• No results found

2de vel. 5 Tweede Kamer.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2de vel. 5 Tweede Kamer."

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Z I T T I N G TAM DEN 24STKK S E P T E M B E R .

2de Z I T T I N G .

ZITTING VAN DONDERDAG 2 4 SEPTEMBER.

(GEOPEND TEN 1 l)BE.)

Verslag der Commissie, belast met do aanbieding der nominatie van het voorzitterschap aan Zijne Majesteit den Koning. — Ingekomen: 1°. een Koninklijk besluit omtrent de benoeming van eenen Voorzitter der Kamer;

aanvaarding van het voorzitterschap; 2*. drie en dertig wots-ontwerpen ; 3°. negen missives van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, houdende kennisgeving der aanne- ming van even zoo vele wets-ontwerpen; 4°. negen missives van den Directeur van het Kabinet des Konings, houdende kennisgeving der bekrachtiging van even zoo vele wets-ontwerpen door Zijne Majesteit; 5°. drie Koninklijke besluiten, betreffende de sluiting der vorige zitting, de benoeming van den Voorzitter der Eerste Kamer , en de magtiging op den Minister van Finantien tot aanbieding der begrooting voor 1858 ; 6°. vier mis- sives van Ministers ten geleide van regeringsbescheiden;

T. verzoekschriften; 8°. boekwerken en gedrukte stuk- ken. — Besluit genomen om do in de vorige zitting onafgedane werkzaamheden, voor zooverre geenc wets- ontwerpen , te hervatten. — Trekking der afdeelingen.

Mededeeling der benoeming van voorzitters en onder- voorzitters , leden der Commissie voor het ontwerpen van een adres van antwoord op de Troonrede en leden der Commissie voor de Verzoekschriften. — Indiening der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1858; rede gohouden door den Minister van Finantien.

Tydclükc Voorzitter : de heer A n c m a c t , als oudste in jaren.

Tegenwoordig, met1 den tijdclijken Voorzitter, 42 leden, te weten de heeren:

Blaupot ten C a t e , Poortman , Mackay , Bosscha , ter Bruggen Hugenholtz , Dommer van Poldersvcldt, Heemskerk , Delprat, W y b e n g a , van der V e e n , van Zuijlen van Nycvelt, Dullert, Nolthenius , Anemact, van Akerlakcn , Schimmclpenninck , van Bosso , ü i r k s , de BrMTW , Hoekwater , Tacts van Amerongen , van Forccst, van Ueede van Oudtehoorn , Mcijlink , Iloynck van Papcndrccht, de Kempcnacr , Stoltc , Gevers Deijnoot , van der

Poel | Meeussen , Wintgens, Storm van 's Gravcsande, B a u d , van Nispen van Sovenaer, Sander, de P o o r t e r , van E e k , van Heiden Reinestein, van der L i n d e n , Slicher van Domburg en Elout van Soeterwoude;

en de heer Minister van Finantien.

De notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.

De tijdelijke V o o r z i t t e r geeft het woord aan den heer Bosscha, om verslag uit te brengen namens de Commissie, be- noemd tot het aanbieden aan Zijne Majesteit den Koning der nominatie van het drietal candidaten voor het voorzitterschap der Kamer.

De heer B o s s c h a , voorzitter dier Commissie, zegt: De Com- missie, aan wie door u, Mijnheer de Voorzitter, is opgedragen de taak om aan Zijne Majesteit den Koning over te brengen de opgave van drie leden, door de Kamer aanbevolen ter bekleeding van het voorzitterschap, heeft zich op gisteren van dien last gekweten, by welke gelegenheid het gebruikelijk ceremonieel is in acht genomen. Zij heeft de eer gehad de nominatie der Kamer te overhandigen aan Zijne Majesteit den Koning, die daarop heeft te kennen gegeven, onverwijld zich met het doen eener keuze te zullen onledig houden.

De Commissie wordt voor de door haar genomene moeite bedankt en het verslag voor kennisgeving aangenomen.

De tijdelijke V o o r z i t t e r deelt mede, dat is ingekomen af- schrift van een Koninklijk besluit, waarbij mr. J. K. baron van Goltstein benoemd wordt tot Voorzitter der Tweede Kamer der Staten-Generaal gedurende de tegenwoordige zitting.

Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen.

De' tijdelijke V o o r z i t t e r zegt vóór bet verlaten van den voorzittersstoel:

M I J N E H E E B E N !

Alvorens deze plaats te verlaten , betuig ik der Vergadering mijnen dank voor de ondervondene welwillende medewerking.

Zijne Majesteit onze geëerbiedigde Koning heeft onze keuze be- vestigd.

G e l u k , Mijnheer de Voorzitter, met het bewys van goedkeu- ring u gegeven voor uwe vroegere onpartijdige leiding, onder welke cene allergewigtigste wet met kalmte tot stand gebragt werd; eene wet,, die, wordt onze verwachting bekroond, in de gevolgen zegenrijke uitkomsten aan het Nederlandsche volk zal schenken.

Moge dit zittingjaar de meest gewenschte vruchten opleveren en gij met zelfvoldoening terugzien op de eervolle taak , door u bij vernieuwing te aanvaarden.

Daartoe mogen u de noodige krachten ruimschoots worden ge- schonken.

Bij dezen wensch voegt zich myne uitnoodiging om deze plaats weder in ons midden in te nemen en het voorzitterschap te aan vaarden.

De nieuw benoemde V o o r z i t t e r aanvaardt de hem opgedra- gen betrekking met de volgende rede:

M I J N E H E E R E N !

Op nieuw ten gevolge van de gunstige voordragt dezer Ver- gadering door Zijne Majesteit den Koning tot Voorzitter dezer Vergadering benoemd , vervul ik een aangenamen pligt door m$n dank te betuigen voor de mij te beurt gevallene onderscheiding, welke ik op hoogen prijs stel.

Op nieuw zal mijn streven geen ander zijn, dan om eêne gepaste orde in uwe beraadslagingen te handhaven en elke stoornis, welke daaraan mogt worden toegebragt, te weren.

Gelukkig strekte de bezadigdheid door deze Vergadering in het uiten van hare gevoelens geopenbaard en de welwillendheid door haar jegens mij betoond tot het gemakkelijk maken nujner taak in het leiden uwer beraadslagingen.

De ernstige begeerte, welke deze Vergadering bij den aanvang der vorige zitting bezielde , om gceno middelen onbeproefd te laten ten einde tot de regeling van het gcwigtig onderwerp van het lager onderwijs te geraken, is met een gunstigen uitslag bekroond ge- HlJBl.AD VAN DE HEOULABOSCHB STAATS-COUBANT. 18.">7— 1858. II.

(2)

Z I T T I N G VAN DEN 24STE» S E P T E M B E R .

worden. Bevredigend is die uitkomst en aangenaam het uïtzigt dat zij opent. Zij verschaft ons de overtuiging, dat hoe menigvuldig ook de werkzaamheden mogen zijn die ons wachten, onze ijverige pogingen om in overeenstemming met de Regering het algemeen belang te behartigen, ook in deze zitting niet vruchteloos zullen aangewend worden.

Bemoedigd kunnen wij dus de taak weder opvatten , welke in de vorige zitting door ons aanvaard werd tot de verdere ontwikke- ling der beginselen door de Grondwet gehuldigd, wel verzekerd dat hierdoor de algemeene welvaart op een hechten grondslag gevestigd wordt.

