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestiging ten doel

47. Om voor ontheffing op grond van artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet in aanmerking te komen dient de aanvrager aannemelijk te maken dat sprake is van een aantal ondernemingen die samenwerken met als doel een bepaalde energievoorziening in hun vestigingen en het gastransportnet bestemd is om die samenwerking mogelijk te maken. In de tweede plaats moet aannemelijk zijn dat die afnemers het oogmerk hebben om onderling samen te werken met als doel 'een betrouwbaar, duurzaam, doelmatige en milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen'. Deze samenwerking tussen de afnemers kan blijken uit een schriftelijke overeenkomst, maar de aanvrager kan ook andere bescheiden en gegevens overleggen, waaruit aannemelijk wordt hoeveel van die ondernemingen het oogmerk hebben om onderling samen te werken met bovengenoemd doel.

48. Naar het oordeel van de Raad is er sprake van de benodigde samenwerking. Dit blijkt uit de feiten beschreven in de randnummers 3o en 36. De samenwerking komt tot uiting in de vorm van de opgerichte Stichting Beheer WCW waarin elke aangeslotene op het gastransportnet stemrecht heeft. Het feit dat NWO invloed heeft op een aantal leden, doet hier niet aan af. De samenwerking binnen de Stichting Beheer WCW heeft vervolgens geleid tot het gezamenlijk opstellen van de samenwerkingsovereenkomst, de paragraaf Milieubeheer en de

milieubeleidsverklaring.

49. Tevens heeft NWO voldoende aannemelijk gemaakt dat deze samenwerking tot doel heeft

'een betrouwbaar, duurzaam, doelmatige en milieuhygienisch verantwoord functionerende

energiehuishouding'. Al deze elementen komen voor in de milieubeleidsverklaring (zie

randnummer 35). Dat de samenwerking een betrouwbare energiehuishouding tot doel heeft,

volgt uit criterium (c) van de milieubeleidsverklaring. Duurzaamheid volgt onder andere uit

de verklaring in het plan "(...)dat bij de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten de zorg voor het

milieu een volwaardig en integraal onderdeel is van het bedrijfsbeleid." Uit criterium (b) van

de milieubeleidsverklaring volgt dat de samenwerking geent is op het creeren van een

energiehuishouding die milieuhygienisch verantwoord functioneert.

(13)

En uit de afspraak dat naar vermogen de beste technische en economisch verantwoordelijke maatregelen en voorzieningen worden getroffen (zie randnummer 36) volgt dat de samenwerking op het gebied van de energiehuishouding op doelmatigheid is gericht.

5o. De Raad concludeert derhalve dat de samenwerking tussen de instituten op het WCW-terrein is gericht op het verwezenlijken van een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en

milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding.

Meer clan 50 procent van de natuurlijke of rechtspersonen die op het gastransportnet zijn of warden aangesloten is bekend op het moment van de aanvraag

51. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen, dient de aanvrager tevens aannemelijk te maken dat tenminste 50% van de natuurlijke personen of rechtspersonen die zijn of naar verwachting worden aangesloten, op het tijdstip van het ontheffingsbesluit bekend zijn. Alle aangesloten waren ten tijde van de aanvraag bekend. Voor een overzicht verwijst de Raad naar randnummer 26. Derhalve is voldaan aan dit criterium.

Het gastransportnet heeft zodanig bijzondere karakteristieken dat dit gastransportnet niet of niet doelmatig door een netbeheerder kan warden beheerd

52. Om voor ontheffing in aanmerking te komen, dient de aanvrager aannemelijk te maken dat het gastransportnet of het beheer ervan zodanig bijzondere karakteristieken bezit ten opzichte van de eisen die in het algemeen gelden voor netten of het beheer ervan, dat dit niet of niet doelmatig door een netbeheerder kan worden beheerd.

53. NWO stelt dat de netbeheerder het net niet doelmatig kan beheren. NWO heeft hiervoor geen verklaring van de regionale netbeheerder kunnen overleggen, maar in plaats daarvan een eigen motivering aangeleverd.

54. NWO stelt dat een integrale aansturing van beide energiestromen gas en warmte noodzakelijk is voor de energievraag van de wetenschappelijke instituten op het WCW-

terrein(zie randnummer 28). Vanwege deze aansturing wordt een hoge mate van efficientie en

doelmatigheid in de energievoorziening bereikt. NWO stelt dat de netbeheerder gezien zijn

taak zich in zijn beslissingen omtrent het beheer van het gastransportnet laat leiden door het

belang van een doelmatige gasvoorziening en niet door het belang van een doelmatige

integrale energievoorzieningdie aanwezig is op het WCW-terrein. Vanwege de relatie met het

warmtenet meent NWO dat het gastransportnet zodanige bijzondere karakteristieken bevat

dat het niet doelmatig door een netbeheerder kan worden uitgevoerd.