I k verklaar het voorzitterschap van do Tweede Kamer dor Staten-Generaal te aanvaarden.

De V o o r z i t t e r deelt mede dat zijn ingekomen :

I . de navolgende Koninklijke boodschappen ten geleide van na te melden wets-ontwerpcn, als:

a. een regelende de bevordering van het veilig verkeer langs de ijzeren spoorwegen;

b. een regelende de benoembaarheid van vreemdelingen tot landsbedieningen ;

c. een strekkende tot wijziging van het I V d e hoofdstuk der Staatsbegrooting voor 1856;

cl. elf tot naturalisatie van L. A. Collaos, te Sittard, en tien anderen;

e. een op de zamenstelling der regterlijkc magt en het beleid ' der justitie;

ƒ . een op de nationale militie;

g. een tot wijziging der gemeentewet (wet van den 29sten Junij 1851), voor zooveel betreft de daarbij voor de plaatselijke belastingen gestelde regelen;

h. vier betrekkelijk de uitoefening der geneeskunst;

i. een betreffende de onteigening van perceelen voor den aanleg van een kunstweg in de gemeente Baarderadeel;

k. twee tot nadere regeling vau het muntwezen in Nederlandsch Indie;

I. drie tot afschaffing der slavernij in de West-Indische be- zittingen ;

m. drie betrekkelijk den aanleg van spoorwegen;

n. een tot herziening der wet op het personeel;

o. een betreffende het regt van successie en van overgang;

p. een tot wijziging der regten op den in- en uitvoer van visch.

Deze stukken zullen, gelijk achtereenvolgens besloten wordt, worden gedrukt en rondgedeeld en de wets-ontwerpen (alle, behalve die sub cl vermeld in de afgeloopen zitting onafgedaan gebleven) verzonden naar de nader te trekken afdeclingen.

I I . negen missives van do Eerste Kamer der Staten-Generaal, houdende kennisgeving, dat zij zich met even zoovele haar door de Tweede Kamer toegezonden voorstellen van wet heeft vereenïgd, als m e t :

1°. dat tot vaststelling der raming van uitgaven wegens ver- Strekkingen door het Departement van Marine , dienst 1857;

2°. dat tot verhooging der begrooting wegens den arbeid der gevangenen voor 1857 ;

3°. dat tot verhooging van hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1856;

4°. dat tot splitsing der gemeente Bruinisse en tot toevoeging van den geheelen Anna-Jacoba-polder aan de gemeente St. Philips- land;

5°. dat tot verliooging van hoofdstuk I X B der Staatsbegroo- ting voor 1857 (entrepöt-inrigting te Rotterdam);

6". dat tot aanvulling der bepalingen ten aanzien van den vrijdom van accijns op den turf en de steenkolen;

7°. dat tot inkoop van nationale schuld ;

8°. dat tol vervanging vau art. 7 der wet op de zcevisscherïjen; en 9°. dat tot regeling van het lager onderwijs.

III. negen missives van den Directerv van het Kabinet des Koning?, houdende kennisgeving dat Zijne Majesteit even zoo- vele (te weten de reeds hierboven vermelde, door de Staten- Generaal aangenomen) wets-ontwerpen met Iloogstdcszelfs goed- keuring bekrachtigd heeft.

«

I V . afschriften van drie Koninklijke besluiten, als v a n : a. een betrekkelijk de sluiting van de vorige zitting der Staten- Generaal :

b. een betrekkelijk de benoeming van den heer mr. J. A. Philipse tot Voorzitter van de Eersto Kamer der Staten-Generaal gedu- rende de ingetreden zitting; •

c. een waarby de Minister van Finantien wordt gemagtigd om do begrootingswetten voor 1858 aan de Kamer aan te bieden.

Al de stukken onder 'n°. I I , III en I V vermeld worden achtereenvolgens voor kennisgeving aangenomen.

V . do navolgende missives , a l s :

a. ecne missive van den Minister van Buitenlandscho Z a k e n , ten geleide eener overeenkomst met Turkije wegens do regeling der voorwaarden van toelating van consulaire agenten in Neder- lands overzeesche bezittingen.

Deze stukken zullen worden gedrukt, rondgedeeld en tot onderzoek gesteld in handen eener commissie van vijf leden, waartoe de Voorzitter, daartoe gemagtigd , benoemt de hee- ren : Godefroi, ter Bruggen Hugenholtz, van Hoëvell, Mac- kay en Dirks.

b. cene missive van den Minister van Finantien, ten geleido der volgende door de Algemeene Rekenkamer opgenomen en ge- sloten rekeningen van fondsen over 1854, betrekkelijk de ont- vangsten en uitgaven van de Algemeene Landsdrukkerij, den arbeid der gevangenen, de raming van uitgaven ter zake van door het Departement van Marine gedane verstrekkingen, de raming van soortgelijke uitgaven van het Departement van Oorlog, en het Pensioenfonds voor Burgerlijke Ambtenaren.

Deze stukken zullen worden gedrukt, rondgedeeld en tot onderzoek gesteld in handen eener commissie van vijf leden , waartoe de Voorzitter , daartoe gemagtigd, benoemt de hoe- ren : D i r k s , Wybenga, ter Bruggen Hugenholtz, Poortman en Storm.

c. eene missive van den Minister van Finantien ten geleide der Staatsrekening over 1854.

Deze stukken , welke reeds gedrukt en rondgedeeld zijn , zul- len tot onderzoek in handen gesteld worden van eene com- missie van vijf leden, waartoe de Vo o r zi t t e r , na daartoe magtiging bekomen te hebben, benoemt de heeren: vanNispcn van Sevenaer, van Akerlaken, Hoekwater, van Bossc en Delprat.

cl. eene missive van den Minister van Finantien, ton geleide van eene nota van inlichtingen op het verslag der Commissie uit de Kamer over de Staatsrekening van 1853.

Deze stukken, die reeds gedrukt en rondgedeeld zijn , worden gesteld in handen eener commissie, waartoe de Voorzitter, daartoe gemagtigd, benoemt de hoeren : Godefroi, Gevers Deij- noot, iloynck van Papendrecht, Slicher van Domburg en Beens.