(14)

55. De Raad oordeelt dat NWO hiermee voldoende heeft onderbouwd dat het gastransportnet niet doelmatig kan worden beheerd door de netbeheerder.

De vestigingen zijn gelegen in elkaars nabijheid in een gebied van beperkte omvang

56. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen, moeten de vestigingen waarop de aanvraag betrekking heeft, zijn gelegen in elkaars nabijheid op een geografisch afgebakend gebied van beperkte omvang. Dit voorkomt dat het ontheffingsnet een inbreuk vormt op het gebied waar de openbare netbeheerder actief is. Er zijn geen kwantitatieve grenzen aangegeven voor de maximale omvang en de vorm van het gebied.

57. Uit randnummer 24 volgt dat het gastransportnet voldoende geografisch begrensd is omdat het WCW-terrein waarop het gastransportnet ligt, is ingesloten tussen spoorlijnen, een snelweg en waterweg. Naar het oordeel van de Raad voldoet de aanvraag van NWO aan het criterium 'van beperkte omvang'.

58. Gelet op hetgeen de Raad hiervoor heeft overwogen lijkt de eigenaar van het net naar de mening van de Raad in aanmerking te komen voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet. Voordat hierop wordt besloten, worden de zienswijzen behandeld.

BEHANDELING ZIENSWIJZEN

Zienswijzen

59. De Raad heeft naar aanleiding van de terinzagelegging van de aanvraag een schriftelijke zienswijze ontvangen van Liander. Tevens heeft de Raad per email van Liander een nadere onderbouwing gekregen van de stelling dat NWO niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gastransportnet zodanig bijzondere karakteristieken kent dat het gastransportnet niet of niet doelmatig door Liander kan worden uitgevoerd. Deze zienswijze tezamen met de nadere onderbouwing luidt samengevat als volgt.

6o. Allereerst betoogt Liander dat er geen sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, Gaswet omdat het gastransportnet niet tot doel heeft NWO van gas te voorzien.

6,. Tevens betoogt Liander dat er geen sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 2a,

eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet. Ten eerste omdat uit de aanvraag onvoldoende blijkt

dat de samenwerking tot doel heeft het voeren van 'een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig

en milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding'.

(15)

overlegd waarmee aannemelijk gemaakt is dat Liander het net niet doelmatig kan beheren. NWO heeft namelijk geen verklaring van Liander kunnen overleggen waaruit dit blijkt en uit de stukken volgt niet dat het gastransportnet zodanige bijzondere karakteristieken kent dat het afwijkt van de netten die Liander beheert. Hierbij gaat Liander alleen in op het argument van NWO dat er sprake is van een inpandig net, waarbij Liander betoogt dit niet afwijkt van de omstandigheden waar Liander in stedelijke gebieden mee te maken heeft.

62. Tot slot heeft Liander in de zienswijze aangegeven dat als de Raad wel zou overgaan tot verlening van de ontheffing, dat hieraan extra voorwaarden gekoppeld zou moeten worden.

Deze voorwaarden zijn hierbij geciteerd:

a.) NWO zou dienen te bevorderen dat tenminste de bestaande aansluitingen voor de kleinverbruikers zouden worden aangesloten op het net van Liander; en

b.) dat op het NWO-Gnet uitsluitend nieuwe aansluitingen mogen worden gerealiseerd voor activiteiten die werkelijk en ondubbelzinnig voldoen aan het karakter omschreven in de a- grond en de b-grond.

Reactie Raad

63. De Raad reageert hierop als volgt.

64. Liander heeft betoogd dat er geen sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet. Nu reeds uit de beoordeling van de Raad is gebleken dat de aanvraag van de ontheffing op deze grond moet worden afgewezen blijven

(randnummer 43 tot en met 46), kan dit gedeelte van de zienswijze van Liander onbesproken blijven.

65. Ten aanzien van de zienswijze van Liander over de aanvraag van de ontheffing van artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet merkt de Raad het volgende op. Uit de

milieubeleidsverklaring volgt volgens de Raad ondubbelzinnig dat de samenwerking gericht is op `een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygienisch verantwoord functionerende energiehuishouding' (zie ook randnummers 34 en 48).