V I . de navolgende verzoekschriften, a l s :

tien adressen tot wijziging van het bij de armenwet vastgestelde domicilie van onderstand, als van:

den gemeenteraad van Valburg (Gelderland), den gemeenteraad van Appeltern (Gelderland), den kerkeraad der Hervormde gemeente te Ede (Gelderland) , den kerkeraad der Hervormde gemeente te Barneveld (Gelderland), de gemeenteraden van Zoeterwoude (Zuid- holland), de Lier (Zuidholland), Nieuwer-Amstel (Noordholland), Vreeswijk (Utrecht), Neuzen (Zeeland) en Wijk bij Duurstede (Utrecht);

een adres van J . van der Valk, te Vlaardingen, betrekkelijk de inlijving van zijnen zoon bij de nationale militie;

een adres van C. Leetlang, te Hellevoctsluis , betrekkelijk den aanleg van eene brug in die gemeente;

een adres van J . G. I. de lioflson, te Wouw, betrekkelijk de herbenoeming van den burgemeester dier gemeente ;

een adres van D. Rutgers van Rozenburg en undere eigenaren van gronden in den Ilaarlemuiermeer-poldor , tegen het voorge- dragen bandergeld in die gemeente;

een adres van P . Manden, te Wilp, betrekkelijk de regeling van de pensioenen der Hervormde predikanten en van hunne weduwen bij de wet;

viiT adressen houdende bedenkingen tegen de voorgedragen her- ziening van het tarief der regten van in- en uitvoer, als van:

Tijssen , Linsen en Cic., te Roermond, en andere meelfabri- kanten in Limburg;

(3)

Z I T T I N G VAK UKÜ 21STK* S E P T E M B E H

Gebroeders van Kossum on Cie., eigenaars eenor stoommcel- fabriek te Amsterdem;

J . K. van der Hammei. en andere lcdercn-schoencnf'abrikantcn boekbinders, zadelmakers enz.;

R. Geniets, te Groningen, en andere handelaren in leder en fabrikanten van lederwerk; .

J . J . van den Berg, fabrikant in kurken te 'sGravcnhage;

een adres van H . L. Ketjen, te Zutphen, betrekkelijk militaire gronden, door de gonio aan genoemde stad afgestaan;

een adres van do Maatschappij : Tot Nut van 't Algemeen , b e - trekkelijk de vrijmaking van slaven in Noderlandsche bezittingen;

een adres van R. Mees en Zonen en andere makelaars in zec- assurantio te Rotterdam, tegen de voorgonomene vermindering der makelaars-courtage voor liet bezorgen der verzekering van de Oost-Indische producten;

een adres 'van J . S. V/ijchgel, gepensioneerd lsten luitenant der infanterie van het Oost-Indische leger, thans woonachtig te Samarang, betrekkelijk zijne pensionering.

Deze adressen zullen worden verzonden naar de te benoe- men Commissie voor de Petitien.

V I I . de navolgende ingekomen gedrukte stukken en boekwerken;

1°. van wege den Minister van Buitenlandscho Zaken:

opgave van den handel en de scheepvaart van Groot-Brittannie en Ierland, over de maand en de vijf maanden eindigende 30 Junij 1857;

Tabellarische Uebersicht de3 Bremischen Handels im J a h r c 185G;

een exemplaar der Iloogduitsche vertaling van het nieuwe Russische tarief van in- en uitgaande regten;

verslagen van de commissarissen voor de Britschc visschcrijcn over 1853—1856;

Der Rheinstrom , von Georg Schirges;

opgave van den handel en de scheepvaart van Groot-Brittannie en Ierland over de maand en de zes maanden eindigende 31 Julij 1857;

opgave van de suiker, melassen en rhum, in Groot-Brittannie ingevoerd van 5 Julij 1812 tot 5 Julij 1857;

2°. van wege-den Minister van Binnenlandsche Zaken:

een exemplaar van de verslagen wegens den toestand der p r o - vinciën over 1856 , door de Gedeputeerde Staten van elke provincie uitgebragt;

een exemplaar van het Verslag over de algemccnc rivicrkaart;

een exemplaar van do nieuwe uitgaaf der tariven voor het overbrengen van tclegraphischc berigtcn ;

3°. van wege den Minister van Marine, een exemplaar van hot huishoudelijk reglement voor het Koninklijk Instituut voor de M a r i n e ;

4°. van wege den Ministor van Oovlng:

eon exemplaar van de lijst van gedrukte kaarten, voorhanden in het archief der gonio van hot Ministerie van Oorlog;

een exemplaar van het vervolg op den catalogus der bibliotheek van het departement tot 30 Junij 1857;

eon exemplaar van de handleiding tot do beoefening der plan- tenkunde door Burgorsuijk, uitgegeven b\j de Koninklijke Militaire Academie;

5°. van wege den Minister van Koloniën, een exemplaar van de herdrukte publieaticn van St. Eustatius en St. M a r t i n , van 1 8 0 9 - 1 8 4 4 ;

6°. van wogc het Koninklijk Instituut van Ingenieurs;

Verhandelingen, 1857—1858, 1ste aflevering ;

Uittreksels uit vreemde tijdschriften, 1857—1858, n°. 1;

7°. vanwege den schrijver: Open brief aan mr. G. Groen van Frinsterer, van j h r . mr. J . do Bosch Kern per;

8°. van wege den uitgever J . F . Thieme: De Nieuwe Spectator, krijgs- en geschiedkundig tijdschrift, jaargang X I , n°. 12, en jaargang X I I , n°. 1;

9°. van wegeden schrijver: Derde open brief aan mr. C. C E . d'Engclbronner, van D . B. Adrian Br.

Deze stukken en boekwerken zullen worden geplaatst in de boekerij der Kamer.

De V o o r / . K t c r zegt daarna,: Volgens art. 132 van het Regle- ment van Orde der Kamer worden de werkzaamheden , die bij de sluiting ocncr zitting onafgedaan uijii gebleven, zooverre zij niet de behandclin" vun voorstellen dos Koning* b I n d e n , 1.vi-

vat , tenzij de Kamer anders beslisse. Ik stel dien ten gevolge voor do werkzaamheden te hervatten a a n :

1°. het verslag wegens de Oost-Indische koloniën voor 1854, waaromtrent de Oommissio verslag heeft uitgebragt, doch over de conclusie van welk verslag nog niet is beslist;

2°. het voorstel van den heer Sloet tot Oldhuis omtrent de tienden, waaromtrent een Voorloopig Verslag is ingezonden, dat nog niet is beantwoord ;

3". de inlichtingen op het adres van Verheij , te Ameide, waar- omtrent de Commissie verslag heeft uitgebragt, doch over de conclusie van welk verslag nog niet i3 beslist;

4°. de inlichtingen op het adres van H. F . J . R u p , to 's Hage , die in handen ecner Commissie zijn gesteld, welke nog geen ver- slag heeft uitgebragt;

5% de inlichtingen op het Verslag der Commissie, in wier handen het verslag wegens de geldmiddelen over 1853 en 1854 is gestold , welke Commissie insgelyks nog geen verslag heeft uit- gebragt ;

6°. hot verslag wegens het armbestuur over 1855, hetwelk in handen eener Commissie is gesteld, die nog geen verslag heeft uitgebragt:

7°. de inlichtingen op het adres van W . Bosch , gepensioneerd chef der geneeskundige dienst in Nederlandsch Indio, die in handen eener Commissie zijn gesteld, welke nog geen verslag heeft uitgebragt;

8°. het voorstel van den heer Dullert, tor herziening van art. 132 van het Reglement van Orde, waaromtrent in de vorige zitting ia besloten tot verzending naar de afdeelingcn.

Dienovereenkomstig wordt besloten.

De Vergadering gaat thans over tot de trekking der afdeelingen.

De uitslag i s , d a t :

tot do eerste afdecling zullen behooren , de hecren: van Heiden Reinestcin , Bieruma Oosting , van dor Linden , Thorbccke , Dul- l e r t , Nolthenius , van Forecst, Bosscha, van Bossc., San der , Elout van Soeterwoude, van Deinse en S t o r m ;

tot de tweede af deeling, do hoeren : Zylker , van der Veen , Vegilin van Claerbergcn , van Zuijlen van N y e v e l t , Godcfroi, Schimmclpcnninck, Taets van Amerongcn , Hoffman , Wintgens , Hoekwater, Delprat, van der r o e i , Anemaet en B o t s ;

tot do derde af deeling, de hoeren: Blaupot ten C a t e , ter Brug- gen Ilngenholtz , van Hoövell, Mackay , Kien , van Akcrlaken , Heemskerk, Hoynck van Papcndrecht, Jcsper3 , Mcijlink, Strens en Hengst;

tot de vierde afdecling, do hecren : Di'rks , van Lynden , van Nispen van Kovenaer, Poortman , van Franok , Stolte , Baud , de B r a u w , Meeusson, Becns, de Lom do B o r g , Luijben en de 1'oorter; en

tot de vijfde afdeelhig, de hecren: Reindcrs , "VVcstevhofT, W y - benga, Storm van 'sGravcsando , Sloet tot Oldhuis, Schimmel- penninck van der Oijo , Dommer van Poldcrsveldt, de Kempe naer , van Reedc van Oudtslioorn , Gevers Deijnoot, Slicher vai Domburg, van Eek , van VVintorshovcn en de Limpens. van _ Do V o o r z i t t e r zegt na de trekking: Ik noodig de leden uit zich naar de afdeelingen te begeven tot het benoemen van voorzit- ters en onder-voorzitters der atdcelingcn, van leden der Commissie tot het ontwerpen van eon adres van antwoord op de Troonrede en van leden van de Commissie voor do 1'ctiticn.

Do Vcrgadeiing wordt voor een kwartier-uurs "escküist.

Hij do hervatting der zitting berigt de V o o r z i t t e r , dat door de afdeelingen benoemd zijn :

tot voorzitters) de hoeren: Dullert, Wintgens, ter Bruggen Hugenholtz, Baud en do Kempenaer;

tot onder-voorzitters, de hoeren: Bosscha, Delprat, van Akei- laken, Meeussen en Gevers Deijnoot;

tot leden der Commissie rooi het ontwerpen van e ui adres van

(4)

Z I T T I N G VAS DEtf 24STEN S E F T E M B E B .

antwoord op de Troonrede, deheercn: Bosscha, Wintgons, Mackay, de Brauw en Storm van 's Gravesande;

tot leden der Commissie voor do Verzoekschriften, de hceren:

van Deinse, Schimmclpenninck, Hengst, Beons en van Winters- hoven.

De V o o r z i t t e r zegt daarna: Naar aanleiding van den inhoud van het straks aan de Vergadering kenbaar gemaakt Koninklijk besluit, is de heer Minister van Finantien ter Vergadering ver- schenen, ten oinde aan te bieden de begrootingswetten voor het volgende dienstjaar. Ik geef dien ten gevolge het woord aan den heer Minister van Finantien.

De heer V r o l l k , Minister van Finantien , houdt daarop de vol- gende rede:

M H N K HKBKEN !

Het heeft Zijne Majesteit den Koning behaagd, bij besluit van den 21sten September 1857, n°. 2 7 , aan mij op nieuw de taak op te dragen, de ontwerpen der algcmecne begrootingswetten voor het dienstjaar 1858, voorzien van de daarbij beboorende toelichtende memorien, staten en bijlagen, den Staten-Generaal aan te bieden.

Aan die vereerende lastgcving voldoende, heb ik gemeend die aanbieding te mogen doen vergezeld gaan vun eenige beschouwingen over den algemeenen toestand onzer finantien.

Daarbij den gang van niededcelingen volgende in vorige rede- voeringen aangenomen, moet ik in de eerste plaats uwe aandacht vestigen op vroegere diensten.

Ten vorigcn jare had ik de eer u mede te deelen , dat van het dienstjaar 1853 nog beschikbaar was gebleven een saldo van f 22,525.39. Bij de wet van den lsten November 1856 tot inkoop en amortisatie van rcntegevende nationale schuld (Staatsblad nu. 113) is dat saldo toegevoegd aan de middelen bestemd tot goedmaking der uitgaven , begrepen in de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1856. Daarmede is dus do dienst van 1853 gesloten geworden.

Van het voordcelige slot van het dienstjaar ' 1 8 5 1 , dat bij mijne vorige redevoering werd geraamd op £ 255,163.33, is eene som vanlf 255,000 mede toegevoegd aan de Middelen van 1856, bij de wet van den 27stcn December 1856 tot inkoop en amortisatie van rentegevende nationale schuld (Staatsblad r°. 150).

Nadat het batig slot van de overzeescbe bezittingen over het jaar 1851 bij de wet van den 13dcn Junij 1857 (StaaUhlad n°. 51) was vastgesteld, is de rekening over dat dienstjaar den 2den Julij daar- aanvolgende door de Algcmecne Rekenkamer gesloten. Het geringe batige°slot dat ten gevolge dier rekening f 515.80 bedraagt, in stede van f 163.33 waarop het eerst was geraamd , is tot nu toe onbeschikt gebleven.

Volgens de algemeenc rekening der Staats-ontvangsten en uit- gaven, welke ter opneming en sluiting bij de Algemeene Rekenkamer is overeebragt, bedraagt het voordeelige slot van het dienstjaar 18o5 f 13,769,961,33. Hiervan is reeds f 13,400,000 besteed tot inkoop en amortisatie van rentegevende nationale schuld, te weten acht millioen bij de wet van 7 Mei 1856 (Staatsblad n°. 19), vijf millioen bij de wet van 1 November 1856 (Staatsblad n°. 113) en vier maal honderd duizend gulden bij de wet van 27 December 1856 (Staats- blad n°. 150). Bovendien zijn f 175,000 aangewezen ter gedeel- telijke voldoening van het aandeel van Nederland in de afkoopsom vanden Deenschen Sondtol, bij de wet van den 12den Junij 1857 (Staatsblad n°. 4 6 ) , zoodat nog van het dienstjaar 1855 ter verdere bestemming, bij de wet te regelen, beschikbaar is gebleven eene

som van f°194,961.33. L , . . _ ,

Ten opzigte van het dienstjaar 1856 ben ik thans m Staat het volgende aan deze Vergadering mede te deelen. |

Voor zooverre thans kan worden opgegeven, hebben sRijks inkomsten en middelen over het vorige dienstjaar gezamenlijk opo-ebran-t f 104,818,328.02. Daaronder bevinden zich echter f 8,634 362.50 uit het fonds voortspruitende uit koopprijzen van domeinen en f 13,977,525.39 uit de batige sloten van 1853, 1854 en 1855 aan de dienst van 1856 toegevoegd voor amortisatie en aflossing van schuld, benevens 28V2 millioen uit de opbrengst der overzeesche Ltzuüi.gen. Wanneer men deze buiten beschouwing laat, benevens de onvervreemdbare rente ten laste van België, ten bedrage van f 400.000, dan hebben de overige middelen opgebragt f58,306,440.13. Zij waren geraamd op f 56,356^05.93 en hebben dus de raming overtroffen met f 1,919,734.20.

Daar het misschien niet onbelangrijk zal geacht worden na te g a a n , hoe die meerdere opbrengst boven de raming zich ver- deeW heeft, zoo wordt zulks hier achtereenvolgens medegedeeld.