66. Voorts is Liander van mening dat het gastransportnet van NWO geen bijzondere karakteristieken kent waardoor beheer door Liander niet of niet doelmatig kan worden uitgevoerd. De Raad is het eens met Liander dat het feit dat het gastransportnet inpandig is gelegen niet een dergelijk bijzondere karakteristiek is.

67.

(16)

68. Echter, de Raad is van mening dat NWO wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er om andere redenen sprake is van bijzondere karakteristieken. NWO heeft namelijk voldoende aangetoond dat er op het WCW-terrein een geIntegreerde energiehuishouding wordt bedreven, met gas en warmte als complementaire energiebronnen. Beide bronnen hebben gezamenlijk tot doel om alle instituten van de noodzakelijke warmte te voorzien (zowel voor het personeel als voor het instrumentarium). Stichting Beheer WCW voert het beheer uit van het complete geIntegreerde systeem waarbij zij in at haar beslissingen over het beheer van het gastransportnet ook rekening kan houden met de invloed hiervan op het transport van warmte en op het geIntegreerde systeem in totaal. Als Liander het beheer op zich zou nemen, dan zou zij hier geen rekening mee kunnen houden omdat zij alleen zou worden aangesteld voor het beheer van het gastransportnet. Volgens NWO volgt hieruit dat Liander het gastransportnet derhalve niet doelmatig kan beheren. Op dit argument is Liander, ondanks dat ze twee keer de gelegenheid heeft gehad, niet ingegaan. De Raad is van mening dat NWO voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gastransportnet zodanige bijzondere

karakteristieken bevat het niet doelmatig beheerd kan worden door Liander.

69. Op het voorstel van Liander om bij ontheffingverlening twee extra voorwaarden op te nemen, reageert de Raad als volgt. Ten aanzien van de eerste voorwaarde, uit de aansluitcapaciteiten van de aangeslotenen (zie randnummer 26) volgt dat er op dit moment geen sprake is van bestaande aansluitingen voor de kleinverbruikers. Bovendien geldt dat het binnen de wettelijke voorwaarden voor een ontheffing op de b-grond is toegestaan dat kleinverbruikers zijn aangesloten op het gastransportnet. Het overgangsrecht opgenomen in de inmiddels in werking getreden wijziging van de Gaswet 1 ' heeft hierin geen verandering gebracht. De Raad ziet derhalve geen reden om te overwegen om deze voorwaarde op te nemen.

'6 Stb. 2012, nr. 334.

(17)

7o. Ook voor het opnemen van de tweede voorwaarde ziet de Raad geen reden. Als een nieuwe aansluiting op het ontheven gastransportnet van NWO gerealiseerd zal worden, dan zal NWO dit namelijk op grond van het derde ontheffingsvoorschrift (zie het dictum van dit besluit) bij de Raad moeten melden. De Raad zal vervolgens toetsen of deze wijziging gevolgen heeft voor de ontheffing. Het gastransportnet van NWO zal te alien tijde moeten blijven voldoen aan de ontheffingsvoorwaarden opgenomen in de wet. Hieruit vloeit voort dat het overbodig is om dit in een voorwaarde ook op te nemen.

Conclusie

71. Op grond van het bovenstaande is de Raad van oordeel dat de zienswijze geen doel treft. Er zijn verder geen andere feiten en omstandigheden die, ondanks dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, de Raad zouden nopen tot het afwijzen van de aanvraag.

72. Gelet op hetgeen de Raad hiervoor heeft overwogen komt de eigenaar van het net naar de

mening van de Raad in aanmerking voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2a, eerste lid,

onderdeel b, van de Gaswet.

(18)

Nvla

BESLU IT

Gelet op het bovenstaande is de Raad tot het oordeel gekomen dat in de situatie zoals door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek is omschreven, sprake is van een situatie als genoemd in artikel 2a, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet. Om die reden wordt aan de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek een ontheffing verleend van de verplichting tot het aanwijzen van een netbeheerder voor het gastransportnet gelegen op het terrein Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer to Amsterdam.