De directe belastingen bragten boven do raming

op f 131,311.64ö de accijnscn , . . . . 129,044.50

» indirecte belastingen . 1,062,279.04

» in- en uitgaande regtên en schcepvaartregten. 13,458.74 5

» waarborg on belasting der gouden en zil-

veren werken 36,371.12 de domeinen 137,686.355

» posterijen T . . 188,147.765

» Staats-loterïj 12,702.00 het rcgt op de mijnen 562.52 de acten voor de jagt en visscherij . . . . 9,737.50

» verschillende ontvangsten en toevallige baten. 228,433.01

f 1,949,734.20 De oorspronkelijke begrootingen van uitgaven bedroegen f 73,433.257.50.

Zij zijn later verhoogd met f 20,594,099.86 , waaronder echter f 20,022,525.39 voor schtilddelging. Bovendien wordt u nog eene wet aangeboden tot verhooging van het IXde hoofdstuk B met i 47,262.695. Hierdoor stijgen de begrootingen van uitgaaf in 185G tot f94,074,620.05 5.

Even als in vorige jaren echter worden de cijfers, voor de uit- gaven toegestaan , geenszins door de werkelijkheid bereikt. Voor zooverre men thans kan nagaan, worden daarop bespaard do volgende sommen:

I l d e Hoofdstuk f 38,218.735

H l d o » 24,482.415 IVde > 22,468.645 Vde » 235,566.365 V i d e 33,919.44 V i l d e » 3,515.355 V l I I s t e » 27,599.575

I X A 778,873.91 Xdc .. 187,831.38 X l d c » . . . ." 794.16

X l l d e » 7,012.985 f 1,360,282.965

Hierdoor worden de werkelijke uitgaven gebragt op het cijfer van f 92,714,337.09. Wanneer men dit aftrekt van het cijfer der middelen en inkomsten hierboven vermeld tot een bedrag van f 104,818,328.02, dan geeft het dienstjaar 1856 reeds thans een vermoedelijk voordeelig slot van f 12,103,990.93. Aan eene som van f 11,725,000, tot dit saldo behoorende, is echter reeds eene be- stemming gegeven, te -weten (' 1,725,000 bij de wet van 12 Junij

1857 (Staatsblad n°. 46) ter gedeeltelijke voldoening vanhet aandeel van Nederland in de afkoopsom van den Deenschen Sondtol, en f 10,000,000 bij de wet van 13 Augustus 1857 (Staatsbladn». 101) tot inkoop van nationale schuld, waarvan de bestemming nader bij de wet is te regelen. Het vermoedelijk alsdan nog overblij- vende voordeelig slot over het dienstjaar 1856 kan dus thans ge- steld worden op f 378,990.93, doch zal nog verandering onder- gaan, evenzeer als het thans reeds verschilt van het vermoedelijk batig slot dat bij raming was opgegeven in de Memorie van Toelichting van het wets-oiitwerp tot daarstelling van een fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den aanleg van spoor- wegen.

Bovendien zal dit saldo nog eene aanzienlijke vermeerdering ondergaan, wanneer in 's Rijks schatkist zal gestort zijn eene som van f?l,800,000 afkomstig van de koloniale bijdragen en die nog tot de dienst van 1856 behoort. Uit de rekening toch over het afgeloopen j a a r blijkt, dat de koloniale bijdragen aan 's Rijks schatkist over 1856 in ronde cijfers zullen bedragen f 30,300,000, en daar nu .hiervan aan 'sKijks schatkist slechts is uitgekeerd f28,500,000, zoo zal thans nog uioeten gestort worden f 1,800,000 betrekking hebbende tot de dienst van 1856, terwijl op de dienst van 1857 reeds 12 millioen in 's Rijks schatkist uit de kolo- niale baten zijn evergebragt.

Ten "evolgc van de voormelde omstandigheid zullen derhalve^ van de dienst van 1856 nog bijna 22 tonnen gouds beschikbaar blijven.

(5)

Z I T T I N G VAM DEN 24STEN S E P T E M B E R .

Mogt het verleden j a a r gedeeltelijk door opbrengst der middelen boven de raming, doch vooral door hot mild vloèijen der Oost- Indische baten weder een aanzienlyk batig slot aan dó schatkist verschaft hébben, zoo is het mij aangenaam u , Mijne Hoeren, te knnnen berigten, dat uit dit dubbel oogpunt ook do eerste acht maanden van dit j a a r zich door gunstige Uitkomsten hebben doeh kennen. Vergunt mij even als vroeger dienaangaande in eenige ont- wikkeling te treden.

De opbrengst der directe belastingen bleef wel is waar bene- den 8/12 der raming. Dit is echter in dit gedeelte des jaars een gewoon verschijnsel: in Vergelijking met de acht eerste maanden des vorigen j a a r s , hebben deze belastingen ruim f40,000 meer op- gebragt.

In de regten op den in- en uitvoer is een niet onbelangrijke vooruitgang waar te nemen. Zoo als bekend is bleven deze rcgteh in de acht eerste maanden van 1855 ruim f98,000 beneden do op- brengst van een gelijk tijdvak in 1854. In de acht eerste maan- den van 1856 daarentegen waren zij ruim f 56,000 vooruitge- gaan. Nu overtreffen zij het overeenstemmende tydvak van 1856 weder met ruim f 60,000. Naast elkander geplaatst, is de op- brengst der regten op den i n - en den uitvoer in de acht eerste maanden 1

van 1853 (bij toen bestaande regten op de granen) f2,507,126.245 i) 1854 (toen deze regten waren opgeheven) . 2,187,648.10

» 1855 (na de veranderingen in het tarief bij

de wet van 1 September 1854) . . . . 2,OS9,126.80 5

i) 1856 2,145,584.355

» 1857 2,204,706.79 5 Men ziet hieruit, dat de opbrengst weder die bereikt, welke vóór de veranderingen, die het tarief van in- en uitgaande regten bij de wet van 1 September 1854 (Staatsblad n°. 126) heeft onder- gaan, werd waargenomen, doch nog aanzienlijk beneden die blijft, welke plaats vond VISÖT de vermindering der regten opde granen, welke genoegzaam met opheffing gelijkstaat. Alhoewel nu de scheep- vaartregten minder opbragten dan in de acht eerste maanden van 1856, zoo is echter het totaal der regten op den i n - en uitvoer, der scheepvaartregten, der vuur-, ton- en bakengelden en van het formaatzegel f 40,000 boven de opbrengst der acht eerste maanden van het vorige j a a r en boven 8/j2 der raming.

De opbrengst der accijnsen mag als allezins voordeelig beschouwd worden. Alle accijnsen bijeengenomen, overtrof zij die van de acht eerste maanden des vorigen jaaTS met niet minder dan f878,513.305.

Met uitzondering van den wijn, die ruim f9000 minder opbragt, zijn alle andere accynsen hoogcr. Zoo als men weet is in den regel de opbrengst van den accijns op de suiker, het geslagt en het zout in dit gedeelte des j a a r s beneden de raming. Ten vorigen j a r c ble- ven de accijnsen gezamenlyk in de acht eerste maanden f974,882.445 beneden de raming. Thans zijn zy slechts f 96,369.05 daaronder.

De opbrengst van den waarborg der gouden en zilveren werken was hooger dan ton vorigen j a r e en boven de raming.

De indirecte belastingen bleven beneden de opbrengst der acht eerste maanden van het vorige j a a r , doch overtreffen de raming met ruim f 365,000.