De ontheffing wordt verleend onder de volgende voorschriften:

1. Tenzij in deze voorschriften anders gedefinieerd, zijn de definities uit de Gaswet van toepassing. In deze ontheffing en de daarop rustende voorschriften wordt verstaan onder:

a. Allocatie: Het toerekenen van gasverbruik, in voorkomende gevallen op basis van profielen, aan een erkende programmaverantwoordelijke overeenkomstig hoofdstuk 5 van de Meetvoorwaarden Gas — RNB. Het gasverbruik wordt op uurbasis toegerekend aan een erkende programmaverantwoordelijke. Hiervoor moet ten minste een administratie worden bijgehouden waarin de gegevens per aansluiting worden vastgelegd.

b. Reconciliatie: Het verrekenen over een bepaalde periode op basis van het verschil tussen het met behulp van profielen berekende verbruik en het

vastgestelde werkelijke verbruik. Er wordt verrekend tegen de maandgemiddelde gasprijs, vastgesteld overeenkomstig de paragraaf onbalansheffing in de Transportvoorwaarden Gas.

c. Switchverzoek: Inleiding van een procedure die ertoe Ieidt dat aangeslotenen van leverancier kunnen wisselen.

d. Aansluitingenregister: Het beheren door de ontheffinghouder van een administratie voor het eigen gastransportnet conform de bepalingen uit paragraaf

2.1

van de Informatiecode Elektriciteit en Gas, waarin wordt vastgelegd welke onderdelen er minimaal in deze administratie worden vastgelegd.

e. Berichtenverkeer: Elektronische gegevensuitwisseling tussen de houder van de ontheffing, netbeheerders, leveranciers, erkende programmaverantwoordelijke partijen en meetverantwoordelijken, overeenkomstig de bepalingen uit hoofdstuk 4 van de Informatiecode Elektriciteit en Gas.

2.

De houder van de ontheffing verstrekt aan de Raad binnen twaalf weken de gegevens en

inlichtingen die de Raad redelijkerwijs kan vorderen ten behoeve van het toezicht op de

naleving door de houder van de ontheffing van het bij of krachtens de Gaswet bepaalde.

(19)

3. Naam- en adreswijzigingen, wijzigingen in de economische eigendomsverhouding van het gastransportnet, wijzigingen met betrekking tot het gastransportnet, de voorwaarden waaronder deze ontheffing is verleend en alle andere wijzigingen die van invloed kunnen zijn op deze ontheffing worden minimaal tien werkdagen voorafgaand aan de wijziging onverwijld door de houder van de ontheffing aan de Raad gemeld.

4. De houder van de ontheffing is verplicht om degene die reeds is aangesloten op het gastransportnet die daarom verzoekt, een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde gastransportnet ten behoeve van de verzoeker transport van gas uit te voeren, tenzij de houder van de ontheffing voor het gevraagde transport

redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft. In dergelijke gevallen wordt een weigering van transport uit te voeren met redenen omkleed.

5. De voorwaarden en tarieven waartegen de aansluiting en het transport van gas worden uitgevoerd zijn objectief, transparant en worden niet-discriminatoir toegepast en deze worden op gepaste wijze vooraf bekendgemaakt. De houder van de ontheffing draagt er zorg voor dat de afnemers van zijn gastransportnet te alien tijde transparante informatie kunnen verkrijgen over deze geldende tarieven en voorwaarden. Tevens draagt de houder van de ontheffing er zorg voor dat de afnemers die op zijn gastransportnet zijn

aangesloten een overzicht ontvangen waarop de tarieven overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd. Hierbij maakt hij in elk geval onderscheid tussen de tarieven in verband met de aansluiting, het transport van gas en, indien van toepassing, de meettarieven.

6. De ontheffinghouder dient:

a. zijn gastransportnet op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet;

b. aan gebruikers van zijn gastransportnet alle gegevens te verstrekken die zij nodig

hebben voor efficiente toegang tot het gastransportnet of de installatie.

(20)

Nm a

7. Derdentoegang

a. De houder van de ontheffing waarborgt een systeem van derdentoegang door een daadwerkelijke toegang tot zijn gastransportnet voor degenen die zijn gevestigd binnen het geografisch gebied waarvoor ontheffing is verleend te bewerkstelligen en een vrije Ieverancierskeuze van zijn afnemers mogelijk te maken. De houder van de ontheffing maakt aan een ieder die zal worden aangesloten op het gastransportnet of degene die reeds is aangesloten op het gastransportnet op transparante wijze vooraf kenbaar hoe hij het systeem van derdentoegang zal regelen.

b. De houder van de ontheffing dient binnen een redelijke termijn na ontvangst van het eerste schriftelijke switchverzoek, alle hiervoor benodigde handelingen uit te voeren en systemen in werking te laten treden. Derdentoegang wordt in ieder geval geacht te zijn gewaarborgd, indien systemen in werking zijn voor het beheer van een

aansluitingenregister, de verwerking van het switchverkeer, de uitvoering van allocatie en zo nodig reconciliatie en de afwikkeling van het daarvoor vereiste berichtenverkeer.

c. Onder een redelijke termijn zoals bedoeld in sub b wordt een termijn van uiterlijk zes maanden vanaf de ontvangst van het schriftelijke switchverzoek verstaan.

d. Indien de ontheffinghouder meer dan zes maanden nodig heeft om het eerste switchverzoek te kunnen realiseren, dan doet hij hiervan binnen vier weken vanaf het moment dat duidelijk is dat realisatie binnen zes maanden niet mogelijk is,

gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de verzoeker onder vermelding van de termijn waarbinnen dit wel kan worden gerealiseerd en stuurt hij een afschrift van deze mededeling aan de Raad, tenzij de afwijkende termijn tot stand is gekomen in overleg en overeenstemming met de verzoeker. Van het bestaan van deze

overeenstemming dient de ontheffinghouder desgewenst op verzoek van de Raad schriftelijk bewijs te overleggen.

e. Indien de ontheffinghouder na het eerste switchverzoek er voor heeft gekozen om dit of te handelen overeenkomstig de in sub b genoemde systemen, dan dienen

opvolgende switchverzoeken van dezelfde afnemer te worden afgehandeld conform de termijnen en procedures van de Informatiecode Elektriciteit en Gas.

f. Indien de ontheffinghouder na het eerste switchverzoek ervoor heeft gekozen dit via een andere systematiek uit te voeren, dan overeenkomstig de in sub b genoemde systemen, dienen de opvolgende switchverzoeken van dezelfde afnemer te worden uitgevoerd binnen een redelijke termijn.

g. Onder een redelijke termijn als bedoeld in sub f wordt een termijn van uiterlijk zes

weken na ontvangst van het schriftelijke switchverzoek verstaan.

(21)

kunnen realiseren, dan doet hij hiervan binnen zeven werkdagen gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de verzoeker onder vermelding van de termijn waarbinnen dit wel kan worden gerealiseerd en stuurt hij een afschrift van deze mededeling aan de Raad, tenzij de afwijkende termijn in overleg en overeenstemming met de verzoeker tot stand is gekomen. Van het bestaan van deze overeenstemming dient de ontheffinghouder desgewenst op verzoek van de Raad schriftelijk bewijs te overleggen.

8. In het geval dat een afnemer van het gastransportnet waarvoor ontheffing is verleend van leverancier wisselt, brengt de houder van de ontheffing voor deze switch geen kosten in rekening, behoudens voor zover de Gaswet daarin voorziet.

Den Haag,

Datum: 3o juli

2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, namens deze,

De Raad van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, voor deze:

W.g.

Friso Koel

Clustermanager Distributienetten Directie Regulering Energie en Vervoer

Tegen dit besluit kan degene wiens belong rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen 6 weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrft indienen by de Road van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH, DEN HAAG.

In dit bezwaarschrift kan een belanghebbende op basis van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet

bestuursrecht de Road van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzoeken in te

sternmen met rechtstreeks beroep by het College van Beroep voor het bedriffsleven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

worden verleend betreffende een gastransportnet dat tot het landelijk gastransportnet, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet, behoort. Uit de feiten en

artikel 5:20, tweede lid, van het BW stelt aanvrager de bevoegde aanlegger en derhalve de eigenaar van deze netonderdelen te zijn. Artikel 5:20, tweede lid, van het BW bepaalt dat de

d) Er worden niet meer dan 500 niet-huishoudelijke afnemers aangesloten, conform artikel 1, eerste lid, onderdeel am, van de Gaswet. ACM heeft deze criteria beoordeeld op basis

gastransportnet. Uit de overgelegde informatie v en de feiten en omstandigheden zoals die zijn beschreven in hoofdstuk 4 van dit besluit maakt ACM op dat het gastransportnet niet

In tegenstelling tot hetgeen aanvrager heeft aangevoerd en ACM heeft geconcludeerd in het ontwerpbesluit, kan aanvrager niet door middel van een beroep op artikel 5:20, eerste

omstandigheden, zijn er naast aanvrager geen verwante bedrijven aangesloten op het GDS. Daarnaast hebben het industrieterrein en de bijbehorende infrastructuur altijd primair ten

Aanvrager doet, zo blijkt uit de verstrekte informatie, een beroep op de b-grond. ACM heeft dus alleen deze grond beoordeeld. Om in aanmerking te komen voor een ontheffing op

Roosendaal is. Meer specifiek is het gastransportnet gelegen binnen de percelen, kadastraal bekend als, gemeente Roosendaal en Nispen, nummers 4212, 4833, 4837 en 4838. Aanvrager