De opbrengst der posteryen overtreft weder met f 50,000 die van de eerste acht maanden des vorigen j a a r s , terwijl die van de Staats-loterij, niettegenstaande de beperking van de huur, onver- anderd is gebleven. Wanneer men nu de uitkomst van al de voor- noemde belastingen te zamen neemt, dan vindt men dat zij den

lsten September van dit j a a r f805,027.53 meer hadden opgebragt dan in de eerste acht maanden van 1856, en dat zy thans slechts f95,705.15 beneden 8/12 der raming van het geheele j a a r z y n , terwyl zij ten vorigen j a r e op dit tijdstip f 424,540.365 daaronder bleven.

De vooruitzigten betreffende do opbrengst der belastingen zyn dus dit j a a r bepaald gunstiger dan zij nu een- j a a r geleden waren. Toen achtte ik het gewaagd zich voor t e stellen dat het totale bedrag der belastingen de daarvan gemaakte raming aanzienlijk zou over- treffen. Desniettemin heeft de werkelyke opbrengst tenslotte, zoo als ik hierboven de eer had u mede te deelen, de raming nog al aanzienlijk overtroffen. Laat ons vertrouwend hopen dat thans, nu de vooruitzigten zoo veel beter zyn, niet het tegenovergestelde plaats vinde. W a t nu de opbrengst der overzeesche bezittingen betreft, zoo belooft ook deze zeer ruime' bijdragen over dit dienstjaar in 's Rijks schatkist te zullen doen vloèijen. Zoodat de toestand onzer finantieü op dit oogenblik, zoo als het geëerbiedigde Hoofd van den Staat u zulks reeds in deze zaal heeft verkondigd, allezins gunstig mag genoemd worden.

_ Hoe voldoende dio toestand ook moge zijn, zoo mag hij echter niet uitlokken de uitgaven hooger op te voeren dan de dienst van

den Staat volstrekt vordert. De Regering vleit zich dan ook dnt de verschillende begrootingen vnn uitgaven de bewijzen zullen o p - leveren, d a t w a a r meer geld dan vroeger wordt aangevraagd , zulks door voldoende bewezen behoefte, dikwijls te lang onvervuld ge- bleven, wordt geregtvaardigd.

Dat het niet aan aanzoeken heeft ontbroken de tractementcn te verhoogeh, waaraan slechts zeldzaam kon worden toegegeven, behoef ik naauwelijks to vermelden. Ondertusschen blijft dit punt, dat meer en meer in gewigt toeneemt, de byzondero belangstelling der Regering tot zich trekken, en hebben dienaangaande over- wegingen plaats, welke echter nog niet daartoe geleid hebben om in dezen tot groote en veelomvattende maatregelen over te gaan.

Het eindcyfer van al de begrootingen van uitgaven, die u ter overweging worden aangeboden, bedraagt f 73,325,537.74. Voor het loopende dienstjaar is dat opgevoerd tot f 84,942.900.57. Hierbij moet ik u echter herinneren, dat het oorspronkelijke eindcijfer slechts bedroeg f72,934,400.57, met inbegrip namelijk van de 1'30,000 waarmede de begrooting van het Departement van Justitie reeds dadelyk moest verhoogd worden, by de wet van 31 December 1850 (Staatsblad n°. 167) tot vergoeding van hetgeen do militaire detachementen, als hulpraarechaussde dienst doende, in de s t a - tionementen meer kosten dan in de garnizoensplaatsen enz. Later is de begrooting van hetzelfde departement nog verhoogd met f 57,000 voor aanbouw van nieuwe gevangenissen, die van het Departement van Finaniten met f 20,000.00 ten behoeve van het entrepot te Rotterdam, en die van het Departement van Oorlog met f 31,500 tot aankoop van een huis en erve naast het d e - partement gelegen en tot uitbreiding en verplaatsing van verschil- lende bureaux bestemd. Behalve deze verhoogingen, die gezamen- lyk het cijfer van f 108,500 bereiken, werd het l X d e hoofdstuk .4 der Staatsbegrooting verhoogd met f 1,900,000 ter voldoening van hot aandeel van Nederland in de afkoopsom van den Deenschen Sondtol en met f 10,000,000 tot inkoop van nationale schuld , waarvan de bestemming nader bij de wet is te regelen.

Wanneer men de aanzienlijke verhooging van het IXde Hoofd- stuk A buiten beschouwing laat, dan bereikt het totaal der ver- schillende begrootingen van uitgaaf de som van f 73,042,900.57.

D« voorgestelde begrootingen voor 1858 overtreffen dat cyfer met f282,637.17. Al de begrootingen even als vroegere jaren van uit- gewerkte en toelichtende staten vergezeld g a a n d e , zoo wordt daar- door niet alleen weder de gelegenheid geschonken al de bijzonder- heden van ons staatsraderwerk naauwkeurig na te gaan, maar worden tevens alle verhoogingcn, waar die voorgesteld worden, behoorlijk toegelicht.

Ik kan mij dus hier tot eenige algemeene opmerkingen bepalen.

Van de dertien hoofdstukken van uitgaaf, die aan uw onderzoek worden onderworpen, zijn twee, namelijk dat van Koloniën en van Onvoorziene uitgaven, tot hetzelfde bedrag als ten vorigen j a r c uitgetrokken. Vijf hoofdstukken, namelyk die van de Hoogc Collcgien van Staat enz., van Buitenlandsche Zaken, Binnenland- sche Zaken, Nationale Schuld en Oorlog, zijn lager geraamd dan voor het tegenwoordige dienstjaar. De voornaamste plaats wordt daarbij ingenomen door het hoofdstuk der Nationale Schuld , dat ten gevolge der voortgezette schulddelging in het j a a r 1858 tot een bedrag van f 482,963.18 lager kan geraamd worden dan voor 1857 is toegestaan.

Onder do zes hoofdstukken die tot een verhoogd cijfer worden voorgedragen komt in de eerste plaats voor dat van het Huis des Konings, daar in het volgend j a a r reeds een evenredig gedeelte zal moeten uit betaald worden van de som van f 100,000, bij art. 33 der Grondwet toegekend aan den Prins van Oranje, zoodra hij den ouderdom van achttien jaren zal hebben vervuld, eenc gebeurtenis die het Nederlandsche volk, onder den Goddelijken zegen, den 4den September des volgenden j a a r s met het V o r - stelijk H u i s , waaraan het zoo innig verknocht i s , hoopt te vieren.

De verhoogingen, voorgedragen voor de Departementen van J u s t i - tie, Hervormde en andere Eerediensten en Roomsch-katholyke Eeredienst, respectivelijk ten bedrage van 88,925.40, f 6,955.12 en f 18,010, worden alle in de bijgevoegde stukken breedvoerig toegelicht, terwyl de verhooging van het hoofdstuk van Finanticn , tot een bedrag van f 75,643.25, voldoende wordt geregtvaardigd door de verpligtïng waarin de Regering zich op nieuw bevindt een wcts-ontwerp aan te bieden tot verhooging van het I X hoofdstuk B voor het dienstjaar 1856, welke verhooging hoofdzakelijk gevor- derd wordt door de zucht om by de begrooting alle cijfers zoo laag mogclyk te ramen , doch waarvan dan ook dikwijls het gevolg is dat latere wetten gevorderd worden om in het ongenoegzame van sommige artikelen te voorzien. Ten einde zoo mogelijk eone wet hetzy tot wijziging hetzij tot vcrhooging van het I X d e hoofd- stuk B voor het dienstjaar 1858 te voorkomen , is men er toe over- gegaan eenige artikelen, onder andere dat van Onvoorziene Uit- gaven, te verhoogen. De aanzienlijkste verhooging wordt u voorge- IHJBLAD VAN DE NEDEIU.ANDSCHK STAAÏS-COURANT. I 8 5 7 — | 8 5 8 . II.

(6)

Z I T T I N Ü VAV DEK üntt S E P T E M B E R .

dragen voor liet Departement van Marine. Zij bedraagt f 083,543.53.

Gij herinnert u echter dat door een zamenloop van omstandigheden de begrooting van dit hoofdstuk voor het loopende j a a r f 302,246.90 lager kon blijven dan de som voor 1856 toegestaan. De begrooting van 1858 overtreft dus het cijfer van 1856 slechts met 381,296.63, hetgeen minder is dan de sommen die voor het drooge dok te Willemsoord en het maken eener nieuwe sluis zyn uitgetrokken, zoodat voor de marine zelve genoegzaam niets meer dan in 185G wordt gevraagd.

Het vvets-ontwerp op de Middelen i s , uit den aard der zaak, in de meesto opzigten overeenkomende met de wet voor het loopende jaar. Zoolang niets beslist is over de verschillende voorstellen,

welke in de vorige zitting by Koninklijke boodschappen van den 8sten Mei, den 8sten J u n i j , den 22sten Junij en den25sten Junij aan u ter overweging zijn aangeboden, is er geene aanleiding om de wet op de Middelen te wijzigen.

Mogten wij een dankbaar oog slaan op de voortdurend voldoen de opbrengst onzer middelen, zoo geloof ik , dat zulks een prikkel te meer mag zijn aan gemeenten de tegemoetkomingen te ver­

schaffen , die met het welbegrepen verband, dat tusschen den Staat en de gemeenten moet bestaan, overeenkomen en met de belangen van 's Rijks finantien niet strijden. Hoewel het veel inspanning zou kosten voor deze Vergadering, en niet minder voor de Regering, om de behandeling hetzij van alle hetzij van sommige der bekende

voorstellen nog in den loop van dit j a a r ten einde te brengen, zoo meen ik zulks echter niet voor onmogelijk te moeten houden, te meer daar do voorstellen thans niet nieuw zijn, maar gedurende eenige maanden door ieder rijpelijk overwogen zijn geworden. Doch wat daar ook van zijn moge, dit staat v a s t , dat elke bespoediging van het onderzoek dezer wetten voor de gemeenten hoogst gewensclit i s , en dus door haar voorzeker op den regten prijs zal gesteld worden. Mogten de wenschen der Regering vervuld worden en dit onderwerp eene spoedige afdoening verkrijgen, dan zou zulks nog tot wijziging van het thans voorgedragen wets-ontwerp. houdende aanwijzing van de middelen ter goedmaking der uitgaven voor 1858, kunnen leiden.

Indien nu in de verschillende belastingen en het bedrag der opcenten geene verandering wordt voorgesteld, is daarentegen bij de raming der middelen de ondervinding van het laatste jaar niet uit het oog verloren en ten gevolge daarvan zyn de middelen en verschillende ontvangsten f 681,774.40* hooger geraamd dan voor het loopende j a a r , daarbij echter beneden de opbrengst van het vorige j a a r blijvende.

Uit de u voor te dragen begrootingen van uitgaaf zal u blijken i dat die van Marine nagenoeg het cijfer van acht rmllioen bereikt.

Jn de redevoering, welke ik de eer had den Uden Mei in deze Vergadering uit te spreken, heb ik het gevoelen ontwikkeld, dat de koloniale bijdragen, welke tot dekking onzer gewone uitgaven in de becrooting der middelen worden opgenomen, het oude cyfer van 141/2 millioen slechts zoo lang moeten overtreffen als buiten­

gewone offers tot herstel onzer marine worden gevorderd. Aan­

nemende dat onze marine, in normalen toestand gebragt en van het noodige materieel voorzien, ongeveer 6V2 millioen 'sjaars zal blijven kosten, werd de overtuiging door mij geuit, dat uit de Oost-Indische baten boven de sedert jaren vast aangenomen som van 14 Va millioen niets meer ten behoeve der begrootingen van het moederland moet worden genomen, dan de som waarmede de b c r o o t i n g van Marine het bedrag van 61/2 millioen zal overtreffen.

Getrouw aan dit beginsel, wordt u dus thans voorgesteld als buitcn"ewone bijdrage tot herstel der marine in het volgende jaar anderhalf millioen uit de geldmiddelen van 's Rijks overzcesche bezittingen te doen uitkeeren. Evenzeer getrouw aan dat beginsel, wordt u voorgedragen om verder, behalve de som van f 9,800,000, tot kwijting der renten ten laste dier bezittingen, slechts de

"■ewone bijdrage van f 4,700,000 uit het vermoedelijk batig slot der koloniale administratie hier te lande in de Wet op de Mid­

delen op te nemen; zullende over het overige van het batig slot nader bij de wet worden beschikt. De raming der koloniale bijdragen over het dienstjaar 1858, welke u wordt medegedeeld in de Memorie van Toelichting der Wet op de Middelen, een be- lan»rijk aanzienlijk grooter overschot belovende , zoo acht de Regering het tijdstip gekomen om dezen regel, die voor onze landsfinantien van zoo uitstekend groot gewigt mag geacht worden, thans en voor het vervolg aan te nemen. Indien, zoo als zij hoopt, de Staten-Generaal in dit gevoelen deelen, gclooit zij dat aan de lessen eener wijze voorzigtigheid gevolg zal worden gegeven en onze finantien op beteren grondslag zullen rusten, dan wanneer het geheele overschot der Oost-Indische ontvangsten tot dekking der uitgaven onzer gewone staatshuishouding wordt aangewezen.

De raming vr.n al de middelen en inkomsten voor het volgende jaar bereikt het cijfer van f 71,114,195.6!» : die der uitgaven, zoo

Is ik hierboven de eer had u mede te deelen, 1 73,325,537.74 ; sluitende dus met een batig saldo van f 818,657.95.

Dit batig slot, aanzienlijker dan het gewoonlijk in de laatste jaren werd voorgesteld, heeft echter reeds dadelijk zijne bestem­

ming. Niet alleen toch zullen er waarschijnlijk in het volgende jaar verdere uitgaven gevorderd worden voor het entrepot te Rotterdam en andere onderwerpen, welke nog niet in de voorge­

stelde begrootingen konden worden opgenomen, maar bovendien wordt er geene onbelangrijke vermindering van opbrengst te ge- moet gegaan, indien de belastingvoorstellen in haren ganschen omvang in uitvoering mogten komen. Het is u bekend dat volgens het regeringsvoorstel de personele belasting aan het Rijk ongevere zeven tonnen gouds minder zou opbrengen, hetgeen over acht maanden, gedurende welke de nieuwe wetgeving, zoo zij tijdig tot stand komt, slechts in 1858kon werken, aan de schatkist 42/3

tonnen gouds zou kosten, terwijl de meerdere opbrengst der ont­

worpen wet op de successie, over het eerste j a a r , misschien ook niet geheel voldoende zal zijn om het verlies te dekken, dat ont­

staan zal door den voorgenomen afstand der opcenten op de grondbelasting der gebouwde eigendommen ten behoeve der ge­

meenten.

Uit een en ander blijkt echter duidelijk dat de voorgestelde begrootingen allezins ruimte laten om de wijzigingen, welke in onze belastingen zijn voorgedragen, reeds het volgend j a a r in uitvoering te brengen.

De mededeelingen in vorige jaren gedaan betreffende de beweging in onze scheepvaart, handel en scheepsbouw altijd uwe belang­

stelling verworven hebbende, zoo vlei ik mij dat het u niet c 'u „;genaam zal zijn ten opzigte van 1856 deswege het navol­

gende te vernemen.

De vermeerdering der ingeklaarde geladen schepen, in 1855 reeds aanzienlijk, heeft in het j a a r 1856 nog toegenomen. Hun cijfer was 189 schepen en 106,237 ton hooger; en hoewel voor het aandeel der Nederlandsche vlag het getal schepen in 1856 met 77 verminderde, klom niettemin de tonneninhoud 39,640 ton hooger.

De inklaringen in ballast waren in aantal schepen iets meer dan in 1855, namelijk 6 8 , doch naar den inhoud 11,661 ton minder; onder Nederlandsche vlag 43 schepen en 3857 ton meer De cijfers der uitgeklaarde geladen schepen, in 1855 eenigzins achteruitgegaan, herstelden zich weder in 1856. Zij wijzen eene algemeene vermeerdering aan van 564 schepen en 141,999 ton, en voor de Nederlandsche vlag een niet onbelangrijk meerder aandeel daarin van 281 schepen en 82,520 ton.

De in ballast uitgeklaarde schepen geven een veel lager cijfer dan in 1855, te weten 794 schepen en 20,401 ton. Onder Nederlandsche vlag werden in ballast 534 schepen en 43,788 ton minder uitgeklaard, zoodat, hoewel het aantal in ballast uitge­

klaarde vreemde schepen lagerwas dan in 1855, desniettemin hun tonneninhoud met ongeveer 23,000 ton is vermeerderd.

De vrachtvaart, tusschen vreemde havens door Nederlandsche schepen uitgeoefend, heeft volgens de opgaven van de Nederlandsche consulaire agenten in 1856, vergeleken met 1855, eene zeer be­

langrijke uitbreiding gekregen. De geladen schepen in die vaart waren 770 en hun tonneninhoud 41,592 ton meer dan in 1855, terwijl evenzoo 439 schepen in ballast en 26,502 ton meer in 185C dan in het vorig jaar voorkomen.

Hoe gunstig de scheepvaart ook in 1856 geweest zij, het goederen-vervoer heeft in dat jaar eene uitbreiding gekregen, die alleraanzienlijkst mag worden genoemd. Alle cijfers daartoe be­

trekkelijk zijn aanmerkelijk vooruitgegaan.

De algemeene invoer is vermeerderd met. . . f 69,057,090.00

» invoer tot verbruik met 44,312,315.00 i) algemeene uitvoer met 24,195,293.00

» uitvoer uit het vrije verkeer met . . . . 8,527,562.00

» doorvoer met 15,667,731.00 De opbrengst der in- en uitgaande regten overtrof die van 1855

dan ook met ruim anderhalve tonne gouds.

In 1856 zijn 227 nieuwe schcpen-in de vaart gekomen met een tonneninhoud van 55,536 ton; alzoo 69 schepen en 6024 ton meer dan in 1855. Hieronder waren 23 buiten 'slands gebouwde met 5624 t o n , dat is 4 schepen minder, doch 1202 ton meer dan in 1855.

In de eerste 8 maanden van het loopende j a a r zijn in de vaart gekomen 162 schepen met 36,767 ton, waarvan 15 buiten'slands gebouwde met 4,150 ton. In 1856 was hun getal over hetzelfde tijdvak 165 schepen met 36,184 ton, en ofschoon het aantal sche­

pen thans mitsdien 3 minder i s , klimt het cijfer van hunnen tonneninhoud evenwel 583 ton hooger dan in de 8 eerste maan­

den van 1856,

(7)

Z I T T I N G VAN DEN 24STEN S E P T E M B E R .

Mijne Ileercn! Onze geëerbiedigde Koning heeft u doen op- merken dat dit zittingjaar der Wetgevende Magt ruime gelegen- heid zal aanbieden om het Vaderland aan zich te verpligten.

Wanneer wij op de belangstelling letten, die in het geheele land is opgewekt door de voorstellen der Regering, ten einde die pro- vinciën welke daarvan nog verstoken zijn te stellen in het genot van een versneld middel van vervoer en ter gemoetkoming in de finanticle verwikkelingen van vele gemeenten , dan zult gij zeker met mij van bevoelen zijn, dat, om niet van de vele overige belangrijke onderwerpen van wetgeving te gewagen die in behandeling zullen komen , reeds uit dit oogpunt door een gewenscht overleg tusschen Regering en Volksvertegenwoordiging deze zitting voor de wel- vaart van ons land hoogst gewigtige vruchten kan dragen. Niet

minder wordt voorzeker door u in de bede gedeeld, dat de onmis- bare zegen des Allerhoogsten op den gemecnschappelijken arbeid moge rusten!

De V o o r z i t t e r : Ik betuig namens de Vergadering den Minis- ter van Finantien dank voor de gedane mededeelingen en stel voor om de ingekomen stukken te doen drukken en ronddeelen en de wets-ontwerpen te verzenden naar de afdeelingen van het loopend tweemaandelijksch tijdvak.

Dienovereenkomstig wordt besloten en de Vergadering ge- scheiden.

(8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het wetsvoorstel Wet Franchise is gisteren (11 februari 2020) door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, Mona Keijzer, aan de Tweede Kamer aangeboden, zo

 Een geïsoleerd systeem 3 wisselt geen materie noch energie uit met zijn omgeving. De totale entropie [ontaarding] van een geïsoleerd systeem neemt nooit af. 1964) is a

veroorzaakte schade aan dakbedekkingen van bouwhoe ven onder Eseharen, bepaalden.de reparatiën zich tot het gewone jaarlijk- lehe onderhoud. De landerijen onder Mogen, Linden,

Kan, zoo vroeg men, deRegeering daarin te gemoet komen?" Dit punt i3 ernstig overwogen vóór dat de zaak hier in de Kamer kwam, en de Regeering heeft daaromtrent nagegaan, of

De Algemeene Commissie van Liquidatie der zaken van de voormalige Wees- en Momboirkamers verklaart dat d e n rekening getrouwelijk is opgemaakt en in allen deele overeenkomstig

was, maar ik hoop, dat men het in de Kamer ook hierover eens zal zijn, dat men niet met enige lichtvaardigheid er toe mag overgaan deze gewichtige rechtsregel ter zijde te stellen.

De reacties van de internetconsultatie hebben enerzijds betrekking op dit voorontwerp, anderzijds werd ingegaan op de verhoging van de AOW-leeftijd in brede zin.. De reacties

De voorgestelde onderdelen c en d van het eerste lid hebben betrekking op het algemene belang bij een ongestoord onderzoek (onderdeel c) of bij financiële stabiliteit (onderdeel